Hoofdstuk 6
Hij wilde een andere vrouw.
Elisabeta’s geleende hart voelde alsof het langzaam in een ijsklomp veranderde. Haar prins en echtgenoot, die haar het eeuwige leven had beloofd, wilde haar nog altijd, ja. Maar hij wilde zijn geliefde Tempest ook.
Nou, ze had hem voor de gek gehouden. Ze had gedaan alsof ze hem gehoorzaamde en zich terugtrok om Tempest de macht over haar lichaam terug te geven. In werkelijkheid had ze slechts gespeeld dat ze sliep, totdat hij de kamer had verlaten.
Dat toneelspel was afgelopen.
De vrouw, wier lichaam ze had overgenomen, en die haar vijand was – Tempest, of Stormy, zoals ze zichzelf noemde – vocht uit alle macht om haar de baas te worden.
Elisabeta voelde haar greep op Stormy’s lichaam verslappen en wist dat ze vlug te werk moest gaan. Ze moest doen wat nodig was, en snel. Aangezien ze niet wist of ze Vlad kon vertrouwen om het voor haar te doen, moest ze het heft in eigen handen nemen.
‘Je komt niet meer terug,’ zei ze tegen de vrouw wier plaats ze had ingenomen. ‘Dit keer niet.’
Stormy droomde. Meer herinneringen uit het verleden kwamen bovendrijven. Opnieuw bevond ze zich in Roemenië, in Vlads kasteel…
Vlad had een olielamp uit de grote kamer meegenomen en haar naar de koude, brede stenen trap geleid. De massief houten trapreling was bedekt geweest met een dikke laag stof. Het houtsnijwerk was eenvoudig en van een ruwe rustieke schoonheid. Zonder haar hand vast te houden, had hij haar naar boven geleid.
Ze was naast hem gaan lopen.
Een traptrede brokkelde af onder zijn voet, en een stuk steen viel naar beneden. Hij moest de reling vastgrijpen om niet te vallen.
Instinctief greep ze hem bij zijn bovenarm.
Hij keek haar aan. In het flakkerende licht van de lantaarn was zijn uitdrukking intens. Net als zij leek hij zich bewust van het hevige effect dat het minste fysieke contact tussen hen had. Zelfs een onschuldige aanraking als die van haar hand op zijn bovenarm.
Ze moest haar ogen neerslaan voor het vuur in de zijne en richtte haar blik op de lamp. ‘Misschien kan ik die beter dragen. Aangezien jouw soort ongeveer even ontvlambaar is als lampolie.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op, maar liet toe dat ze de lamp uit zijn hand pakte.
Ze hield de lantaarn vast bij de slanke hals tussen de brede glazen voet en de bol met lampolie. Het bovenstuk van de lamp was lang en smal, en het glas was op die plaats zwart van het roet. De lamp voelde warm aan haar hand, in tegenstelling tot de man die het ding had gedragen.
Ze bestegen de trap en volgden een hoge gang door gewelfde deuren, die uit één stuk massief hout leken te zijn gemaakt.
De zwart metalen scharnieren en deurknoppen gaven het kasteel een toepasselijk gotisch uiterlijk, dacht ze.
Hij stopte bij een van de deuren, duwde deze wijd open en liet haar voorgaan, met de lantaarn.
Het warme goudkleurige lamplicht viel op een enorm hemelbed met doorschijnende witte gordijnen. Het bed was bedekt met een dik donzen dekbed en een enorme stapel kussens.
Ze liep erheen, de hoge ramen aan de overzijde van de kamer registrerend. Er hingen dikke rode gordijnen voor, aan de zijkanten bijeengehouden door met goud gebiesde koorden. Toen ze zich vooroverboog en met een hand over het dekbed streek, ving ze de frisse geur van wasmiddel op.
‘Het bed is verschoond,’ zei ze, naar hem omkijkend.
Hij stond vlak bij de deuropening. ‘Ik heb de huismeesters gebeld om een kamer voor je te laten klaarmaken. Ik hoop dat het naar wens is.’
‘Het is prima.’ Het was beter dan prima. De kamer had een sombere schoonheid en leek afkomstig uit een gotisch sprookje. Ze draaide zich om, hield de lamp omhoog en keek rond. In het vertrek stonden rijkversierde meubelen die er eeuwenoud uitzagen: een schommelstoel, een schrijftafel, een ladekast en een linnenkast. Ook dit vertrek had een open haard. Ze zette de lamp op de schoorsteenmantel en wierp een blik in de haard. Hout en aanmaakblokken lagen klaar, zag ze. Er hoefde alleen een lucifer bij gehouden te worden.
