hoofdfstuk 2

Eén van de donkere dagen voor kerst

***

‘Opstaan!’

Verschrikt deed Chantal haar ogen open. ‘Nu al?! Het is nog hartstikke donker!’

Heidi, die al aangekleed was, grinnikte. ‘Dat komt omdat de schermen voor de ramen zitten! Opstaan, luilak. Deze week is het onze beurt om voor het reilen en zeilen van de boerderij te zorgen. Mijn emancipatiebeleid, weet je wel.’

Chantal kwam behoedzaam uit bed en zette een voet op het koude marmer.

‘Lieve help, het is hier ijskoud! Jij met je vooruitstrevende plannen. Ik ging nu liever terug in bed en vanmiddag afwassen. We hebben notabene vakantie!’

‘Schiet een beetje op!’ zei Heidi dringend. ‘We moeten de koeien melken.’

Eindelijk maakte Chantal aanstalten om ook eens actief te worden. ‘Is het buiten al licht?’

‘Kijk maar.’

Chantal zocht het koord dat naast het raam hing. Ze gaf er een ruk aan en zag verschrikt hoe het scherm met een donderend geraas omhoog schoot.

Heidi lachte om haar geschrokken uitdrukking. ‘Dit is nu precies de manier waarop je het niet moet doen!’

Ze deed bij het andere raam voor hoe het wèl moest.

Het was nog wat nevelig buiten.

‘Zo vroeg sta je in Holland zeker niet op?’ suggereerde Heidi.

‘Nee, inderdaad. Het is wel even wennen hier, hoor

Chantal pakte haar kleren en vertrok naar de badkamer.

Toen ze even later aangekleed en wel te voorschijn kwam, trof ze Heidi in de keuken.

‘We zorgen voor ons eigen ontbijt,’ zei deze. ‘Nathalie ligt nog in bed, natuurlijk. Die wil alleen maar emanciperen, als het voordeel voor haar oplevert!’

Heidi haalde een groot, rond brood uit de kast en sneed er platte stukken vanaf.

‘Moet je er zelfgemaakte marmelade op?’

Chantal knikte. Het zou wel lekker zijn.

‘Au! Wat een hard brood!’ riep ze uit, nadat ze een hap van haar snee brood genomen had.

Heidi grinnikte. ‘Goed voor je tandjes, daar worden ze sterk van!’

‘Jij bent al helemaal ‘verzwitserd’,’ merkte Chantal op. ‘Waar zijn tante Denise en oom Ben eigenlijk?’

‘Bij de kippen of konijnen, denk ik. Er is in de winter niet zoveel werk op het land. Nu, heb je je brood op? Dan kunnen we gaan.’

Ze liepen langs de boomgaard en kwamen zo bij de stal uit. Heidi opende de deuren. Ze pakte een kruk en een emmer en ging naast een koe zitten.

‘Ik heb het nog nooit gedaan, hoor,’ zei Chantal waarschuwend.

‘Let maar op hoe ik het doe, dan leer je het wel over een tijdje.’ Ze wenkte Chantal dat ze wat dichter bij moest komen. Rustig begon Heidi te melken. Chantal dwaalde met haar ogen door de stal en ontdekte in de muur een deur.

‘Is er achter die deur nog een stal?’ vroeg ze.

‘Ja, daar staat Tom, het kalf van deze koe.’

‘Tom?’ herhaalde Chantal verbaasd.

‘Ja, het dier maakt ook van die vreemde bokkesprongen, net zoals Tom wel doet, maar dan letterlijk. Alleen ... oom Ben vertelde me laatst dat het kalf een vrouwtje is. Nou ja, wat maakt het ook uit.,.!’

Chantal lachte en keek weer belangstellend toe hoe Heidi de koe verder molk. De volgende koe was haar toegezegd. Het lukte natuurlijk niet, maar Heidi lachte haar bemoedigend toe en zei: ‘Je leert het nog weleens.’ Ze nam de koe van haar over en toen ze klaar was met melken, goot ze de emmers leeg in de daarvoor bestemde melkbus.

Oom Ben kwam naar hen toelopen. ‘Willen jullie straks de waakhond bij het huis water geven?’

De meisjes knikten en liepen naar de schuur die aan het huis gebouwd was.

Heidi vulde een kan met water. Chantal zag Tom en Robin aankomen. Tom maakte een grimas en ging achter Heidi staan.

