De oorlog tegen de Yukks

Professor Peter Elton zwaaide halfslachtig met zijn machete naar een liaan zo dik als zijn pols; het mes ketste terug met een doffe kleng. Hij liet de zwarte varkensleren koffer in zijn linkerhand op de sponzige laag humus zakken die de grond bedekte, haalde een grote zakdoek te voorschijn met een verbleekt machinaal gestikt monogram erop dat toebehoorde aan een andere klant van de Universitaire Stomerij en Wasserij en bette er zijn gezicht mee.

‘Brigadier Boyle,’ riep hij tegen de gedrongen, in kaki geklede man die even verder op de weelderige begroeiing stond in te hakken. ‘Weet u zeker waar wij naar toe gaan?’

Boyle draaide zich om, knipte een zweetdruppel van de punt van zijn neus.

‘Volmaakt zeker, meneer,’ riep hij monter. ‘Die beroerde kanjer van een jaguar heb ik door precies dit zelfde verroeste bosje achter zijn broek gezeten. Raakte hem kwijt aan de rand van de rivier - dat was de Choluteca. Moet ongeveer vijf mijl verderop zijn.’

Elton kreunde. Hij hobbelde naar een geschikte boomstam die daar lag, ging zitten en trok zijn fonkelnieuwe junglelaarzen uit. Toen begon hij zijn voeten te masseren.

‘Maar we hoeven niet zo ver meer, meneer,’ stelde brigadier Boyle hem gerust. ‘Het was op de terugweg dat ik er toevallig tegenop liep; het kan niet ver zijn van waar wij ons momenteel bevinden.’

‘Ik moet steeds aan mijn vorige onberaden waagstuk in de rimboe denken,’ zei Elton. ‘Een onbedorven Azteken-dorp op maar twintig mijl ten zuiden van Texaco. We arriveerden er na een rit van veertien uur per burro. Nadat we het lover hadden gekapt groef ik een reclamebord op, verscheidene honderden bierflesjes en de voornaamste onderdelen van het chassis van een T-Ford.’

‘Maar dit is een waarachtige vondst,’ zei Boyle onversaagd. ‘Eenvoudigweg zo’n zuil die in de lucht steekt, weet u wel; een bloedig groot stuk steen van het formaat van een Bentley Tourer.’

‘En u weet zeker dat het sporen van menselijk handwerk vertoont?’

‘O, dat kan ik garanderen, meneer.’ Boyle haalde een in het gebruik gesleten heupfles te voorschijn, reikte hem aan Elton over. De professor schroefde de dop los en nam een verkwikkende slok. ‘Ik hoop dat u geen plannen heeft het ding mee te zeulen als souvenir,’ vervolgde Boyle. ‘Daar zou u een bloedige hijskraan voor nodig hebben.’

‘Geenszins, brigadier,’ zei de professor. ‘Ik heb u al gezegd dat ik het voorwerp slechts wens te onderzoeken. Een paar proeven wil nemen.’

‘Begrepen; daar is die bloedig grote koffer van u voor.’ Hij knikte naar het zware, duur uitziende stuk bagage dat bij Elton op de grond stond. ‘Ik wou dat u het mij een poosje liet dragen.’

‘Nee, nee, daar zorg ik wel voor, brigadier.’ Elton legde een beschermende hand op de koffer. ‘Het toestel dat ik hier heb - en dat ik zelf ontwikkeld heb - zou heel goed een geweldige omwenteling kunnen betekenen in de hele kunst van de archeologische datering.’

‘Dat gaat me een beetje boven m’n pet, meneer,’ zei de brigadier.

Elton nam nog een flinke slok uit de heupfles en gaf hem terug. ‘Met de chronalysator—’ Hij klopte op de koffer, ‘-zal ik de ouderdom van stenen artefacten kunnen vaststellen die tot dusverre hebben geweigerd zich te laten dateren. U begrijpt, de mate van voorkomen van natuurlijk ontstane partikels met hoge snelheid op het oppervlak van rotsgesteenten aanwezig, leidt tot submicroscopische veranderingen in de interne kristallij ne structuur van het materiaal; en natuurlijk, als er door de mens een groef wordt gemaakt in een blootliggend steenoppervlak-‘

‘Wie kan het wat schelen hoe oud een beroerd stuk steen is?’ viel Boyle hem in de rede. ‘Neem nou mijn idee: u bekijkt deze dinges, zegt of het de moeite is om een beetje te gaan graven; en als we dan iets boven de grond halen - zeg een paar massief gouden po’s-‘

‘Nee nee, brigadier, ik stel geen belang in visionaire plannetjes om de autoriteiten te bedriegen.’

‘Bedriegen, meneer? Wat een grove term. Wat mijzelf betreft, mijn salaris als verroeste wildwachter is-‘ ‘Is mijn zaak niet.’ Elton hees zijn laarzen weer aan zijn voeten en stond op. ‘Ik stel voor dat we onze tocht hervatten nu er nog volop daglicht is.’ Zoals u wilt, meneer. Maar ik vind het zonde, als je ziet dat we een dikke vijftig mijl van Tegucigalpa zijn en dat je op de rivier allerhande bootjes kunt krijgen voor een appel en een ei.’

‘Ik ben geen groenteboer,’ zei Elton streng. ‘Ik bekleed een behoorlijke positie aan een redelijk goede, kleine universiteit en als mijn chronalysator de proef doorstaat, ligt er een volledig professoraat in het verschiet. Die proef is het enige doel van de expeditie.’Boyle keek met half dichtgeknepen ogen naar de zon. ‘We moesten maar wat opschieten als we vanavond terug willen zijn in Yuscaran.’

Het late zonlicht werd gefilterd door de hoge boomkruinen, waar groene papegaaien een krassende serenade tussen de orchideeën waren begonnen, toen Boyle een kleine open plek op strompelde, ‘Ha!’ riep en wees.

Elton verscheen naast hem. Zijn eerst zo keurige safari-pak hing klam op zijn lichaam, zijn helmhoed stond achterstevoren en zijn schenen zaten vol schrammen. Voor hem rees een twee meter dikke cilinder uit een wirwar van bloeiende klimplanten. Het verweerde oppervlak ging bijna geheel schuil onder grijs mos.

‘Ja, dat ziet er kunstmatig uit, zoals u al zei,’ merkte Elton op. Hij tuurde naar het drie meter hoge monument, liep er omheen, bestudeerde het oppervlak.

‘Niet veel ouder dan duizend jaar, schat ik,’ zei hij. ‘De Maya-steenhouwers-‘

‘Waarom test u hem niet met uw apparaat om het exact te bepalen?’ opperde Boyle. ‘En misschien kunnen we dan nog wat graven.’

‘Er wordt niet gegraven,’ zei Elton vastberaden. Hij ging naast de koffer met de chronalysator zitten. Het eens zo fiere leder zat vol krassen. Hij herinnerde zich het diner, de vorige lente, toen hij de koffer kreeg aangeboden, tegelijk met een aardige kleine cheque, ter gelegenheid van zijn prijs-winnende verhandeling over Enkele bewijzen van een gevorderde technologie onder pre-co-lumbiaanse Centraalamerikanen. Wat zouden zijn collegae zeggen, vroeg hij zich af terwijl hij de koffer openmaakte, als hij van deze tocht terugkwam met het bewijs dat de chronalysator een succes was?

