Hoofdstuk 4
Gelukkig was de boot bijna bij de tegenovergelegen oever van de Beneden-Mutar toen hij kapseisde en de drie inzittenden werden door de stroom die richting uit gedreven. Fiolon had al vrij snel grond onder de voeten en hij greep Quasi en duwde hem de kant op. Maar Mikayla was boven water gekomen onder een van hun dekens die op de oppervlakte dreef. Bij haar eerste poging om adem te halen kreeg ze haar mond vol deken. Ze spuugde die dus vlug uit, dook weer onder en duwde de deken met haar twee vuisten omhoog toen ze ging staan. Ze stond nu in een luchtzak die over haar handen en hoofd hing. Terwijl ze voorzichtig achteruitliep met haar handen voor zich uit gestrekt, hield ze de luchtzak intact tot ze onder de deken vandaan kwam en merkte dat Fiolon haar aanstaarde.
'Dat zag er echt heel vreemd uit,' zei hij. 'Even was ik bang dat je zou verdrinken.'
'Nee hoor,' zei Mikayla, 'maar het voelde alsof ik die deken zou inademen.' Samen trokken ze de deken het water uit en hingen hem over een tak te drogen. Ze wisten dat ze hem nodig zouden hebben als het avond werd.
'Bekijk het van de zonnige kant,' zei Mikayla, water uit haar druipende vlechten wringend. 'We zijn tenminste weg uit het Skritek-gebied.' 'En niet eens zo ver van huis,' voegde Fiolon eraan toe. 'Quasi, kun je gedachte-spreken met je dorp?' Sommige Oddlings konden over korte afstanden met elkaar gedachte-spreken, en Quasi was er heel goed in. Maar Quasi stond sprakeloos naar de lucht te staren. De kinderen volgden zijn blik en zagen twee reusachtige vogels in hun richting omlaagglijden. Ze waren minstens drie keer zo groot als de grootste vogel die Mikayla ooit had gezien, maar toen ze dichterbij kwamen, realiseerde ze zich dat ze zelfs nog groter waren dan ze had gedacht. Ze hadden witte lijven - bijna de omvang van een froniks - en zwart en wit gestreepte vleugels, maar op hun nek en kop, die ongeveer dezelfde kleur hadden als Mikayla's huid, zaten geen veren. Hun ogen waren zwart en straalden een intelligentie uit die Mikayla nog nooit in een vogel had gezien. Hun snavels waren donkerbruin en hadden vlak bij de bovenkant aan weerszijden een gat.
Binnen een paar seconden waren de vogels uit de lucht gevallen en naast de doorweekte zwervers geland. Op de rug van een ervan zat een onbekende vrouw. De kinderen staarden haar verbijsterd aan. 'Ik wist niet dat vogels mensen konden vervoeren,' zei Mikayla tegen Fiolon.
Fiolon gaf geen antwoord; hij zat daar maar te staren. Maar de dame maakte een ongeduldige indruk. 'Mikayla,' zei ze, omlaagreikend en het meisje bij de arm grijpend, 'kom hier voor me zitten.' Ze hees Mikayla half op haar plaats. 'Fiolon,' voegde ze eraan toe, op de tweede vogel wijzend, 'klim aan boord.' Fiolon deed langzaam wat hem werd gezegd, terwijl hij weifelend naar de grote vogel keek en Quasi met zich meesleepte. De Oddling aarzelde tot de vrouw tegen hem knikte, en ging toen helemaal achter op de hals van de vogel zitten.
De dame zei iets tegen de lammergieren en ze stegen op. Mikayla had het gevoel dat ze droomde. Maar de pijn in haar arm op de plek waar de dame hem had omgedraaid toen ze haar op de vogel hees, en het buitengewoon onaangename gevoel van natte kleren die onder het vliegen op haar lijf bevroren, overtuigden haar ervan dat ze wakker was en - op dit ogenblik tenminste - leefde.
Binnen een uur waren ze bij de toren - dezelfde afstand die Haramis zo moeizaam had afgelegd met haar froniksen.
Mikayla merkte het toen de vogel waarop ze vlogen hoogte begon te verliezen, en de lucht enigszins minder ijl en warmer werd, hoewel 'warmer' bepaald een relatief begrip was. Ze had haar gezicht in de vogelveren gedrukt om het te beschermen tegen de bijtende wind, maar nu hief ze haar hoofd een beetje op en keek over de schouder van de vogel. De vliegroute voerde omlaag naar een witte toren, die op een vooruitstekend plateau in de berg stond. Gezien de sneeuw die eromheen lag, zou ze hem misschien niet eens hebben opgemerkt als hij niet rijkelijk versierd was geweest met zwarte randen om alle ramen en zwarte kantelen rond de bovenste verdieping. Er was een groot balkon waar de lammergieren op konden landen, en dat was blijkbaar hun bestemming.