‘Boe!’

Heidi schrok zo, dat ze de kan met water omhoog gooide. Het water viel helaas niet op de schuldige, maar op Robin. Hij was kletsnat en kon niet met de anderen meelachen.

Hij keek Tom scherp aan. ‘Wordt het voor jou niet eens tijd, dat jij je naar je leeftijd begint te gedragen?’

‘Hij is pas vier!’ lachte Heidi.

‘Wees niet bezorgd, goede vriend,’ stelde Tom hem gerust. ‘Ik zal vandaag beginnen mijn leven te beteren. Hier, een handdoek!’ Met een nonchalant gebaar gooide hij Robin een handdoek toe. Die droogde zich daarmee af en liep dan weg alsof hij zich véél ouder voelde dan de rest.

***

‘Tante Denise, mogen Chantal en ik vanmiddag naar de stad?’ vroeg Heidi tijdens het middageten.

‘Wil je soms naar Fiona?’

Heidi knikte. ‘En bovendien kan ik Chantal dan iets van Zwitserland laten zien.’

‘Hoor onze gids,’ spotte Tom. ‘Onder jouw leiding zal ze niet veel te zien krijgen, tenzij je de weg naar Fiona meteen vindt.’

‘Suggereer jij soms dat we zullen verdwalen?’ klonk het dreigend.

‘Het behoort bepaald niet tot de onmogelijkheden. Toen jij hier voor het eerst op de boerderij was, kon je zelfs de weg naar de schuur niet vinden!’

‘Wist ik veel dat die aan het huis gebouwd was...!’ Heidi kreeg een kleur, toen ze eraan terugdacht. Daarom zei ze maar snel: ‘Mag het, tante?’

‘Is het wel zo netjes van ons om Fiona op te schepen met die twee lastige meiden?’ zei Tom weer.

‘Je bedoelt of we dat tegenover Fiona kunnen verantwoorden,’ speelde oom Ben het spelletje mee, wetend dat hij Heidi daarmee op de kast kon krijgen. ‘Nou ja, wij hebben het in elk geval even rustig...’

Heidi stak haar wipneus in de lucht en richtte haar aandacht niet meer tot de anderen.

‘Tja, het is tenslotte nooit leuk om de waarheid over jezelf te horen,’ zei Tom plagend.

‘Weet je wanneer we het écht rustig zouden hebben?’ klonk de stem van tante Denise. ‘Als jij je mond eens zou houden!’

‘Raak!’ juichte Heidi. ‘Tantetje, u bent een schat!’

‘Ik weet niet wat u daarnet allemaal in het Frans zat te babbelen. Dat hebben we nog niet op college gehad.’

‘Dan heb je nog een grote achterstand in te lopen, Tom,’ zei oom Ben. ‘En je wilt me toch niet vertellen dat jij daar de oorzaak van bent, omdat jij je tijdens de colleges net zo pleegt te gedragen als hier?’

‘Eigenlijk wel,’ bekende Tom quasi serieus. ‘Maar daar wordt het gewaardeerd als ik de tijd wat sneller laat gaan, hier schijnbaar niet. Maar ik houd mijn mond voortaan wel.’

‘Nu, dat voorstel is dan aangenomen,’ zei Heidi. ‘Eens kijken hoe lang je het volhoudt.’

‘Ik hoop niet al te lang,’ dacht Chantal hardop. Ze sloeg snel naar hand voor haar mond. Heidi keek haar geschokt aan. Maar Tom glimlachte haar vriendelijk toe …

‘Hier heb je reisgeld,’ zei tante Denise na het eten. ‘Vraag meteen of Fiona hier met de kerst komt.’

Heidi en Chantal gingen met de trein naar de stad.

‘Kijk eens, wat een groot meer daar ligt,’ wees Heidi. ‘Tom heeft me eens verteld dat Robin, hij en wat andere studenten ‘s zomers een jacht huren en daarmee gaan varen op het water. Hij beloofde me, dat ik eens mee mag.’

‘Leuk,’ vond Chantal. ‘Zou ik ook meemogen?’