‘Grutjes,’ zei Boyle die zich bukte om in de koffer te kijken. ‘Lijkt wel het inwendige van een bloedig televisietoestel.’

‘O, eigenlijk is het heel simpel, weet u,’ zei Elton. Hij stelde de driepoot op die hij uit de koffer had genomen. ‘Ik stel het desbetreffende oppervlak eenvoudig bloot aan straling van een bepaalde golflengte en de resulterende brekingspatronen worden geïnterpreteerd door de sensoreenheid; de resultaten zijn af te lezen op het scherm hier. Later is het natuurlijk een simpele zaak om er een decimaal getallenvenster bij te maken.’

Hij tilde de chronalysator uit de koffer, zette hem op de driepoot, drukte een schakelaar in en controleerde de wijzerplaten. De energietoevoer functioneerde naar behoren. Hij keek door een lens, stelde de afstand scherp in, drukte dan de knop neer waardoor het doelwit gebombardeerd werd met ultraviolette straling van hoge frequentie. Een bundel bleek licht wierp een grijze plek op de bemoste, gewelfde rots. De brigadier stond bij El-tons schouder naar de trillende groene gloed op het schermpje van tien bij tien centimeter te kijken waarop de golfpatronen dansten.

‘Wat betekent die wriemelende lijn?’ informeerde hij.

‘Hmmm.’ Elton bestudeerde het patroon, vergeleek het met de schaal die boven het glas was opgeplakt. ‘Eigenaardig; het oppervlak geeft een indicatie van achtduizend jaar oud. Dat wil zeggen, ongeveer in die tijd was het blootgesteld aan de buitenlucht.’

Er klonk een ruw, schurend geluid en diep onder de grond trilde het. Elton trad geschrokken achteruit. De steen voor hem leek te beven…

‘Zeg, wat betekent dit?’ De brigadier klonk verrast. ‘Voelt u dat ook, meneer?’

De trilling was nu onmiskenbaar. De steen sidderde griezelig. Haastig schakelde Elton de chronalysator met een luide klik uit. Van boven naar beneden op de torenende cilinder ontstond een haarfijne naad. De spleet werd

breder; gewelfde panelen weken naar buiten, geruisloos op goed gesmeerde lagers. Er ging een blauw licht aan dat een inwendige cabine onthulde bekleed met onbegrijpelijk gecompliceerde dingen.

“t Is… ‘t Is toch niet één van die geleide projectielen, meneer?’

Uit het binnenste van de verschijning kwam een luid bliep\ Elton sprong op.

‘Ascrabilik ahubarata,’ zei een onmenselijke, metalen stem uit de capsule.

‘Dat is toch geen Russisch, meneer, of wel?’

‘Beslist geen Russisch,’ zei Elton achteruitdeinzend.

‘U had me mooi gefopt, meneer,’ zei Boyle. ‘En aardig gecamoufleerd, ook.’ Hij grinnikte. ‘Ik had durven wedden dat u hier nog nooit geweest was; prachtig mooi geacteerd van u.’

‘Dank u, brigadier,’ zei Elton met een piepstem terwijl hij voor zijn geestesoog hele pelotons gewapende soldaten door de rimboe zag stormen om hem in verzekerde bewaring te stellen. ‘Maar hoe moest ik ook weten,’ zag hij zichzelf zeggen, ‘dat er een geheime Minuteman-silo onder die ouwe steen zat…?’

‘Die knappe koppen ook,’ zei de brigadier. ‘Altijd vol verrassingen.’ Hij schudde bewonderend zijn hoofd.

‘Ja,’ mummelde Elton, terwijl hij abrupt in beweging kwam. ‘Nou, hartelijk dank voor uw medewerking, brigadier. We kunnen nu wel weer ‘s opstappen.’ Hij tilde de chronalysator van zijn driepoot en liet hem in de koffer zakken.

‘Laat u het zo achter, meneer?’ De brigadier trok zijn wenkbrauwen op.

‘We zitten een beetje in tijdnood,’ zei Elton gehaast. ‘We willen niet door het donker in de jungle overvallen worden…’

‘Ascrabilik ahubarata,’ zei de stem opnieuw.

‘Meneer, waar komt die stem vandaan?’ De brigadier stak zijn hoofd in het blauw verlichte interieur. Zijn stem weergalmde. ‘Wat is-‘ Een scherp gezoem snoerde hem de mond. Hij verstijfde en zijn armen schoten met een ruk opzij; er kwam een versufte uitdrukking op zijn gezicht. Twee glimmende metalen klemmen waren te voorschijn gekomen en grepen de brigadier bij zijn hoofd beet. Elton sprong naar voren, pakte de armen van zijn reisgezel en rukte aan hem. Het gezoem hield plotseling op en de klemmen werden ingetrokken. De brigadier wankelde achteruit met zijn handen tegen zijn hoofd.

‘W-wat is er gebeurd?’ vroeg hij met verstikte stem. ‘Dat voelde alsof mijn verroeste hersens werden uitgewrongen als een dweil!’

‘Mobiel Commandocentrum Tien-vierennegentig gereed voor instructies,’ zei een ruwe, hoge stem met het accent van een inwoner van Middlesex uit het inwendige van de capsule.

‘U had me wel ‘s mogen waarschuwen, meneer,’ zei de brigadier op een gekwetste toon.

‘Uh… nou ja, die geheime installaties…’ improviseerde Elton. ‘Maar ik zal het allemaal wel uitleggen op de terugweg.’

‘MCC Tien-vierennegentig wacht op instructies,’ zei de stem weer. ‘Op vijf minuten standby-alert, en tellend…’

‘Waar is de kerel die bij deze show hoort eigenlijk?’ vroeg de brigadier zich af. ‘Ze zouden niet zomaar weg moeten gaan en dit in de steek laten.’

‘Waarschijnlijk zijn ze alleen even koffie drinken. Daar hoeven wij ons niet om te bekommeren, brigadier. Zo, en als u me nu even wilt helpen met mijn koffer.’

‘Hun post in de steek laten? Heel vreemd, in mijn boekje, hoor meneer. On-Brits. Maar ja, het zullen wel rijksgenoten zijn.’

‘MCC Tien-vierennegentig wacht op instructies. Ge-vechtsstatus actief.’

‘Hoort u dat, meneer? Gossie, denkt u dat het al begonnen is? Ik wist wel dat we die Russenjongens niet konden vertrouwen!’

‘Gewoon een routine-oefening, neem ik aan,’ zei Elton sussend terwijl hij naar het kreupelhout schuifelde. ‘Als u nu klaar bent-‘

‘Hé zeg,’ zei de brigadier luid tegen de capsule. ‘Hier spreekt brigadier Boyle. Wat is dit allemaal over een gevecht?’

