hoofdstuk 1
Een Zwitsers welkom voor Chantal
***
Langzaam gleed het Zwitserse berglandschap langs het treinraampje voorbij. Chantal borg het romannetje, dat haar niet erg boeide, in haar tas op en staarde naar buiten. Ze passeerden een spoorwegovergang en wat kleine kinderen zwaaiden naar de treinpassagiers. Chantal lette niet op hen, maar keek naar de boerderijen, die tegen de bergen aanlagen. Op zo’n boerderij zou zij ook gaan logeren. Ze wist niet of ze het nu fijn moest vinden of niet. Het leven op een Zwitsers boerenbedrijf was natuurlijk heel anders dan haar jachtige schoolleventje in het drukke Amsterdam. Maar ach, het was maar voor een halfjaar en op deze manier kon ze nog eens buitenlandse gewoontes leren kennen.
Chantals gedachten gingen weer terug naar het moment waarop haar vader en moeder hadden aangekondigd dat ze weer een halfjaar zouden gaan varen om een zieke vriend te helpen, die overspannen was geraakt. Toen Chantal nog heel klein was, mocht ze met haar ouders mee als ze vrachten vervoerden tussen Holland en Zwitserland. Later bleef Chantal achter in Nederland en zorgde haar grootmoeder voor haar. Toen die te oud werd om Chantal op te voeden, besloten vader en moeder het varen eraan te geven en zocht vader, zo’n drie jaar geleden, een baan aan wal. Toch beviel hem dat niet zo goed en toen hij de kans kreeg om weer voor een halfjaar te gaan varen, zei hij ja. Maar waar moest Chantal nu naar toe? Familie in Nederland had ze, behalve haar oma, niet. Alleen in Zwitserland hadden vader en moeder veel kennissen uit de tijd, dat ze voeren, overgehouden.
Ben en Denise Villani hadden direct aangeboden Chantal bij hen te laten komen, toen ze het hoorden. Zij woonden in Mezzanone, een plaatsje vlak bij een universiteitsstad en daar stond een internationale school. De voertaal was Frans, maar dat kon Chantal wel spreken. Onvermoeibaar en berekend als ze waren, hadden Chantals ouders alles al geregeld, voordat Chantal goed en wel begreep wat er precies aan de hand was.
Om haar blijer te stemmen, had moeder haar verteld dat er nog meer mensen bij de Villani’s in huis waren. Dus het zou er best gezellig zijn. Nu, Chantal hoopte het van harte.
Om haar heen hoorde ze de mensen Frans spreken. Vanwege haar Franse voornaam zagen velen haar nogal eens voor een Française aan, maar wanneer ze haar achternaam, Weyers, uitsprak, begreep men dat ze een rasechte Hollandse was. Maar wel één, die zeer goed Frans spreken kon. Zelfs de boeren, die druk stonden te praten, met hun pruim in de mond, kon ze verstaan. Ze was benieuwd hoe oom Ben eruit zou zien. Vader en moeder hadden haar verteld, dat ze vroeger vaak bij hen op bezoek waren geweest met haar. Chantal kon zich echter niets meer van hen herinneren.
‘Mag ik hier zitten?’ hoorde ze opeens iemand in het Frans vragen.
Chantal schrok uit haar overpeinzingen op. ‘Natuurlijk.’
Een vrij lange jongen nam plaats tegenover haar.
Hij haalde een boek uit zijn tas en begon te lezen. Op een gegeven moment trok hij zijn wenkbrauwen op, toen het kennelijk te ingewikkeld werd.
‘Het is zeker nogal moeilijk?’
‘Hè ...?’ Hij keek op. ‘Inderdaad, het is niet te volgen.’ Hij haalde vertwijfeld een hand door zijn haar. ‘Het is literatuur en ... Wat lach je?’ Chantal wees op zijn springerige haardos ,,Je haar ... Het zit helemaal in de war!’
‘Dat komt, omdat ik altijd door mijn haar woel, als ik iets niet begrijp. En dat gebeurt nogal eens, zodat ik niet eens meer mijn haren hoef te kammen!’
De jongen lachte en sloeg zijn boek dicht. ‘Ga je ook naar Mezzanone?’
Chantal knikte. ‘We zijn er bijna.’
Even later stopte de trein op het station van het Zwitserse stadje. De jongen hielp haar de koffers uit de trein te dragen en zette ze op het perron.
‘Waar moet je naar toe?’ vroeg hij.