Hij kwam dichterbij om het haardscherm weg te halen. Uit een tinnen doosje op de schoorsteenmantel pakte hij een lange lucifer. Met zijn duimnagel knipte hij tegen de luciferskop, die direct ontbrandde. Hij boog zich voorover om de aanmaakblokken aan te steken.
‘Voor een vampier speel je erg veel met vuur.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik doe voorzichtig.’
Ze knikte naar de ramen. ‘En die gordijnen? Zijn die dik genoeg om…’ Toen hij zich met een vragende blik naar haar omdraaide, viel ze stil.
‘Ik was niet van plan hier bij jou te rusten, Tempest. Maar als je dat liever hebt…’
‘Nee. Nee, dat bedoelde ik niet.’ Hevig nee schuddend wendde ze haar blik af. Het was precies wat ze had bedoeld. Ze was ervan uitgegaan dat… ‘Ik zou juist heel blij zijn met de privacy. Ik heb veel om over na te denken. Het is gewoon… Ik ben niet gewend overdag te slapen. Het binnenvallende zonlicht zou me wakker kunnen houden.’
‘Ik begrijp het.’
Hij begreep het maar al te goed, vreesde ze.
Hij liep naar de ramen, maakte de gouden koorden los en trok de gordijnen dicht, zodat het beginnende daglicht werd buitengesloten. ‘Zo beter?’
‘Veel beter. Maar dat had ik zelf wel kunnen doen.’ Ze keek naar hem op, verrast om zijn oogleden telkens te zien dichtvallen. ‘Vooruit. Ga naar bed. Ik red me wel.’
Hij knikte, maar leek nog altijd te aarzelen.
‘Ik zal niet weglopen, Vlad. We hebben een afspraak gemaakt. Ik hou me altijd aan mijn woord.’
‘Dat is goed om te weten. Welterusten dan, Tempest.’
‘Jij ook. Ik zie je bij zonsondergang.’
Hij knikte en liet haar alleen.
Het oplaaiende vuur verlichtte het vertrek, zodat ze de gelegenheid kreeg het beter te bekijken. Er was een toilettafel, waarop accessoires niet ontbraken. Op het tafelblad lagen een schitterende zilveren haarborstel, kam en spiegel. Ze vroeg zich af of die er al hadden gelegen, of dat hij ze voor haar had laten klaarleggen. Zouden ze van Elisabeta zijn geweest? Waarschijnlijk hadden ze er dan verweerder uitgezien, besloot ze. Nieuwsgierig opende ze een aantal laden. Die waren niet leeg, ontdekte ze, maar gevuld met ondergoed: beha’s en slips, nachtjaponnen en babydolls, sokken.
Fronsend liep ze naar de linnenkast, zich afvragend of ze avondjurken en galakleding zou aantreffen. Dat was niet het geval. Toen ze de kastdeuren opende, zag ze hangers met spijkerbroeken en bloezen, en een warme jas. Op een plank vond ze twee paar schoenen: wandelschoenen en hardloopschoenen. Ze pakte een schoen en bekeek de maat onder de zool. Het was de hare.
In de ladekast lagen truien en T-shirts. Het was duidelijk dat hij de kleren voor haar had laten bezorgen. En hij kende haar maten, en haar smaak.
Achter een tweede deur bleek een badkamer te liggen. Die was verrassend modern. Tenminste, in vergelijking met de rest van het kasteel. Vermoedelijk was het relatief kort geleden dat er binnenshuis sanitair was aangelegd. De badkuip was oud en diep, met poten in de vorm van dierenklauwen. Er was een staande wastafel, en een enorm toilet, vermoedelijk stammend uit de jaren vijftig. Alle kranen waren van glimmend koper. Op een plank lag een stapel handdoeken en washanden, geurend naar wasmiddel.
Op een kleine kaptafel, voorzien van een spiegel en kruk, stonden haarproducten, crèmes, zeep, scheermesjes en make-up. Stuk voor stuk merken en kleuren die ze gebruikte.
Goeie god, hoe kon hij zoveel over haar weten?
Ze wist niet of ze ontroerd was door de enorme moeite die hij had gedaan om het haar naar de zin te maken, of verontrust door het feit dat hij haar leven – of misschien haar geest – zo uitgebreid had bestudeerd zonder dat ze het had gemerkt.
Misschien was ze allebei.