‘Gevechtsrapport volgt,’ antwoordde de stem. ‘Eerste Grote Vloot, vernietigd, aantal slachtoffers maximaal. Tweede Grote Vloot vernietigd, aantal slachtoffers maximaal. Derde Grote Vloot…’

De stem drensde verder met zijn statistieken.

‘Dit is Het, nou reken maar!’ Brigadier Boyle liet zijn vuist in zijn hand smakken. ‘Een kanjer van een gevecht is daar ergens aan de gang…’

‘…Grote Vloot, vernietigd, aantal slachtoffers maximaal,’ dreunde de stem. ‘Zesde Grote Vloot, aantal slachtoffers achtennegentig procent; overlevende eenheden teruggetrokken op defensieve koepel post 92, onder Yukkse belegering-‘

‘Ooit van die Grote Vloten gehoord?’ vroeg Boyle aan Elton. ‘Dat zal jullie bende zeker wel zijn, neem ik aan?’

‘Beslist niet,’ zei Elton vlug. ‘Gewoon codenamen, weet u wel; het Blauwe leger tegen het Rode leger-‘

‘Nooit iets opgehad met bloedige Roden, persoonlijk,’ verklaarde Boyle effen. ‘Tja, als jullie Yanks het niet zijn, dan moeten het Britse eenheden zijn. Altijd wel geweten dat we ergens een geheim wapen verstopt hadden. Maar wie had gedacht dat het hier in Brits Honduras zou zijn? Maar zo te horen zou ik zeggen dat onze mannen het wel zwaar te verduren hebben.’

‘…Tiende Grote Vloot; Mobiel Commandocentrum Tien-vierennegentig standby.’

‘Tien-vierennegentig? Dat is deze dinges hier!’ zei Boyle opgewonden. ‘En zijn beroerde bemanning is even thee gaan drinken!’

‘Laten we opschieten!’ riep Elton monter.

‘Hoe staan de andere ellendelingen ervoor?’

‘Primaire Yukkse Echelon vernietigd, aantal slachtoffers maximaal; Secundaire Yukkse Echelon, groot aantal slachtoffers. Yukks pantserschip Abominabel operationeel, op standby voor post 92-‘

‘Yukks, eh? Zeker een codenaam voor de Russen, zou me niks verbazen,’ zei Boyle. ‘En hun oorlogsbodem heeft een groep van onze jongens ingesloten bij iets dat post 92 heet. Die zullen wel een handje hulp kunnen gebruiken, meneer!’

‘Elementen van de Zesde Grote Vloot onder beleg op post 92. Belegerend Yukks pantserschip bezit zwaar overwicht in tonseconden vuurkracht.’

‘We moeten als de weerlicht aan de slag, meneer!’ riep Boyle. ‘We kunnen onze jongens toch niet laten uitroeien door de bolsjewieken!’

‘In afwachting van instructies,’ zei de stem. ‘Drie minuten alert.’

‘Zeg, waar is je bemanning?’ vroeg Boyle.

‘Staf vertrokken voor plaatselijke verkenning,’ verklaarde de stem.

De brigadier wendde zich heftig naar Elton. ‘Het is nu glashelder, meneer; deze knapen zijn ‘m gesmeerd en hebben hun maten in de steek gelaten. Maar goed dat wij toevallig langskwamen. Hij wacht op onze instructies!’

‘Nee nee, brigadier,’ zei Elton op redelijke toon. ‘Hij heeft het vast niet tegen ons-‘

‘Tegen wie dan wel, verdomme? Hij ging toch open toen wij er aankwamen, waar of niet?’

‘Ik denk dat mijn ultraviolette licht iets heeft laten afgaan,’ mompelde Elton.

Boyle keek opeens of hij er alles van begreep. ‘Ah-hah, ik geloof dat ik het snap, meneer. Veiligheid. U kunt niet in actie komen terwijl ik in de buurt rondhang.’

‘Ach, brigadier,’ greep Elton naar de strohalm, ‘u verwacht toch niet dat ik de kosmische veiligheid van de navo schend?’

‘Geen woord komt over mijn lippen, meneer, ik zweer het!’ Boyle stond nu in de houding, met zijn kin vooruit en zijn tenen naar elkaar. ‘We moeten ze een handje helpen, meneer!’

‘Geen sprake van, brigadier,’ zei Elton, die naarstig naar flitsende rode lampen, gillende sirenes en neerstrijkende militaire politie speurde.

‘U bent me een ijskouwe, meneer,’ zei Boyle stijf. ‘Moet zeker wel, in de contraspionage. Maar het is niets voor de Britten om je kameraden in tijden van nood in de steek te laten.’

‘Je kameraden? Waar ter wereld heb je ‘t over? We zijn over een of ander soort oorlogsspel gestruikeld, brigadier; als we nog hier zijn als de autoriteiten arriveren, dan komen we in een superzwaar bewaakte gevangenis terecht!’

‘Ik beweer dat dit menens is, meneer. Onze jongens liggen onder vuur. Ze rekenen op ons, meneer!’

‘Wat voor de duivel verwacht je dan dat ik doe?’ Er was een schrille klank in Eltons stem gekomen, die hem deed denken aan zijn laatste onderhoud met directeur Longspoon, waarbij het lichtgeraakte hoofd van de faculteit had voorgesteld dat Elton meer tijd voor de klas doorbracht en minder besteedde aan wat hij exotische zwerftochten noemde. De directeur had het helemaal bij het juiste eind gehad, dacht Elton nu.

‘Wij vallen in voor deze verroeste theeslurpers,’ stelde Boyle voor. ‘En als dit achter de rug is zal ik een hartig woordje met hun meerderen wisselen!’

‘Maar-maar-‘

‘Twee minuten,’ zei de stem.

‘Ik had altijd gedacht dat wanneer de nood aan de man kwam, jullie Yanks pal naast ons zouden staan,’ zei Boyle. ‘Ik ga erin - alleen, als het moet.’

‘Maar-het kan wel gevaarlijk zijn.’

‘Dat risico moeten we nemen,’ zei Boyle kort. ‘Komt u?’

Elton kwam langzaam naast Boyle staan, keek in het halfdonkere blauwe inwendige van de capsule, naar een netwerk van speldekop-grote indicatielampjes, buizen, drukknoppen, instrumenten.

‘Hmm. Boeiende vertoning. Nieuw soort oscilloscoop, subminiatuur-fluorescentiebuizen-‘

‘In afwachting van instructies; één minuut voor terugval tot non-actieve status,’ deelde de stem mee.

‘Gaat uw gang, meneer!’ drong Boyle aan. ‘Ik sta recht achter u!’

Elton keek in het rond; nog altijd geen sporen van woedende militaire politie. Hij zette de koffer op de grond, zuchtte en stapte aarzelend door de ingang.

Ogenblikkelijk kwam er een vouwstoel uit de vloer die Eltons knieholten licht aanstootte, zodat hij abrupt ging zitten. Boyle drong achter hem naar binnen. Elton staarde naar de massa piepkleine wijzerplaatjes en knopjes, allemaal op elkaar gepakt als de uitstalling in de etalage van een stunt juwelier.