De vogels landden en vouwden hun vleugels, en Mikayla, bevrijd uit de greep van de dame, liet zich op het plaveisel glijden. Haar kleren waren nu bevroren: ze knisperden toen ze zich bewoog. Ze draaide zich om om te zien of met Fiolon alles in orde was. Fiolon stond ook op de grond, met de bewusteloze Quasi in zijn armen, en besteedde totaal geen aandacht aan de vogels die vlak bij hen opstegen. 'Quasi!' zei hij dringend, terwijl hij de kleine Oddling heen en weer schudde. 'Word wakker!'
De dame liep stijfjes naar hen toe en boog zich moeizaam voorover om Quasi's voorhoofd even aan te raken. 'Hij kan je niet horen,' zei ze kortaf. 'Neem hem mee en volg me.' Ze draaide zich om en liep door een deur de toren binnen zonder nog om te kijken. Mikayla hielp Fiolon om Quasi op te tillen. Ze schrok enorm toen ze merkte hoe koud en leveloos hij was toen Fiolon en zij, allebei stijf van de kou en gehinderd door hun bevroren kleren, hem met moeite de deur door manoeuvreerden.
Toen ze binnenkwamen, zagen ze de dame aan het eind van de gang staan, waar ze langs de trap naar beneden staarde. Er klonk een geluid van verschillende paren voeten die licht naar boven kwamen rennen, gevolgd door de verschijning van vijf bedienden: drie Nyssomu en twee Vispi. Mikayla had nog nooit een Vispi gezien, maar ze herkende hen meteen uit beschrijvingen in de boeken die Fiolon en zij hadden gelezen.
De Vispi leken meer op mensen dan de Nyssomu. Ze waren langer, hadden smallere gezichten, normale neuzen voor zover Mikayla kon zien, en monden met kleine, regelmatige tanden. Evenals bij de Nyssomu waren hun ogen groter dan die van mensen, maar groen in plaats van goudgeel. Ze hadden zilverwit haar en puntige oren, drie vingers aan elke hand en nagels die praktisch klauwen waren. 'Welkom thuis, Vrouwe Haramis,' zei de Nyssomu-vrouw eerbiedig. 'Dank je,' zei Haramis kort. Ze wees naar het slappe lichaam van Quasi en zei tegen de twee Nyssomu-mannen: 'Nemen jullie hem mee en ontdooi hem. En zorg jij,' zei ze tegen de Nyssomu-vrouw met een gebaar naar Mikayla, 'dat het meisje gewassen en aangekleed wordt.' Tegen de Vispi-man voegde ze eraan toe: 'Zorg jij voor de jongen.' Toen ze waren verlost van de bewusteloze Quasi en een andere trap op geleid werden, hoorde Mikayla Haramis nog zeggen: 'Laat een bad voor me vollopen, Enya, en kijk even of het vuur in mijn studeerkamer aan is. Wanneer de kinderen zijn aangekleed, zullen we daar eten.'
Terwijl ze haar verkilde lichaam in een warm bad liet weken, vroeg Haramis zich opeens af - en geen minuut te vroeg, bedacht ze - wat Mikayla's ouders wel zouden denken van de plotselinge verdwijning van hun jeugdige pupillen. Ze zond een gedachte-boodschap naar een lammergier in de buurt en vroeg hem of hij een van haar bedienden wilde vervoeren om een boodschap aan de koning en de koningin te brengen. Toen de lammergier had toegestemd, gaf ze Enya opdracht een bediende voor de reis uit te zoeken en ervoor te zorgen dat hij warm genoeg gekleed was voor een tocht op een lammergier. Enya knikte en verliet de badkamer.
