Hoofdstuk 1
De stenen toren van Noth stond er troosteloos bij, omgeven door stervend onkruid. Op het laatste restje water in de slotgracht dreef een laag vuil schuim, en de geur van de dood hing in de lucht. Het meisje rende de ophaalbrug over, de binnenhof en de tuin door, en het vertrek van de Oertovenares binnen, waar ze er alleen nog maar getuige van kon zijn hoe de oude vrouw stierf en haar lichaam tot stof verpulverde. Terwijl het meisje daar stond, verbijsterd omdat het allemaal zo plotseling was gegaan, verging de hele toren om haar heen tot stof dat wegwoei, en het enige wat overbleef was de witte mantel van de Oertovenares...
Haramis, de Witte Vrouwe, Oertovenares van Ruwenda, werd plotseling wakker en voelde zich heel oud, vooral in vergelijking met het jonge meisje dat ze in haar droom was geweest. Dat was niet bepaald verrassend; ze was oud, langzamerhand een aantal gewone mensenlevens oud, dacht ze weemoedig. Omdat ze Oertovenares was en zielsverbonden met het land, had haar leven zich veel langer uitgestrekt dan dat van haar twee zusters. Hoewel ze op dezelfde dag waren geboren, waren ze al heel lang geleden gescheiden door verschillende lotsbestemmingen, en nu was zij, de oudste van de drielingprinsessen, de enige die over was.
Kadya, de tweede zuster, was als eerste haar eigen weg gegaan. Na het grote gevecht met de overvallers uit Labornok en de boze tovenaar Orogastus was ze naar haar geliefde moerassen verdwenen met haar Oddling-kameraad en haar talisman, het Drielobbige Brandende Oog, dat deel uitmaakte van de grote magische scepter waarmee de drieling Orogastus had verslagen. Een tijd lang hadden Haramis en zij zo nu en dan contact gehad door middel van vérzien, maar vele tientallen jaren geleden was Kadya verdwenen. Ze moet nu allang dood zijn, dacht Haramis.
Anigel, de jongste, was met prins Antar van Labornok getrouwd - waardoor hun twee koninkrijken werden verenigd - en vredig gestorven van ouderdom, omringd door haar kinderen en kleinkinderen. De troon van de verenigde koninkrijken was op haar afstammelingen overgegaan. Was het haar kleinkind of haar achterkleinkind dat tegenwoordig heerste? Haramis wist het niet meer; de jaren vergleden te snel. Misschien was het zelfs een achterachterkleinkind. Haramis, de oudste, werd uitverkoren om Oertovenares Binah te vervangen als hoedster van het land. In de loop der jaren was Ruwenda tot grote bloei gekomen, en Haramis hield van het land alsof het haar kind was. En dat was het in zekere zin ook.
Maar nu had ze vreemde dromen. Al drie nachten achter elkaar had ze in haar dromen Binahs dood opnieuw beleefd en wanneer ze 's morgens wakker werd, was ze te moe om haar bed uit te komen. Was het een waarschuwing dat ze binnenkort zou sterven? Misschien naderde het ogenblik dat een nieuwe voogdes haar taak moest overnemen. Als haar opvolgster snel werd gekozen, had Haramis misschien zelfs nog tijd om haar op te leiden. Haramis zou graag enige training hebben gehad toen ze werd gekozen, maar dat was haar niet gegund. Ze wilde haar opvolgster beter behandelen. Maar wie zou het zijn?
Binah had Haramis gewoon haar mantel gegeven en was toen gestorven, en de toren waarin ze had geleefd en gewerkt, was samen met haar lichaam tot stof vergaan. Haramis, die tot op dat ogenblik troonopvolgster was geweest, was sinds haar jeugd getraind om koningin te worden, geen Oertovenares. Ze had de plotselinge verschuiving in haar verplichtingen als verbijsterend ervaren, en dat was zacht uitgedrukt. Haar opvolgster wilde ze niet met zo'n erfdeel belasten. Haramis sleepte zich haar bed uit, pijnlijke gewrichten en een algeheel gevoel van onbehagen negerend. Als ze nog in de Citadel van Ruwenda zou wonen, waar ze was opgegroeid, zou ze zich ongetwijfeld veel zieker hebben gevoeld: de Citadel was typisch zo'n stenen kasteel dat onmogelijk te verwarmen was. Maar in de toren waar Haramis had gewoond sinds ze Oertovenares was geworden, was het warm, ook al lag die in de buurt van de grens tussen Labornok en Ruwenda op de top van de Brom en al was het winter. Voor haar tijd had Orogastus de toren bewoond, en hij had die ingericht met alle luxe die hij kon opsporen en stelen of kopen. Hij was specialist geweest in apparaten van de Verdwenen Wezens. Veel van die apparaten waren gevaarlijke wapens, maar sommige waren heel praktisch en veraangenaamden het dagelijks leven aanzienlijk.
