Hoofdstuk 1
Het heden
‘Melina Roscova,’ zei de slanke blonde vrouw, haar hand uitstekend. ‘U bent zeker Maxine Stuart?’
‘Haar naam is Maxine Malone, maar dat ben ik niet.’ Stormy schudde de vrouw de hand. Die was koel, en haar greep ferm. ‘Stormy Jones,’ zei ze. ‘Max en Lou hebben het druk met een andere zaak. We hadden niet de indruk dat we alle drie bij het eerste gesprek nodig waren.’
‘Ik begrijp het.’ Melina liet Stormy’s hand los en haalde een visitekaartje uit haar broekzak. ‘Dan klopt deze waarschijnlijk niet meer.’
Stormy nam het kaartje aan en bekeek het. Supernatural Investigations Services stond er, met het SIS-logo over de bedrijfsnaam heen gedrukt. In kleinere letters stonden hun namen vermeld: Maxine Stuart, Lou Malone en Tempest Jones. Eronder, in een elegant lettertype, de woorden ‘ervaren, professioneel en discreet’, met een gratis telefoonnummer erbij.
Ze gaf de kaart terug aan Melina. ‘Ja, die is behoorlijk oud. Inmiddels zijn Maxie en Lou al zestien jaar getrouwd. Uiteraard hebben we pas nieuwe kaarten laten maken toen we alle oude hadden opgebruikt. Een mens moet praktisch zijn.’
‘Natuurlijk.’
‘Vanwaar al die geheimzinnigheid?’ vroeg Stormy. ‘En waarom wilde u me hier ontmoeten?’
Al pratend liepen ze door de ingang, de overwelfde gangen van het Canadian National Museum binnen. Hun voetstappen echoden door de ruimte.
Melina betaalde het entreegeld contant en leidde Stormy verder het gebouw in. ‘Geen geheimzinnigheid,’ antwoordde ze. ‘Ik wil jullie inschakelen voor een gevoelige zaak. Discretie…’ Ze tikte met het oude visitekaartje tegen een knokkel. ‘…is noodzakelijk.’
‘U kunt ons vertrouwen,’ reageerde Stormy. ‘We zouden het nooit al die jaren in deze branche hebben overleefd als we onze mond niet konden houden.’ Ze bekeek een versleten wandkleed in een vitrine. De kleuren waren verbleekt, en het kleed zag eruit alsof het bij een fikse windvlaag volledig uiteen zou vallen. ‘En waarom deze plek?’
‘Omdat het hier is,’ zei Melina. Ze bekeek een andere vitrine met verscheidene dof geworden zilveren objecten: schalen, urnen, sieradenhangers.
‘Wat is hier?’
‘Het voorwerp dat u moet zien. Maar het zal hier niet lang meer zijn. Het maakt deel uit van een reizende tentoonstelling van objecten die bij recente archeologische opgravingen in het noorden van Turkije zijn gevonden.’
Stormy bestudeerde haar afwachtend.
Melina zweeg echter en liep de hal door, langs potloodtekeningen en diagrammen van een opgravingsterrein, die waren ingelijst alsof het om kunstwerken ging. Aan de muren, veilig uitgestald achter glas, hingen diverse voorwerpen. Koperen snuisterijen, messen met metalen lemmeten en minutieus gegraveerde benen of ivoren handgrepen.
Stormy bekeek de tentoongestelde voorwerpen. Ineens voelde ze zich verkild tot op het bot. Ze wreef over haar armen. ‘Je zou denken dat ze deze ruimte wel zouden verwarmen. Het is hier ijskoud,’ mompelde ze. Ze griste een folder uit een nabijstaand rek en begon te lezen, in een poging zichzelf af te leiden van haar plotselinge ongemak.
De folder vermeldde dat de gevonden voorwerpen niet representatief waren voor de lokale cultuur in de vindplaats. Verondersteld werd dat de meeste objecten deel uitmaakten van oorlogsbuit, die soldaten hadden meegenomen na hun plunderingen in verre landen van overwonnen vijanden. Het vermoeden bestond dat op het opgravingsterrein ooit een soort klooster had gestaan, gewijd aan de bestudering van het occulte.
‘Hier is het,’ zei Melina.
Stormy keek op van de folder en zag dat de vrouw een paar passen verderop stond, voor een kleine vierkante vitrine die op een sokkel rustte. In de vitrine, op een doorzichtige kunststof voet, lag een ring. Het was een grote ring, met een uitbundig gegraveerde band. In opzichtigheid overtrof hij de meest kitscherige ringen die Stormy tijdens haar schooltijd had gezien. De glimmende rode steen was al even groot en opzichtig, maar ze was er vrij zeker van dat het om een echte edelsteen ging.
