Hoofdstuk 2
Vlad hield afstand van de andere museumbezoekers. Stervelingen – toeristen en groepen kinderen die werden rondgeleid door jonge gidsen. Hij glipte de Anatolische tentoonstelling binnen, die in een apart vertrek was ondergebracht, en staarde naar de ring in de glazen vitrine. Herinneringen overspoelden zijn geheugen en zijn ziel. Hij probeerde ze terug te dringen, maar het viel niet mee.
Opnieuw zag hij voor zich hoe hij de kostbare edelsteen van zijn pink had geschoven en om Elisabeta’s wijsvinger had gedaan, de enige vinger waar de ring enigszins omheen paste. Binnen een uur had ze het sieraad met draad omwikkeld, zodat het beter paste. De aanblik had hem vervuld met trots en beschermdrift. Aan haar kleine fijne hand zag de ring er groot, sterk en machtig uit. Het juweel gaf uitdrukking aan zijn aanspraak op haar. Het was een teken dat ze de zijne was.
‘Sir? Neem me niet kwalijk, sir?’ vroeg een vrouw.
Zijn herinneringen verdringend, draaide Vlad zich om naar de geüniformeerde vrouw die hem had aangesproken. Hij was zich niet eens bewust geweest van haar aanwezigheid. Laat staan van hoeveel tijd er was verstreken terwijl hij naar de ring had staan staren.
‘Het museum gaat sluiten, sir. U moet naar buiten.’
‘Ja, natuurlijk.’
Nadat ze hem alleen had gelaten, draaide hij zich terug naar de ring. Het was dé ring. Eindelijk had hij die gevonden. En ja, hij zou het museum verlaten. Voorlopig dan. Maar niets ter wereld zou hem ervan weerhouden de ring terug te krijgen.
Hij sloot zijn ogen, wendde zich af en liep het museum uit. Zodra hij de frisse avondlucht in stapte, werd hij nog iets anders gewaar. Iets wat hij niet had verwacht.
‘Tempest,’ fluisterde hij. Langzaam draaide hij zich om, de lucht opsnuivend, speurend naar haar energie. Ze was dichtbij, dat wist hij zeker.
En dat was ze ook. Zonder op of om te kijken zette hij zich in beweging, aangetrokken door haar aanwezigheid. Hij volgde haar warmte en licht, de sprankelende energie die alleen zij bezat en die een spoor had achtergelaten, als de staart van een komeet.
Hij zou niet te dichtbij komen. Hij kon het risico niet lopen dat ze hem zou opmerken. In al die jaren was hij niet dicht bij haar gekomen, hoewel hij de verleiding haast niet had kunnen weerstaan. Zolang hij afstand hield, bleef Elisabeta sluimeren. Al die tijd was ze er geweest, ergens diep binnen in Tempest. Hij wist dat ze deze wereld niet had verlaten. Dat ze niet was gestorven, of was overgestoken naar gene zijde. Ze was er nog altijd. Dat voelde hij. Ze had zich alleen niet geroerd.
Zolang hij bij Tempest uit de buurt bleef, zou ze dat ook niet doen, dacht hij. En dat was gemakkelijker voor Beta. Tenminste, dat hoopte hij. Beter om haar te laten rusten totdat haar tijd gekomen was. Maar de tijd… Hemel, de tijd was bijna om. Voor hen allebei. Nu hij de ring had gevonden, durfde hij bijna niet te hopen dat er nog een kans was. Tegelijkertijd kon hij zijn hoop niet onderdrukken.
Dus volgde hij Tempests spoor. Haar aanwezigheid gonsde in zijn bloed en beroerde zijn zintuigen, zoals een strijkstok de snaren van een viool. Zijn verlangen naar haar resoneerde in een pure dwingende toon. Het was sterker dan ooit tevoren, besefte hij, haar naderend. En moeilijker dan ooit te weerstaan. Misschien omdat hij zichzelf toestond dichterbij te komen dan hij in de afgelopen zestien jaar ooit was geweest. Het trok aan hem en joeg hem voort, totdat hij op het trottoir voor een hotel stond. Hij staarde naar een raam. Al zijn zintuigen vertelden hem dat ze zich daarachter bevond.