Ze had dolgraag een douche genomen, maar dat ging niet, want er was geen douchekop. Met een zucht sloot ze de badstop en draaide vervolgens de kraan open. Toen liep ze terug naar de slaapkamer om een nachtjapon uit te zoeken. Ze koos een lang en wijd wit gewaad. Het was de perfecte outfit voor een heldin uit een gotische roman, die was gestrand in een vreemd buitenlands kasteel met een vampier als gastheer. Waarom niet?
Het bad ontspande haar, en de nachtjapon voelde heerlijk zacht tegen haar huid. Ze had niet verwacht dat ze zou kunnen slapen, maar zodra ze in bed kroop, voelde ze dat het geen enkel probleem zou zijn. Haar lichaam zonk weg in het zachte matras. Het voelde alsof ze op een wolk zweefde. Behaaglijk en warm lag ze onder het donzen dekbed, haar hoofd ondersteund door de kussens. Dit bed zou de meest hopeloze slapeloosheid nog genezen, dacht ze. Zodra ze het dekbed over haar schouders heen had getrokken, dommelde ze weg.
Lange tijd sliep ze. Een diepe, ongestoorde, heerlijk vredige slaap.
Totdat de droom begon.
In die droom was ze niet zichzelf, maar iemand anders: Elisabeta. Het was wel haar eigen lichaam en haar eigen gezicht, maar dan bewoond door die andere vrouw, en kijkend door haar ogen.
Ze stond aan de rand van een klif, klaar om te springen.
Het voelde alsof ze in het lichaam van de andere vrouw zat. Maar ze had geen enkele controle en was niet meer dan een getuige. Terwijl ze daar aan de rand van de afgrond stond, hoog boven een bulderende waterval, wist en voelde ze alles wat Elisabeta wist en voelde. Boven haar was de nachtelijke hemel bezaaid met sterren. Achter haar strekte een grasveld vol wilde bloemen zich tot in de verte uit. Haar blik werd echter naar de andere vrouw getrokken. Op een of andere manier kon ze haar zien, terwijl ze tegelijkertijd in haar lichaam gevangenzat.
Elisabeta droeg een eenvoudige jurk tot op haar enkels. Ze werd verteerd door verdriet. Binnen in haar bevond zich een gapend gat, gevuld met ondraaglijke pijn. Zoveel pijn…
Stormy voelde haar pijn.
Ik ben iedereen kwijt, dacht Elisabeta. Iedereen van wie ik ooit heb gehouden. Ik heb niets meer.
De pest, drong het langzaam tot Stormy door. Elisabeta’s familie was ten prooi gevallen aan de pest. Haar moeder. Haar vader. Haar broers. Haar kleine zusje. De naam van het meisje kwam bovendrijven in Stormy’s bewustzijn. ‘Alanya,’ fluisterde ze. ‘Ze was pas twee.’ Ze voelde een brok in haar keel. Tranen brandden in haar ogen. Tranen… voor Elisabeta.
Er was nog iets anders met de vrouw aan de hand. Hoewel, vrouw? Nee, geen vrouw. Ze was nog maar een meisje. Haar hoofd was gevuld met overweldigende emoties, en haar lichaam… haar lichaam was zwak en ziek. Al geruime tijd werd ze steeds zwakker. Wat haar ook mankeerde, diep vanbinnen wist ze dat ze niet beter zou worden. Zonder haar familie had ze geen enkele reden om te blijven leven. Vroeg of laat zou die mysterieuze ziekte waaraan ze leed toch wel haar dood worden.
Ze was een uitverkorene, besefte Stormy. Een van die stervelingen met het Belladonna-anti-gen, de enigen die vampiers konden worden. Over het algemeen raakten ze op jonge leeftijd verzwakt en stierven ze. Maar hemel, toch niet zó jong?
De ondoden voelden aan wie de uitverkorenen waren. Ze waakten over hen en beschermden hen.
Stormy vroeg zich af waar Elisabeta’s beschermer was gebleven. Op dat moment hoorde ze een schreeuw.
Op het klif aan de overkant stond een man. Hij was echter te laat om het gekwelde jonge meisje te stoppen.
‘Het is afgelopen,’ fluisterde het meisje. Ze vouwde haar armen open, leunde naar voren en liet zich vallen. Haar lichaam buitelde door de lucht.
Stormy viel met haar mee. Met duizelingwekkende snelheid kwamen de opspattende schuimkoppen en rotsen beneden op haar af. Haar maag voelde alsof ze die boven aan het klif had achtergelaten.