Orogastus had, jammer genoeg voor hem, nooit helemaal begrepen wat het verschil was tussen de bewaard gebleven technologie van de Verdwenen Wezens en echte magie. Hij had zich zozeer op het eerste verlaten dat Haramis en haar zusters hem met het laatste hadden kunnen verslaan.
Voor Haramis was het verschil tussen magie en antieke technologie zo duidelijk - hoewel moeilijk onder woorden te brengen - dat ze nog steeds niet begreep hoe Orogastus zo dom had kunnen zijn, vooral omdat hij zelf over enige magische krachten beschikte. Haramis werd nog steeds akelig bij de gedachte dat ze korte tijd door hem betoverd was geweest; een paar weken had ze zich zelfs verbeeld dat ze van hem hield. Maar dat lijkt in zijn nadeel te hebben gewerkt, herinnerde ze zich. Hij heeft een paar kansen om mij schade toe te brengen laten liggen, zelfs toen ik duidelijk had gemaakt dat ik niet van hem hield. Het was alsof hij zich in zijn hoofd had gezet dat hij van me hield en me geen kwaad kon doen, en dat ik op mijn beurt wel van hem moest houden en hem zou helpen zijn plannen uit te voeren.
Ze liep naar een rijk gebeeldhouwde houten kast en haalde een zilveren kom uit een van de laden. Ze zette die op een tafel midden in de kamer, vulde haar voor de helft met helder water uit een karaf die naast haar bed stond, en boog zich eroverheen.
Verschillende Oddling-rassen die in de moerassen rond de Citadel leefden beoefenden de kunst van water-kijken. De Oddlings waren geen mensen; ze waren inheemse nakomelingen van de oorspronkelijke bewoners van het land. Sommige Oddling-rassen hadden een vrij menselijk uiterlijk, terwijl andere zo uit een nachtmerrie weggelopen konden zijn, maar over het algemeen leefden ze vreedzaam naast de mensen.
De Nyssomu behoorden tot de Oddlings met de menselijkste trekken, en een aantal van hen had aan het Ruwendiaanse hof gediend toen Haramis nog een kind was. Haar beste vriend, Uzun, een Nyssomu en hofmusicus, beschikte naast zijn muzikale talenten over een behoorlijke dosis magische bekwaamheid, en hij had Haramis het water-kijken geleerd. Het was een berucht onbetrouwbare methode om vér te zien, en als communicatiemiddel was zij niet veel beter, maar Haramis had ontdekt dat water-lezen in combinatie met haar toverkrachten als Oertovenares heel nauwkeurige resultaten gaf. Maar het ging gemakkelijker en het was betrouwbaarder als je het met een lege maag deed. Nu maakte ze haar geest zoveel mogelijk vrij - hoewel ze merkte dat ze haar laatste droom onmogelijk helemaal kon uitbannen - en keek in en door het water.
Bijna meteen leek het alsof ze op de rug van een van de grote lammergieren, die haar vervoerden als het nodig was, door de lucht vloog en een toren naderde. Ze herkende de hoofdtoren van de Citadel, een betrekkelijk recente (binnen de afgelopen vijfhonderd jaar) door mensen gebouwde toevoeging vergeleken met het hoofdgebouw, dat een overblijfsel was uit de tijd van de Verdwenen Wezens. Ze maakte een zachte landing op het dak van de toren en liet haar geesteslichaam door het valluik in de bovenste kamer zinken. In haar geestesbeeld was de kamer nu leeg. De laatste keer dat Haramis werkelijk in dit vertrek was geweest, krioelde het van soldaten uit Labornok die probeerden Uzun en haar gevangen te nemen. Ze hadden het er alleen levend afgebracht omdat twee lammergieren net op tijd aan kwamen vliegen en hen van de top van de toren wegvoerden. Herinneringen aan die lang vervlogen dag kwamen weer boven terwijl Haramis doorging haar vroegere vluchtroute in omgekeerde richting te volgen.
