Hoofdstuk 3
Er had net zoveel water in de rivier gestaan dat de platboomde vaartuigen die de Nyssomu gebruikten tot de ruïnes konden komen. Mikayla, Fiolon en hun Nyssomu-gidsen Quasi en Traneo hadden een paar dagen voortdurend van plaats gewisseld in de boten, om beurten bomend door de ondiepten en stroomopwaarts roeiend wanneer het water diep genoeg was. Het was zwoegen, maar ze gingen ermee door, elke dag van zonsopgang tot zonsondergang.
Wanneer het te donker was om te zien waar ze heen gingen, trokken ze de boten aan de kant, aten een zorgvuldig afgepaste portie van het gedroogde vlees dat ze voor de reis hadden meegenomen, en sliepen in een van de boten. De andere boot werd omgekeerd en stevig op de eerste vastgebonden. Op die manier hoefden ze 's nachts geen wacht te houden. De Skritek, de enige rovers die groot genoeg waren om de boten te vernielen, zouden mensen niet lastig vallen zolang ze niet werden geprovoceerd, en als Quasi en Traneo maar tussen Mikayla en Fiolon in sliepen, zou hun reuk niet worden opgemerkt door een voorbijkomende Skritek. In feite roken ze tegen de tijd dat ze in Skritek-gebied waren allemaal meer naar het moeras dan naar iets anders. Ze waren bijna twee dagen door Skritek-gebied getrokken toen ze aan de oever van de rivier sporen zagen van de ruïnes die ze zochten. Fiolon wees opgewonden. 'Kijk, hier is vroeger een dorp geweest. Misschien kunnen we in deze ruïnes nog een paar muziekdozen vinden... of iets anders wat net zo interessant is.'
'Volgens mij bestaat er niets wat maar half zo interessant is,' plaagde Mikayla. 'Voor jou niet tenminste.'
'Prinses,' waagde een van hun Oddling-gidsen, de kleine Nyssomu die Quasi heette, op te merken, 'deze ruïnes zijn niets voor u. De ruïnes die verder stroomopwaarts liggen zijn veel interessanter.' Mikayla keek hem achterdochtig aan. 'Wil je dat we nog verder stroomopwaarts door het gebied van de Skritek trekken en meer risico lopen dat we ze tegenkomen? Wat is er mis met deze ruïnes?' 'Volgens mij mankeert er niets aan,' protesteerde Fiolon, 'en ik wil meer te weten komen over de Verdwenen Wezens.' Traneo, die blijkbaar ergens bang voor was, verstoutte zich te zeggen: 'De koning zou ontzettend boos zijn als er iets met u gebeurde, Heer; hij heeft me in eigen persoon opdracht gegeven om ervoor te zorgen dat de prinses of u niets overkomt.'
'Dat is onzin,' zei Fiolon. 'Het kan de koning niets schelen wat ik uitvoer. Ik denk dat hij niet eens weet dat we hier zijn.' Mikayla was zo ontzet over de stellige overtuiging die in Fiolons stem doorklonk, en over het feit dat hij waarschijnlijk gelijk had, dat ze even niet wist wat ze moest zeggen. Toen keek ze weer naar Quasi en zei: 'Maar je hebt nog steeds niet verteld waarom deze ruïnes gevaarlijk kunnen zijn.'
'Nou,' zei Quasi zenuwachtig en met rollende ogen, 'ze leven nog.' 'Leven nog?' zei Fiolon. 'De ruïnes? Beweer je dat de gebouwen leefden, en nog steeds leven? Ik heb nooit gehoord dat iemand gebouwen kan laten leven, zelfs de Verdwenen Wezens niet.'
'Als er iemand in gaat,' zei Quasi met bevende stem, 'komen er stemmen uit de grond die een onbekende taal spreken.' 'Stel je voor dat er apparaten van de Verdwenen Wezens in zitten die nog werken!' zei Mikayla opgewonden. 'We moeten erheen!' 'Nu niet,' zei Traneo dringend. 'Het is bijna avond. Doe alstublieft niets overhaast, Prinses. Slaap er een nachtje over, en als u er met alle geweld heen wilt, doe dat dan morgenochtend.'
'Goed dan,' zei Mikayla. 'Laten we een veilige plek opzoeken om te overnachten. En ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik begin honger te krijgen. Jullie niet?'