Het volgende moment vloog er iets op haar af. Een gestalte die als een pijl door de lucht schoot. Hij botste tegen haar op, en alle lucht werd uit haar longen geperst. Toen draaide hij zijn lichaam onder het hare.
Neerkomend in het water kon ze zweren dat ze zijn botten voelde breken. Ze hoorde hem kreunen van pijn.
Hij had haar val gebroken, haar dood verhinderd.
Het volgende moment sleurde het water hen mee en werd alles ijskoud en stikdonker.
Toen klonk er een schreeuw.
‘Hij is van mij!’ schreeuwde het gekwelde, door verdriet verteerde jonge meisje.
Even leek het alsof Stormy recht in Elisabeta’s ogen keek.
De jonge vrouw sprak zonder haar lippen te bewegen.
Hij is van mij, en ik heb niemand anders. Je zult me niet bij hem weghouden.
Ze sloot haar kleine handen om Stormy’s keel en kneep.
In een donkere nacht lang geleden was Stormy uit een droom ontwaakt met het gevoel dat ze werd gewurgd. Snakkend naar adem had ze geprobeerd de handen om haar keel weg te duwen. Er waren echter geen handen geweest. Proestend en naar adem happend had ze zich overeind geworsteld, trachtend haar droom van zich af te schudden. Het gevoel te worden gewurgd was vervaagd, en uiteindelijk had het geleken alsof er nooit iets was gebeurd.
Dit keer besefte ze echter al snel dat ze niet langer in het grote zachte bed lag. Ze bevond zich zelfs niet meer in het kasteel.
Ze zat op een grasveld dat zich uitstrekte tot aan de rand van een verafgelegen woud. Een kille vochtige bries streek zachtjes langs haar heen en bedekte haar huid met fijne waterdruppels. Het luide geraas in haar oren verkilde haar tot op het bot. Langzaam stond ze op en draaide zich toen om. Aan de grond genageld hapte ze naar adem.
Vóór haar, aan haar voeten, bevond zich een gapende kloof. Langs de rotsige afgrond stroomde een waterval bulderend naar beneden, de rivier in. Een wolk van vochtige nevel steeg op en omhulde haar.
‘O, god…’ Met haar armen om zichzelf heen geslagen deinsde ze terug, weg van de afgrond, ondertussen de kostbare lucht diep inademend. Haar lichaam beefde. Haar hals voelde beurs, en het was alsof er een strakke band om haar borst zat. Hemel, wat leek het echt. Elisabeta had geprobeerd haar te wurgen. En op een of andere manier was Stormy op deze plek beland, de plek die ze in haar droom had gezien.
Haar hoofd schoot omhoog, en paniekerig keek ze rond in het donker. Er was niemand. Ze was alleen.
Niet alleen, dacht ze. Niet echt. De vijand huist in me.
Ze drukte haar handen tegen haar hoofd en wachtte tot haar ademhaling en het bonzen van haar hart kalmeerden. Langzaam herstelde ze zich. De duizeligheid – die ongetwijfeld was veroorzaakt doordat ze bijna was gewurgd – nam af.
Had ze kunnen sterven? Kon een indringer in haar lichaam haar van binnenuit doden? Zo voelde het wel.
Nog altijd had ze het gevoel dat ze niet alleen was. Zelfs op dit moment niet. Ze voelde zich bespied.
De hemel was donker, en ze was gedesoriënteerd. Voor haar gevoel had ze urenlang in dat comfortabele bed geslapen, als een geest in het rijk der doden. Ze had geen idee of de ochtend gewoon nog niet was aangebroken, of dat er een hele dag was verstreken en het opnieuw nacht was geworden.
Ze wilde om Vlad roepen. Een belachelijke idee, hield ze zichzelf voor. Het veranderde niets aan haar behoefte. Ze snakte naar hem, als een verslaafde naar een drug. Of misschien snakte Elisabeta naar hem. Ze wist alleen dat ze hem bij zich wilde hebben, en wel meteen.
En ineens was hij daar.
Hij stond achter haar, legde zijn handen op haar schouders en draaide haar naar zich toe. Met zijn onleesbare vorsende blik bestudeerde hij haar gezicht. ‘Tempest?’
Een snik steeg op in haar keel. Ze klemde haar kaken op elkaar en sloot haar ogen om haar tranen terug te dringen. Stijf en gespannen stond ze daar.
‘Toen ik wakker werd, was je weg,’ zei hij zacht. ‘Wat is er gebeurd? Hoe ben je hier terechtgekomen?’