‘Zeg, die knapen van het luchtmachtministerie hebben heel wat op hun kerfstok, zeg,’ zei Boyle. Wat een listig-aards. Geen woord stond er in de kranten over dit alles.’ Hij keek bewonderend om zich heen naar de wildernis van trillende naalden.

‘Dertig seconden,’ zei de stem.

‘Wat zou dat toch betekenen?’ vroeg Elton fronsend.

‘Over vijfentwintig seconden valt Mobiel Centrum terug op permanent non-actieve status tenzij geactiveerd,’ verklaarde de stem.

‘Je bedoelt - dan valt er niets meer te knokken?’ riep Boyle uit.

‘Juist. Binnen gestelde tijdslimiet moet actie worden ondernomen, overeenkomstig standaard operationele anti-Yukk procedures.’

‘En als we dat niet doen?’

‘Dan detoneert Mobiel Gentrum. Vijftien-seconden-waarschuwing.’

Elton vloog overeind. ‘Nog vijftien seconden - laten we maken dat we hier wegkomen!’

‘Dat kan niet, meneer!’ Boyle greep zijn arm. ‘Het is te laat om weg te lopen! Als-ie ontploft, dan blaast hij ons naar het koninkrijk Gods!’

‘Wat moet ik doen?’ ‘Geeft niet, meneer! Druk gewoon ergens op een knop!’

Elton aarzelde, weifelde, dook dan op het regelbord af en drukte de dikke rode knop recht voor hem in. Onmiddellijk zwiepten er metalen banden om zijn middel die hem op zijn stoel klemden. Achter hem werd Boyle eveneens ingesnoerd. ‘Gereedmaken voor sprong naar gevechtssector,’ zei de toonloze stem. De gebogen deur gleed met een gladde zucht dicht. De blauwe gloed verdween, zodat alleen de juwelen schittering van het instrumentenbord overbleef.

‘Hou je vast!’ schreeuwde Elton terwijl hij aan zijn veiligheidsgordel rukte. Een abrupte schok, een ademloos ogenblik - toen een geluidloze klap die pijnloos binnenin zijn schedel leek plaats te vinden. Boyle gaf een gesmoorde schreeuw - toen was alles weer stil. ‘M-meneer?’ bracht Boyle uit. ‘Wat… is er gebeurd?’ hakkelde Elton. ‘Meneer, ik heb zo’n gevoel… alsof we zweven, of zo.’

‘Onzin; het ding heeft niet gefunctioneerd, dat is duidelijk. Dat wat had moeten gebeuren, is niet gebeurd. Misschien was dat ook nooit de bedoeling. Ik geloof dat wij het slachtoffer zijn geworden van de meest idiote grap van het decennium!’ Elton prutste aan de gesp van zijn gordel. ‘Nu zitten we hier zeker vast tot ze zich verwaardigen om eens te komen kijken en-‘

‘Op bestemming, Gevechtssector Negen,’ verkondigde de stem. ‘Verzoek toestemming beeldschermen te deployeren.’

‘O uitstekend, deployeer de beeldschermen maar,’ zei Elton vermoeid. ‘En tussen haakjes, wie voor de duivel ben jij eigenlijk? Waar zit je? Wat moet deze hele schertsvertoning? Ik ben Elton, en ik eis-‘

‘Dit is de Luna Gevechtscomputer,’ zei de stem. ‘Ik bevind mij negen komma drie vier twee mijl onder het oppervlaktekenmerk van Luna bekend als Tycho. Per uw instructie heb ik Mobiel Commandocentrum Tien-vierennegentig verplaatst naar Gevechtssector Negen, vierduizend mijl van Callisto, op een onderscheppingskoers met het Yukkse pantserschip Abominabel. Verzoek toestemming voorste batterijen te deployeren.’

‘Je bedoelt-je bedoelt echt-ik bedoel-‘ Elton probeerde twee keer te slikken, maar het lukte pas bij de derde poging. ‘Dit is toch allemaal een of andere akelige grap?’ zei hij schor.

‘Neen,’ zei de stem effen. Hij leek uit een kleine gleuf tussen de knipperende lampjes te komen - die nu met hernieuwde geestdrift stonden te flikkeren. Een grote lichtbruine X middenop het paneel ging koortsachtig aan en uit.

‘Callisto,’ zei Boyle. ‘Daar heb ik van gehoord. Ergens in de buurt van Jamaica, meen ik.’

‘Iemand houdt er rare ideeën over humor op na,’ zei Elton moeizaam. Hij wist een omfloerste lach uit te stoten. ‘Jee, als we werkelijk vierduizend mijl van Callisto zijn, dan zouden we honderden miljoenen mijlen diep in de ruimte zitten.’

‘In de ruimte, meneer?’

‘Callisto is-‘ Hij slikte. ‘Een van de manen van Saturnus. Of was het Jupiter?’

‘Jupiter,’ zei de stem onaangedaan.

‘Jupiter? Nou, kijk ‘s aan! ik wist wel dat onze jongens iets achterhielden,’ zei Boyle voldaan. ‘Jullie Yanks met je maanraketten doen het heel aardig, hoor, maar wij Britten zitten al helemaal hier, bij Jupiter. Zo zie je maar net…’

‘Zo zie je maar wat?’ kreet Elton. ‘Veronderstel dat dit ding werkelijk weet waar het over bazelt? Weet jij hoe je een kunstmaan moet besturen…?’ Zijn stem eindigde in een gepiep. Twee doorschijnende panelen di

uit sleuven in het plafond waren komen zakken vouwden open, gloeiden even, lichtten toen op als kristalheldere kleurenfoto’s. Tegen een achtergrond van het diepste zwart laaiden en vonkten schelle punten van licht. Links schoof een schitterende, enorm grote volle maan het beeld in. Het scherm erboven toonde een soortgelijk tafereel met opzij de bekende geringde schijf van Saturnus met felle randen. In het midden van het scherm gloeide een bewegende lichtplek.

‘Daar zijn we dan,’ zei Boyle trots, Jupiter aanwijzend. ‘Britse grond, de hele verroeste santekraam!’

Ze hoorden een luid ping\

‘Wie doet dat?’

‘Yukkse trekstralen hebben zich vastgehecht aan het Commandocentrum,’ zei de toonloze stem. ‘Ogenblikkelijk salvo is waarschijnlijk.’

‘Een salvo? Bedoel je dat ze op ons schieten? Goeie hemel. Wie doet zo iets nu?’

‘Yukks pantserschip op onderscheppingskoers,’ kondigde de Maancomputer aan. ‘Vraag instructies.’

‘Vlieg weg!’ schreeuwde Elton. ‘Haal ons hier vandaan!’

‘Stuwmechanisme niet functioneel in veld van Yukkse trekstralen,’ zei de stem.

‘Uh - vuur de voorste batterijen af!’ riep Elton.

‘Kanonnen niet operationeel in veld van Yukkse trekstralen.’