Fiolon zei rustig en nuchter: 'Ik heb al bijna drie dagen honger. Jij was degene die zo graag wilde dat we onze voorraad rantsoeneerden.' 'Ik denk nog steeds dat het een goed idee is,' zei Mikayla, 'want als we geen eten meer hebben, moeten we naar huis. En dat wil ik niet, nog niet tenminste.'
'Nou, wat moeten we dan nu doen?' wilde Fiolon weten.
'Ik vind dat we Quasi en Traneo een geschikte kampeerplaats moeten laten zoeken.'
Fiolon keek Quasi vragend aan en deze zei vlug: 'We hebben niet veel tijd meer voordat het donker wordt, Heer, maar ik zal mijn best doen.' Ze gingen een eindje verder stroomopwaarts tot Traneo wenkte dat ze moesten aanleggen bij een klein uitstekend stukje land, dat bedekt was met ronde, gladde stenen. 'We kunnen het hier proberen, Heer Fiolon. Hier kunnen zich tenminste geen Skritek in het gras verbergen.' 'Dat zouden ze zeker niet kunnen,' beaamde Mikayla. 'Je mag niet groter zijn dan een weide-funt als je je in dit beetje gras wilt verstoppen.' Ze sprong uit de boot om droog gras te zoeken om een vuur mee aan te maken. Maar zodra ze een voet op de grond had gezet, bleef ze stokstijf staan.
'Mika?' Fiolon, die nog in de boot zat, keek haar vragend aan. 'Is er iets niet goed?'
Nee,' zei Mikayla, 'maar ik weet niet precies wat het is. Er is iets wat verkeerd aanvoelt, iets in de grond.'
Traneo was al uit de boot geklauterd en liep speurend rond, op zoek naar de beste kampeerplaats. Mikayla volgde hem langzaam en probeerde de bron van haar ongerustheid op te sporen.
Ze kwam bij het stukje met de gladde stenen en struikelde over een daarvan.
Tot haar verbazing voelde hij niet hard aan onder haar voeten, maar op de een of andere manier zacht en leerachtig. Terwijl ze ernaar stond te kijken, begon hij langzaam heen en weer te wiegen. Zo hard had ze er toch niet tegenaan geschopt? Terwijl ze er nog verschrikt naar stond te kijken, barstte hij met een raar scheurend geluid open, en uit de steeds breder wordende spleet verscheen een lelijke groene snuit met twee zwarte, ronde bobbels erop.
Mikayla had nog nooit een Skritek in de larvefase gezien, maar niemand hoefde haar te vertellen dat ze er nu een zag. Zijn lelijke mond ging open en onthulde twee rijen schrikbarend lange, scherpe tanden, hoewel hij de slagtanden van een volwassene nog niet had en qua grootte maar een zevende van een volgroeide Skritek was. Ze was totaal niet voorbereid op de snelheid waarmee het walgelijke ding in beweging kwam. Het was niet langer dan dertig centimeter, maar leek onder haar ogen bijna te groeien. Het kroop met verbijsterende snelheid in hun richting, greep Traneo tussen zijn klauwen en begon hem naar het water te sleuren. Tot haar afgrijzen begon hij de Nyssomu te verslinden zonder hem zelfs eerst te doden. Traneo krijste. Mikayla dacht niet dat het wezen al kon zien - een leerachtig wit vlies bedekte een deel van de uitpuilende ogen -, maar terwijl ze daar nog half verstijfd door de schok stond, had het mormel het hoofd van de Oddling al afgebeten. Traneo's gekrijs werd plotseling afgebroken en alleen aan het opspattende water was te zien waar de Nyssomu naar beneden was getrokken door het vreselijke Skritek-jong. Mikayla sprong achteruit, struikelde over een rotsblok en viel languit in het zand. Doodsangst overspoelde haar; tijdens de jacht had ze wel eens oog in oog gestaan met de dood, maar nooit met de dood in zo'n gruwelijke vorm. Ze probeerde haastig overeind te krabbelen, maar een van de andere eieren verschoof onder haar voet, en ze werd op de grond gegooid, vlak voor een tweede Skritek-larve die te voorschijn kwam. Ze was plat op haar rug terechtgekomen en kon geen adem meer krijgen, zodat ze even hulpeloos in het zand lag. De kleine Skritek had zelfs zijn bek al opengedaan toen van achter haar een steen kwam aanvliegen, die het wezen op zijn vooruitstekende snuit trof. Het wankelde achterwaarts en viel opzij.