‘Ik weet het niet,’ fluisterde ze. In haar benauwdheid kostte het haar moeite een woord uit te brengen. ‘Ik… Ik weet het gewoon niet.’
Toen verloor ze haar zelfbeheersing. Ze kon haar stijve houding geen seconde langer volhouden. Dus gaf ze toe aan de behoefte van haar lichaam. Ze leunde tegen zijn borstkas en nestelde zich in zijn sterke armen. Met haar armen om hem heen geslagen klampte ze zich aan hem vast. Ze begroef haar gezicht in zijn schouder en liet haar tranen de vrije loop.
Terwijl de herinnering vervaagde, probeerde Stormy uit alle macht te ontwaken. Het lukte haar niet. Ergens wist ze dat het geen échte nachtmerrieachtige graftombe was, waarin ze gevangenzat zonder licht of zuurstof, maar haar eigen lichaam. Koude stenen muren omsloten haar en maakten haar het terugkeren naar zichzelf onmogelijk. Ze kon noch horen, noch zien, noch bewegen. Toch was ze zich ervan bewust dat haar lichaam wakker was, en bewoog en rondliep alsof alles normaal was.
Alleen was iemand anders de baas. Elisabeta!
Trut. Geef me mijn geest terug.
Stormy vocht tegen de duisternis. En die leek te wijken. Vermoedelijk werd Elisabeta zwakker, al verzette ze zich koppig. Stormy spande zich nog feller in. Een flard van zelfbeheersing keerde bij haar terug. Als een drenkeling klampte ze zich eraan vast.
Van het ene moment op het andere week de duisternis. Het was alsof ze bovenkwam aan het oppervlak van een roerloos meer. Eerst was er niets en vervolgens alles. Al haar zintuigen kwamen in één klap in volle hevigheid tot leven. Plotseling keek ze weer door haar eigen ogen en kon ze haar ledematen weer voelen. Even was ze totaal uit haar evenwicht en gedesoriënteerd.
Ze stond aan het raam van haar slaapkamer in Athena House, slechts gekleed in haar kamerjas. Haar knieën voelden week en ze wankelde toen ze haar evenwicht trachtte te hervinden. Ze knipperde met haar ogen om scherp te zien. Wat ze zag, verbijsterde haar tot in het diepst van haar wezen.
Daar, in haar hand… De grote glinsterende robijnen ring! Haar ene hand bracht die naar de vingertop van haar andere hand. Terwijl het beeld tot haar doordrong, schoof ze de ring verder om haar vinger.
Aan de grond genageld staarde ze naar haar eigen handen, willend dat ze zouden stilhouden. Ze had de enorme edelsteen in haar rechterhand en stond op het punt deze om haar linkerringvinger te schuiven.
Een gil steeg op uit haar keel, en ze slingerde de ring door de kamer. Het sieraad raakte de muur en landde op de grond, waar het rollend en stuiterend tot stilstand kwam. Daar lag de rode steen, als een duivels oog dat haar aanstaarde.
Haar slaapkamerdeur zwaaide open, en Melina stormde binnen. ‘Stormy! Wat is er? Wat gebeurt er?’ Met wijd opengesperde ogen keek ze de kamer rond.
Vanuit de gang klonk het rennen van voetstappen.
Naar adem happend vroeg Stormy zich af wat ze in ’s hemelsnaam moest zeggen, en hoe ze het gebeurde moest verbergen.
Toen Melina de ring zag, hapte ze eveneens naar adem. ‘Is dat…’
‘Godallemachtig,’ mompelde Brooke vanuit de deuropening. ‘Waar komt die in ’s hemelsnaam vandaan?’
‘Ik weet het niet. Ik weet het niet!’ Stormy’s knieën begaven het.
Het volgende moment stond Lupe naast haar. Voordat Stormy kon instorten, sloeg ze een arm om haar middel.
Stormy had niet eens gemerkt dat ze was binnengekomen.
Lupe was sterk, veel sterker dan ze op het oog leek. Ze ondersteunde Stormy en leidde haar achteruit, totdat haar benen het bed raakten.
Dankbaar zonk Stormy neer op bed, bevend over haar hele lichaam.
Lupe bleef dicht bij haar. De blik in haar ogen was alert. Niets ontging haar.