'Ik word te oud om zo rond te vliegen,' zei ze mopperend in zichzelf terwijl ze in bad lag te weken en wachtte tot haar verkilde ledematen warm werden en beter op haar bevelen zouden reageren. Waarom, vroeg ze zich af, had ze hen allemaal hierheen gebracht, in plaats van gewoon naar de Citadel terug te gaan? Ze waren er geen van drieën op gekleed om in dit klimaat te vliegen, en die Oddling had wel voor altijd bevroren kunnen zijn. Haramis wist maar al te goed dat ze een onbeschermde Nyssomu niet naar deze hoogte moest brengen: zelfs na meer dan tweehonderd jaar herinnerde ze zich de dag waarop ze Uzun had laten proberen met haar de bergen in te gaan, toen ze op zoek was naar haar talisman. Ze streek met haar vingers over de Drievleugelige Cirkel, die nog steeds aan zijn gouden ketting tussen haar borsten hing. Bij die gelegenheid had ze twee reisdagen verloren omdat ze Uzun naar beneden moest brengen om hem te laten ontdooien. Daar had ze aan moeten denken voordat ze een Nyssomu op een lammergier zette. In het moeras zou hij veiliger zijn geweest. En ze had hem en de jongen hier helemaal niet nodig. De enige die ze hier nodig had, was Mikayla. Begin ik seniel te worden ? vroeg ze zich af. Ze fronste terwijl ze over die vraag nadacht. In haar lange loopbaan als Oertovenares had ze ontdekt dat ze soms dingen deed die haar op het ogenblik zelf vreemd voorkwamen, maar dat er uiteindelijk een goede reden voor haar handelingen bleek te zijn, ook al kende ze die reden niet op het moment dat ze handelde. Ze had het gevoel dat dit een van die momenten was, maar wat kon de reden zijn? Het enige wat ze kon bedenken was dat Mikayla's ouders het misschien niet goed hadden gevonden dat ze hun dochter meenam, maar na wat ze van hen had meegemaakt leek dat haar niet waarschijnlijk. En als ze hadden geprobeerd haar tegen te houden, had ze het meisje toch meegenomen, en daar zou geen lieve moeder aan geholpen hebben. Ze haalde haar schouders op, stapte uit bad en trok haar warmste kleren aan, ook al was het helemaal niet koud in haar kamers. Toen ging ze naar haar gasten.
Haar bedienden hadden verschillende kledingstukken voor hen opgescharreld, maar er was niets bij wat de kinderen echt paste. Al gauw zaten ze droog en warm, zij het ietwat merkwaardig gekleed in een toevallig samenraapsel van slecht passende kleren, voor het vuur in de studeerkamer van Haramis, met een goed maal van haar huishoudster voor zich. Dit stemde Enya zeer tevreden, want de Oertovenares at nog niet genoeg om een vogel in leven te houden, zoals ze vaak tegen Haramis had geklaagd; en Enya, die dol was op koken, beschouwde de gezonde eetlust van de kinderen als een welkome uitdaging voor haar niet geringe talenten.
Quasi was genoeg ontdooid om bij hen te komen zitten, maar hij was nog vrij loom en at weinig. Beide kinderen leken zich zorgen over hem te maken en vroegen hem herhaaldelijk hoe hij zich voelde, tot Haramis ten slotte haar geduld verloor en hun verordonneerde om hun mond te houden en door te eten.
Maar toen eindelijk de lege borden op magische wijze weer naar de keuken waren verbannen, keek de Oertovenares haar jonge gasten en Quasi, die met gevouwen handen zwijgzaam eerbiedig naast hen zat, streng aan.
'Vermoeiende snotneuzen,' merkte ze snibbig op. 'Ik vraag me af of iemand van jullie drieën de last die jullie mij en mijn lammergieren hebben bezorgd waard is.'
Quasi, die aardig was opgeknapt tijdens het eten, waarschijnlijk omdat hij vlak bij het vuur zat, zei tamelijk vrijpostig: 'Neem me niet kwalijk, Vrouwe, het was heel aardig van u dat u ons achterna bent gekomen en daar zijn we u alle drie heel dankbaar voor, maar we hebben geen van allen gevraagd om hierheen gebracht te worden. En wat de koning en de koningin ervan moeten denken wanneer niemand een spoor van de prinses en de jonge meester kan ontdekken, dat weet ik echt niet.'
'Daar heeft hij gelijk in,' begon Mikayla. 'Mamma en pappa zullen heel verschrikkelijk ongerust zijn wanneer ze totaal niets van ons horen.'
'Waag het niet brutaal te zijn,' snauwde de Oertovenares. 'Ik heb een boodschap naar de koning en koningin gestuurd, en ze weten vlug genoeg dat jullie veilig bij mij zijn. En afgaand op wat ik van je ouders heb meegemaakt... en op wat ik over jouw gedrag heb gehoord,' voegde ze er snijdend aan toe, 'duurt het wel een paar dagen voordat ze zelfs maar beginnen zich zorgen over je te maken.' Mikayla beet op haar lip en sloeg haar ogen neer.
