Hoofdstuk 25

 

 

 

Nate zat op de rand van het bed met zijn voeten op de vloer, zijn onderarmen op zijn knieën en zijn tanden stijf opeengeklemd.

Dit werd niets.

Over zijn schouder keek hij naar Payton, die met een rimpel tussen haar smalle wenkbrauwen rustig lag te slapen.

Wat hij haar aanbood, wilde ze niet. Niet echt. Vanaf het begin was het hen niet om dezelfde dingen gegaan. Hij had zijn best gedaan haar niet te kwetsen, maar hij was een idioot geweest en had dat uiteindelijk wel gedaan. Zelfs vandaag, nadat alle stukjes van de puzzel van zijn leven plotseling op hun plaats leken te zijn gevallen, was er één scherp hoekje dat niet paste en dat hij door Paytons gevoelige hart had voelen snijden.

Laat me je liefhebben.

Zo had hij het niet moeten zeggen. Wat had hem in vredesnaam bezield?

Hij liet zijn hoofd in zijn handen rusten en kreunde gefrustreerd. Achter hem klonk een protesterend geluidje, en hij zag haar de hoek van het laken tegen zich aan trekken. Ze had behoefte aan rust. En ze had behoefte aan iets veel beters dan hij haar had gegeven.

Hij wist wat hij moest doen.

Nadat hij was opgestaan, trok hij de sprei over haar heen en verliet snel het vertrek.

 

De ondergaande zon kleurde de lucht amber en oker. Payton stond voor het raam met haar voorhoofd tegen het glas en Nates briefje in haar hand. Dat had ze op de keukentafel gevonden toen ze een halfuur geleden in een leeg appartement wakker was geworden. Aanvankelijk was ze ervan geschrokken, maar er had niet meer in gestaan dan dat hij enkele zaken moest regelen en later zou terugkomen. Niets wereldschokkends, raadselachtigs of veelbetekenends. Een paar regels over wat dingen die hij in orde moest maken.

Ze moest ophouden met zo dramatisch te doen.

Toen ze de voordeur hoorde opengaan, liep ze naar de hal en zag Nate binnenkomen met een tas vol eten. Ze glimlachte. De man probeerde voortdurend voor haar te zorgen en was bang geweest dat ze vanavond geen gezonde maaltijd binnen zou krijgen.

‘Het spijt me dat ik zo lang weg ben geweest,’ verontschuldigde hij zich voor hij een kus op haar wang drukte en met de boodschappen naar de keuken liep. ‘Op de terugweg ben ik nog wat te eten gaan halen.’

Op de terugweg? ‘Was je op kantoor?’

Hij zette de tas op het aanrecht en keek haar met zijn prachtige blauwe ogen aan. ‘Ik ben bij mijn vader geweest.’

‘Heb je hem verteld… over de baby?’ Over hen? Ze wist dat hij het pas tegen zijn vader had willen zeggen als ze erin had toegestemd met hem te trouwen.

Hij knikte.

Klaarblijkelijk had hij in haar ogen gezien wat ze had besloten. Dat was prima. Nu hoefde ze niet openlijk toe te geven dat hij had gewonnen.

Nee. Zo was het niet. Het was opgehouden een strijd te zijn toen ze de liefde voor hun kind in zijn ogen had gezien. Vanaf dat moment was het geen gevecht meer geweest. Was er geen winnaar of verliezer meer geweest.

Toen hij zijn armen om haar heen sloeg, genoot ze van zijn geur en zijn kracht. Dit zou ze de rest van haar leven hebben.

‘Ik heb hem verteld dat je zwanger bent. En dat we niet gaan trouwen.’

Het duurde even voor zijn woorden tot haar doordrongen. Verbijsterd keek ze hem aan. Ontzet. Bang.

‘Wat… Waarom…’ Ze begreep het niet, maar was niet in staat om verduidelijking te vragen.

Op zijn gezicht verscheen een gepijnigde uitdrukking. ‘Ik heb me vreselijk schofterig gedragen. Het is nooit mijn bedoeling geweest je te kwetsen. Maar ik doe het al zo lang dat ik me niet meer kan herinneren dat ik het niet deed.’

Dat herinnerde zij zich wel. Ze legde haar hand tegen zijn borst en voelde het kloppen van zijn hart. ‘De afgelopen maanden zijn moeilijk geweest. Alles is van het ene moment op het andere veranderd, en we hebben allebei emotioneel gereageerd.’

‘Nee. Dat is het juist. Ik niet. Als ik niet alleen maar bezig was geweest met mijn behoefte om de situatie onder controle te houden, had ik me gerealiseerd dat het tegenover geen van ons beiden eerlijk was om je tot een liefdeloos huwelijk te dwingen.’

Zijn woorden deden pijn. Hij gaf haar wat ze had gewild. Nietwaar? Maar plotseling voelde het niet zo. Het voelde alsof de grond onder haar voeten wegzakte en ze alles kwijtraakte.

Ze dwong zichzelf om te knikken en forceerde een glimlachje. ‘Wat was de reactie van je vader op het nieuws?’

Hij lachte vreugdeloos. ‘Pa was boos, omdat ik het hem niet eerder had verteld.’

‘Dat geloof ik graag.’