Op het scherm werd de stip groter; hij zwol zienderogen op en kwam keihard dichterbij. Nu kon Elton al details onderscheiden. Het was een lompe, dubbele piramide met hoekige randen die recht op hen aan stormde. >

‘Er zit niets anders op dan ze te rammen, meneer!’ schreeuwde Boyle. ‘God behoede de Koningin!’

Elton schokte voorover toen de capsule opeens leek te remmen. De druk nam toe. Elton gromde toen de riem in zijn buik sneed.

‘Yukkse trekstralen halen Commandocentrum nu binnen,’ deelde de stem onverschillig mee. ‘Vraag toestemming voor zelfdestructie.’

‘Ben je helemaal beroerd!’ brulde Boyle. ‘We zijn geen bloedige Kami Kazi’s!’

De druk verdween. Het voorste scherm werd donker door de massa van het pantserschip van de Yukks. Op het achterste scherm glitterden en knipoogden de sterren. Er voer een trilling door Eltons stoel - een abrupte schok, een glijdend gevoel, toen weer stilte. ‘We-we zijn gestopt,’ zei Elton onzeker.

‘Wat denkt u dat dat betekent, meneer?’ vroeg Boyle gespannen. ‘Ik had er vijf pond op willen verwedden dat we op dat monster zouden botsen.’

We moeten er nu vlak op zitten.’ ‘We liggen zeker langszij,’ zei Boyle.

‘Ik… ze zullen ons zo wel komen halen,’ zei Elton. ‘Gevangen,’ zei Boyle vol walging. ‘Zonder een schot te lossen.’

‘Door de Yukks,’ voegde Elton eraan toe. ‘We worden gehersenspoeld…’ ‘Er moet al hulp onderweg zijn, meneer,’ zei Boyle opgewekt. ‘Als de jongens voor wie wij invallen terugkomen en merken dat hun machine pleiten is, dan nemen ze in een wip contact op met het luchtmachtministerie.’

‘Waar zouden ze op wachten?’ Elton staarde naar het donkere scherm, maar zag niets verhelderends. ‘Ik wou dat ze opschoten zodat we aan het onderdeel met naam-rang-en-nummer konden beginnen, en misschien contact opnemen met het Rode Kruis.’

‘Jammer dat we niet gewapend zijn,’ zei Boyle. ‘Dan hadden we ons heftig kunnen verweren en misschien een paar van die ellendelingen met ons mee kunnen nemen in de dood.’

Elton gaf geen antwoord; hij slikte zwaar en probeerde een paar zinnen: Ik ben burger, kapitein; als non-combattant sta ik erop-Nee, dat zou niet zo geloofwaardig klinken onder de omstandigheden. Deze dan? Zo, mannen, de tegenspoed van de oorlog, hè? Geweldig werk hebben jullie daar in Stalingrad geleverd…

‘Misschien als u een beetje aan de knoppen morrelt, kunnen we zien wat er buiten gebeurt,’ stelde Boyle voor. Elton probeerde de knoppen naast het donkere voorste scherm. Opeens lichtte het op. Een pokdalig, gewelfd oppervlak van jodiumkleurig metaal gleed langzaam voorbij.

‘Zo is ‘t beter,’ mompelde Boyle. ‘Nooit gedroomd dat de Rooien zo iets hadden! Bloedig groot ding, wat?’

‘Veel groter dan alles wat wij hebben,’ beaamde Elton. ‘Ziet er onaards uit, vind je niet? Zou Washington hier iets van weten?’

‘Ik zou denken dat Whitehall ze wel op de hoogte heeft gesteld, meneer.’

‘Luister ‘s,’ zei Elton, ‘denk je dat we misschien aan hun radar ontsnapt zijn? Tenslotte zijn we nogal klein en het is mogelijk dat ze op iets van hun eigen formaat rekenden.’

‘Daar zit misschien wel iets in, meneer.’ Boyle liet zijn vuist in zijn handpalm kletsen. ‘Verrekt jammer dat we die beroerde pogostok waar we in zitten niet aan de praat kunnen krijgen.’

‘Luister eens, Maancomputer,’ zei Elton. ‘Is er niet een kans dat je ons uit deze ellende kunt halen. Het lijkt-‘

‘Alle systemen nu functioneel,’ kwam de stem.

‘Wat! Waarom zei je dat dan niet?’

‘Gegevens niet opgevraagd,’ snauwde de stem.

‘Nou, wat zeg je ervan. Kunnen we wegspringen van hier - terug naar waar we begonnen zijn?’

‘Yukkse trekstralen worden geactiveerd door lichamen met hoge snelheid binnen het bereik van hun instrumenten.’

‘En als we wegsluipen? Zo’n beetje door de zijdeur afgaan, stiekem?’

‘Maar wat gebeurt er dan met die commies, meneer?’ protesteerde Boyle. ‘Als u zich nu wat beter voelt, dan kunnen we de strijd hervatten.’

‘Welke strijd? Zeg eens, Boyle, zo is ‘t mooi genoeg geweest. Ik moet onder een alcoholische bedwelming hebben geleden. Wat kan deze-deze dolende telefooncel uitrichten tegen die leviathan daar? Nee, dank je, ik ben al lang blij als ik veilig terugkom, de boete mag betalen, en morgen in alle rust kan vertrekken aan boord van het ss Eensgezindheid zoals ik van plan was-‘

‘Meneer! Kijk daar!’ Boyle begroef zijn vingers in Eltons arm; hij wees naar het scherm. In het deel van de Yukkse romp dat over het scherm gleed, gaapte een immense scheur. In het schip zag Elton een glimp van verwrongen steunbalken en gebochelde dekplaten.

‘Geen wonder dat ze niets aan ons deden!’ flapte Boyle eruit. ‘Als je ‘t mij vraagt hebben ze zelf ook enig ongemak gehad.’ Er dreef nog een reusachtige wond in de

gigantenromp in het zicht. Grote geblakerde buizen die alleen wapens konden zijn, hingen zwijgend in de affuiten.

‘Gossiemijne!’ riep Boyle gelukkig. ‘Ze zijn er maar mooi geweest!’

‘Ze zijn nog actief genoeg om onze wapens onklaar te maken, onze motoren uit te schakelen, en ons op sleeptouw te nemen,’ zei Elton. ‘De bemanning zal wel in het intacte deel zitten en gereed staan om ons aan flarden te schieten op het eerste teken van leven.’

‘Wat zeg jij ervan, Maancomputer?’ blafte Boyle.

‘Neen,’ zei de stem.

‘Wat bedoel je?’ zei Elton.

‘Houden ze ons in de gaten?’ ging Boyle verder.

‘Neen.’

‘Waarom niet?’ wilde Elton weten.

‘Er zijn geen overlevenden aan boord van het Yukkse schip,’ zei de stem achteloos.

‘Geen overlevenden?’ galmden Boyle en Elton eendrachtig.

‘Maar,’ zei Elton perplex, ‘wie zorgt dan voor de trekstralen, en de radar, en-‘

‘Defensieve bewapening van de Yukks automatisch geactiveerd bij nadering mogelijk vijandige lichamen.’