Bij zichzelf bedacht Haramis stiekem dat als Mikayla's ouders en Fiolons voogden een paar dagen in ongerustheid zouden zitten over de kinderen, dat alleen maar hun verdiende loon zou zijn: ze hadden slecht voor hen gezorgd en bovendien had dat tot resultaat gehad dat haar toren volledig op stelten werd gezet door deze onverwachte gasten.
'Maar u moet begrijpen,' zei Mikayla ernstig, 'dat het helemaal niet nodig was om ons te redden. Uiteindelijk is het zo, Mevrouw - ze wist niet precies wie de Oertovenares was, maar was ervan overtuigd dat de oude dame om de een of andere reden recht had op respect, al was het alleen maar om haar overvloedige witte haardos - dat we aan de Skritek zijn ontkomen en kans hebben gezien veilig aan land te komen en niet ver van Quasi's dorp waren. We konden het dus echt heel goed rooien, en als u ons hebt gered, moet u daar zelf een reden voor hebben gehad, of ons op de een of andere manier nodig hebben. Dus is het echt niet onze schuld dat we hier zijn, wel?'
Fiolon zei geschokt: 'Mika toch, je moet niet zo ondankbaar praten. Ik weet zeker dat deze dame, wie ze ook is, heel goede redenen heeft gehad om te doen wat ze heeft gedaan.'
Tot op dat ogenblik was het niet bij de Oertovenares opgekomen dat geen van de jonge mensen in de verste verte wist wie ze was. Ze hief haar hoofd op en zei geïrriteerd: 'Weten jullie niet wie ik ben?' 'Daar hebben we geen flauw idee van, Vrouwe,' zei Fiolon beleefd. 'Te oordelen naar uw vogels neem ik aan dat u ten minste een machtige tovenares bent. Ik heb maar van één vrouw gehoord die de lammergieren kon oproepen, en ik dacht dat ze al heel lang geleden gestorven was. U bent toch niet de oude Oertovenares van Ruwenda?' Hij aarzelde. 'Ofwel?'
Haramis realiseerde zich dat ze hierop voorbereid had moeten zijn: als ze echt had nagedacht, zou ze hebben geweten dat geen van hen haar ooit had gezien. En nu ze had meegemaakt hoe de koning zich ten opzichte van de kinderen gedroeg, wilde ze er iets om verwedden dat hun opvoeding ook verwaarloosd was.
'Ik ben niet de oude Oertovenares, nee,' verklaarde ze. 'Die heette Binah, en ze is vele jaren geleden gestorven, voordat jullie jonge mensen waren geboren. Ik ben de nieuwe Oertovenares - ik kan nauwelijks meer zeggen dat ik de jónge Oertovenares ben - en ik heet Haramis.' Fiolon slaakte een kreet: blijkbaar zei de naam hem iets, maar Mikayla bleef niet-begrijpend kijken. Haramis keek haar fronsend aan. ik ben ook familie van je. Verbeeld je maar niet dat ik trots ben op die band,' voegde ze er snijdend aan toe. 'Dat ben ik niet.'
Mikayla stond op en maakte een buiginkje. Ze had uitstekende manieren wanneer ze daar zin in had, realiseerde Haramis zich. Waarschijnlijk was ze door de koningin uitgebreid geschoold in hof-etiquette. Maar het leek erop dat ze er zelden zin in had om zich daaraan te houden.
'Is het toegestaan u te vragen waarom u ons hierheen hebt gebracht, Vrouwe Oertovenares?'
Haramis zuchtte; van haar enthousiasme om dit brutale jonge meisje als haar opvolgster te kiezen was weinig meer over. Maar wat had ze tenslotte voor keus? De keus was in feite niet aan haar; het was alleen haar taak het meisje te trainen. Mikayla was tenminste het achterkleinkind van Anigel - of was ze het achterachterkleinkind? - en moest toch een paar gaven van haar voorouder geërfd hebben. Ze zou er gewoon liet beste van moeten maken.
Ze riep al haar zelfbeheersing te hulp en zei: 'Zoals alle schepsels ben ik sterfelijk. Ik moet mijn opvolgster trainen voordat ik doodga. Zou je het fijn vinden, Mikayla, om Oertovenares te worden wanneer ik, zoals dat met alle schepsels gaat, overga naar de volgende fase van het bestaan?' Mikayla staarde haar met open mond aan. Haramis hoopte dat haar gezicht alleen verbijstering uitdrukte, maar het leek bepaald meer op afgrijzen. Het duurde een paar minuten voor het meisje een woord kon uitbrengen.
'Het idee is nooit bij me opgekomen, Vrouwe. Wat doet een Oertovenares?'