Hij kon zich ternauwernood bedwingen om tegen de muur op te klimmen en naar haar toe te gaan.
Voorheen was hij altijd voorbereid geweest en in staat zijn impulsen te bedwingen. Steeds had hij de gelegenheid gehad zich te wapenen, voordat hij zich in haar energieveld begaf. Deze ontmoeting was echter volkomen onverwacht. Hij was niet op deze plek gekomen voor haar, maar voor de ring. Verder dan dat had hij niet gedacht. Zonder de perkamentrol had hij echter niets aan de ring.
Wat deed Tempest op deze plek? Was ze ook voor de ring gekomen? Waarom? Hoe kon ze van het bestaan ervan weten?
Ze mocht de ring niet in handen krijgen. Dat kon hij niet toestaan. Het zou veel te gevaarlijk zijn.
Terwijl hij naar het raam stond te staren, stapte Tempest het balkon op. Ze leunde over de reling en tuurde de nacht in.
Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden. En zijn bovennatuurlijke gezichtsvermogen liet hem niet in de steek. Gulzig nam hij elk detail van haar gezicht in zich op. Lang, veel te lang was hij niet dichtbij genoeg geweest om dat te kunnen doen.
Het lichaam van de vrouw waarin zijn geliefde sluimerde, had zijn jeugdige gloed verloren. In plaats daarvan had het de trekken van een vrouw in de bloei van haar leven. Haar gezicht was magerder, en haar ogen waren harder dan vroeger. Ze was nog steeds blond, maar niet meer zo lichtblond als voorheen. Haar kapsel was nog altijd kort, maar minder streng. Bij de minste bries dansten haar zijdezachte haren om haar gezicht.
De gelijkenis met haar voorloper, Elisabeta, was nog altijd opvallend. Hij hunkerde ernaar om met zijn vingers door haar honingblonde haren te woelen en zichzelf in haar te begraven. Om haar te voelen sidderen onder zijn aanraking.
Ze verlangde naar hem.
Hij kon haar verlangen voelen. Haar hunkering. En ze wist dat hij dichtbij was. Ze voelde zijn aanwezigheid. Misschien niet zo duidelijk en sterk als hij de hare voelde, maar ze voelde hem. Bewust of onbewust probeerde ze hem tot zich te roepen. Ze verlangde nog altijd naar hem.
Hij moest zichzelf dwingen geduld te hebben. Eerst moest hij weten waarom ze op deze plek was, en wat ze er deed. Zestien jaar had hij gewacht om bij haar te kunnen zijn. En daarvoor ruim vijfhonderd jaar. Eén nacht kon daar ook nog wel bij. Maar veel langer moest het niet duren.
Hij had honger. Hij had bloed nodig om zijn lichaam te voeden en de lust die door zijn aderen joeg te bedwingen. Om zichzelf er nog even van te weerhouden naar haar toe te gaan. In de vroege ochtenduren, vlak voor de dageraad, zou hij achter de ring aan gaan.
En dat deed hij ook. Maar toen hij het museum bereikte, was het raam ingeslagen. Het alarm rinkelde luid, sirenes loeiden, en de ring was… verdwenen.
Stormy werd wakker van het stralende zonlicht dat door haar hotelkamerraam naar binnen viel en haar oogleden binnen drong. Ze draaide zich om in bed en verborg haar gezicht in het kussen. Maar bij de herinnering aan haar droom van de afgelopen nacht was ze ineens klaarwakker.
Ze had over Vlad gedroomd. Niet over hoe ze samen de liefde hadden bedreven, zoals ze de afgelopen zestien jaar zo vaak had gedroomd, zonder te weten of het ooit was gebeurd, of slechts een gevolg was van haar zinloze verlangen naar hem. Of, nog onheilspellender, het verlangen van haar indringster, of een van háár herinneringen.
