Willy
Hoe moet je Willy noemen? Verstandelijk gehandicapt? Behept met een beperking – het syndroom van Down? Mongoloïde? Vroeger zeiden wij: mongool. Dat mag niet meer, geloof ik. Maar je denkt het tóch als je Willy ziet en eigenlijk is dat helemaal niet erg, want er schuilt niets kwaads in de gedachte, sterker nog: het vermaledijde woord is met ontroering en empathie omgeven. Wat mij betreft.
Willy zit aan de bar van Café van U in het Brabantse Bergeijk. De zaterdagmiddag loopt ten einde, buiten is het al donker. Aan de muur van de zaak hangen uitvergrotingen van oude foto’s van het dorp; een armoedig oord. Op het pleintje waar het café aan ligt, staan een viskar en een poelier. In beide karren is de handel al opgeruimd, en wordt de laatste hand aan de schoonmaak gelegd. Straks gaan de luifels dicht en rijden de wagens weg.
Willy heeft een groot glas Palm-bier voor zich staan. Hij neemt er af en toe een slok van. Misschien komt het door de absurdistische serie Radio Bergeijk die de VPRO jarenlang uitzond, maar op de een of manier klopt het volledig dat Willy hier zit. Zijn tong hangt af en toe uit zijn mond. Daar nemen de andere gasten aan de bar geen aanstoot aan, want zo is Willy: hij komt hier iedere zaterdag.
Dan komt er een cd’tje uit Willy’s zak tevoorschijn. Hij schuift het over de bar naar de uitbater van het café. De man vertelt dat Willy een heel mooi liedje heeft gekocht en uit zijn hoofd geleerd. Vanochtend toen het café openging heeft hij ermee opgetreden. Een van de gasten roept dat Willy het nu weer moet doen.
‘Wil je dat, Willy?’ vraagt de kroegbaas zorgzaam.
Willy denkt diep na, hij is toch een beetje verlegen met de situatie. Maar na een tijdje begint hij te knikken, en moeizaam klimt hij van zijn kruk af. De kroegbaas schuift het cd’tje in de cd-speler en Willy stelt zich midden in het café op. Zijn armen hangen slap langs zijn dikke lichaam, maar op de eerste maten van de muziek spreidt hij ze.
De muziek die uit de speakers knalt is rock, de stem die van een zangeres à la Shakira. Ze heet Helena Paparizou; hoe Willy deze Zweedse zangeres heeft gevonden, niemand weet het. Maar dat hij haar liedje vanbuiten kent, is duidelijk. ‘My Number One’ heet het.
En Willy kan het helemaal playbacken. Hij heeft ook danspassen ingestudeerd; van links naar rechts springen zijn onhandige voeten. Met zijn armen vliegt hij. Zweet verschijnt op zijn voorhoofd, hij loopt helemaal rood aan. Zijn mond gaat ritmisch open en dicht.
De gasten klappen mee met de muziek om Willy aan te moedigen. Soms focust hij met zijn kleine ogen op een van de toeschouwers. Zijn tong rolt in zijn mond. De opwinding is erg groot. Het is maar de vraag of Willy het einde van het liedje gaat halen. Het meeklappen wordt al minder.
Willy gaat door.
En dan is er eindelijk, genadig, het einde. Met een laatste kreet houdt Helena Paparizou ermee op. Daverend applaus voor Willy, die diepe buigingen maakt. De gasten wenden zich af en gaan door met hun gesprekken. Willy loopt langzaam terug naar zijn kruk en zijn glas bier.
‘Dat was goed, hè,’ zegt de uitbater als Willy weer op zijn kruk zit en hij hem het cd’tje overhandigt.
‘Ja,’ zegt Willy trots en hij neemt een slok van zijn bier. Buiten op het pleintje rijden de visboer en de poelier achter elkaar weg. Volgende week komen ze terug, en Willy ook – in dit café.