‘Natuurlijk!’ verzekerde Heidi haar. ‘Als hij mij al belooft, dat mijn aanwezigheid is toegestaan op dat jacht, dan mag jij zeker mee. Je hebt hem helemaal om je vinger gewonden door te zeggen, dat je niet hoopte dat hij lang stil zou blijven. Hij is er namelijk van overtuigd dat hij altijd intelligente taal uitkraamt en hij kan het dus niet hebben, wanneer ik hem daarin ongelijk geef. Maar je had wel gelijk, toen je dat zei. Het zou wel erg ongezellig zijn, wanneer Tom niets meer zou zeggen ...’

‘Zo, jij bent radicaal van gedachten veranderd!’

‘Ik bedoel, dat het ongezellig voor mij is. Dan heb ik namelijk niemand meer om mee te bekvechten.’

De trein stopte en de meisjes stapten uit.

‘Wie is Fiona eigenlijk?’ wilde Chantal nu eindelijk weleens weten.

‘De oudste dochter van tante Denise en oom Ben. Ze is getrouwd en heeft twee kinderen. Het ene kind heet Sandro, die is nog maar een baby en het andere, Alicia, is een kleuter. Pas maar op voor haar! Ze is een verschrikkelijke kletskous, nog erger dan Tom! Daarom is ze ook zo gek op hem.’

‘Heeft tante Denise nog een dochter?’

‘Ja, ze heet Marlou. Maar die werkt en woont in Lausanne. Ze komt maar heel sporadisch in Mezzanone.’

Ze liepen naar een riant huis. Een klein, blond meisje keek op van haar spel toen ze Chantal en Heidi zag. Ze rende naar hen toe.

‘Hoi!’ riep ze verheugd uit. ‘Heb je wat voor me meegebracht?’

Fiona, die verrast door het geroep van haar dochter was, kwam naar buiten lopen en zei: ‘Alicia, gedraag je!’

Heidi lachte. ‘Ik geloof dat ik een klein kleurboekje bij me heb.’ Ze zocht in haar tas.

Ondertussen was Alicia al naar Chantal toegelopen.

‘Hoe heet jij?’

‘Chantal.’

‘O wat een leuke naam. Heb je oom Tom meegenomen?’ Ze keek achter haar.

‘Waarom zouden we die nu meenemen?’ vroeg Heidi zich af.

‘Hij is héél lief,’ zei Alicia overtuigd. ‘Veel liever dan jij!’

Fiona keek hen verontschuldigend aan. ‘Het zal de leeftijd wel zijn.’

‘Ik denk dat ze teveel naar Tom geluisterd heeft,’ antwoordde Heidi luchtig.’ Maar Iaat ik je eerst even voorstellen aan onze nieuwe logée. Dit is Chantal Weyers, zij is ook afkomstig uit Holland. Gelukkig voelt ze zich al aardig thuis op de boerderij.’

‘Waarom ‘gelukkig’?’ zei Chantal. ‘Zo moeilijk was het niet om me bij jullie aan te passen.’

‘Dat zou ik ook zeggen! Heidi heeft nu eenmaal altijd kritiek op haar huisgenoten.’ Fiona liet hen het huis binnengaan. ‘Loop maar door naar de zitkamer. Struikel niet over de rommel die Alicia gemaakt heeft.’

Heidi en Chantal gingen in de ruime kamer zitten.

‘Het is wel koel en zakelijk ingericht,’ vond Chantal. Ze keek om zich heen. Fiona was in de keuken en kon bovendien het Nederlands toch niet verstaan.

Heidi knikte. ‘Deze kamer is alleen maar bestemd om gasten te ontvangen. Fiona en haar gezin zitten altijd in de keuken. Die is nog ruimer dan deze kamer en veel gezelliger ingericht.’

Fiona kwam binnen met twee glazen vruchtensap.

‘Het komt eigenlijk goed uit, dat jullie hiernaar toe zijn gekomen,’ zei ze en nam plaats tegenover hen. Ze haalde een brief te voorschijn en vouwde hem open.

‘Weet je nog dat er ooit een rijk, Hollands meisje op de boerderij gelogeerd heeft?’

‘Irma?’

‘Juist, die bedoel ik. Ik heb een brief van haar ouders gekregen. Hun zaak is failliet gegaan, maar een kennis heeft hen aangeboden de zaak over te nemen. Haar ouders overwegen nu die mogelijkheid. Omdat er nogal veel belangen en mensen mee gemoeid zijn, hebben ze de ene vergadering na de andere. Irma heeft nu via mij gevraagd of ze met de kerst op de boerderij mag komen logeren. Je weet ze correspondeert nog steeds met mij. Haar verzorging schiet er natuurlijk door de drukte een beetje bij in.’