Deze droom had meer weg gehad van een herinnering. Tegen het einde was hij in een visioen veranderd. Vlad had op het strand van Endover gestaan, waar ze hem voor het eerst had ontmoet. Achter hem bevond zich het burchtachtige huis op het geheime eiland, en tussen hen in de woest kolkende zee. Haar aanstarend had hij daar gestaan.
Verlangend naar haar.
Haar in gedachten tot zich roepend.
De wind had zijn lange donkere haren om zijn gezicht geblazen, en ze had zich herinnerd – herinnerd, ja! – hoe het had gevoeld om haar vingers door die haren te strijken. Zijn borstkas was bloot geweest. Waarschijnlijk omdat ze zich hem het liefst zo herinnerde. Zijn borstkas… Naast zijn ogen, en zijn haren, en zijn mond, was dat haar favoriete deel van zijn lichaam. In haar dromen had ze zijn borstkas aangeraakt. Ze had zijn borstkas en zijn buik gestreeld met haar handen. Had ze het ooit echt gedaan?
Het voelde echt. Echter dan al het andere in haar leven.
Ze rolde zich op haar rug en drukte haar handen tegen haar gezicht. ‘Mijn god,’ kreunde ze. ‘Zal ik ooit over hem heen komen?’
Ze wist het antwoord al. Als ze Dracula in de afgelopen zestien jaar niet had kunnen vergeten, zou het haar binnenkort vast ook niet lukken.
Hij had haar betoverd. Misschien wel met opzet. Misschien had hij haar gedachten zo beïnvloed dat ze hem niet kón vergeten. Terwijl hij er tegelijkertijd voor had gezorgd dat ze zich van hun samenzijn niets kon herinneren. Of misschien kwam het door die andere ziel die in haar huisde. Want zelfs al had die lange tijd gesluimerd, Stormy wist dat ze er nog altijd was. Als ze er al aan had getwijfeld, dan had Elisabeta’s recente opleving haar doordrongen van de waarheid: ze was er nog.
Was dat de reden dat ze Vlad niet kon vergeten? Of kwam het doordat hij de enige man was die haar ooit had doen… smachten? Wanhopig had doen verlangen? Geen enkele man zou ooit zijn plaats kunnen innemen.
Dat was ook nooit gebeurd. En het zou ook nooit gebeuren. Bij andere mannen kon ze niet eens klaarkomen.
Zelf had hij nergens last van gehad. Of wel? In die zestien jaar had hij niet eenmaal contact met haar gezocht. En dat deed veel meer pijn dan ze zou willen. Soms wist ze zichzelf ervan te overtuigen dat hij alleen wegbleef omdát hij om haar gaf. Om haar de innerlijke chaos te besparen die Elisabeta zou veroorzaken als hij dat niet zou doen.
Het grootste deel van de tijd geloofde Stormy in de meest waarschijnlijke reden. Uiteindelijk hield Vlad het meest van Elisabeta en niet van haar. En aangezien hij Elisabeta niet kon krijgen, had hij geen interesse in Stormy.
Ze sloot haar ogen en haalde zich het eerste deel van haar droom voor de geest. Ze wist zeker dat het om een herinnering ging. Een fragment uit de weken die Vlad uit haar geheugen had gewist. Hij had haar meegenomen naar Roemenië, in plaats van North Carolina. In een doodskist had hij haar het land in gesmokkeld. Ze was ontwaakt in zijn kasteel en was woedend op hem geweest.
Maar waarom? Wat was daar gebeurd? Waarom had hij haar laten gaan? Waarom had hij haar ooit laten gaan?
Kreunend hees ze zich uit bed. Ze slofte door de kamer, kleren opzij schoppend die ze zich niet herinnerde te hebben gedragen, en liep naar de deur. Het was te hopen voor het hotelpersoneel dat ze haar dagelijkse bestelling op tijd hadden bezorgd.
Dat hadden ze. Voor haar hotelkamerdeur stond een trolley met een zilveren pot dampend hete koffie en een bord vol lekkere broodjes. Ernaast stonden een koffiekop, een kannetje room, en een bakje met veelkleurige suikerzakjes en diverse soorten zoetjes. Het geheel ging vergezeld van een keurig opgevouwen krant, aan de inktgeur te ruiken vers van de pers.
