23
Joona neemt haar mee door een donker halletje. Hij zegt niets, maar houdt de deur open en laat haar binnen in een kleine keuken met koperen pannen aan de muur. Onder de vensterbank hangt een groot jachtgeweer met vizier en op de grond staan minstens dertig dozen munitie.
De zon schijnt door de dichte gordijnen. Op tafel staan een koffiekan en twee koppen.
‘Summa is dit voorjaar overleden,’ vertelt hij.
‘Gecondoleerd,’ zegt ze zacht.
Hij zet de houtmand op de grond en recht moeizaam zijn rug. Er hangt een lichte rooklucht in de keuken en in de gietijzeren kachel knalt sparrenhout achter het gesloten luik.
‘Dus je hebt zijn lichaam gevonden?’ vraagt hij terwijl hij haar aankijkt.
‘Anders zou ik niet gekomen zijn,’ antwoordt ze ernstig. ‘Bel de Naald als je bevestiging wilt.’
‘Ik geloof je,’ antwoordt hij.
‘Bel toch maar.’
Hij schudt zijn hoofd, maar zegt niets, leunt op het aanrecht en loopt naar de volgende deur, duwt hem open en zegt gedempt iets in het Fins, het duister in.
‘Dit is mijn dochter Lumi,’ zegt Joona als er een meisje de keuken in komt.
‘Hallo,’ zegt Saga.
Lumi heeft steil, bruin haar, haar glimlach is vriendelijk en nieuwsgierig, maar haar ogen zijn grijs als ijs. Ze is lang en tenger, draagt een eenvoudige blauwe bloes van katoen en een lichte spijkerbroek.
‘Heb je honger?’ vraagt Joona.
‘Ja,’ antwoordt Saga.
‘Ga zitten.’
Ze gaat op een stoel zitten, Joona zet brood, boter en kaas op tafel en begint daarna tomaten, olijven en paprika te snijden. Lumi warmt water op en maalt koffiebonen met een handmolentje. Saga kijkt de donkere kamer achter hen in en ziet een bank en stapels boeken op een tafel. Aan een infuusstandaard hangt een nachtkijker met klem, die op een geweer bevestigd kan worden voor nachtelijke jacht.
‘Waar lag hij?’ vraagt Joona.
‘Hij was aangespoeld op Högmarsö,’ antwoordt Saga.
‘Wie?’ vraagt Lumi en ze kijkt naar een centrale van een stuk of twintig bewegingsdetectors aan de muur onder een kruidenrekje.
‘Jurek Walter,’ antwoordt Joona en hij breekt twaalf eieren in de koekenpan.
‘Ik heb zijn lichaam gevonden,’ zegt Saga.
‘Dus hij is dood?’ vraagt ze zacht.
‘Lumi, neem jij het even van me over?’ vraagt Joona en hij loopt de keuken uit.
Zijn zware stappen klinken in het halletje en daarna slaat de buitendeur dicht. Lumi pakt wat gedroogde basilicum en wrijft het fijn tussen haar handen.
‘Papa heeft verteld dat hij gedwongen was om mama en mij te verlaten,’ zegt Lumi en ze probeert haar stem stabiel te houden. ‘Hij zei dat Jurek Walter ons bij het minste of geringste contact zou hebben vermoord.’
‘Dat was een juiste keuze, hij heeft jullie levens gered, een andere manier was er niet,’ antwoordt Saga.
Lumi knikt en draait zich om naar het fornuis. Er vallen een paar tranen op de vaalzwarte kookplaat voor haar.
Lumi veegt over haar wangen, zet het fornuis lager en draait de omelet voorzichtig om met een bakspaan.
Door de gesloten gordijnen ziet Saga Joona met zijn telefoon tegen zijn oor op de grindweg staan. Ze begrijpt dat hij met de Naald praat. Zijn voorhoofd is gefronst en zijn kaakspieren zijn gespannen.
Lumi zet het fornuis uit en dekt de tafel terwijl ze nieuwsgierig naar Saga kijkt.
‘Ik weet dat je niets met mijn vader hebt,’ zegt het meisje na een tijdje. ‘Hij heeft over Disa verteld.’
‘We hebben samengewerkt,’ glimlacht Saga.
‘Je ziet er niet uit als iemand van de politie,’ zegt het meisje.
‘Veiligheidspolitie,’ antwoordt Saga kort.
‘Zo zie je er ook niet uit,’ lacht ze en ze gaat tegenover haar zitten. ‘Maar als je van de veiligheidspolitie bent, dan moet je Saga Bauer zijn.’
‘Ja.’
‘Ga je gang,’ zegt Lumi. ‘Anders wordt het koud.’
Saga bedankt haar, legt een stuk omelet op haar bord, pakt brood en kaas en schenkt koffie voor hen tweeën in.
‘Hoe is het met Joona?’ vraagt ze.
‘Gisteren zou ik waarschijnlijk “slecht” hebben gezegd,’ zegt Lumi. ‘Hij heeft het koud en slaapt bijna niet, bewaakt mij, blijft wakker... ik begrijp niet hoe hij zichzelf wakker kan houden.’
‘Hij is koppig,’ zegt Saga.
‘O ja?’
Ze lachen.
‘Weet je, ik heb mijn vader zoveel jaren niet gehad,’ vertelt het meisje, en haar ogen beginnen te glanzen. ‘Ik kan me hem amper herinneren, ik bedoel, niets kan dat compenseren, maar... We hebben meer dan een jaar lang zitten praten, elke dag, urenlang... ik heb over mama en mij verteld, wat we hebben gedaan en hoe het met ons ging... en hij heeft over zichzelf verteld... er zijn vast niet veel mensen die zoveel met hun vader hebben gepraat.’
‘Ik in elk geval niet,’ antwoordt Saga zacht.
Lumi staat op als een bewegingsdetector reageert omdat Joona eraan komt. Ze zet het alarm uit en daarna horen ze de buitendeur opengaan en voetstappen in het halletje.
Joona komt de keuken binnen, zet zijn stok weg, leunt op de tafel en gaat op de stoel zitten.
‘De Naald was zeker van zijn zaak,’ zegt hij en hij schept zichzelf op.
‘Nu staan we quitte, Joona,’ zegt Saga en ze kijkt hem in de ogen. ‘Het maakt me niet uit wat jij vindt, maar we staan quitte... ik heb hem gedood en ik heb zijn lichaam gevonden.’
‘Je bent me nooit iets schuldig geweest.’
Joona zit licht voorovergebogen met zijn armen om zichzelf heen en neemt een paar hapjes. Lumi slaat een dikke deken om zijn schouders en gaat weer zitten.
‘Lumi gaat in Parijs studeren,’ zegt Joona en hij glimlacht naar zijn dochter.
‘Dat is nog niet zeker,’ zegt ze snel.
Er flitst een glimlachje over haar lichte gezicht. Saga ziet hoe Joona’s handen trillen als hij zijn kop oppakt en van de koffie drinkt.
‘Vanavond maak ik hertenfilet,’ zegt hij.
‘De trein terug gaat over twee uur,’ zegt Saga.
‘Met cantharellen en room,’ gaat hij verder.
‘Ik moet gaan,’ zegt ze glimlachend.