‘Het is een robijn,’ zei Melina, haar onuitgesproken vermoeden bevestigend. ‘Van onschatbare waarde. Is hij niet schitterend?’
Stormy antwoordde niet. Ze kon haar ogen niet van de ring afhouden. Even leek het alsof ze door een lange donkere tunnel keek, en de ring het enige was wat ze zag. Terwijl haar ogen gekluisterd bleven aan de ring, werd alles om haar heen donker. In haar zicht was plaats voor niets anders meer.
Toen hoorde ze een stem.
‘Inelul else al meu!’
Die stem… kwam uit haar eigen keel! Haar lippen bewogen, maar niet uit eigen beweging. Het voelde alsof ze plotseling een marionet was geworden, of een buikspreekpop. Haar lichaam bewoog geheel buiten haar wil om. Haar handen reikten naar de vitrine. Haar handpalmen drukten zich tegen het glas en tilden de glazen kast van zijn sokkel.
Ruw werd ze bij haar arm gegrepen en weggetrokken. ‘Ms. Jones, wat doet u in ’s hemelsnaam?’
Hevig knipperend met haar ogen voelde Stormy dat ze de controle over haar lichaam weer terugkreeg.
Melina hield haar vast bij haar bovenarm en keek het vertrek rond, alsof ze verwachtte dat er ieder moment een invalsteam van de Canadese politie zou komen aanrennen.
Stormy schraapt haar keel. ‘Heb ik het alarm laten afgaan?’
‘Volgens mij niet,’ antwoordde Melina. ‘De sensoren op het voetstuk reageren pas als de ring wordt weggehaald.’
Terwijl haar hoofd langzaam helder werd, staarde Stormy haar fronsend aan. ‘Hoe weet u dat?’
‘Het hoort bij mijn werk om dat te weten. Is alles in orde?’
Stormy knikte, maar ze ontweek Melina’s blik. ‘Ja, hoor. Prima. Ik was even… helemaal ergens anders met mijn gedachten, dat is alles.’
Het was niet alles. En ze was niet in orde. Ze had al zestien jaar niet meer zo’n aanval gehad, maar ze kende het gevoel dat haar zojuist had overweldigd. Ze kende het maar al te goed. Nooit zou ze het vergeten. Nooit.
In zestien jaar had ze zich niet meer zo gevoeld. Niet sinds de laatste keer dat ze bij hem was geweest. Bij Dracula. De enige echte. De tijd van hun samenzijn vormde een zwart gat in haar geheugen, maar de herinnering aan hoe ze zich had gevoeld was nog springlevend. Alsof ze… bezeten was geweest.
Herinneringen of niet, ze had zojuist Dracula’s stem gehoord, die haar van dichtbij had toegefluisterd: ik vrees dat er zonder de ring en de perkamentrol geen enkele hoop is.
Wat had het te betekenen? Was hij op deze plek? Dichtbij? En waarom waren die woorden bovengekomen, terwijl ze zich zo weinig van hun samenzijn kon herinneren?
Nee. Hij zou niet bij haar terugkeren, want hij kende het effect dat hij op haar lichaam en geest had. Hij had haar laten gaan om haar die waanzin verder te besparen. Dat wilde ze tenminste graag geloven.
Ze was wakker geworden in Rhiannons privévliegtuig, op weg naar huis. Net als bij al zijn eerdere slachtoffers waren haar herinneringen aan haar samenzijn met Vlad gewist. Maar haar gevoelens niet. Ze had een ongrijpbaar en diep gevoel van gemis ervaren. Met iedere dag die sindsdien was verstreken, had ze iets in haar binnenste steeds verder voelen afsterven.
Hij was er niet. Die kwelling zou hij haar niet nog eens laten doormaken. Tenzij…
Opnieuw bekeek ze de ring. Kon dit de ring zijn waarover hij had gesproken? En wat zou hij bedoeld hebben met die cryptische woorden? Het was afschuwelijk om het zich niet te kunnen herinneren. Echt afschuwelijk. Ze zou hem moeten haten, omdat hij haar geheugen had gewist.
Keer op keer had ze geworsteld om zich iets te herinneren van de tijd die ze met hem had doorgebracht, nadat hij haar al die jaren geleden in het holst van de nacht had ontvoerd. Ze had zelfs hypnose geprobeerd, maar het had niet geholpen. Niets had geholpen. Hij had haar herinneringen ontnomen, die misschien wel de mooiste uit haar leven waren. Ze vervloekte hem erom.
‘Ms. Jones? Stormy?’