‘Hij was blij met het bericht dat hij grootvader wordt, ook al vond hij het jammer dat we niet gaan trouwen.’ Met zijn hand wreef hij de spieren in zijn nek. ‘Maar hij was ook van mening dat nadat ik zo’n hufter was geweest ik je voor altijd zou kwijtraken als ik je onder druk bleef zetten.’

Ze knipperde met haar ogen. ‘Wat bedoel je precies?’

‘Payton, ik ben verschrikkelijk stom geweest. Omdat ik vond dat je meer verdiende dan ik je kon geven, heb ik je van me af gestoten. Dat was het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan, maar ik wilde dat je alles zou krijgen, liefde, huwelijk, gezin, waartoe ik mezelf niet in staat achtte. Maar toen ik hoorde dat je zwanger was, had ik opeens een goede reden om je nooit meer te laten gaan. Alleen was ik zo geconcentreerd op je aan me te binden en een perfect leven voor ons te creëren dat ik niet besefte dat ik je in een gevangenis probeerde te stoppen.’

Ze opende haar mond, maar sloot deze weer toen ze zich realiseerde dat ze geen idee had wat ze tegen hem moest zeggen. Eindelijk begreep hij het, maar hoe kon ze uitleggen dat wanneer hij de muren afbrak en het slot weghaalde, die gevangenis het aardse paradijs werd? De enige plek waar ze wilde leven.

‘Ik wil dat we een gezin vormen, Payton. Niet omdat ik me daartoe verplicht voel, maar omdat ik met jou samen wil zijn.’

Tranen van vreugde sprongen haar in de ogen. Liefde had hij haar niet aangeboden, maar verder gaf hij haar alles wat ze ooit kon wensen. Het was voldoende. Meer dan voldoende. ‘Ik wil ook met jou samen zijn. Liever dan wat dan ook.’

Het volgende moment lag ze in zijn armen. Veilig en warm. Ze koesterde zich in de belofte van hun toekomst toen de woorden die ze nooit had gedacht te horen, bruusk over zijn lippen kwamen. ‘Ik hou van je.’

Snel maakte ze zich van hem los, bang dat ze het verkeerd had verstaan of plotseling begon te hallucineren. Hij deed een stap naar achteren opdat ze naar hem kon kijken. Op zijn knappe gezicht stond duidelijk de oprechtheid van zijn woorden te lezen. Haar hart sloeg over, en de kamer draaide om haar heen. Toen ze naar steun zoekend haar hand uitstak, pakte hij die. Ze had nauwelijks adem om te vragen: ‘Hou je van me?’

‘Echt waar. Ik dacht dat ik niet wist hoe het moest. Het was zoiets onbekends voor me dat ik het zelfs niet herkende toen het me totaal van de wijs bracht.’ Kalm en open keken zijn blauwe ogen haar aan. Vensters van een ziel boordevol hoop. ‘Ik hou van je. En als je bereid bent me een kans te geven, zal ik je dat de rest van mijn leven bewijzen.’

Hij haalde een zwart doosje uit zijn achterzak en liet zich op één knie neer. Toen hij het opende, werd een ring met fonkelende diamanten rondom zichtbaar. Terwijl hij haar de ring toestak, zei hij: ‘Payton Liss, ik hou van je. Wil je me de gelukkigste man op aarde maken door de rest van ons leven ongehuwd met me samen te leven? Door me toe te staan voor je te zorgen, je te voorzien van alles wat je hartje begeert en altijd van jou en onze baby te houden?’

Haar hart bonsde, en er ontsnapte haar een hulpeloze lach. Hij hield van haar!

Ze knielde naast hem, sloeg haar armen om zijn nek en antwoordde: ‘Nee.’

Met een ruk hief hij zijn hoofd. Toen barstte hij in lachen uit. Zijn ogen glinsterden vrolijk en straalden dat waanzinnige zelfvertrouwen uit.

Deze man kende haar. Hij kende haar werkelijk.

‘Dus na dat alles,’ vroeg hij met een stem vol onverhulde emotie, ‘wil je nu met me trouwen, hmm?’

Ze keek hem aan en liet hem alles zien wat er in haar hart was. Alle liefde. Alle hoop. Alles waarvan ze wist dat hij het zou koesteren en beschermen. ‘Inderdaad.’

Zijn mondhoeken gingen omhoog in de brede glimlach waarop ze haar hele leven zo dol was geweest. ‘Wanneer?’

Ze trok zijn hoofd naar zich toe en liet haar lippen langs de zijne strijken. ‘Hoe snel kan het?’

Voor ze met haar ogen kon knipperen, had hij haar op zijn schoot getrokken en begon hij bevelen uit te vaardigen in zijn telefoon.

‘Over een uur moet er een vliegtuig klaarstaan om naar Las Vegas te vertrekken.’

Hij trok haar dichter tegen zich aan, hield de telefoon van zijn oor en keek haar diep in de ogen. Met één blik vertelde ze hem alles wat hij moest weten.

In zijn kaak trok een spiertje, en zijn blik werd troebel. ‘Je hebt gelijk. Daar kunnen we beter twee uur van maken.’

Hij gooide de telefoon neer, liet zijn vingers in de krullen in haar nek glijden en nam bezit van haar mond in een verrukkelijke kus die haar intens roerde.

Met zijn hand tegen haar wang keek hij haar diep in de ogen. ‘Zeg het. Ik moet het je horen zeggen.’

‘Tot in de eeuwigheid, Nate. Al zo lang en met alles wat ik ben. Ik hou van je. Altijd.’