Snikkend van opluchting krabbelde Mikayla overeind en viel tegen Fiolon aan, die haar eerder ruw dan galant een boot in trok en die van de kant af duwde. Toen ze midden op de rivier waren, had Mikayla zichzelf weer enigszins in de hand. Ze huilde nog om Traneo - niemand mocht zo doodgaan: letterlijk levend worden opgegeten - maar ze was tenminste niet meer hysterisch en hoefde zich niet meer aan Fiolons arm vast te klemmen, wat het aanzienlijk makkelijker voor hem maakte om de boot te besturen.
'Ik neem aan dat dat... dat ding een Skritek was, en dat die ronde dingen die op stenen lijken Skritek-eieren waren,' zei Fiolon.
Quasi, die in de andere boot zat en zich aan hun achtersteven vastklampte, verzekerde hun grimmig dat dat inderdaad het geval was. Mikayla huiverde en keek naar de oever.
'De volwassen Skritek kan ik wel aan, maar die dingen niet! Nu ik ze van zo dichtbij heb gezien, vind ik ze zo mogelijk nog vreselijker,' merkte ze op. 'Bij zo'n ding kom ik niet meer in de buurt, dat kan ik je wel vertellen. Als jij die steen hebt gegooid, Fiolon, bedankt dan; ik denk dat je mijn leven hebt gered. Wat moeten we nu doen?' Fiolon zei met beverige stem: 'Volgens mij kunnen we beter naar de ruïnes teruggaan. Ik heb liever vreemde stemmen dan Skritek die uit het ei komen.'
'Dat ben ik met je eens,' zei Mikayla. 'Moetje die eieren zien!' Op de oever waren nog meer eieren heen en weer aan het wiegen en aan het splijten. Telkens wanneer een te voorschijn gekomen jong slingerend op de rest af ging, werd het besprongen door een van zijn pasgeboren soortgenoten, die het met geknars van zijn verschrikkelijke tanden aan stukken reet. Al gauw was de oever een zee van verscheurende, klauwende, verslindende jongen, bespat en besmeurd met hun akelige groenzwarte bloed. Het overgebleven gezelschap op de rivier keerde in walging de blikken af, terwijl de boten snel stroomafwaarts gleden. Een poosje was het helemaal stil in de boten; Fiolon stond voorop en stuurde tussen de oevers door in de vallende duisternis, terwijl Quasi nog steeds de vaartuigen bij elkaar hield. Mikayla kwam, nog een beetje bibberend, in beweging om Quasi een handje te helpen. Ze had de beroemde Verdrinkers natuurlijk al meer gezien, maar met de weinige die ze was tegengekomen had ze altijd kunnen praten. Maar wezens waarmee ze niet kon communiceren en niets kon bespreken - dat was een heel ander verhaal!
Mikayla en Fiolon werden tegelijk met de zon wakker, popelend om de ruïnes te gaan verkennen. Quasi was allesbehalve enthousiast, maar aangezien hij kon kiezen tussen alleen achterblijven en de kinderen vergezellen ging hij, voortdurend mopperend, met hen mee. Ze baanden zich voorzichtig een weg over het overwoekerde pad naar de ruïnes, steeds op hun hoede voor steenachtige eieren, die ze echter niet zagen.
'Ik neem aan dat ze hun broedplaats stroomopwaarts hadden, en niet hier,' merkte Fiolon op, om maar iets te zeggen. 'Dat mogen we hopen,' zei Quasi duister.
'Ik voel hier geen gevaar,' reageerde Mikayla. 'Quasi, je hebt gezegd dat Oddlings hier stemmen hebben gehoord... maar gaan er ook verhalen dat hun hier narigheid is overkomen?'
De meeste mensen zijn verstandig genoeg om op de loop te gaan wanneer ze vreemde stemmen horen, Prinses,' zei Quasi vinnig. Met andere woorden: nee,' vertaalde Mikayla. 'Er is hier niemand ooit iets overkomen.'
Voor zover we weten,' zei Quasi op ongelukkige toon.
'Dan kijken we gewoon of we ergens skeletten zien,' zei Mikayla, die zich ondanks de akelige waarschuwingen van de Oddling een stuk opgewekter voelde.
'Kijk!' riep Fiolon zo plotseling dat Mikayla dacht dat hij inderdaad een skelet had ontdekt. 'Dat gebouw daar: het ziet eruit of het nog helemaal intact is!' De kinderen holden vooruit en Quasi rende ongelukkig achter hen aan.