Op de verdieping eronder lag een slaapzaal voor een aantal soldaten van de Citadel. Voor zover Haramis zich kon herinneren was het bespottelijke idee om soldaten zeventien trappen van alles verwijderd te laten slapen afkomstig van haar grootvader. Haar vader was veel meer een geleerde dan een krijger en had niet de moeite genomen de opzet te veranderen.
Maar blijkbaar was iemand verstandig genoeg geweest om met dit gebruik te breken voordat het door traditie geheiligd werd. Hoewel er nog zes bedden en bijbehorende klerenkisten in deze ruimte stonden, waren er maar twee mensen in de voormalige slaapzaal, en dat waren kinderen: een jongen en een meisje, allebei zo te zien een jaar of twaalf. Ze zaten tegenover elkaar op de vloer, midden in een plas zonlicht dat door een open raam naar binnen viel.
'Volgens mij werkt hij als het licht is,' zei de jongen. Hij was tenger en had donker, dik haar, dat nodig geknipt moest worden. Het viel over zijn gezicht toen hij zich over het voorwerp dat ze bestudeerden heen boog, en hij streek het afwezig naar achteren. Zodra hij het losliet, viel het terug, maar hij liet het zo.
'Dat kan het niet alleen zijn,' sprak het meisje hem tegen. Ze had felrood haar dat in twee slordige vlechten tot aan haar middel kwam. Haramis had na haar zusje Kadya nooit meer iemand met zulk haar gezien, en naar haar uiterlijk te oordelen kon het dit meisje even weinig schelen hoe ze eruitzag als Kadya destijds. De kinderen droegen allebei kleren die duidelijk afdankertjes waren van oudere broertjes en zusjes, en geen van beiden leken ze het nodig te vinden ze schoon te houden. De houten vloer was blijkbaar in maanden, zo niet jaren, niet geveegd, maar het stof was verplaatst in patronen die erop wezen dat deze kinderen, of iemand anders, regelmatig op de vloer lagen, zonder zich om vuil en splinters te bekommeren. En het meisje was zo mogelijk nog magerder dan de jongen. Geeft niemand deze kinderen te eten, vroeg Haramis zich af.
'In het donker werkt hij niet.' De jongen was zijn mening nog steeds aan het verdedigen.
'O, ik ben met je eens dat hij licht nodig heeft om te werken, maar als hij alleen door licht geactiveerd zou worden, zouden alle wijsjes tegelijkertijd spelen, behalve het onderste.'
De geestesgedaante van Haramis liep de kamer door om te zien wat het meisje in haar hand had. Ze herkende het meteen; het was een van haar lievelingsspeeltjes geweest toen ze klein was. Het was een muziekdoos, overblijfsel uit de tijd van de Verdwenen Wezens, een kubus die verschillende melodieyes speelde, afhankelijk van de kant waarop je hem neerzette.
'Kijk, Fiolon,' wees het meisje, en ze hield de kubus zo, dat een rand op de vloer tussen hen in rustte. 'Als het alleen aan het licht lag, zou hij nu minstens één wijsje moeten spelen; de zon schijnt er recht op.' Ze legde de kubus op een kant, en er begon een muziekje. 'Zie je wel? Eén kant moet plat op de vloer liggen, of...' Ze hief de doos recht omhoog en de muziek ging onveranderd door. 'Of parallel aan de vloer.' 'Horizontaal bedoel je,' zei de jongen.