Langzaam draaide ze zich om. Ze keek in Melina’s bruine ogen, die haar veel te nieuwsgierig opnamen. ‘U wilt ons inhuren vanwege die ring?’
‘Ja. Hoe kent u die ring?’
Stormy fronste. ‘Ik weet niet waar u het over hebt. Ik ken die ring niet.’
‘U reageerde er anders heel heftig op.’
Stormy schudde haar hoofd. ‘Ik heb lang geleden hoofdletsel opgelopen. Als bijverschijnsel heb ik heel soms nog black-outs.’
‘Is plotseling een vreemde taal spreken ook een bijverschijnsel?’
‘Dat was wartaal. Het betekende niets. Hoor eens, we zijn hier niet om de toestand van mijn schedel te bespreken. Gaat u me nog vertellen wat deze klus inhoudt, of niet?’
Met samengeperste lippen keek Melina haar aan. Op gedempte toon zei ze: ‘Ik wil dat u de ring steelt.’
Haastig verliet Stormy het museum. Ze wist niet meer precies wat ze voor haar vertrek tegen Melina Roscova had gezegd, maar meende dat de strekking ervan iets anatomisch onmogelijks was geweest. Zonder een moment te stoppen, was ze naar het Royal Arms Hotel gereden. Voor de ingang overhandigde ze haar autosleutels en een biljet van tien dollar aan een hotelbediende. ‘Doe voorzichtig met haar,’ droeg ze hem op. ‘Ze is een speciale auto.’
Hij beloofde voorzichtig te zijn.
Ze keek hem na, terwijl hij haar glimmende zwarte Nissan met de naam ‘Bella-Donna’ op de speciaal vervaardigde nummerplaten naar de parkeergarage aan de overkant van de straat reed. Met gierende banden verdween hij de donkere garage in.
Haar gezicht vertrok. ‘Eén krasje maar, vriend. Als je Bella-Donna terugbrengt met ook maar één krasje…’
‘Madam?’
Ze draaide zich om.
Voor haar stond een portier haar vragend aan te kijken. ‘Gaat u naar binnen?’
‘Zeg maar tegen die idioot, wanneer hij zo terugkomt, dat hij nog niet jarig is als hij mijn auto heeft beschadigd. En het is mademoiselle. Niet elke vrouw van over de dertig is getrouwd, hoor.’
‘Natuurlijk, mademoiselle.’ Met een uitgestreken gezicht hield hij de deur voor haar open. Het was een stuk bevredigender geweest als zijn reactie defensief of vijandig was geweest, of zelfs verontschuldigend. Maar… niets van dat alles.
Ze liep rechtstreeks door naar haar kamer, waar ze het bad liet vollopen, met het voornemen om Max vanuit bad te bellen. Ze was van slag. Uit haar evenwicht. En doodsbang door het effect dat de aanblik van die ring op haar had gehad.
Ze had Roemeens gesproken. En ze wist precies wat ze had gezegd, ook al sprak ze geen woord van die taal en had ze dat nooit gedaan.
Die ring is van mij…
Elisabeta. Het moest háár stem zijn geweest.
Zestien jaar geleden had Stormy dezelfde symptomen gehad. Black-outs, het plotseling spreken van een vreemde taal, en gewelddadig gedrag, waarbij ze zelfs haar beste vrienden had aangevallen. Na afloop kon ze zich gewoonlijk niets herinneren. Het was alsof ze bezeten was geweest door een vreemde ziel. Alsof haar lichaam een marionet was geworden, die door een ander werd bediend.
Volgens Max veranderden haar ogen van kleur gedurende deze aanvallen. In plaats van hun gewone felblauw werden ze diepzwart.
Via hypnose had ze naam van de indringer in haar lichaam ontdekt: Elisabeta. Diep vanbinnen voelde Stormy dat deze vrouw op een of andere manier een band had met Vlad. Een intieme band…
Indertijd had Vlad, op de vlucht voor een aanval door medevampiers, Stormy als gijzelaar meegenomen. Zelfs toen had ze zich al tot hem aangetrokken gevoeld. Tot zijn sterke, gespierde lichaam en zijn lange ravenzwarte haren. Tot zijn ogen, en de intense blik waarmee hij haar aankeek. Ze had hem gekust alsof de wereld ieder moment kon vergaan. Tenminste, dat dacht ze zich te herinneren. Maar misschien was het wel nooit gebeurd, of alleen in haar fantasie. Een heerlijke erotische fantasie, die een diepe hunkering in haar lendenen en ziel had achtergelaten.