Haar bestelling was tot in de puntjes verzorgd – als de koffie tenminste te drinken was – en op tijd afgeleverd. Ze had aangegeven dat ze gedurende haar verblijf haar ontbijt elke ochtend tussen halfacht en acht uur voor haar kamerdeur bezorgd willen hebben, zodat ze ongestoord kon doorslapen.
Ja, ze was een veeleisende hotelgast. Maar gezien de kamerprijzen van tegenwoordig mocht ze best wat extra service verwachten, vond ze. Niet dat ze die voor niks zou krijgen. Ongetwijfeld zou die haar in rekening worden gebracht. Maar het detectivebureau deed goede zaken, dus wat kon het haar schelen?
Ze duwde de kar de hotelkamer binnen, schonk zichzelf een kop koffie in en griste een koffiebroodje van het bord. Het was weliswaar geen donut, maar het meest vergelijkbare dat ze op dit moment kon krijgen. Ze ging zitten met haar ontbijt en vouwde de krant open.
De kop trof haar als een klap in haar gezicht: BRUTALE INBRAAK IN HET NATIONAL MUSEUM – OBJECT VAN ONSCHATBARE WAARDE GESTOLEN!
‘Nee,’ fluisterde ze. Al voor ze het artikel had gelezen, wist ze om welk object het ging. Ze voelde het aan de knoop in haar maag.
En haar maag had gelijk.
Volgens het artikel was de inbraak een lompe haastklus geweest. Het raam van het vertrek waar de ring was tentoongesteld, was ingeslagen. Blijkbaar had de dief exact geweten waar het voorwerp zich bevond. Elk alarm in het museum was afgegaan, maar de dief had zich al uit de voeten gemaakt voordat de bewakingsdienst ter plaatse was gekomen.
De beschrijving van de misdaad leek niet te wijzen op Melina Roscova als dader. Van een vrouw als zij verwachtte Stormy meer elegantie en finesse. Maar wie anders zou de ring willen hebben?
Meteen wist ze het antwoord: Vlad. Vlad zou de ring willen hebben.
De afgelopen nacht had ze van hem gedroomd. Was het toeval geweest? Of had zijn fysieke nabijheid hem in haar droom doen verschijnen?
Had hij de ring? Wat voor kracht bezat het ding wel niet?
Ze huiverde. Wat het ook was, het joeg haar angst aan. Maar ze schudde het gevoel van zich af en vermande zich.
‘Er is maar één manier om erachter te komen,’ mompelde ze. Nadat ze de rest van haar koffiebroodje had verorberd en haar koffie naar binnen had gewerkt, stapte ze onder de douche. In een recordtempo begon ze zichzelf van top tot teen in te zepen. Halverwege stopte ze. Verdomd, was ze de vorige avond niet in bad in slaap gevallen? Waarom kon ze zich dan niet herinneren hoe ze uit bad in bed was terechtgekomen?
Fronsend droogde ze zich af. Bruusk trok ze een spijkerbroek aan, en een kort zwart T-shirt met een opdruk van een ondeugende fee en de woorden ‘vertrouw me’.
‘Ik was zeker vermoeider dan ik dacht,’ mompelde ze. ‘Het zal me wel weer te binnen schieten.’ Zich voorhoudend dat ze zichzelf geloofde, bracht ze een handvol mousse aan op haar haren. Vervolgens gaf ze haar kapsel een snelle föhnbeurt. ‘En daarom,’ sprak ze haar spiegelbeeld vervolgens glimlachend toe, ‘hou ik zo van kort haar.’
Ze trok paarse enkelsokken aan en stak haar voeten in haar blauwgroene gympen. Onderweg naar de deur pakte ze haar spijkerjack en een kleine rugzak. Bij de deur aarzelde ze even en liep toen terug om haar thermosfles van het nachtkastje te pakken en die met koffie uit de koffiepot te vullen. Vervolgens griste ze nog twee broodjes mee en het visitekaartje dat Melina de vorige avond had achtergelaten, en verliet haar hotelkamer.