'Dat is hetzelfde, als de vloer vlak is. Nu moetje zien.' Ze liet de doos langzaam en voorzichtig opzij hellen. 'Het wijsje houdt op wanneer je de kubus meer dan twee vingerbreedten scheef houdt, en als de nieuwe kant horizontaal ligt, duurt het even voordat de muziek weer begint. En in die pauze,' zei ze ten slotte triomfantelijk, 'voel ik iets verschuiven in de kubus. De muziek begint pas weer als dat verschuivende spul op de bodem is.' Ze schudde de kubus heen en weer bij haar oor. 'Er zit een of andere vloeistof in. Ik heb reuze zin om hem open te maken en te kijken hoe hij er vanbinnen uitziet en hoe het werkt.' Fiolon rukte haar het speelgoed uit de hand. 'Waag het niet, Mikayla! Dit is de enige die we hebben en ik vind het een leuk ding. Als je hem kapotmaakt, trouw ik niet met je als we groot zijn.' 'Ik zou hem toch weer in elkaar zetten,' protesteerde Mikayla. 'Je weet niet of je hem wel weer in elkaar kunt zetten,' merkte Fiolon rustig en praktisch op. 'Je weet niet wat het voor vloeistof is - geen water, daar is hij te zwaar voor - en als je die kubus openmaakt, mors je vast een beetje. En we hebben niets anders waardoor we kunnen horen hoe de muziek van de Verdwenen Wezens was.' Mikayla lachte. 'Jij wilt gewoon helemaal nooit het risico lopen dat je een bron van muziek vernielt. Je vader is vast musicus geweest.' Fiolon haalde zijn schouders op. 'Dat zullen we nooit weten.' Mikayla pakte de kubus terug en woog hem op een hand. 'Ik geloof dat je gelijk hebt met die vloeistof. Dit voelt zwaarder aan dan water, en wat het ook is dat erin zit, het beweegt zo langzaam dat het niet in water kan drijven.' Ze zuchtte. 'Ik wou dat we meer van deze dingen konden vinden.'
'Ik ook,' beaamde Fiolon. 'Dan krijgen we misschien meer wijsjes.' 'En als we een duplicaat zouden vinden, zou ik dat uit elkaar kunnen halen om erachter te komen wat erin zit.' 'Waarom wil je altijd weten hoe dingen werken?'
Mikayla haalde haar schouders op. 'Dat wil ik gewoon. Waarom wil jij altijd overal een liedje over schrijven?'
Fiolon haalde ook zijn schouders op. 'Dat wil ik gewoon.'
Ze keken elkaar aan en barstten in lachen uit.
Haramis begon te grinniken en zat weer in haar toren in de kom met water te kijken. Haar adem had het oppervlak beroerd en het beeld doen verdwijnen.
Nou, dacht ze, ze lijken me beslist intelligent genoeg, maar ik zie haar niet direct als Oertovenares. Ik moet meer over haar te weten komen... en over hem. Uit zijn opmerking over trouwen zou je kunnen ajleiden dat ze voor elkaar bestemd zijn, maar het is wel raar dat hij niet schijnt te weten uiie zijn vader is. Hun kleren zijn duidelijk afdankertjes, maar oorspronkelijk waren het goede kleren, en de kinderen praten niet als bedienden.
Haramis kleedde zich vlug aan en ging ontbijten. Ze moest brieven schrijven en berichten verzenden.
Informatie over haar land was voor Haramis zo toegankelijk als haar hartslag. Informatie over mensen was veel moeilijker te krijgen. Het duurde een paar weken voordat Ayah, een Nyssomu-bediende in het paleis, de boodschap van de Oertovenares had ontvangen, verlof had gekregen om haar zuster te bezoeken en zo ver van de Citadel verwijderd was dat een lammergier haar kon halen zonder gezien te worden. Niemand van de koninklijke familie wist dat Ayahs zuster voor de Oertovenares werkte, en zo wilde Haramis het laten. Maar eindelijk arriveerde er een lammergier bij de toren met een goed ingepakte Nyssomu op zijn rug. Haramis ging naar buiten om de lammergier te begroeten en droeg de kleine vrouw zelf naar binnen. Het grootste nadeel van het wonen hier was dat haar Nyssomu-bedien- den niet veilig naar buiten konden. Zelfs na een kleine twee eeuwen herinnerde Haramis zich nog levendig de dag dat haar vriend en metgezel Uzun bijna was doodgevroren tijdens hun zoektocht naar haar talisman. Ze had een hele reisdag verloren omdat ze terug moest naar een lager gelegen plek om Uzun te ontdooien, waarna ze hem weer naar het laagland had gestuurd en de reis alleen had voortgezet. De Vispi waren de enige Oddlings die in de bergen konden overleven, en zelfs zij woonden liever in geïsoleerde kleine valleien die door hete bronnen werden verwarmd.
Dus droeg Haramis een goed ingepakte bundel de toren binnen, waar ze het aan Enya, de zuster van de bezoekster, overliet om de gast naar haar kamer te brengen en enige verfrissingen aan te bieden na de reis. Wat Haramis wilde weten, had al zo lang op zich laten wachten; een paar uur konden er nog wel bij.