Ze herinnerde zich haar hoop dat hij haar zou kunnen helpen het mysterie van Elisabeta te ontrafelen. Wie ze was, wat haar ziel in Stormy’s lichaam deed, en waarom ze Stormy probeerde over te nemen. En misschien hád hij haar wel geholpen. Na haar terugkeer uit haar gijzelaarschap, die volgens Max een week had geduurd, had Stormy zich echter niets meer kunnen herinneren.
Het enige wat ze wist, was dat ze sinds haar terugkeer nauwelijks een glimp had opgevangen van de ziel die in haar huisde. Ze had geconcludeerd dat het Vlads aanwezigheid was die de ander tot leven wekte. Zoals hij iedere vrouw tot leven kon wekken.
Toch was ze er nog steeds. Daar twijfelde Stormy geen moment aan. Al had ze gehoopt dat ze het bij het verkeerde eind had, getwijfeld had ze nooit. Elisabeta, wie ze ook was, huisde nog altijd in haar, wachtend op… iets.
Stormy hield op met ijsberen. Met haar hoofd in haar handen staarde ze in de spiegel, die boven op een van de luxueuze antieke ladekasten in haar hotelkamer stond. ‘Verdorie, ik hoopte dat je weg was,’ fluisterde ze. ‘Ik begon echt te geloven dat je nooit meer zou terugkeren. In zestien jaar heb je geen kik gegeven. En nu ben je ineens terug? Waarom? Kom ik ooit van je af, Elisabeta?’
Ze schrok toen er op de deur werd geklopt. Zacht vloekend keek ze om. Ze had het nodige te verwerken. Bovendien wachtte haar een heerlijk warm bad. Wellicht met een paar flesjes uit de minibar erbij.
‘Alstublieft, Ms. Jones,’ riep Melina Roscova vanuit de gang. ‘Geeft u me tien minuten om het uit te leggen. Tien minuten. Meer heb ik niet nodig.’
Zuchtend rolde Stormy met haar ogen. Ze beende de badkamer in om de kraan dicht te draaien. Met een teleurgestelde zucht trok ze de badstop uit het dampende water. Toen liep ze naar de voordeur en rukte die open.
Ze wachtte niet tot Melina was binnengekomen, maar draaide zich meteen om en liep naar een kleine tafel achter in de kamer. Daar schoof ze een stoel naar achteren en knikte ernaar.
‘We zijn détéctíves,’ zei ze tegen haar ongenode gast, terwijl ze zich over de minibar boog om een blikje gemberbier en een flesje Black Velvet te pakken. Nadat ze beide drankjes had geopend, goot ze die in een longdrinkglas, dat naast een lege ijsemmer stond. ‘Geen dieven die voor een of andere klus te huur zijn. We overtreden de wet niet, Ms. Roscova. Voor geen enkele prijs.’
‘Zeg maar Melina,’ zei de vrouw, terwijl ze ging zitten. ‘Het enige wat ik vraag, is dat je naar me luistert. Die ring bezit bepaalde… krachten.’
‘Krachten.’ Stormy herhaalde het met een stalen gezicht, haar stem droog en zonder enige intonatie. Ze nam een grote slok van haar cocktail.
‘Ja. Krachten die, als ze in de verkeerde handen vallen, de bovennatuurlijke wereld volledig op zijn kop kunnen zetten. Misschien wel onomkeerbaar.’
‘De bóvennatuurlijke wereld?’
‘Ja. Luister, het is heel eenvoudig. Laat me gewoon… mijn voorstel doen en beloof me dat je niets verder zult vertellen. Als je antwoord dan nog steeds nee is, zal ik je niet langer lastigvallen.’
Stormy sloeg de helft van haar drankje achterover, voordat ze ging zitten. ‘En je neemt genoegen met mijn belofte niets verder te vertellen?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
Melina knipperde met haar ogen. Toen leek ze te besluiten eerlijk en zonder omhaal antwoord te geven. ‘Omdat mijn organisatie de jouwe al jaren in de gaten houdt. We weten dat jullie je beloften nooit verbreken. En dat jullie veel grotere geheimen dan het onze hebben bewaard.’
Stormy nam nog een grote slok. Het glas begon leeg te raken, en ze zou een tweede nodig hebben. De Black Velvet kostte zeven Canadese dollar per flesje. Een bedrag dat het op dit moment zeker waard was. ‘Jouw… organisatie?’