‘En dat vertel je nu pas!’ Elton zakte onderuit op zijn stoel. ‘Nou, Boyle, ik geloof dat de kous daarmee af is. Nu kunnen we terug.’

‘Dat zou ik niet zeggen, meneer,’ zei Boyle. Wat gebeurt er met die kerels die belegerd worden? We kunnen niet zomaar vertrekken en ze voor de verroeste wolven gooien.’

‘Welke belegering? De Yukks zijn uitgeroeid. Er is hier niemand om ze te belegeren.’

‘Misschien zijn ze nog niet op de hoogte van hun overwinning, meneer! We moeten ze het goede nieuws gaan vertellen. Dat wordt een veer op onze muts, meneer.’

‘Ik hou niet van veren mutsen,’ zei Elton. ‘Laat die Maancomputer het ze maar vertellen, als-ie dat graag wil - hij lijkt me vervloekte gierig met noodzakelijke inlichtingen.’

‘Je hoeft alleen maar de goeie vraag te stellen, meneer,’ zei Boyle zelfvoldaan. ‘Het is tenslotte maar een machine; dat heeft hij zelf toegegeven. Wij zijn hier het enige

personeel - en ik beweer dat wij onze plicht moeten doen.’

‘Goed, al goed.’ Elton sprak de computer aan. ‘Kun je ons daar brengen - waar dit verdwaalde bataljon zich ook mag ophouden?’

‘Post 92,’ zei de stem. ‘Ja.’

‘Goed, dan moeten we ‘t maar eens proberen. Maar kruip er langzaam heen, zodat we geen slapende elektronische honden wakker maken. Waar is die post 92 eigenlijk?’

‘Op het oppervlak van de maan Callisto.’

‘Ellendig planeetje om schipbreuk op te lijden,’ vond Elton die naar de troosteloze weidsheid van flets verlichte rots vol kraterputten keek. ‘Callisto is veel te klein om een atmosfeer vast te houden, en op deze afstand van de zon zullen de rotsen wel nooit veel warmer worden dan nul graden.’

De grond kwam vlug omhoog; de schermen scheerden over de nabije puntige horizon en richtten zich toen op het zwart van de hemel. Er ging een schok door het commandocentrum die gevolgd werd door een bons.

‘We zijn geland,’ kondigde Boyle aan. ‘Mooi zo, doe maar open,’ riep hij. ‘En-‘

‘Nee!’ schreeuwde Elton - te laat. De gordels klikten los en schoten naar achter, de deuren gleden open - en een vlaag koele, geparfumeerde lucht woei naar binnen.

‘Er is-maar hoe…’

‘Contact met post 92,’ vertelde de stem. ‘U bevindt zich nu binnen de defensieve krachtveldkoepel.’

‘O, dat verklaart het.’ Elton liet zijn ingehouden adem ontsnappen. ‘De koepel houdt de Yukks buiten en de lucht en de warmte binnen.’

‘En nu moeten we het goeie nieuws nog verspreiden,’ zei Boyle monter. ‘Klaar, meneer?’

‘Het zal wel een goed idee van je zijn om ze even te gaan vertellen dat ze gewonnen hebben, denk ik.’ Elton stapte uit. Hij voelde gras onder zijn voeten, snoof de lucht op. ‘Jee, wat zullen ze niet blij zijn.’ Hij staarde naar de hemel; Jupiter was een immense, bleke halvemaan met pastelkleurige banden. Andere, kleinere manen bewogen zich minder ver weg door het uitspansel. Enorme aantallen dikke sterren fonkelden in het zwart.

‘Ik vraag me af waar ze zich verstopt hebben?’ Elton tuurde in de diepe schemer van de Callistaanse nacht.

‘Hoeveel man hebben het overleefd?’ riep Boyle naar de capsule.

‘Zevenhonderd en vijf individuen bewonen nu het fort,’ klonk de licht verveelde stem. ‘Geen ervan zijn mannen.’

‘Zei je,’ vroeg Elton moeilijk, ‘dat het geen… mannen zijn?’

‘Juist.’ Het kon de stem niets schelen.

‘Gossiemijne,’ zei Boyle. ‘Een bende bloedige Marsmannetjes dan?’

‘Geen wonder dat het schip van de Yukks er onaards uitzag,’ kreunde Elton. ‘Dit is een of andere interplanetaire oorlog tussen intelligente oesters, of zo. Wat moeten wij hierin?’

‘Vragen die betrekking hebben op organische motivatie vallen buiten mijn bestek,’ zei de computer.

‘En de Yukks zijn helemaal geen commies?’ Boyle klonk teleurgesteld.

‘Neen, in de zin waarin u de term hanteert. De Yukks bedrijven evenwel een vorm van commune-leven gebaseerd op-‘

‘Ziet u wel, meneer! Commies, net wat ik zei. Die Rooien zijn een stel sluwe smeerkezen. Als ik het goed begrijp hebben wij Britten contact gelegd met de Marsmannetjes, die onze bondgenoten zijn geworden. Zij hebben daar een groep van hun jongens, en het is duidelijk onze plicht om hun fakkel verder te dragen.’

Elton haastte zich terug in de capsule. ‘Ik weet niet wat jij wilt, brigadier,’ zei hij, ‘maar ik vertrek!’

‘Waarschuwing,’ zei de stem. ‘Het geschut van de Yukks beheerst het volledige ruimtevolume birtpen tien miljoen mijl. Iedere poging om een sprong te’ ondernemen zal resulteren in nadering van Yukkse oorlogsbodem en daaraanvolgend geconcentreerd automatisch Yukks vuur met hoge negatieve waarschijnlijkheid van voortbestaan Mobiel Commandocentrum.’

Elton haastte zich weer uit de capsule. ‘Geweldig,’ zei hij. ‘Super de luxe. Onze Martiaanse bondgenoten te hulp snellen, hè? Kijk toch eens naar de puinhoop waar je ons in gestort hebt!’

‘Ik, meneer? Zeg, ik heb alleen maar een handje geholpen-‘

‘Goed dan! Maar hier zitten we dan toch maar - waar dat hier ook is - een weerloze prooi voor de Yukk - wat dat ook mogen zijn.’

‘Yukks, meneer; een of ander soort bolsjewieken, daar twijfel ik niet aan. Voor mij is het allemaal één pot nat. Wat we nu moeten doen, meneer, is dat we contact moeten opnemen met onze kant en een plan de campagne moeten opstellen.’

‘Vergeet dat even,’ zei Elton. ‘We hebben genoeg aan onze eigen problemen. Er moet een of andere manier bestaan om langs de kanonnen van dat wrak te sluipen.’

‘Niet zonder dat we met die Martiaanse jongens gesproken hebben,’ stribbelde Boyle tegen. ‘We hebben tijd genoeg om een heildronk of twee uit te brengen, sigaretten uit te wisselen, dat soort dingen…’ Zijn stem stierf weg.

Met zijn hoofd scheef stond hij te luisteren.

‘Hoort u iets, meneer?’ fluisterde hij.