‘Ik word door iemand afgehaald.’
‘Nu, dan zal ik maar afscheid van je nemen. Misschien zie ik je nog weleens.’ Hij gaf haar een hand. ‘Au revoir!’
Hij deed alsof hij een buiging wilde maken. Chantal keek haar reisgenoot lachend na. Ze merkte nu pas dat ze zich niet eens aan elkaar voorgesteld hadden. Misschien zou ze hem inderdaad nog een keer zien …
‘Hallo, Chantal! Hoe was de reis?’
Chantal keek verbaasd om. ‘Spreek jij Nederlands?’
Het meisje kwam dichterbij. Ze trok een olijk gezicht. ‘Je had niet verwacht een landgenote aan te zullen treffen, hè?
Ik ben Heidi en ik logeer sinds september bij oom Ben en tante Denise. Het is er hartstikke gezellig. Natuurlijk wel anders dan in Nederland, maar afwisseling moet er zijn. Kom, laten we naar hun huis gaan.’
Al pratende had Heidi twee koffers opgepakt en leidde ze Chantal naar de uitgang van het stationsgebouw.
‘Zijn er nog meer logés?’ wilde Chantal weten.
Heide knikte en zat meteen weer op haar praatstoel. ‘Nathalie bijvoorbeeld. Ze is een nichtje van oom Ben en tante Denise en ze komt uit Frankrijk. Ze bezoekt de kunstacademie in Mezzanone. En Robin, dat is de pleegzoon van oom Ben en tante Denise. Hij is erg aardig, maar soms een beetje stug. Maar hij trekt wel bij, hoor. En dan Tom, die mag ik natuurlijk niet vergeten! Hij is een vriend van Robin en komt uit Amerika. Tom is wel een geinig type, hoor. We zitten elkaar voortdurend in de haren. Hij wil ook altijd gelijk hebben.’
Wat doet een Amerikaan in Zwitserland? vroeg Chantal zich af.
‘O hij studeert Frans,’ legde Heidi uit. ‘Robin ontmoette hem een keer tijdens zijn vakantie en nam hem mee naar huis. Nu is Tom, geloof ik, hier al anderhalf jaar. Hij spreekt beter Frans dan wij allemaal.’
Ze liepen over een brede klinkerweg. Aan de ene kant stonden een school en een kerk, aan de andere kant was alleen maar gras te zien.
‘Straks gaan we rechtsaf,’ kondigde Heidi aan. ‘Dan gaan we de landweg op. Het is nog wel een eindje lopen, hoor. Maar nu, in december, is het niet zo erg. In de zomer en ook wel in de herfst is het verschrikkelijk . warm op die weg, want er is haast geen schaduw. Je smelt er dan bijna weg!’
‘De boerderij ligt niet in de bergen, hè?’ begreep Chantal.
‘Nee hoor.’ Heidi draaide zich om en wees in de richting waar ze net vandaan kwamen. ‘Zie je die bergen daar? Dat is een uitloper van het Alpengebied. Het heet Noir Massief.’
‘Vanwaar de naam ‘Noir’?’
Heidi haalde haar schouders op. ‘Dat kun je beter aan Robin vragen. Hij kent de streek en de hele geschiedenis ervan op zijn duimpje. Maar ja, hij studeert ook archeologie.’
Nadat ze de landweg hadden verlaten, sloegen ze een hobbelig grindpad in, dat toegang gaf tot de boerderij.
‘Val je nooit van je fiets, als je hierop rijdt?’ informeerde Chantal. Ze hoopte, dat ze snel bij het hek voor de boerderij zouden zijn. Haar vrachtje begon zwaar te wegen.
‘Ik val niet zo snel meer in dit grind. Het is gewoon een kwestie van wennen. Je moet oefenen en oefenen, en dat gebeurt dus met vallen en opstaan!’
Ze lachten. Opeens slaakte Heidi een verschrikte kreet.
‘Wat is er?’ vroeg Chantal verbaasd.
‘Ik ben de sleutel van het hek weer eens vergeten,’ zuchtte Heidi. ‘Dat wordt dus weer klimmen!’
En voordat Chantal er erg in had, hing Heidi al aan de palen van het hek. Even later stond ze aan de andere kant. Ze liep naar de vensterbank van het keukenraam waar ze de sleutel had laten liggen en maakte het hek open.
‘Wat is het stil,’ merkte Chantal op.