‘De Sisterhood of Athena bestaat al eeuwenlang,’ antwoordde Melina. Ze sprak langzaam, bedachtzaam, alsof ze van tevoren iedere zin wikte en woog. ‘We zijn een groep vrouwen die als doel heeft om de bovennatuurlijke orde in de gaten en in stand te houden.’ Ze likte langs haar lippen. ‘In wezen is het de natuurlijke orde. Wij richten ons op dat deel, dat door de meeste mensen als bovennatuurlijk wordt beschouwd. De dingen zijn precies zoals ze horen te zijn. Het is het menselijk ras dat zich altijd overal mee bemoeit. Wij doen dat niet, behalve om die menselijke bemoeienis te verhinderen.’
Stormy trok haar wenkbrauwen op. ‘Het menselijk ras, hè?’ Ze bestudeerde de vrouw. ‘Dat zeg je alsof er ook een niet-menselijk ras op aarde rondloopt.’
‘We weten allebei dat dit het geval is.’
Zwijgend staarden ze elkaar aan.
Stormy probeerde Melina te taxeren. Was het mogelijk dat ze van het bestaan van de ondoden wist? Ten slotte schraapte ze haar keel. ‘Wat je zegt, klinkt me erg bekend in de oren, Melina. Maar niet in positieve zin. Heb je ooit van een kleine overheidsorganisatie genaamd DPI gehoord?’
‘Wij zijn heel anders dan de Division of Paranormal Investigations, Stormy. Dat zweer ik je. Het geld voor onze organisatie komt uit privévermogen. We zijn geen overheidsorganisatie.’ Opnieuw likte ze langs haar lippen. ‘We beschermen de bovennatuurlijke wereld. We proberen die niet te vernietigen of ermee te experimenteren, zoals de DPI deed. We zijn de beschermers van het onbekende.’
Stormy knikte. ‘En waarom willen jullie die ring hebben?’
‘Uitsluitend om ervoor te zorgen dat hij niet in de verkeerde handen kan vallen en voor kwaadaardige doeleinden gebruikt kan worden.’
‘En dat moet ik zomaar van je aannemen? En louter op basis daarvan in een museum inbreken, om een sieraad van onschatbare waarde te stelen?’
‘Ja.’ Melina boog haar hoofd. ‘Het spijt me dat ik je niet meer kan vertellen. Hoe meer mensen op de hoogte raken van de krachten van deze ring, hoe gevaarlijker het wordt.’
Stormy zuchtte. ‘Het spijt me. Ik kan dit gewoon niet doen. Zelfs al zou ik het willen, dan nog zouden Max en Lou er niet in toestemmen.’
Melina knikte bedroefd. ‘Goed dan. Dan zullen we… een andere manier moeten vinden.’
‘Inderdaad. Goedenavond, Melina. En… succes. Denk ik.’
‘Goedenavond, Stormy.’ Ze stond op en liet zichzelf de hotelkamer uit.
Stormy volgde haar alleen om de deur op slot te doen. Toen liet ze het bad opnieuw vollopen en schonk ze haar glas nog eens bij.
Vlad herlas het artikel in de Easton Press viermaal, voordat hij kon geloven dat het geen hersenspinsel was. Het was een kort stuk van twee kolommen, afgedrukt als bladvulling zo te zien, over een nieuwe expositie van in Turkije opgegraven voorwerpen, die zich op dit moment in een museum in Canada bevond.
Eén zin uit het artikel had meteen zijn aandacht getrokken: Het meest uitzonderlijke object is een grote robijnen ring, met een afbeelding van steigerende hengsten aan weerszijden van de puntgave twintigkaraats edelsteen gegraveerd.
Hij las die zin keer op keer, totdat zijn ogen ervan traanden.
‘Het kan niet,’ fluisterde hij.
Maar het kon wel. Het kon vast en zeker. Hij had geen enkele reden om te betwijfelen dat dit de ring was die hij vijf eeuwen geleden om de vinger van zijn bruid had geschoven. Toch wílde hij het niet geloven. Want geloof leidde tot hoop, en hoop tot verdriet en gemis. Hij wist niet of hij daar nog meer daarvan zou kunnen verdragen.
In al die jaren was het hem slecht gelukt die gevoelens te vermijden. Hij had zijn best gedaan, maar verdomme, hij kon haar gewoon niet loslaten. Het zat niet in hem. Haar macht over hem was even groot als de sterkste betovering die hij ooit over een mens had uitgesproken.
Vampiers droomden niet; hun slaap was als de dood. Maar Dracula droomde. Van háár. Tempest… of Elisabeta, of… in zijn gedachten waren de twee zó met elkaar vervlochten en verward geraakt, dat hij zijn gevoelens voor de een niet kon onderscheiden van die voor de ander. Hij wist niet hoe.