Heidi verslikte zich in haar vruchtendrank. ‘Irma weer op de boerderij? Daar komt niets van in, hoor je! Niemand van ons mag haar!’

‘Tuttut,’ kalmeerde Fiona haar, ‘niet zo’n protest meteen. Er valt toch niets meer aan te veranderen, want ik heb Irma al geschreven dat het goed is dat ze komt, en ik vind haar wel aardig en niet alleen nu.’

‘Wel ja! En jij maar beslissen! Wie vraagt er naar mijn ... ik bedoel onze mening? Nu zitten we weer met dat verwende nest opgescheept.’

‘Het is maar voor twee weekjes...’

‘Dat is me dan precies twee wéékjes teveel!’ Heidi keek nors voor zich uit. ‘En dan nog wel in de kerstvakantie. Wij, op de internationale school, hebben ook twee weken vrij; ik denk niet dat ik veel uit zal rusten in mijn vrije tijd!’

‘Het zal bést meevallen,’ verzekerde Fiona haar.

Gelukkig werd er toen een einde aan dit verhitte gesprek gemaakt. Alicia stak haar guitige snoetje om de hoek van de deur. Ze kwam verder naar binnen toen ze merkte, dat de gewenste aandacht op haar gericht was.

‘Daar ben ik weer,’ zei ze ten overvloede. Ze ging voor Chantal staan en wapperde met een tekening. ‘Hier, deze heb ik voor jou gemaakt. Omdat jij nieuw bent.’

Ze gaf Heidi ook een tekening.

‘Bedankt.’

‘Hij is niet voor jou, maar voor oom Tom. Jij maakt er zelf maar één.’

Alicia stapte laconiek weg.

‘Tja, natuurlijk kan ik er ook zelf één maken,’ zei Heidi en rolde de tekening op. Ze kwam overeind. ‘En nu gaan wij jou verlaten. Kom je trouwens nog met Kerstmis?’

Fiona knikte. ‘Ik denk het wel.’

Ze liet hen uit. Voor het huis was Alicia aan het spelen.

‘Heidi!’ riep ze. ‘Misschien maak ik toch wel een tekening voor jou...’

‘De schat heeft medelijden met me,’ grijnsde Heidi.

De meisjes zwaaiden naar Fiona en zetten toen de pas erin naar het station.

***

‘Gelukkig dat jullie er zijn!’ Tante Denise kwam snel naar het hek toelopen. ‘Het gaat straks regenen volgens de barometer.’

Inderdaad was de lucht grijzer geworden. Heidi en Chantal liepen naar binnen en troffen daar Tom en Nathalie aan.

‘Wat heb jij voor een kunstwerk bij je,’ merkte Tom op. ‘Sinds wanneer leg jij je toe op het schilderen van zelfportretten?’

‘Dit ben ik niet, lieve schat, dit moet jouw beeldschone snuit voorstellen.’ Heidi overhandigde hem de tekening.

‘Bedankt voor het compliment. Alicia heeft hem zeker gemaakt. Wat ben ik toch geliefd bij kinderen. Nu heb ik tenminste weer iets om aan de muur te hangen.’

‘Dan heb je ook geen spiegel meer nodig,’ merkte Heidi droog op.

‘Zeg, we houden het gesprek beleefd, hè ...?’ klonk het dreigend. Tom was blijkbaar zijn belofte alweer vergeten. Hij kon het tenminste weer niet laten om overal op in te gaan.

Tante Denise kwam uit de keuken.

‘Nathalie, je hebt nu wel zo’n leuk menu uitgezocht, maar je moet wèl helpen met de bereiding ervan.’

Moeizaam stond Nathalie op.

‘Weet u, tante, Irma komt met de kerst bij ons.’

Een diep gezucht weerklonk.

Tante Denise was de eerste die iets zei. ‘Het zal niet voor lang zijn ...?’

‘Nee, twee weken. Hoe komen die om?’

‘Gewoon. Behandel haar gewoon en trek je niets van haar onzinnige praatjes aan.’

‘Ik verstop me in de waterput,’ zei Nathalie.

Oom Ben kwam binnen, gevolgd door Robin.