Het gebouw was inderdaad intact, en toen ze de drempel overgingen, begonnen de stemmen waar Quasi het over had gehad.
'Ze klinken niet dreigend,' zei Mikayla terwijl ze stil bleef staan om te luisteren.
Fiolon luisterde ingespannen. 'Ik geloof dat ze in verschillende talen hetzelfde zeggen... een soort welkomstwoord of een aankondiging misschien. Luister maar naar de intonaties; hoor je hoe die op elkaar lijken?'
Mikayla luisterde tot de stemmen zwegen, maar schudde toen haar hoofd. 'Ik heb niet zo'n goed gehoor als jij, Fiolon, maar je hebt vast gelijk. Kom, muziekmeester, laten we kijken of we nog een muziekdoos voor je kunnen vinden.' Ze legde een hand om zijn elleboog en trok hem verder het gebouw in.
Het was een stenen gebouw met ruime vertrekken waarin grote ramen met latwerk zaten, die vroeger een heleboel licht hadden binnengelaten. Zelfs nu klimplanten zich door het latwerk slingerden, was het nog zo licht dat ze geen fakkels nodig hadden.
'Ik vraag me af of dit een school is geweest,' zei Mikayla toen ze door een ruimte vol banken en tafels kwamen.
'Misschien was het een theater.' Fiolon was vooruitgelopen naar de volgende ruimte. 'Moetje zien: de banken staan op verhogingen om het toneel heen.'
'Ja,' zei Mikayla, 'dit lijkt op een plaatje van een theater dat ik thuis in een boek heb gezien. Maar kan een school niet een eigen theater hebben?
'Dan zou het wel een erg rijke school moeten zijn,' merkte Fiolon op. 'Misschien waren de Verdwenen Wezens rijk vergeleken bij ons,' zei Mikayla. 'Zelfs dingen die voor hen gewoon aardige sieraadjes moeten zijn geweest, zijn voor ons onbetaalbaar.' Ze stak haar hoofd in een kleinere kamer achter het toneel. 'Ik denk dat dit een soort opslagruimte is, maar het is donker. Heb je een fakkel?'
Quasi kwam schoorvoetend aan met een fakkel en tondeldoos, terwijl hij pruttelde dat sommige dingen misschien maar beter niet aan het licht konden komen.
Mikayla trok zich niets aan van zijn gemopper, maar bedankte hem toen ze de fakkel van hem overnam. Fiolon en zij gingen samen de kamer binnen en slaakten een kreet van verbazing. Het was een ruimte vol rekken en planken en kasten. Fiolon ging terug naar de theaterzaal om nog een fakkel aan Quasi te vragen, terwijl Mikayla de planken begon te onderzoeken. De eerste lag vol maskers: gestileerde, maar duidelijk menselijke gezichten in vorm en kleur. Op de plaats van de ogen zaten gaten, zodat de drager erdoorheen kon kijken, en een deel van de mond was een kleiner gat, kennelijk om door te ademen en te spreken. Naast de plank stond een rek met kostuums, maar toen Mikayla probeerde er een van zijn haak te halen, viel het onder haar handen in stukken uiteen. Ze slaakte een kreetje van ontzetting. 'O, wat dom van me!'
Fiolon stak zijn fakkel aan met die van haar en bevoelde de stukken stof op de grond. Onder zijn aanraking vielen ze nog verder uiteen. 'Je hebt niets verkeerds gedaan, Mikayla,' stelde hij haar gerust. 'Dit is een soort zij. Die gaat op den duur schimmelen en valt dan bij de minste aanraking uit elkaar.'
'O, gelukkig,' zei Mikayla. 'Ik zou het een ellendig idee vinden als ik zomaar waardevolle geschiedenis zou vernielen.'
Fiolon haalde zijn schouders op. 'Je kunt dit spul niet aanraken zonder het te vernielen. Ik ga in de kasten kijken. Als er in deze kamer muziekdozen zijn, moeten ze in een kast liggen.'
'Anders zouden we ze nu wel horen,' beaamde Mikayla. 'Ik kijk nog even de rest van de rekken na en dan begin ik vanaf de andere kant aan de kasten; dan werken we naar elkaar toe.'