‘Had je verwacht dat iedereen met bossen bloemen klaar zou staan om je te verwelkomen?’ zei Heidi plagend. ‘Ze zullen wel op het land zijn. Voilà, Madame. Entrez!’
De bagage achter zich aan slepend liepen ze het trapje op, dat toegang tot de hal gaf.
‘Is er geen voordeur?’ informeerde Chantal.
‘Dat is niet nodig. Er hangt hierboven een groot rolscherm. Als het donker wordt, rolt oom Ben het naar beneden en dan is het veel veiliger dan een deur.’
Door een zijdeur van de hal betraden ze de keuken, die heel ruim was. Er lag marmer op de vloer en de muren waren gewit. Een wiebelend keukentafeltje stond tegen de wand.
‘Hangen de keukenkastjes niet veel te hoog?’
Heidi grinnikte. ‘Een fout van de architect. Tante Denise kan er niet bij. Het is maar goed, dat we Robin en Tom hebben, tegen etenstijd zijn die constant in de weer met het openen en dichtdoen van de kastjes.’
Heidi haalde een fles sinaasappelsap uit de koelkast. Ze pakte twee glazen en schonk ze helemaal vol.
‘We moeten even bijkomen, hoor.’
In een paar teugen waren de glazen leeggedronken.
Opeens klonk er buiten gezang. ‘Jeune fille, je t’aime...’
Heidi begon te lachen. ‘Dat is Tom. Heb ik je al verteld dat hij gedichten schrijft, die nogal romantisch getint zijn?’
‘Ik vind het niet zo origineel,’ merkte Chantal kritisch op. ‘Die tekst heb ik al zo vaak gehoord.’
‘Pas maar op, dat hij je niet ziet. Je weet toch, dat het een Zwitserse gewoonte is om iemand in plaats van welkom te héten, welkom te kùssen?’
Heidi keek haar plagend aan.
Tom kwam de keuken binnen. Zijn gezang verstomde, toen hij Chantal zag. Tegelijk barstten ze in lachen uit. Dan haalde hij zijn hand door zijn warrige haardos.
‘Snap je het niet?’ zei Chantal.
‘Nu wel. Ik zei toch al dat we elkaar nog weleens tegen zouden komen?’
‘Kennen jullie elkaar al?’ vroeg Heidi verbaasd.
‘O ja, onze eerste kennismaking duurde twee minuten. Dat was in de trein,’ verhaalde Tom. ‘Ik denk, dat het dit keer wel langer zal duren. Als ik van tevoren geweten had, dat jij onze lang verwachte logée, Chantal, was, had ik je wel naar huis gebracht.’
‘Wij hebben je niet gezien, toen we naar huis liepen.’
‘Nee, dat klopt. Ik ben binnendoor gegaan, want ik was de sleutel van het hek weer vergeten.’
Heidi grijnsde. ‘Verstrooide held! Durf je nog niet eens over het hek te klimmen?’
‘Daar voel ik me wel een beetje te oud voor,’ zei Tom. Hij wandelde waardig van hen weg. Prompt draaide hij zich weer om.
‘Ik vergeet Chantal helemaal op de typisch Zwitserse manier te verwelkomen!’ zei hij, verontwaardigd over zichzelf.
Heidi grinnikte toen Tom haar pas verworven vriendin op een welkomstkus trakteerde.
‘Dat was er één,’ grijnsde ze. ‘Nu krijg je er nog welgeteld vier van je andere huisgenoten. Ga er maar aanstaan! Ik heb het gelukkig al achter de rug!’
‘Naarling!’ schold Tom. ‘Zo blij waren we niet, toen jij je eigenwijze neus om de hoek stak, die eerste keer.’
Chantal wist nu meteen wat Heidi’s zin: ‘Tom en ik zitten elkaar vaak in de haren,’ inhield!
‘Bonjour, lui!’ riep Tom, in het bijzonder tegen Chantal. ‘Ik ga oom Ben weer met mijn hulp verblijden!’
En hij vluchtte snel naar buiten, wetend dat Heidi haar commentaar al klaar had.
Heidi spoelde de glazen onder de kraan om. ‘Je zult er wel aan wennen, hoor,’ zei ze geruststellend. ‘Laten we nu je kamer maar eens inrichten. Oom Ben en tante Denise zien we straks wel.’
Chantals slaapkamer, die ze met Heidi deelde, was heel anders dan haar eigen vertrouwde slaapkamer in de flat. Ook hier lag marmer op de vloer en de muur was lichtroze geschilderd. Grote, donkere kasten stonden langs de wanden. Er hingen geen overgordijnen voor de ramen, maar metalen schermen zoals voor de ingang. Het was wel even wennen voor Chantal.