Ze liep de draaideur van het hotel door en wilde zich tot een van de mannen in uniform wenden om te zeggen dat hij haar auto moest halen. Toen zag ze dat Bella-Donna er al stond.
De wagen was netjes langs de stoep geparkeerd, voor de ingang van het hotel. Had ze de vorige avond gebeld om de auto te laten klaarzetten en was ze dat inmiddels vergeten? Het leek niet erg waarschijnlijk. Aan de andere kant was het niet onmogelijk, gezien haar drankgebruik van de vorige avond en de spanning veroorzaakt door de ring. En niet te vergeten, door Vlad.
Verdere gedachten liet ze niet toe. Ze zou zich op de inbraak concentreren, nam ze zich voor. Puur en alleen daarop. De chaos waarin haar gedachten verkeerden, zou haar alleen maar afleiden. Ze moest naar Melina Roscova toe. Want ze moest erachter komen wat er met die ring was gebeurd.
Míjn ring, fluisterde een stem diep in haar binnenste.
Het was niet Stormy’s stem.
Athena House was vier uur rijden. Tenminste, dat zou het zijn geweest als Stormy niet verkeerd was gereden en niet ook nog onderweg was gestopt om te lunchen. Ze stuurde de glimmend zwarte neus van haar auto het begin van de oprijlaan op en stopte bij een gewelfd gietijzeren hek, waarop in krullende letters het woord ATHENA stond. Het hek was gesloten, maar in een van de zuilen aan weerszijden ervan bevond zich een intercom.
Stormy stapte uit de auto en liep naar het apparaat toe. Het grote ijzeren hek hing tussen twee hoge zuilen, gemaakt van grote roestbruine stenen. Het gebouw en het bijbehorende terrein waren omringd door een ruim drie meter hoge muur van dezelfde steen. Ook het huis achter die muur was ermee gebouwd, zag Stormy.
Boven op beide zuilen stonden gebeeldhouwde uilen van sneeuwwit glimmend graniet. Als zwartogige bewakers hielden ze de wacht over het terrein. Hun schitterend onyx ogen bezorgden Stormy een huivering. Waarschijnlijk omdat ze haar aan Elisabeta’s ogen deden denken, dacht ze. Bij de gedachte dat die ogen in haar eigen gezicht hadden geschitterd, zoals haar door ooggetuigen was verteld, werd ze een moment door misselijkheid bevangen.
Aan de voorkant van de linker stenen zuil zat een luidspreker die tevens als microfoon fungeerde. Stormy drukte op de knop.
‘Stormy Jones, van SIS, voor Melina Roscova,’ zei ze toen iemand aan de andere kant vroeg wie er bij het hek stond.
‘Welkom,’ antwoordde de vrouwenstem. ‘Kom binnen, alsjeblieft.’ Het hek zwaaide langzaam open.
Stormy liep terug naar haar auto en nam plaats in de bestuurdersstoel, waarvan de bekleding, net als de vloermatten en de stuurhoes, was versierd met Japanse draken. Ze wachtte tot het hek helemaal open was. Toen reed ze langzaam naar binnen en de oprijlaan af, die in een lus om een grote fontein heen kronkelde. Vlak bij de ingang van het herenhuis stopte ze de auto en zette de motor af.
In de vurige hoop dat Melina zou bekennen de ring zelf te hebben gestolen, rechtte ze haar rug en stapte ze uit. Ze liep de brede stenen trappen op naar een donkere massieve dubbele deur. Met de zwarte ijzeren platen en deurknoppen zag die eruit als de toegangspoort van een kasteelburcht. Uit de klauwen van de zoveelste witte uil rees de deurklopper op.
Voordat Stormy kon aankloppen, gingen de deuren al open.
Melina stond glimlachend vóór haar. ‘Ik weet dat we het niet over je honorarium hebben gehad, maar ik betaal je wat je maar wilt. Ik ben zó blij dat je van gedachten bent veranderd.’