Fiolon bromde instemmend, al bezig systematisch kasten open te doen. Mikayla liep behoedzaam langs de rest van de kostuums, zodat ze ze niet aanraakte, en kwam toen bij een rek vol zilveren bollen, die ongeveer de doorsnee van haar duimnagel hadden. Elke bol had een lus aan de bovenkant, en ze hingen aan verschillend gekleurde linten, die gemaakt waren van een materiaal dat Mikayla nog nooit had gezien. Te oordelen naar de lengte van het lint waren ze bedoeld als een soort hanger, en het leek of er steeds twee bij elkaar hoorden. Mikayla raakte er voorzichtig een aan met een vingertop, en de bol klingelde zacht terwijl hij heen en weer zwaaide.
Het was een zacht geluid, maar het trok Fiolons aandacht. 'Wat heb je daar?' vroeg hij, naar haar toe komend, ik weet het niet,' zei Mikayla, 'maar ze zijn mooi, hè?' Fiolon was al bezig de rij bollen op toonhoogte te testen. 'De verschillende tonen hebben verschillende kleuren,' zei hij afwezig. 'Deze vind ik leuk.' Mikayla pakte een bol van het paar met groene linten en hing hem om haar hals. 'Hier,' zei ze, terwijl ze het lint met de bijpassende bol over Fiolons hoofd liet glijden, 'we hebben tenminste iets muzikaals gevonden.' Ze streek met een vinger over het lint om haar hals. 'En ik weet niet waar dit van is gemaakt, maar het is veel sterker dan zij.' Ze liep naar het eind van de rij kasten. 'Nu zal ik met mijn deel van de kasten beginnen.'
Fiolon schudde de klingelende bol vlak bij zijn ene en toen bij zijn andere oor heen en weer, en stopte hem weg in de voorkant van zijn tuniek voordat hij weer naar de kasten ging. Hij onderzocht er nog een Paar en toen hij de volgende kast opendeed, klonk er een kakofonie van geluid. 'Moetje zien, Mika!' schreeuwde hij.
Mika lachte. 'Ik hoef niet te komen kijken. Ik hoor het. Het klinkt wel vreemd als ze allemaal tegelijk spelen, hè? Hoeveel zijn het er?' 'Zeven,' antwoordde Fiolon, terwijl hij er een paar in de buidel aan zijn riem propte. Mikayla kwam naar hem toe en stopte de rest in haar buidel. Het werd weer stil toen er geen licht meer op de muziekdozen viel.
'Kunnen we nu gaan?' kwam Quasi's stem van buiten. 'Alstublieft?' Mikayla en Fiolon wisselden berustende blikken. 'Nou ja,' gaf Fiolon toe. 'We zullen wel moeten. Ik weet het niet zeker, Mika, maar ik geloof dat we hier zelfs een duplicaat hebben.'
'En we weten niet hoeveel van die ellendige Skritek-larven er nog leven en of ze misschien stroomafwaarts komen,' gaf Mikayla op haar beurt toe. 'We kunnen altijd terugkomen wanneer het niet hun broedseizoen is.'
'Goed zo,' zei Quasi opgelucht. 'Laten we ervandoor gaan... ik wil graag gezond en wel thuiskomen!'
Mikayla stopte haar kleine bol weg in de voorkant van haar tuniek, zodat hij onderweg naar de boten nergens aan zou blijven haken. Ze doofden de fakkels en liepen terug naar de rivier. Quasi wierp een droevige blik op de boten. 'We kunnen er beter een hier laten,' zei hij. 'Eén boot is groot genoeg voor ons drieën, en we zijn veel vlugger thuis als we niet proberen met z'n drieën twee boten te bemannen.'
De kinderen waren het met hem eens en ze brachten de overgebleven voorraden snel over naar de ene boot. De andere trokken ze een eind de kant op, waar ze hem omkeerden.
'De volgende keer dat we hier komen, kunnen we hem ophalen,' zei Mikayla.
Quasi snoof verontwaardigd en duwde hun vaartuig van de kant af. De rivier voerde hen snel stroomafwaarts en al gauw naderden ze het punt waar de Golobar uitkwam in de Beneden-Mutar. Mikayla tuurde door half dichtgeknepen ogen in een poging het water voor hen uit beter te zien. 'Het lijkt wel of de stroom veel sneller is dan toen we heen gingen,' merkte ze gespannen op.
Quasi keek op en slaakte een kreet. 'Duik weg in de boot en houd u goed vast,' beval hij, maar terwijl de kinderen zich haastten om hem te gehoorzamen, kwam de boot in de Beneden-Mutar en kapseisde hij als een speelgoedbootje in een fikse bries.