Heidi zag het. Ze zette de koffers neer.
‘Typisch Italiaanse stijl, hè? Maar het is praktischer om een kamer op deze manier in te richten, vooral wanneer het zo warm is. Ik zou er niet aan moeten denken, hier in de zomer op wollen vloerbedekking te lopen.’
Heidi maakte wat kasten open en probeerde Chantals spullen zo netjes mogelijk in de daarvoor beschikbare ruimte te proppen. Met de nonchalance die Heidi eigen was, lukte dat niet erg. Chantal besloot het later nog maar eens over te doen.
‘Spreken jullie hier in huis ook Frans?’ vroeg ze.
‘Ja, dat moet wel, hè? Hier in de omgeving is Frans de voertaal. Pas in de stad begint men Italiaans te spreken. Soms vind ik het wel jammer, dat Nederlands geen internationale taal is, maar ik ben blij dat ik eindelijk een landgenote heb, met wie ik in mijn moedertaal kan babbelen. Ik was al bang, dat ik het verleerd was.’
‘Zo snel gaat dat toch niet!’
‘Chantal, je kunt het geloven of niet, maar ik heb sinds mijn verblijf hier, geen woord Nederlands meer gesproken! En denk maar niet, dat iemand hier bereid is onze taal te leren. Zelfs Tom, van wie je zou verwachten dat hij wel een wat ruimere belangstelling voor talen zou hebben, heeft het niet verder gebracht dan het woord ‘Haarlem’ zonder accent uit te kunnen spreken.’
‘Wat een kunst!’ vond Chantal. ‘Dat spreken Engelsen hetzelfde uit als wij in Holland!’
‘Daarom! En wij moeten wèl op school binnen drie jaar de hele Franse taal kunnen beheersen, met de Engelse en de Duitse ...!’
‘Rustig maar,’ temperde Chantal haar. ‘Wij kunnen tenminste geheimpjes hardop vertellen en over de anderen kletsen waar ze bij zitten. Dan worden ze zenuwachtig, want ze weten immers niet wat we zeggen! En zo nemen we wraak op hun luie gedrag!’
‘Bravo!’ riep Heidi. ‘Dat doen we!’
‘Wat maken jullie een lawaai!’ klonk het opeens. Een opzichtig opgemaakt gezicht verscheen om de hoek van de deur.
‘Nathalie! Wat heb jij je opgesmukt! Je lijkt wel een clowntje!’ riep Heidi, zoals altijd even vriendelijk, uit.
Nathalie kwam verontwaardigd de kamer in. ‘Je hebt geen verstand van de nieuwste rage. Zo maken ze zich in Parijs op. En ik ben tenslotte niet voor niets een Française...’ Ze liep naar Chantal. Ze begroette haar hartelijk.
‘Ik hoop niet, dat je alles gelooft wat dat kreng daar over mij verteld heeft. Er is namelijk niets van waar!’
‘Ik zei haar juist dat jij zo aardig was,’ grijnsde Heidi.
‘Maak dat de kat wijs! Eer jij eens iets aardigs over iemand zegt. ..! Eigenlijk kwam ik alleen maar vertellen dat we gaan eten, dames.’
Nathalie liep de kamer uit.
‘Schuif mij even die tassen toe,’ zei Heidi tegen Chantal.
Ze duwde de koffers en tassen onder de grote linnenkast. ‘Zo, die mogen over een halfjaar weer te voorschijn komen.’
Samen liepen ze naar de grote kamer, die zowel als huis- en eetkamer gebruikt werd. In het midden stond een lange tafel, waar een kleurig, rood-wit geblokt tafelkleed op lag.
‘Inderdaad, boerenbont,’ raadde Heidi Chantals gedachten. ‘Een souvenir van een ander Hollands meisje, Irma, dat hier ook eens gelogeerd heeft. Een afschuwelijk kind overigens. Ik ben blij dat ze weer terug naar Holland is.’
Heidi troonde haar mee naar de keuken, waar tante Denise juist tomatensaus over de spaghetti goot.
‘Kijk, tante, onze logée is aangekomen.’
Tante Denise draaide zich naar hen toe.
‘Hallo, Chantal.’ Ze kuste Chantal op beide wangen. ‘Ik hoop dat je reis goed verlopen is?’
Chantal knikte.