Toen ze met z'n drieën in de studeerkamer van Haramis zaten en van bekers warm ladu-sap nipten, informeerde Haramis bij Ayah naar de kinderen die ze in haar visioen had gezien.
'Prinses Mikayla en heer Fiolon?' vroeg de Oddling verbaasd. Ze vroeg zich kennelijk af waarom Haramis in de kinderen was geïnteresseerd, maar Haramis verkoos geen uitleg te geven... tenminste niet op dit ogenblik. Ze wachtte gewoon tot de vrouw doorging. 'Mika - prinses Mikayla - is de zesde van de zeven kinderen van de koning. De koning concentreert zich op de opvoeding van zijn erfgenaam; de koningin is altijd met haar "baby" bezig, die nu tien is, en de andere vier schelen weinig in leeftijd en trekken meestal samen op.' De Oddling-vrouw schudde haar hoofd. 'Dus kan het niemand veel schelen wat Mika uitvoert, en de ouders van Fiolon zijn dood, zijn moeder tenminste. Als ze elkaar niet hadden, zou ze een heel eenzaam kind zijn, en hij ook, denk ik.'
Haramis dacht daarover na. 'Uzun is altijd mijn beste vriend geweest,' zei ze, met een tedere glimlach naar een glanzende houten harp met inlegwerk van been aan de bovenkant van de zuil, die naast haar stoel stond. Ze liet een hand over de achterkant glijden alsof ze een huisdier streelde. 'Maar toch kan ik me niet voorstellen hoe mijn jeugd zonder mijn zusters geweest zou zijn. Ze waren er altijd... of ik dat nu prettig vond of niet.' Ze bepaalde haar gedachten weer bij het heden. 'En wat is de positie van Fiolon? Wie is hij precies?'
Ayah ging door met haar verslag. 'Heer Fiolon van Var. Zijn moeder was de jongste zuster van de koning van Var... Onze koningin is de middelste. Fiolons moeder is bij zijn geboorte gestorven, maar het heeft meer dan zes jaar geduurd voordat onze koningin de koning zover kreeg dat hij het goedvond dat zij het kind van wijlen haar zuster opvoedde.'
'En de vader van Fiolon?' Haramis had aldoor over dat punt nagedacht sinds ze het gesprek van de kinderen had gehoord. Ayah haalde haar schouders op. 'Dat weet niemand. Zijn moeder was niet getrouwd.'
Haramis trok haar wenkbrauwen op. 'De zuster van de koning van Var heeft een kind gekregen en niemand heeft een idee wie de vader is? Gezien het gebrek aan privacy in alle paleizen waar ik ooit ben geweest, lijkt dat ongelooflijk. Iemand moet toch wel ten minste een vermoeden hebben wie haar minnaar was.'
'Het gerucht gaat dat ze op haar sterfbed heeft beweerd dat een van de Heren der Lucht de vader van haar kind was.'
Haramis trok haar wenkbrauwen op. 'Ik heb nooit gehoord dat de Heren der Lucht lijfelijke gedaanten aannamen... laat staan kinderen verwekten.'
Ayah zuchtte. 'Ze was stervende, Vrouwe, en waarschijnlijk ijlde ze. Maar ik ben het met u eens: het is vreemd dat niemand weet wie hem heeft verwekt. Heel vreemd.'
Haramis haalde haar schouders op. 'Ik betwijfel of het er iets toe doet. Elke grote familie heeft overtollige kinderen. Zijn Mikayla en hij voor elkaar bestemd?'
Ayah schudde haar hoofd. 'Er wordt wel eens over gepraat - Mikayla valt ook in uw categorie "overtolligen", voor zover een prinses dat kan - maar er is geen formele overeenkomst. Ik denk dat het misschien heel goed zou zijn: ze zijn erg dol op elkaar.'
'Dat is jammer,' zei Haramis. 'Mikayla moet de volgende Oertovenares worden, en dus moet ze hem opgeven.'
Ayahs mond viel open. 'Mika? Oertovenares?' Ze aarzelde geruime tijd voor ze doorging. 'Witte Vrouwe, ik geloof nooit dat ze dat leuk zal vinden.'
'Het doet er niet toe of ze het leuk vindt of niet,' zei Haramis rustig. 'Je meldt je niet vrijwillig voor dit leven. Het is haar lotsbestemming, zoals het de mijne was.'