Aan de kust van Maine had hij een klein schiereiland gekocht, en hij had zijn gaven gebruikt om zijn woonplaats onzichtbaar te maken. Een toevallige voorbijganger zag slechts nevel, mist en bossen. Geen torenhoog herenhuis, dat exact volgens zijn aanwijzingen was gebouwd. Het lag op dertig kilometer van Easton, waar Tempest – die erop stond zichzelf Stormy te noemen – met haar vrienden Maxine en Lou woonde, eveneens in een herenhuis.
Al die jaren had hij haar in de gaten gehouden. Van een afstand had hij haar geobserveerd. Nooit was hij te dichtbij gekomen. Nooit had hij haar aangeraakt of zijn aanwezigheid kenbaar gemaakt. Maar hij wist alles. Alles wat ze deed. Hij kende de vampiers die het huis met de stervelingen deelden en hen hielpen bij hun speurwerk: Morgan de Silva en Dante. Deze laatste was een nakomeling van Sarafina, die op haar beurt een nakomeling van Bartrone was. De vampier Morgan was de zuster van de sterveling Maxine. Hoewel de twee niet samen waren opgegroeid, hadden ze inmiddels een hechte band.
Hij kende Tempests familie. Haar ouders waren met pensioen en woonden in een appartement in Florida. Ze bezocht hen twee keer per jaar, en daar kwam nooit iets tussen. Hij wist van haar relaties met mannen, al vond hij het vreselijk op de hoogte te zijn. Ze had wel eens vriendjes, afspraakjes. Elke keer vervulde de wetenschap hem met een bijna onbeheersbare woede.
Op dat soort momenten was hij gevaarlijk. Wanneer zijn woede ondraaglijk werd, dwong hij zichzelf een tijd weg te gaan. Het was de enige manier om te voorkomen dat hij iedere schoft die haar aanraakte vermoordde, en misschien haar erbij.
Al haar relaties draaiden op niets uit. Hij voelde dat ze nooit verliefd was. Ze had nooit die emoties waarvan hij graag dacht dat ze die voor hém had gevoeld.
Hij wist álles van haar. Alles wat ze deed, alles waarvan ze hield. En hij wist dat ze niet lang meer te leven had. De datum waarop de betovering van de magiërs zou aflopen, kwam snel dichterbij. Het naderen ervan had hem met wanhoop vervuld. Al over vijf dagen zou de Red Star of Destiny de planeet Venus verduisteren. Wanneer dat gebeurde, zou Elisabeta naar gene zijde oversteken, en Tempest met haar. Hij zou hen allebei verliezen. Hemel, de gedachte was ondraaglijk!
In de praktijk was hij hen echter allebei al kwijt. Tenzij…
Op dit moment was Tempest niet thuis. Zij en haar partners waren onderweg voor een van hun speurzaken. Aangezien hij geen gevaar voor hen had voorvoeld, was hij thuisgebleven. Inmiddels was hij daar blij om.
Peinzend stond hij voor de gewelfde ramen van zijn zitkamer. De open haard achter hem was koud en donker. Hij had geen behoefte aan vuur. Warmte had hij niet nodig, en hij zocht ook geen troost. Er was niets wat hem dat kon geven. Buiten woedde een storm, die de zee deed deinen met zijn hevige, woeste windvlagen. Het bliksemde, en de wind huilde. Hij hield van nachten als deze.
Opnieuw bekeek hij de krant, en hij prentte zich de locatie van de tentoonstelling in. Het Canadian National Museum in Edmunston. Op minder dan driehonderd kilometer bij hem vandaan.
Met de auto kon hij er in vier uur zijn. Sneller, als hij vlug reed.
Hij was echter Dracula. Als vampier had hij veel efficiëntere manieren om te reizen. Hij trok zijn lange, capevormige leren jas aan. De sombere zwarte kleur paste bij zijn gemoed.
Hij opende de grendel van het venster, kantelde het raam en duwde het open. Als een wervelwind draaide hij steeds vlugger en vlugger in het rond, zich concentrerend op de gedaanteverwisseling van zijn lichaam. Toen hij de nachtelijke storm in vloog, was hij een grote zwarte raaf geworden.
Binnenkort zou hij weten of de in Canada tentoongestelde ring zijn ring was.
Háár ring.
Stormy wist bij god niet wat ze moest doen. Eén ding wist ze wel. Ze moest die ring in handen zien te krijgen. Want als het dé ring was, kon ze het risico niet lopen dat iemand anders hem te pakken kreeg. En daarmee bedoelde ze ook Melina en haar fijne organisatie. Stormy wist niets van de Sisterhood of Athena en ze piekerde er niet over hen te vertrouwen. En Vlad mocht de ring al helemaal niet hebben. Hemel, nee.