‘Wat een geluk, dat jullie op tijd voor de bui binnen zijn,’ zei de eerste, zoals tante Denise ook had gezegd. ‘Ik denk dat het de eerste dagen wel zal blijven regenen.’

‘Denkt u, dat we met Kerstmis ook regen krijgen?’ vroeg Heidi.

‘Het zit er wel in, ja.’

‘En we zouden met de kerst de bergen ingaan!’ Heidi keek hem teleurgesteld aan.

‘Ik weet niet of dat mogelijk is. Ik neem jullie niet mee de bergen in als het plenst. Alleen als het goed weer is, gaan we.’

‘Dan mogen we wel uitkijken,’ zei Tom. ‘Heidi’s gezicht staat op onweer.’

‘Die uitdrukking heb je letterlijk uit het Nederlands overgenomen,’ kritiseerde Heidi, om het gelach van de anderen te temperen. ‘In het Frans slaat het nergens op.’

‘Ze begrepen het anders wel,’ merkte Tom tevreden op.

‘Ik zou het Noir Massief wel verder willen verkennen,’ zei Robin. ‘De legende, die u laatst daarover vertelde, zou best eens waar kunnen zijn. Zelfs wij zijn nog nooit naar de hoogste toppen van het massief geweest.’

‘Nee, omdat het er veel te gevaarlijk is,’ antwoordde oom Ben eenvoudig. ‘Ik ben er zelf heus wel vaak geweest, maar niet met jullie. De hoogste gedeelten van het massief zitten vol met holen en verborgen rotsspleten. Het is best leuk om berggebieden te verkennen, maar je moet weten tot hoever je kunt gaan. En zelfs jij, Robin, bent nog niet ervaren genoeg, om zeker weer heelhuids uit de bergen vandaan te komen.’

Robin keek niet erg vriendelijk na deze mededeling. Maar hij begreep, dat het waar was, want zijn pleegvader kende het Noir Massief op zijn duimpje.

‘Oom Ben, wat voor een legende gaat er over het Noir Massief?’ vroeg Heidi voorzichtig, om oom Ben op zijn praatstoel te krijgen, hetgeen haar nog scheen te lukken ook.

‘Heb ik dat nog nooit verteld aan jullie?’

‘Alleen aan mij,’ verzekerde Robin hem. ‘Toen ik over dat beeldje begon.’

‘O ja,’ oom Ben herinnerde het zich weer. Hij ging in een gemakkelijke stoel zitten en keek nadenkend voor zich uit.

‘Let op,’ fluisterde Heidi blij naar Chantal, ‘oom Ben kan verschrikkelijk goed vertellen.’

‘Over het Noir Massief is in feite maar heel weinig bekend,’ begon oom Ben. ‘En dat mag eigenlijk best vreemd heten. Het is een vrij makkelijk te bereiken deel van de Alpen. Dat is misschien de reden waarom de meeste bergbeklimmers het overslaan. Er valt tenslotte weinig eer te behalen aan het feit, dat je met je beroemde reputatie van bergbeklimmer een laag, ongevaarlijk massiefje gaat verkennen. Let er wel op, dat de meeste mensen er zo over denken. Maar als ze eens de moeite namen wat verder te klimmen en rond te kijken, zouden ze wel snel van gedachten veranderen. Naarmate je hoger klimt, wordt het gebied steeds onregelmatiger. Grote en kleine rotsspleten vallen dan weer wel, dan weer niet op. De vele kuilen maken het hele massief nog veel gevaarlijker. Het is heel vreemd om te moeten vaststellen, dat het Noir Massief sinds eeuwen de belangstelling heeft getrokken van veel bandietengroepen. Men meent dan ook dat de vele kuilen en holen in het massief gemaakt zijn door bandieten, die zichzelf of hun buit erin verstopten. De bewoners van de omliggende dorpen gingen vaak op zoek naar buit, maar hebben die echter nooit kunnen vinden.’

‘Maar wat is er dan met dat beeldje?’ vroeg Chantal geïnteresseerd.

‘Dat zit zo,’ beaamde oom Ben. ‘Er bestaat een legende over een koning van Ragenberg, die regeerde over een klein landje, dat nu niet meer bestaat. Hij zou ongeveer vier eeuwen geleden al ontdekt hebben, dat de hoogste delen van het Noir Massief onherbergzaam waren. Hij had een zeer ongehoorzame dochter. Zij heette Vanessa en zij liet zich op haar huwbare leeftijd voor geen prijs uithuwelijken. Ze dreigde haar vader weg te zullen lopen, wanneer ze met de door hem uitgekozen man zou moeten trouwen. Haar vader was daar zo verbolgen over, dat hij besloot zijn dochter een lesje te geven.

