Hoofdstuk 7

Zaterdagavond

HET WAS zaterdagavond. Moeder had de hele dag ge-hakken, en toen Almanzo de melkemmers uit de keuken kwam halen, was ze nog met de oliebollen bezig. In de hele keuken hing hun warme, bruine geur, de tarwegeur van vers brood, de kruidige geur van koekjes, en de sappige geur van vruchtentaart.

Almanzo nam de dikste oliebol uit de kom en beet het knapperige randje eraf. Moeder rolde het goudgele deeg uit; ze sneed er lange repen van, en de repen werden uitgerold en opgevouwen en in elkaar gedraaid. Haar vingers vlogen heen en weer; je zag ze bijna niet. Het was of de repen zich onder haar handen als vanzelf in elkaar draaiden en in de grote koperen pan met kokend heet vet sprongen.

Plof! zakten ze naar de bodem, terwijl de luchtbellen omhoog kwamen. Daarna doken ze weer snel omhoog, om te blijven drijven en langzaam op te zwellen tot ze zichzelf omkeerden, waardoor hun bleekgouden ruggen in het vet gleden en hun dikke bruine buiken eruit kwamen steken.

Ze rolden om, zei moeder, omdat ze in elkaar gedraaid waren. Er waren vrouwen, die een nieuwerwetse vorm maakten, rond met een gat in het midden. Maar ronde bollen draaiden niet vanzelf om. Moeder had geen tijd over om oliebollen te keren; het ging vlugger als je ze in elkaar draaide.


Almanzo hield van bakdag. Maar hij hield niet van de zaterdagavond. Op zaterdagavond waren er geen gezellige uren bij de kachel, met appels en gepofte mais en appelsap. Zaterdagavond was badavond.

Na het eten trokken Almanzo en Royal hun jassen en mutsen en sjaals en handschoenen weer aan. Ze droegen een tobbe uit het washok buiten naar de regenton.

Alles zag er spookachtig uit in de sneeuw. De sterren stonden koud aan de hemel en alleen de kaars in de keuken gaf een beetje flauw licht.

De binnenkant van de regenton zat dik onder het ijs, en in het midden, waar het ijs iedere dag open gehakt werd om de ton niet te laten barsten, was het gat kleiner en kleiner geworden. Royal hakte erop, en toen zijn bijl er met een zuigend geluid doorheen ging, kwam het water met vaart omhoog, omdat het ijs het aan alle kanten onder druk had gezet.

Het is gek, dat water uitzet als het bevriest. Alle andere dingen worden kleiner in de kou.

Almanzo begon water en drijvende stukken ijs in de wastobbe te scheppen. Het was koud, langdurig werk, omdat hij door het kleine gat moest scheppen, en hij kreeg een idee.

Er hingen lange ijspegels aan de dakrand van de keuken. Bovenaan vormden ze een dik stuk, waarvan de puntige uiteinden bijna tot op de sneeuw hingen. Almanzo pakte er een beet en rukte, maar alleen het eind brak af.

De bijl was op de vloer van de veranda, waar Royal hem neergelegd had, vastgevroren, maar Almanzo wrikte hem los. Hij pakte hem met beide handen beet en sloeg tegen de ijspegels. Een lawine van ijs kwam krakend naar beneden. Het was prachtig om te horen.

„Hé, geef hier!" zei Royal, maar Almanzo sloeg opnieuw tegen de ijspegels; het geluid was nog harder dan eerst.

„Jij bent langer dan ik; sla jij ze er maar met je handen af," zei Almanzo. Royal sloeg met allebei zijn handen tegen de ijspegels; Almanzo sloeg er opnieuw met zijn bijl tegen. Het daverde.

Almanzo gilde en Royal gilde, en ze sloegen er meer en meer pegels af. Grote brokken ijs vlogen over de vloer van de veranda, en rondvliegende stukken maakten gaten in de sneeuw. Langs de dakrand was een open plek, alsof het dak een paar tanden kwijt was.

Moeder gooide de keukendeur open.

„Grote genade!" riep ze. „Royal, Almanzo! Heb jullie je bezeerd?"

„Nee, moeder," zei Almanzo bedeesd.

„Wat is er? Wat doen jullie?"

Almanzo voelde zich schuldig. Maar ze hadden toch eigenlijk niet gespeeld onder het werk.

„We halen ijs voor het badwater, moeder," zei hij.

„Bewaar me! Ik heb nog nooit zo'n lawaai gehoord! Is het nodig, dat jullie gillen als Indianen?"

„Nee, moeder," zei Almanzo.