‘Alleen de laatste paar minuten schenen niet zo aangenaam geweest te zijn,’ sprong Heidi meteen in. ‘Toen ontmoette ze namelijk Tom in de trein.’
‘Tom kan best aangenaam gezelschap zijn,’ verdedigde tante Denise haar Amerikaanse gast. ‘Zo, jullie kunnen meteen aan het werk. Ga de borden maar op de tafel zetten.’
Ze kregen wat bordjes met spaghetti erop aangereikt.
‘We kiezen altijd gerechten uit de Italiaanse en Franse keuken,’ legde Heidi uit. ‘De meesten van ons houden meer van Italiaanse gerechten, dus eten we dat vaker. Bovendien is tante Denise beter in Italiaans koken. Nathalie is een ster in het bereiden van Franse menu’s, maar die is meestal te lui om in de keuken te staan. Wel jammer, hoor.’
Even later zaten ze aan tafel. Chantal zat naast Heidi en dat had tot gevolg, dat er meer gekletst dan gegeten werd.
‘Houd je mond eens even,’ zei tante Denise. ‘Straks moeten we weer op jou wachten.’
Dit keer was het echter niet Heidi op wie ze moesten wachten, maar Chantal. Ze had erg veel moeite met het om haar vork winden van de spaghettisliertjes en ze kreeg het nog benauwder, toen ze alle blikken op haar gericht zag.
‘Dat komt er nu van,’ zei oom Ben. ‘Dat geklets van Heidi heeft een slechte invloed op Chantal. Ik denk, dat ik jouw mond maar eens met een spaghettisliert vastbind.’
‘Goed idee!’ riep Tom meteen enthousiast uit. ‘Ik stem vóór!’
‘O wat zou ik graag een bord tomatensaus in je gezicht duwen,’ deelde Heidi wraakzuchtig mee. ‘Hoewel, dat is eigenlijk wel zonde...’
‘Van mijn knappe uiterlijk,’ vulde Tom aan.
‘Nee, van de tomatensaus!’
Nadat ze als laatste gang van de maaltijd fruit hadden gegeten, kregen Heidi en Chantal de taak om af te ruimen en af te wassen. Eigenlijk hoorde Nathalie ook in dat rijtje thuis, maar die onttrok zich eraan door te zeggen, dat ze zich verkleden moest.
‘Ik heb een afspraak vanavond,’ zei ze. ‘Ik droog de vaat wel, dus doe maar rustig aan.’
‘Als we op jou moeten wachten, zouden we het vee! Te rustig aan moeten doen,’ bromde Heidi. ‘Jij ben: ook nooit eens actief!’
Maar Nathalie hoorde het niet eens meer.
En inderdaad was de afwas gedaan en opgeruimd voordat Nathalie uit haar kamer terugkwam.
‘Wat aardig, dat jullie het karwei al geklaard hebben,’ zei ze.
Ze verdween door de hal.
‘Die gaat natuurlijk weer naar haar vriendje toe,’ voorspelde Heidi. ‘Ze heeft iedere week een ander. Ik ben benieuwd wie het deze keer is.’
‘Waar zijn de anderen eigenlijk?’ wilde Chantal weten.
‘Ik geloof op de boerderij, bij de stallen, die verderop liggen. Vroeger moesten wij, meisjes, altijd het huishouden doen en draaiden de heren op voor het zware werk. Daar heb ik met mijn emancipatiebeleid even verandering in gebracht!’ Heidi keek Chantal triomfantelijk aan.
‘Ik heb hen zover gekregen, dat zij de ene week het huishouden doen en wij het zware werk en de andere week gaat het dus andersom. Waarom zouden meisjes niet op de boerderij kunnen helpen? Het gaat mij en Nathalie best af, hoor. Alleen moeten de jongens nog leren afwassen, want hoeveel kopjes er al onder hun handen gesneuveld zijn ...!’
Heidi pakte de koffiepot en zette hem op het aanrecht.
‘Koffie ‘s avonds, die Hollandse gewoonte hebben ze van ons overgenomen net zoals het iets vroeger eten.’
Chantal moest lachen om Heidi’s bedrijvigheid. Ze ging op een keukenstoel zitten en leunde tevreden achterover. Hoewel ze met oom Ben nog niet veel gesproken had en van Robin als welkomstgroet niet meer dan een kort knikje gekregen had, vond ze toch, dat ze het op deze boerderij met haar huisgenoten bèst getroffen had!