Ze moest maar eens ervaren hoe het was om helemaal alleen te zijn. Hij liet haar naar een hoge top van het Noir Massief brengen en sloot haar op in een toren. Eens in de week bracht iemand haar een beetje eten. Maar tegen alle verwachtingen in, weigerde het meisje, hoe eenzaam en verzwakt ze ook was, nog steeds halsstarrig met de door haar vader uitgekozen huwelijkspartner te trouwen. Haar vader kreeg daar opeens genoeg van en gaf zijn mannen het bevel Vanessa op te halen en haar terug te brengen naar Ragenberg. In de tijd waarin deze legende afspeelt, waren de mensen erg bijgelovig, en iedereen had dan ook een beeldje, dat hem of haar geluk zou brengen. De armen hadden een uit hout gesneden beeldje, de rijkeren, zoals Vanessa, hadden geluksbeeldjes van edele metalen of stenen. Vanessa had er één van groene jade en hechtte er erg veel waarde aan. Zoveel zelfs, dat ze het een naam had gegeven, namelijk ‘Felice’, hetgeen in het Italiaans ‘geluk’ betekent. Vanessa was geen Italiaanse, maar kende de Italiaanse taal wel. Toen een dienaar, die haar eten kwam brengen, verraadde dat haar vader binnenkort mensen zou sturen om haar op te halen, wachtte ze tot de dienaar weg was en pakte het beeldje. Ze wilde naar Italië vluchten, maar kwam op haar weg enkele rovers tegen. Die verlangden het beeldje van haar, anders zouden ze haar niet doorlaten. Vanessa had geen andere keus dan Felice aan de bandieten af te staan. Behalve dat ze erg verzwakt was, had ze nu ook haar Felice moeten prijsgeven, hetgeen betekende dat ze geen kans meer op geluk zou hebben en haar hoop was dus ook vervlogen. Ze liep in een verborgen spelonk waar ze niet meer uit vandaan kon komen en stierf. De rovers die het beeldje van haar hadden afgenomen, werden echter aangevallen door de mannen die Vanessa’s vader gezonden had. De rovers probeerden het beeldje te verstoppen. Felice was immers het bewijs, dat ze Vanessa gezien hadden en als de koning dat wist, zouden ze opgepakt worden. Helaas gooiden ze het beeldje iets te ruw in hun schuilplaats zodat het kapot viel. Nooit is het beeldje meer gevonden.’

Het was even stil.

‘Dus daar komt de naam ‘Noir’ vandaan,’ merkte Robin als eerste op. ‘Noir; zwart is tenslotte de kleur van het ongeluk. Raar, dat niemand iets van die legende weet.’

‘Legenden komen nu eenmaal voort uit het feit, dat iedereen overal een verklaring voor wil zoeken,’ zei oom Ben. ‘Sommige legenden zijn wijd verbreid en andere beperken zich tot een bepaalde streek.’

‘Het was een mooi verhaal,’ beaamde Tom, en verbrak daarmee de betovering die oom Ben met zijn vertelling opgeroepen had.

Heidi gaf hem een stomp. ‘Doe toch niet zo nuchter!’

‘Geloof jij het dan allemaal?’

‘Nou ja, de kern kan toch waarheid bevatten?’

‘Vast niet,’ zei Tom overtuigd. ‘Het eigenwijze prinsesje en haar boze pappie ... het komt me allemaal zo bekend voor.’

‘Ga jij je nu maar wijden aan je talenwetenschap,’ raadde Heidi hem aan, ‘jij met je beredenerende geest...!’

Tom trok een rare kop en pakte een Frans boek van tafel.

‘Ik vind dat prinsesje wel even met Kerstmis. En dan mag ze met mij trouwen. En dat is géén sprookje!’

‘Nee, dat zal geen sprookjeshuwelijk voor haar zijn,’ beaamde Heidi.

‘Ha ha!’ lachte Tom onecht, in tegenstelling tot de anderen.

Hij wilde in het Franse boek gaan lezen, maar sloeg het geërgerd dicht, toen hij merkte dat het alleen maar oude, Franse legenden bevatte …