Terwijl Stormy’s maag samenkromp, babbelde Melina verder. Ze ging Stormy voor door de imposante hal en brede galmende gangen, een bibliotheek in.
Onderweg passeerden ze andere vrouwen, die nieuwsgierig opkeken van hun bezigheden. Ze waren allemaal tussen de twintig en de vijftig, registreerde Stormy terwijl ze hen met een vlugge getrainde blik opnam. En allemaal aantrekkelijk en fit. Zéér fit zelfs.
‘Als je eenmaal iets besluit, ga je wel snel te werk, zeg,’ zei Melina, de bibliotheekdeuren achter zich dichttrekkend. Ze gebaarde naar een leren stoel. ‘Heb je hem bij je?’
Stormy liep naar de stoel, maar ze ging niet zitten. In plaats daarvan draaide ze zich met haar rug naar de stoel, zodat ze Melina recht aan kon kijken. Zo kalm mogelijk vroeg ze: ‘Heb ik wát bij me?’
Melina’s glimlach dreigde weg te sterven. ‘De ring, natuurlijk.’
De teleurstelling kwam zó hard aan dat Stormy zich in de stoel liet zakken en haar hoofd liet hangen. Verdomme. Ze had gehoopt dat Melina deed alsof, maar het leek er niet op. Ze haalde diep adem. ‘Ik heb de ring niet, Melina.’
‘Wat heb je er dan mee gedaan?’
‘Niets.’ Ze dwong zichzelf naar de vrouw op te kijken.
Melina zeeg eveneens in een stoel neer. Ze zag er al bijna even ontmoedigd uit als Stormy zich voelde.
‘Dus jij hebt de afgelopen nacht níét in het museum ingebroken om de ring te stelen?’ vroeg Stormy.
‘Inderdaad, dat was ik niet.’ Even sloot Melina haar ogen. ‘Ik dacht dat jij dat had gedaan. Dat je van gedachten was veranderd, of zoiets.’
Net als Melina moest Stormy ontkennend antwoorden. ‘Dat ben ik niet.’
‘Dus dat betekent…’
‘Dat iemand anders de ring heeft,’ vulde Stormy aan.
Langzaam kwam Melina overeind. Ze liep naar een drankkast en opende die. Toen schonk ze zichzelf een groot glas wodka in.
Stolichanya, zag Stormy. Goed spul.
Melina sloeg haar glas achterover. Vervolgens draaide ze zich om en hield de fles op voor Stormy.
‘Nee, dank je. Ik moet rijden.’
‘Voorlopig niet, hoop ik.’
‘Nee? Waarom niet?’
Melina pakte een tweede glas en schonk in. Daarna vulde ze haar eigen glas bij. Ze draaide de dop terug op de fles en zette die weg. Toen liep ze naar Stormy toe en reikte haar het glas aan. ‘Omdat ik je hulp nodig heb. Nu meer dan ooit, Stormy. Je moet deze klus aannemen.’
‘De klus was om de ring te stelen,’ zei Stormy. ‘Dat heeft iemand anders al gedaan.’
‘Ja. En nu is de klus om uit te zoeken wie, en de ring af te pakken voordat het te laat is.’
Stormy wist vrijwel zeker wie de ring had. En ze verheugde zich er niet op het tegen hem op te nemen. Het zag er echter naar uit dat ze geen keus had. Met het geld en de middelen van de Sisterhood zou ze wellicht in het voordeel zijn. Of in ieder geval een kans hebben. De hemel wist dat ze Vlad niet over het lot van de ring kon laten beschikken. Ze wist niet welke krachten de ring bezat, maar ze voelde tot in het diepst van haar wezen dat die haar zouden kunnen vernietigen.
Melina zuchtte. ‘Ik moet mijn eerstaangewezenen op de hoogte brengen, zodat we de zoektocht kunnen beginnen.’
‘Je eerstaangewezenen?’