‘Was het de Spietser?’ vroeg Melina. Ze keek Stormy niet aan, maar staarde gebiologeerd naar de ring. ‘Is hij hier geweest?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ wist Stormy ten slotte uit te brengen. Het was een leugen, maar wat er tussen Vlad en haar was gebeurd, ging hen niets aan. Met moeite rukte ze haar blik los van die van Lupe. Haar wilde paniek begon af te zakken. ‘Waarom denk je dat?’ vroeg ze met een frons. Ze zag Melina, Brooke en Lupe naar de balkondeuren kijken, die op een kier stonden. Een koele bries waaide frisse lucht de kamer in en deed de gordijnen zachtjes heen en weer wapperen.
Langzaam draaide Melina zich om naar Stormy. ‘Het is logisch, toch? Vlad heeft een lichaam nodig voor zijn dode bruid, zodat ze kan terugkeren. Misschien heeft hij het jouwe uitgekozen. Weet je zeker dat hij hier niet is geweest?’
‘Als Dracula me een nachtelijk bezoek had gebracht, zou ik dat echt wel weten, Melina. Het is niet iets wat me zou ontgaan.’ Ze hield de linkerkant van haar hals verborgen voor hun nieuwsgierige blikken. Totdat het zonlicht haar huid had beschenen, zouden zijn tandafdrukken nog zichtbaar zijn.
‘Hij is machtig genoeg om je geheugen te wissen,’ zei Brooke. ‘Hij kan van gedaante veranderen, heb ik gelezen, en zijn betovering is onweerstaanbaar.’
‘Voor mij niet. Vergeet niet dat ik in mijn werk al zestien jaar met zijn soort te maken heb.’
‘Waar komt die ring dan vandaan?’ vroeg Brooke. ‘Hoe is die hier terechtgekomen?’
Stormy liet haar defensieve houding varen. ‘Ik… Ik heb geen idee hoe de ring hier komt. Toen ik wakker werd, lag hij er. Meer weet ik niet.’
‘Op de grond?’ vroeg Melina. Ze liep op de ring af en stak haar hand ernaar uit.
Stormy moest zich beheersen om haar niet opzij te duwen en de ring voor haar weg te grissen. Het was een drang die niet alleen voortkwam uit haar eigen geest, maar ook uit die van Elisabeta, wist ze. Toen Melina haar hand om de ring sloot om hem op te rapen, schoot Stormy onwillekeurig naar voren. ‘In mijn hand,’ antwoordde ze. ‘Ik was aan het slaapwandelen of… of zoiets.’
Bij de woorden ‘of zoiets’ keek Lupe haar met samengeknepen ogen aan, maar ze zei niets.
‘Toen ik wakker werd, stond ik in de kamer, met de ring in mijn hand.’
Lupe mompelde iets in het Spaans en sloeg een kruis.
‘Dat was vast doodeng,’ zei Melina.
‘Iemand moet je de ring hebben gebracht,’ zei Brooke langzaam. ‘Heb je niemand gezien? Niets gehoord?’
‘Nee, niets,’ hield Stormy vol.
Brookes mond verstrakte. ‘Die ring is hier heus niet vanzelf terechtgekomen.’
‘Dat beweerde ik ook niet.’
‘Laat haar met rust, Brookie,’ snauwde Lupe. Ze stapte dichter naar Stormy toe, alsof ze haar wilde beschermen. ‘Misschien moeten we het terrein uitkammen,’ vervolgde ze, wellicht in een poging van onderwerp te veranderen. ‘Het huis doorzoeken naar sporen, om er zeker van te zijn dat de dader weg is. Geef Stormy wat tijd om tot zichzelf te komen. Intussen zal ik thee zetten. Kamille, wat valeriaan, en misschien wat lavendel. Daarna kunnen we verder praten.’
Melina knikte. ‘Wijze woorden, Lupe. Veiligheid komt op de eerste plaats. Analyse is voor later.’ Ze wendde zich tot Brooke. ‘Wek een handjevol vrouwen en doorzoek het huis van boven tot onder. Ik zal met een andere groep het terrein afzoeken.’
‘Ik ga thee maken,’ zei Lupe. Ze stapte op Melina af en stak haar hand uit. ‘Misschien kan ik die beter bij me houden. Voor het geval je iemand tegenkomt… Wie dan ook.’
Melina opende haar hand en staarde naar de ring.
Brooke ontmoette haar blik. ‘Als je wilt, kan ik hem ook voor je bewaren.’
Melina schudde haar hoofd. ‘Lupe heeft gelijk. Tijdens onze zoektocht zal de ring hier het veiligst zijn.’ Ze gaf Lupe de ring.