Moeders tanden klapperden van de kou, en ze deed de deur dicht. Almanzo en Royal raapten zwijgend de gevallen ijspegels op en zwijgend vulden ze de tobbe. Hij was zo zwaar, dat ze strompelden onder het gewicht, en vader moest hem bovenop de keukenkachel tillen.

Het ijs smolt terwijl Almanzo zijn mocassins en Royal zijn laarzen invette. In de bijkeuken stond moeder de grote pan te vullen met gekookte bonen, en ze deed er uien en rode pepers en een stuk vet spek in, en ze goot er stroop in krullen overheen. Toen zag Almanzo dat ze de meeltonnen open maakte. Ze deed roggemeel en maismeel in de grote gele pot, en roerde er melk en eieren en allerlei dingen doorheen, en ze goot de grote bakvorm vol met het gele beslag voor het maisbrood.

„Neem jij het maisdeeg, Almanzo, en mors niet," zei ze.

Ze pakte met een vlugge beweging de pan met bonen, en Almanzo volgde langzamer met de zware vorm met maisdeeg. Vader opende de grote deuren van de oven van de kachel, en moeder schoof de bonen en het brooddeeg naar binnen. Ze zouden er langzaam gaar worden, tot het zondag etenstijd was.

Daarna werd Almanzo alleen gelaten in de keuken om zijn bad te nemen. Zijn schone ondergoed hing over de leuning van een stoel om te luchten en om warm te worden. Het wasdoekje en de handdoek en het houten bakje met zachte zeep stonden op een andere stoel. Hij haalde nog een tobbe uit de houtschuur en zette hem op de vloer voor de open ovendeur.

Hij trok zijn buis uit en één paar sokken en zijn broek. Daarna goot hij wat warm water uit de tobbe op de kachel in de tobbe op de grond. Hij trok zijn tweede paar sokken uit en zijn ondergoed, en zijn naakte huid genoot van de hitte van de oven. Hij roosterde in de hitte, en hij bedacht dat hij best zijn schone ondergoed aan kon trekken en helemaal geen bad nemen. Maar moeder zou het zien als hij de eetkamer binnen kwam.

Daarom stapte hij het water in. Het kwam tot even boven zijn voeten. Met zijn vingers haalde hij wat van de bruine gladde zachte zeep uit het bakje en smeerde het op het wasdoekje. Daarna boende hij zich helemaal goed af.

Het water was warm bij zijn tenen, maar het voelde koud op zijn lichaam. Zijn natte buik dampte in de hitte van de oven, maar de rillingen liepen over zijn natte rug. En als hij zich omdraaide, verschroeide zijn rug bijna, maar was zijn borst steenkoud. Daarom waste hij zich zo vlug als hij kon, en hij droogde zich af en trok zijn warme onderhemd aan en zijn lange wollen broek, en hij trok zijn lange wollen nachthemd aan.

Toen dacht hij aan zijn oren. Hij nam het wasdoekje nog een keer en hij boende zijn oren en zijn nek. Hij zette zijn nachtmuts op.

Hij voelde zich heel schoon en braaf, en zijn huid voelde glad aan in de schone, warme kleren. Het was het zaterdagavondgevoel.

Het was plezierig, maar Almanzo vond het niet lekker genoeg om er een bad voor te nemen. Als hij zijn zin kreeg, had hij pas weer in het voorjaar een bad genomen.

Hij hoefde zijn tobbe niet schoon te maken, want als hij na een bad naar buiten ging, zou hij kou vatten. Alice zou de tobbe leegmaken en omspoelen voor zij er een bad in nam. Dan zou Eliza Jane die van Alice leegmaken, en Royal zou die van Eliza Jane leegmaken, en moeder zou die van Royal leegmaken. Laat in de avond zou vader die van moeder leegmaken en zijn bad nemen, en de volgende morgen zou hij de tobbe voor de laatste keer leegmaken.

Almanzo liep de eetkamer binnen in zijn schone, geelwitte ondergoed en sokken en nachthemd en muts. Moeder keek hem aan en hij ging naar haar toe om gecontroleerd te worden.

Ze legde haar breiwerk neer en ze keek naar zijn oren en naar zijn nek en ze keek naar zijn gezicht, dat glom van de zeep, en ze pakte hem even.

„Goed zo! En nu gauw naar bed jij!"

Hij stak een kaars aan en hij liep vlug de koude trap op en blies de kaars uit en sprong in het zachte, koude, veren bed. Hij begon aan zijn avondgebed, maar hij sliep voor hij ermee klaar was.