De ring had een soort macht over haar. Het sieraad had Elisabeta naar de oppervlakte gehaald en haar in staat gesteld Stormy opnieuw over te nemen. Het moest de ring wel zijn waaraan Vlad had gerefereerd in de herinnering die bij Stormy was bovengekomen.
Als hij erachter zou komen waar de ring was, zou hij die komen halen. Niets zou hem van zijn doel weerhouden. De hemel wist wat hij met het sieraad zou doen als hij het in handen had. Zou hij het wellicht gebruiken om zijn geliefde Elisabeta weer tot leven te wekken, zodat ze opnieuw razend en tierend bezit van Stormy zou nemen? Dat wilde ze niet meer meemaken. Niet nog eens. Ze moest van die indringster afkomen. Voor eens en altijd.
Ze moest de ring vernietigen. Misschien zou dat helpen. Als de ring niet meer bestond, zou de betovering, wat die ook inhield, ook niet meer bestaan. Dat was de oplossing. Ze moest de ring vernietigen. Het metaal omsmelten en de edelsteen aan gruzelementen slaan.
Eerst moest ze een plan bedenken. Ze besloot Max en Lou niet over deze zaak te bellen. In elk geval nog niet. In de eerste plaats omdat ze bezig waren met een andere zaak, waarvoor ze het land uit hadden gemoeten. In de tweede plaats omdat Max overbezorgd over haar was. En dit was niet Max’ probleem. Het was iets wat Stormy alleen moest oplossen. Zonder het gevoel te hebben dat ze haar beste vriendin uitleg was verschuldigd of haar beslissingen moest verdedigen.
Dus schonk ze zichzelf voor een derde maal in. Ze nam een lang bad, piekerend over hoe ze de ring uit het museum zou kunnen stelen zonder te worden betrapt. Niet voor Melina, maar voor zichzelf.
Met haar lege glas naast zich op de grond viel ze in bad in slaap. Beelden uit de filmklassieker It Takes a Thief tolden door haar hoofd. En andere beelden achtervolgden haar – beelden van Vlad. Ze probeerde ze te negeren.
Toen gebeurde het. In haar dromen kwam een herinnering bovendrijven…
Vlad haar naar bed gestuurd, in de kleine hut van de zeilboot waarmee hij na haar ontvoering was gevlucht. Weldra zouden ze zijn huis op een van de barrière-eilanden bereiken, had hij haar verteld.
Waarschijnlijk waren ze er al, had ze bij het ontwaken gedacht. Ze vroeg zich af of ze misschien al in zijn huis was, want ze voelde het zachte deinen van de zee niet meer onder zich. In deze slaapkamer was het echter stikdonker. Te donker om te kunnen zien waar ze was.
Ze rolde op haar zij. Op zoek naar een lamp tastte ze om zich heen. Haar hand stootte tegen een wand. Vreemd… Dan waren ze zeker niet meer op de boot. De muur van de kajuit was namelijk een stuk verder van het bed geweest dan dit. Fronsend liet ze haar hand langs het oppervlak glijden. De wand was bekleed met stof en voelde satijnglad aan.
Bevreemd knipperde ze met haar ogen. Ze bewoog haar hand omlaag en omhoog. Boven haar hoofd trof ze dezelfde satijngladde wand aan.
Haar maag kromp ineen. Vlug draaide ze zich op haar andere zij. Toen ze haar beide handen uitstak, stootte ze opnieuw tegen een wand. Ze was aan drie zijden ingesloten. Een angstaanjagend vermoeden maakte zich van haar meester. Hijgend en met kloppend hart stak ze haar handen in de lucht. Al na enkele centimeters stootte ze op een met satijn bedekte bovenkant.
Ik lig in een doodskist, gilde ze inwendig. Ik lig opgesloten in een benauwde kist en god weet wat nog meer! Ik zal stikken!
Een wurgende paniek gierde door haar lichaam. Ze balde haar handen en bonsde met haar vuisten tegen het deksel. Zo ver ze in de krappe ruimte kon, boog ze haar benen, en ze trapte tegen de zijkanten en het paneel onder zich. ‘Laat me eruit!’ schreeuwde ze uit alle macht. ‘Doe deze verdomde kist open en laat me eruit!’
Tot haar verbazing ging het deksel met elk stoot of trap omhoog. Het duurde even voordat tot haar doordrong dat ze misschien wel in een kist lag, maar dat ze niet opgesloten zat. Ze duwde tegen het deksel aan, en het gaf mee. Een feit dat ternauwernood tot haar was doorgedrongen, toen het schijnbaar vanzelf helemaal openging.
Eindelijk kon ze weer zien, en ze zag de vampier die vóór haar stond en op haar neerkeek.