Met een knik sloot Lupe haar hand eromheen, en ze stak de ring in de zak van haar badjas. Toen draaide ze zich om naar Stormy. ‘Ga mee naar de keuken. Je kunt nu beter niet alleen zijn.’
‘Dank je.’
Met zijn vieren liepen ze de gang in. Melina en Brooke gingen ieder een eigen kant op, om de zoektocht op touw te zetten.
Stormy maakte zich geen zorgen. Vlad was allang weg.
Had hij de ring bij haar achtergelaten? Hoe kon die anders in haar kamer terecht zijn gekomen?
Een stemmetje in haar hoofd vroeg hoe bont hij het moest maken voordat ze de waarheid onder ogen zou zien. Tijdens zijn liefdesspel had hij immers zijn betovering over haar verbroken, wetend dat hij daarmee Elisabeta tot leven zou wekken. Vervolgens had hij Elisabeta de ring gegeven, zodat ze die om Stormy’s vinger kon doen. Om Stormy te verdrijven. Om haar te doden…
Hij wilde haar dood hebben.
Waarom verlangde ze dan nog steeds zo naar hem?
Met loden benen liep ze achter Lupe aan de trap af.
Nerveus keek Lupe achter hen. Toen zei ze: ‘Ze weten het van jou, Stormy.’
Van verbijstering struikelde Stormy bijna.
Snel stak Lupe een sterke gebruinde arm uit om haar te ondersteunen.
Stormy slikte en greep de trapreling vast. ‘Wat weten ze?’
‘Doe me een lol.’ Lupe pakte Stormy bij haar onderarm. In een rap tempo leidde ze haar de trap af en het huis door, naar de enorme keuken achterin. Ze vulde een metalen ketel met water en zette die op een kookplaat. Vervolgens pakte ze een porseleinen theeservies uit een glazen kast.
‘Wat denken ze van me te weten, Lupe?’ vroeg Stormy.
‘Ze weten van Vlad en jou. Dat hij je zestien jaar geleden heeft ontvoerd en een paar weken heeft vastgehouden. Tijd die je je niet kunt herinneren. En…’ Onderzoekend keek ze Stormy aan. Ze leek te aarzelen. Toen schudde ze haar hoofd. Ze liep naar een kast en trok de deuren open. De kast stond vol potten met kruiden, stuk voor stuk van een etiket voorzien. Uit diverse potten schepte ze kruiden in een zakje van kaasdoek. Het zakje had een vetersluiting.
‘En wat?’
‘Geef me even, ja? Ik kom er vanzelf op. Het is niet makkelijk om het hardop te zeggen, want het klinkt totaal gestoord… Ze denken dat jij haar bent: Elisabeta Dracula. Of haar reïncarnatie, of zoiets.’
‘Denken ze dat?’ Hoofdschuddend liet Stormy zich in een stoel zakken. ‘En wat denk jij, Lupe?’
‘Ik heb geen flauw idee.’ Met een ruk trok ze de veter aan, en ze liet het kruidenzakje in de porseleinen theepot zakken. ‘Ik heb het portretschilderij van haar gezien. Tenminste, foto’s ervan. In ons dossier over Dracula.’
‘Hebben jullie een dossier over hem?’
Lupe keek Stormy aan. Haar blik verraadde dat ze die informatie niet had mogen prijsgeven en ook niet verder zou toelichten. ‘Het zou logisch zijn. Dat hij je heeft ontvoerd, bedoel ik. Als hij dacht dat je haar was.’
Stormy boog haar hoofd en schudde van nee.
‘Daarom heeft Melina jullie bedrijf ingehuurd om de ring te vinden. Ze wist dat ze met jouw hulp een betere kans van slagen had. Jij hebt een bijzonder belang in deze zaak. Jij bent verbonden aan de ring. Als hun theorie klopt, dan is het zelfs jouw ring.’
‘Ik zweer je, Lupe. Ik ben Elisabeta Dracula niet. Ik ben Tempest Jones.’
‘Ja?’ Ze zuchtte. ‘Hoe kom je dan aan die ring?’
‘Dat weet ik niet.’
De ketel begon te fluiten. Lupe haalde hem van de kookplaat en goot het kokende water in de porseleinen theepot. Een geur van kruiden steeg op uit de dampende pot en vulde de kamer. ‘Oké dan. Wat staat er op die videoband?’
Stormy’s hoofd schoot omhoog, en haar ogen ontmoetten die van Lupe.