'Mika!' Fiolons berispende gefluister was niet helemaal zacht genoeg. Haramis richtte haar aandacht op hem. 'Heb je iets op te merken, jongeman?' informeerde ze ijzig. Nieuwsgierigheid won het vrij snel van beleefdheid. 'Bent u de Oertovenares Haramis die een van de drielingprinsessen was?' vroeg hij. 'Degene die de grote strijd tegen de boze tovenaar Orogastus heeft gevoerd en hem heeft verslagen...' Zijn stem stierf weg en hij keek opgewonden om zich heen. 'Dit is de toren waar hij vroeger in woonde, hè?' vroeg hij enthousiast.
Haramis trok haar wenkbrauwen op. 'Dat klopt,' antwoordde ze. 'Hoe kom je aan die oude verhalen?'
'Ik houd van muziek,' zei hij verlegen. Hij sloeg zijn ogen neer en trok met zijn teen een halve cirkel in het tapijt, 'en ik heb alle ballades die ik kon vinden uit mijn hoofd geleerd, ook die van meester Uzun.' De harp, die rustig in de hoek had gestaan, liet zijn snaren zacht trillen, alsof hij iets had gehoord wat hij prettig vond. Fiolon wierp er een scherpe blik op; Mikayla scheen niets te horen.
'Hij doet veel meer dan alleen van muziek houden,' zei ze trots. 'Hij kan alle instrumenten bespelen die ik ooit heb gezien, en hij heeft een prachtige stem. Altijd wanneer we gasten hebben, laat de koning hem aan het hof spelen.'
Haramis glimlachte tegen de jongen. 'Misschien wil je dan voor mij spelen voordat je weggaat.'
Fiolon boog zo goed als zijn zittende houding dat toeliet. 'Dat zou ik een eer vinden, Witte Vrouwe.' 'Wanneer vertrekken we?' vroeg Mikayla.
Haramis keek haar aan en onderdrukte een zucht. Ik hoop maar dat Binah mij destijds veelbelovender vond, dacht ze. 'Jij gaat niet weg, Mikayla,' zei ze. 'Je moet hier blijven, zodat ik je kan opleiden als mijn opvolgster.'
'Maar ik ga met Fiolon trouwen!' protesteerde Mikayla, een hand naar hem uitstekend. Hij pakte haar hand en hield die vast, maar hij keek ernstig; blijkbaar begreep hij beter wat er gaande was dan zij. 'Dat is het enige voordeel dat je hebt als je de jongste prinses bent; mijn ouders hebben al genoeg dochters voor alle bondgenootschappen die ze nodig hebben, dus vinden ze het goed dat Fiolon en ik trouwen. We gaan op een klein landgoed in de buurt van het Groenmoeras wonen, en de ruïnes daar verkennen, en onze kinderen over de Verdwenen Wezens vertellen...'
Haar stem stierf weg toen Haramis haar alleen maar aankeek. 'Onze verloving wordt de komende lente aangekondigd,' zei Mikayla heftig. 'Dat hebben mijn ouders beloofd. Ik ben alleen maar een extra prinses... Niemand heeft iets aan me.'
'Ik heb iets aan je,' zei Haramis ferm. 'Het land heeft iets aan je.' Ze keek Fiolon doordringend aan, tot hij met duidelijke tegenzin Mikayla's hand losliet.
'Fio?' Mikayla probeerde zich aan hem vast te klampen. Hij gaf haar een klopje op de rug en liet haar los.
Ze keek eerst hem en toen Haramis aan. 'Heb ik helemaal geen keus?' 'Nee,' zei Haramis botweg. 'Deze kwestie is veel te belangrijk om haar van de gril van een kind te laten afhangen.'
Mikayla keek haar een hele poos aan, en Haramis kon bijna de gedachten door het hoofd van het jonge meisje zien tollen. Ze zei: 'Als ik geen keus heb, dan zal het er ook wel niet toe doen hoe ik erover denk.' Ze maakte een beleefder buiginkje naar de Oertovenares dan Haramis had verwacht en zei: 'Ik ben hier om naar uw wil te handelen, Vrouwe Haramis.'
Maar Haramis meende enkele scherpe kantjes van Mikayla's gedachten op te vangen en de lichaamstaal van het meisje sprak boekdelen. Mikayla mocht dan naar Haramis' wil handelen, maar het zou lang duren voordat het ook Mikayla's wil was. Heel erg lang.
Misschien was het toch beter geweest om te wachten tot ik bijna dood ben en haar dan voor het blok te zetten, dacht Haramis vermoeid. Het zal niet meevallen om dit meisje te trainen.