‘Alleen jij die weer een idioot idee oppert,’ antwoordde Elton bits. ‘Ik blijf liever vragen stellen aan deze mobiele dinges tot we een paar bruikbare antwoorden krijgen, en dan moeten we zo snel mogelijk de benen nemen.’

‘Daar is het weer, meneer!’ zei Boyle.

‘Wat?’

Opeens roffelde het van de voetstappen; een suizend geluid, een scherpe chemische lucht. Elton haalde adem om te schreeuwen, verslikte zich, voelde de wereld onder zijn voeten uit zwemmen en op hem neervallen als een reusachtige donsmatras.

Professor Elton probeerde zich te bevrijden van een onaangenaam hobbelend gevoel. Hij ontdekte dat de strakke plooien van een grof net zijn armen tegen zijn zijden drukten en zijn benen in opgevouwen positie hielden. De grove mazen sneden in zijn oor en hij had pijn in zijn nek.

‘Help!’ kwaakte hij. ‘Boyle, waar ben je?’

‘Hier, meneer,’ antwoordde een zwakke stem.

‘Wat is er gebeurd? Ik zit als een mummie in een soort vissersnet gewikkeld.’

‘Zelfde liedje hier, meneer. We schijnen onverhoeds overvallen te zijn.’

‘Door jouw Martiaanse vriendjes, zeker?’

‘Kijk naar de zonnige kant, meneer. We zijn nog niet in de pan gehakt. Dat is toch iets.’

Ze waren in een schemerig verlichte gang, zag Elton. Door zijn hoofd te verdraaien zag hij de silhouetten van tengere tweebenige gestalten met enorme hoofden. Hij merkte dat hij in een net was gerold dat als een hangmat tussen de schouders van twee van de wezens hing.

In de verte klonken schrille kreten, die door hun overweldigers beantwoord werden. Nieuwe tweebeners verdrongen zich om de gevangenen; Elton spande zich in om beter te kunnen zien door de mazen, maar omdat hij ondersteboven werd meegevoerd slaagde hij er niet in meer details te onderscheiden.

Met een bruusk geslinger werd hij een korte trap op gedragen. Hij kneep zijn ogen bijna dicht tegen het plotselinge felle licht en plofte vervolgens met een uitroep op een harde, koude vloer. Hij duwde tegen het omhullende net, schopte zijn voeten vrij, worstelde de plooien over zijn hoofd.

‘Goeie hemel!’ riep Boyle geschrokken.

‘Hou je taai, Boyle! Ik kom eraan!’ schreeuwde Elton bemoedigend. Hij smeet het net weg, draaide zich vlug om-

‘Hij zei dat het geen mannen waren,’ kwaakte Boyle.

In een halve kring om de gevangenen heen stonden zes buitengewoon knappe meisjes.

‘Rubavilup mocfcerump hifswimp,’ zei een van hen. Elton trok met een versuft gevoel zijn das recht. Zijn ogen kleefden aan de grote groene ogen in het brutale gezichtje vlak voor hem als vliegen aan de lijm. Onder het gezicht ontwaarde hij een slanke nek, versierd met een ris strengen van op turkooizen lijkende kralen. Een nauwsluitende tuniek met korte rok klampte zich aan haar weelderig gewelfde heupen; een paar welgevormde benen leidden Eltons ogen naar de glimmende vloer, waar ze even pauzeerden, knipperden en daarna weer omhoog kropen.

‘Ze zien er niet slecht uit, meneer,’ zei Boyle goedkeurend. ‘Al zijn het dan Marsmannetjes.’

Het meisje in het midden van de groep fronste. ‘Asi-bolimp hubshut ooi?’ vroeg ze Elton.

‘Het spijt me verschrikkelijk, juffrouw,’ antwoordde hij. ‘Ik ben bang dat ik u niet versta.’

‘Hé zeg,’ zei Boyle met luide stem. ‘Wie heeft hier de leiding?’

‘Aridomop urramin ralafoo glip?’

‘Wie heeft… hier… DE LEIDING…?’ herhaalde Boyle met gebaren. De meisjes wisselden onderling een paar woorden uit. Een van hen wees naar een deur, pakte toen Boyle bij zijn arm en duwde hem ernaar toe. Hij rukte zich los.

‘Hoor ‘s even, beste meid-‘ begon hij terwijl hij met zijn vinger onder haar neus zwaaide. Een flinke klap noopte hem een stap achteruit te doen; zijn mond ging open en dicht. Toen stak hij zijn handen naar haar uit. Een ogenblik later, na afloop van de salto over de schouder van het wicht, tuurde Boyle omhoog vanaf de vloer.

‘Ralafoo glip,’ zei het meisje met een ruk van haar hoofd naar de deur.

‘Ik geloof dat ze het meent als ze ralafoo glip zegt; laten we het maar doen,’ stelde Elton voor. Hij liep in de aangegeven richting.

‘Allemaal goed en wel voor jullie Yanks; jullie zijn tenslotte gewend aan dit soort dingen.’

In de volgende kamer ging Elton gehoorzaam op een massieve stoel tegen de muur zitten. Iets kouds raakte zijn slapen aan en drukte er stevig op. Hij kreeg een scherp, tintelend gevoel. Plotseling galmde zijn hele hoofd van een gekrijs als van een taperecorder die met hoge snelheid wordt teruggespoeld. Even plotseling hield hét op; de klemmen trokken zich terug. Elton wankelde overeind.

‘Wat was dat, in naam van de Gevallen Torens van Hubilik?’ vroeg hij geërgerd terwijl hij over zijn oren wreef.

‘De taalinprenter,’ zei het dichtstbijzijnde meisje.

‘Ik snap ‘t niet,’ zei Elton. Hij keek van het meisje naar de stoel. ‘Hoe, in naam van de Vijf Heilige Slangen van Bomakook, heb jij Grimblkpsk leren spreken doordat ik in die stoel zat?’

‘Umma oobabba ungha,’ schreeuwde Boyle onbegrijpelijk terwijl hij naar Elton wees. Twee meisjes grepen hem vast, duwden hem naar de stoel. Hij zette zijn voeten schrap en hield niet op met wartaal uitkramen. Elton zag de glimmende metalen klemmen omlaag komen en de brigadier bij zijn hoofd vatten. Ze hielden hem vast terwijl hij wild en met open mond zat te spartelen; na een ogenblik of wat liet de stoel hem los. De meisjes traden achteruit.

‘Zul je je nu gedragen?’ vroeg de aanvoerster aan Boyle.

‘Bedaar toch, Boyle,’ snauwde Elton. ‘Dat gedrag van jou helpt ons geen steek verder.’ Hij wendde zich tot het meisje met de kastanjebruine haren dat het eerst had gesproken. ‘Zo, jongedame, als ik het nu even mag uitleggen: ik heet Rflxk…’ Hij hield met een frons op. ‘Rlfxk? Heet ik zo?’