‘Mijn… onderbevelhebbers, bij gebrek aan een beter woord. Om nog maar te zwijgen van mijn superieuren.’ Ze boog haar hoofd en wiste de zweetdruppels van haar voorhoofd. ‘Blijf eten. Zodra ik de boel hier geregeld heb, zal ik je alles vertellen wat ik van de ring weet. Alles, Stormy. Hoewel…’
Stormy trok haar wenkbrauwen op. Toen Melina niet verder ging, moedigde ze haar aan: ‘Hoewel?’
Melina haalde haar schouders op. ‘Ik heb het gevoel dat je evenveel weet als ik,’ zei ze zacht. ‘Hoe komt dat, Stormy?’
Stormy haalde ook haar schouders op. ‘Dat verbeeld je je maar, Melina. Ik heb die ring gisteren voor het eerst gezien.’
Lange tijd bestudeerde Melina haar. Toen knikte ze, en ze leek Stormy’s verklaring te accepteren. ‘Wil je me helpen?’
‘Als jij woord houdt en me alles vertelt wat je weet – en dan bedoel ik alles, Melina – zal ik mijn best doen om de ring te vinden en die… in handen te krijgen.’
Melina glimlachte. ‘Dank je, Stormy. Dank je zeer.’ Even drukte ze Stormy’s hand.
Stormy voelde zich enigszins schuldig over de redeloze dankbaarheid van de vrouw. Ze had namelijk niet gezegd dat ze haar de ring zou geven. En dat was ze ook niet van plan.
Bij zonsondergang kwam Vlad tevoorschijn uit de grafkelder waar hij de dag had doorgebracht. Eenmaal ontwaakt uit zijn dagslaap werd hij opnieuw door een verpletterende wanhoop overvallen. Bijna dwong die hem op zijn knieën. Maar hij verzette zich. De zaak was nog niet verloren. Dat kon gewoon niet.
Om zó dichtbij te zijn geweest en de ring bijna in handen te hebben gehad. Om hem vervolgens op deze wijze te verliezen…
Er was maar één conclusie mogelijk: Tempest. Zij moest de ring hebben. Net als hij was ze gekomen om het sieraad te stelen. En ze was hem voor geweest.
Er was dus nog een kans. Hij hoefde haar alleen maar te vinden en…
Ze was weg.
Het besef dat Tempest de stad had verlaten, drong door tot zijn geest, even tastbaar en werkelijk als zuurstof tot de longen van een sterveling.
Het gaf niet. Er was geen plek ter wereld waar hij de vrouw niet zou kunnen volgen. Hij zou haar overal kunnen vinden. Zijn zintuigen zouden haar altijd kunnen traceren. Ze zou hem nooit ontsnappen.
Dus volgde hij het spoor dat ze had achtergelaten. Het spoor van haar wezen, doordrenkt van verlangen naar hem. En hij vond haar.
Ze bevond zich achter de muren van een herenhuis, dat achter een stenen omheining en een ijzeren hek met het woord ATHENA stond.
Hij herkende het direct als een basis van de Sisterhood of Athena. Het was niet het eerste huis van de organisatie dat hij zag.
Hadden zíj Tempest bij hun zaak betrokken? Bij de ring? Goede goden, hoe dan? Waarom? Waarom zou Tempest zich inlaten met dat soort vrouwen?
Vlad zocht een plek buiten de hoge stenen muur die het terrein omringde, al had hij er met groot gemak overheen kunnen springen. Dat was echter niet nodig. Zijn macht over Tempest was groot genoeg. Vanaf deze plek kon hij haar geest onderzoeken en alles zien en horen wat zij zag en hoorde. Hij kon haar gedachten vóélen.
Hij had lak aan de gevolgen. Ze had de ring gestolen om die vervolgens… Wat had ze ermee gedaan? Had ze de ring werkelijk aan die bemoeizuchtige stervelingen gegeven? Hoe durfde ze hem zó te verraden?
Hij zou doen wat nodig was om dit tot op de bodem uit te zoeken, om de ring te vinden en terug te krijgen. Dus maakte hij het zich zo gemakkelijk mogelijk in de duisternis buiten de muren van het herenhuis, en hij glipte behoedzaam de geest van de vrouw binnen.