‘Ik zag de band liggen op je nachtkastje. Wat is het? Ben je er op dezelfde manier aan gekomen als aan de ring, of…’
Stormy hief haar hand. ‘Ik weet niet of ik het over die videoband wil hebben. Nu nog niet, in elk geval.’
‘Je vertrouwt me niet.’ Lupe haalde haar schouders op. ‘Ik neem het je niet kwalijk. Tenslotte ken je me niet. En je hebt geen flauw idee wat ik op het spel heb gezet door je dit te vertellen. Als ze erachter komen…’
‘Dat zal niet gebeuren.’
Met een flauwe glimlach boog Lupe haar hoofd, en ze deed het deksel op de theepot. ‘De thee moet even trekken.’ Toen keek ze Stormy aan. Ze haalde de ring uit haar zak en hield hem op. ‘Je hebt er meer recht op dan wie dan ook,’ zei ze.
Stormy schudde haar hoofd. ‘Je kunt die ring beter bij me vandaan houden. Dat is veiliger. In elk geval totdat we de ring vernietigen.’
‘O, we kunnen de ring niet vernietigen,’ zei Melina vanuit de deuropening.
Met een ruk draaiden beide vrouwen zich naar haar om.
Stormy had geen idee hoelang ze daar al stond en hoeveel ze had gehoord.
En Lupe ook niet, aan haar gezicht te zien.
‘Je zei dat de ring gevaarlijk is,’ wierp Stormy tegen. ‘Dat als die in de verkeerde handen valt…’
‘De ring ís ook gevaarlijk. Maar volgens de legende is Elisabeta’s ziel eraan verbonden. Als dat waar is, moeten we haar bevrijden. Nu we de ring hebben, kunnen we haar ziel uitdrijven. Daarna kunnen we de ring voor eens en altijd vernietigen.’
Ze stak haar hand uit, met de geopende handpalm naar boven, en vervolgde: ‘Tot die tijd kunnen we de ring het best in de kluis bewaren.’ Haar blik gleed van Lupe naar Stormy, en haar uitdrukking was openhartig en geruststellend. Tastend verdwenen haar vingers onder haar blouse. Ze trok een halsketting tevoorschijn. Aan de ketting hing een zilveren sleutel. ‘Ik ben de enige die de sleutel heeft, Stormy. In de kluis kan er niets met de ring gebeuren. Dat beloof ik.’
Stormy perste haar lippen op elkaar. Ten slotte knikte ze. ‘Goed dan.’
‘Mooi zo.’ Melina hield haar hand nog altijd op.
Lupe legde de ring erin.
‘Direct na zonsopgang zal ik de ring in de kluis leggen.’
‘Waarom na zonsopgang?’ vroeg Stormy.
Melina likte langs haar lippen. ‘Gewoon, uit voorzorg.’
Ze sprak niet de volle waarheid, voelde Stormy. Iemand moest iets gezien hebben. Iemand wist dat Vlad in het huis was geweest. Of Melina doorzag leugens even goed als Stormy. Hoe dan ook, de vrouwen wisten dat er een vampier in de buurt was geweest, en ze namen het risico niet dat hij hun verstopplaats zou zien.
‘Roep ons als de thee klaar is,’ zei Melina. ‘Ik ga kijken of de groep van Brooke iets heeft gevonden.’ Ze verliet de keuken, de ring met zich meenemend.
Stormy maakte aanstalten haar te volgen.
Lupe legde een hand op haar schouder om haar tegen te houden. ‘Je hebt nog tijd,’ zei ze. ‘In mijn kamer staat een videorecorder, als je die wilt gebruiken. Niemand hoeft het te weten.’
‘Dank je.’
Lupe knikte.
Stormy vroeg zich af waarom de vrouw haar hielp. Wilde ze haar misleiden en in de val lokken, of was ze oprecht behulpzaam? Het deed er niet toe, besefte ze. Ze was iets op het spoor, en ze zou niet rusten voordat ze wist wat het was. Nadat ze Lupe had bedankt, volgde ze Melina de aangrenzende kamer in. ‘Melina, nog één ding.’
Melina draaide zich om en keek haar aan.
‘Die… zieluitdrijving. Weet je hoe je die moet aanpakken?’
Haar lippen likkend, schudde de andere vrouw haar hoofd. ‘Nee.’
‘Ken je iemand die dat wel weet?’
‘Niet zo een-twee-drie. Maar we vinden wel iemand. Dat weet ik zeker.’
‘Je hoeft niet te zoeken. Ik… Ik weet iemand. Waarschijnlijk is ze de meest aangewezen persoon om het doen. Of misschien wel de enige.’