Hij zag er bezorgd en vermoeid uit. De bovenste drie knopen van zijn witte overhemd waren open, en zijn lange haren hingen los. Hij stak zijn armen naar haar uit.
Ze sloeg zijn handen weg, greep de zijkanten van de kist vast en trok zichzelf overeind. Vervolgens zwaaide ze haar benen over de rand, waarbij ze hem net niet raakte, en sprong op de grond. Huiverend sloeg ze haar armen om zichzelf heen. Ze boog haar hoofd en sloot haar ogen.
Hij raakte haar schouder aan.
Meteen stond haar lichaam in vuur en vlam. Ze probeerde haar reactie te onderdrukken.
‘Het spijt me, Tempest. Ik was van plan je eruit te halen voordat je wakker werd, maar ik –’
Ze gaf hem een stomp in zijn maag. Een harde. Tevreden luisterde ze naar zijn gekreun. Toen ze haar ogen opende en hem achteruit zag wankelen, voelde ze zich nog beter. ‘Schoft.’
‘Tempest, laat het me uitleggen…’
‘Hoe durf je? Hoe durf je me in een of andere rotkist te stoppen? En waarom, in godsnaam? Wat dacht je wel?’ Met opgeheven vuist kwam ze op hem af, vast van plan hem opnieuw een dreun te geven, dit keer tussen zijn ogen. Voordat ze hem kon raken, had hij haar armen vastgepakt. Ze schopte hem tegen zijn scheenbeen.
Hij slaakte een kreet van pijn, maar liet haar niet los.
‘Dat bevalt me nog het meest aan jullie rotvampiers. Jullie voelen veel meer pijn dan mensen.’
‘Genoeg!’ Hij schreeuwde uit volle macht.
Tenminste, zo klonk het in haar oren. Maar misschien was zijn stem nog wel veel luider, en gebruikte hij dat volume niet. Hoe dan ook, zijn stem was diep en krachtig, en echode in haar na alsof haar hoofd een holle ruimte was. Hij klonk oorverdovend en deed haar hoofd bijna uit elkaar barsten.
Ze drukte haar handen tegen haar oren en sloot haar ogen, totdat het echoën in haar hoofd ophield. Langzaam liet ze haar handen zakken. Ze opende haar ogen en tilde haar hoofd op.
Hij stond nog altijd voor haar en keek haar aan met een woedende schittering in zijn gitzwarte ogen. ‘Het spijt me van die doodskist. Het was de enige manier.’
Met samengeknepen ogen keek ze hem aan, op het punt hem opnieuw de huid vol te schelden en stijf te vloeken. Een glimp van de ruimte achter hem deed haar verstommen van schrik.
Stenen muren strekten zich uit tot hoge overwelfde plafonds. Aan omgekeerde koepelgewelven hingen kristallen kroonluchters. Er waren muurhouders die eruitzagen alsof ze bestemd waren voor fakkels. De ramen waren enorm hoog en eveneens gewelfd. Door het dikke oude glas leek de nachtelijke buitenwereld vertekend. De enige meubelen in het vertrek waren met lakens overdekt. Een brede wenteltrap verdween in een bocht omhoog.
‘Is dit… je huis?’ Bij de aanblik van het stof en de spinnenwebben moest ze hevig slikken. Langzaam draaide ze zich om. Er ging een schok door haar heen toen ze twee geopende doodskisten naast elkaar zag staan. ‘Erg bewoond ziet het er niet uit.’
‘Het is lang geleden dat het bewoond is geweest.’
Knipperend met haar ogen liep ze langs de dubbele haard, die bijna een hele muur in beslag nam, naar het dichtstbijzijnde raam. Met haar handpalm veegde ze het stof van de ruit, en ze staarde naar buiten.
Ze ving een glimp op van ruige kale rotsen die zich op grote hoogte leken te bevinden. De melkwitte maan was bijna vol en hing laag aan de hemel. In het maanlicht tekenden zich kliffen af, en grillige rotsformaties tot ver in de diepte. Achter de kliffen zag ze met gras begroeide heuvels en valleien. Maar in de directe omgeving was daar niets van te bekennen. Het was er donker en totaal verlaten. Zelfs de paar zielige boompjes die tegen de steile klifwand aan groeiden, zagen er schriel en dood uit.
Stormy trachtte de plotseling droogte in haar keel weg te slikken. Het ging maar moeilijk. Ze was uitgedroogd, dorstig, hongerig en een beetje bang. Dit zag er niet uit als een eiland aan de kust van North Carolina.
‘Waar zijn we in ’s hemelsnaam, Vlad?’