‘Als jullie geen kwaad in de zin hebben, hebben jullie niets te vrezen, schatjes,’ zei het meisje. Ze nam zijn arm in een stevige greep en stuurde hem de hal weer in. ‘Onze detectors gaven aan dat er iets door het scherm was gekomen. Uiteraard konden we ons geen risico’s veroorloven. Tenslotte hadden jullie Yukks kunnen zijn -precies zoals wij op school hebben geleerd.’

‘Wij Yukks?’ grinnikte Elton witjes. ‘Welnee, lieveling, we zijn juist gekomen om jullie te helpen.’ ‘Een geweldig idee, hoor,’ mopperde Boyle achter hem. ‘Die bloedige amazones hebben helemaal geen hulp nodig.’

‘Ons helpen? Hoe?’ wilde Eltons kastanjebruine cipierse weten. ‘Nou, in de strijd tegen de Yukks; maar natuurlijk-‘

‘Top-see, eneer-mee,’ zei Boyle vlug. ‘Iet-nee ertellen-vee at-wee ij-wee ebben-hee ontdekt.’ ‘Nou, terug naar de taalinprenter maar weer,’ zei een roodharige.

‘Dat zal niet nodig zijn,’ zei Elton haastig. ‘Mijn vriend zei… uh, alleen een oud gedicht op. Tussen haakjes, waar gaan we heen?’ ‘Een geluksspreuk? Ik hoop dat ‘t een goeie is - niet’ dat ze werken, hoor.’

‘We zijn op weg naar de Moeder.’ ‘Dit valt buiten onze competentie,’ zei een ander.

Het meisje dat Eltons arm vasthield keek hem aan met een geruststellende glimlach. Haar teergevoelige lippen weken uiteen om hem haar regelmatige witte gebit te laten zien; haar haren leken zo zacht als een angorakat; haar wimpers waren lang en donker. Met grote moeite wist hij zijn blik niet neer te slaan naar de warme ronde vorm die tegen zijn arm prikte.

‘We krijgen niet vaak bezoek van de andere koepels,’ zei zij. ‘Het is nogal opwindend om jullie hier te hebben.’

‘Waarom zijn jullie gekomen?’ vroeg een ander meisje. ‘Gaat het om de zwammenwedstrijd?’ ‘Wacht maar. Nid de Moeder zal wel voor de ondervraging zorgen.’

De twee mannen volgden hun escorte door de hoge gang, een nieuwe trap op en onder een filigraanboog door in een breed vertrek waar een schemerlicht van her en der tussen diepe stoelen geplaatste lampen op kleine tafels viel die beladen waren met exotisch fruit, op ligstoelen met mollige kussens, en op een fontein in het midden van het vertrek die neerklaterde in een ondiepe vijver waarin een enorme, bleke gedaante lag.

Twee van de meisjes liepen vooruit en spraken even met de dikke vrouw in het water. Elton hoorde haar antwoorden met een forse politiedamesstem; de meisjes kwetterden opnieuw en wezen naar de twee vreemden.

‘Laat ze maar ‘s bekijken,’ zei de dikke matrone.

Elton en Boyle liepen naar de rand van de vijver en sloegen de ogen verlegen neer toen de geheel blote vrouw haar hand in een fruitschaal op de rand van het bad stak, een soort mango uitkoos, een grote hap nam en luidruchtig begon te kauwen.

‘Mooi zo,’ zei de Moeder. ‘Kranig gedaan, meisjes. Dit koppel ziet er gek uit, een beetje verweerd. Niet wat je schoonheden noemt. Maar Yukks zijn ‘t niet, dat zie je zo. Jij daar-‘ Elton wist dat ze het tegen hem had. Hij keek haar aan met een universitaire glimlach op zijn gezicht.

‘We hebben hier al een hele poos geen vreemdelingen gezien,’ zei de vrouw. ‘Vooral niet mensen die binnenstormen zonder te waarschuwen. Waarom heeft jullie Moeder

me niet even opgebeld? Maar goed, het is een nuttige ervaring voor de meisjes. Iets op school horen is één ding, maar het werkelijk meemaken is weer iets anders. Zo-‘ Ze nam nog een hap. ‘Nu moeten jullie meisjes me maar eens met je eigen woorden vertellen wat jullie hier doen.’

‘Wat bedoelt u, wij twee oeff!’ Boyle zweeg toen Eltons elleboog hem in zijn zij trof.

‘Ach, eh…’ begon Elton.

‘Ik geloof niet dat ik jullie type al eens eerder heb gezien,’ zei de Moeder. ‘Wat een platte borstjes hebben jullie, vind je ook niet? En wat een smalle heupen. Je zult het wel moeilijk hebben met je baby’s.’ Ze keek Elton scherp aan.

‘O, ah, verschrikkelijk, ja,’ knikte Elton. ‘Eerlijk gezegd heb ik nog nooit-‘

‘Van welke koepel komen jullie?’

‘Wij zijn hier gekomen van Shrulp,’ zei Elton. Hij keek verbaasd, probeerde de naam nog een keer. ‘Shrulp?’

‘Zeg, meneer,’ zei Boyle. ‘Waarom vertelt u ze niet gewoon dat we van Shrulp komen.’ Ook hij keek verbaasd.

‘Ik ken de Mumbulip-koepel,’ zei de Moeder. ‘En we hebben een keer een delegatie van Rilifub ontvangen toen mijn Moeder nog leefde, na een rotsbeving die een van hun luchtfabrieken vernielde. Ze hadden een ellendige tijd, op weg hier naar toe door Buiten in een van die ouwe reiswagentjes, bang dat het ding ieder moment kapot zou gaan; maar Shrulp-da’s een nieuwe voor mij. Moet helemaal aan de andere kant zijn.’ De Moeder fronste. ‘Jullie zijn hier niet om ellende te brouwen, hè?’

‘Goeie hemel nee.’ Elton voelde zijn glimlach vluchten maar wrong hem weer in positie. ‘We hadden begrepen dat u hulp nodig had in de strijd tegen de Yukks.’

‘Zegen de Moeder.’ De vrouw maakte een cryptisch teken dat nagebootst werd door de meisjes die zij kon zien. Ze fronste. ‘Waar haal je het idee vandaan dat wij niet weten hoe we met Yukks moeten afrekenen?’

‘Eerlijk gezegd-‘ Elton negeerde Boyles gezichtsuitdrukking en waagde de duik. ‘De computer op de Maan vertelde ons-‘ Hij hield op toen hij het gezicht van de Moeder zag veranderen.

‘Luister eens hier, jongedame,’ snauwde de Moeder. ‘Ik ben even vroom als wie ook, maar bijgelovige onzin tolereer ik niet. Leg nu maar ‘s uit waarom je mijn koepel bent binnengevallen - en denk maar niet dat ik een goedgelovige ouwe sul ben. Ik heb Moeder Rilifub haarfijn laten zien wat er gebeurt als zij het in haar hoofd haalt ons het kampioenschap zwammen-schikken af te pikken met haar sluwe streken.’

‘O, maar dit is heel iets anders.’

‘Niet dat ik geen eerbied heb voor de oude gewoonten, hoor. Zonder stokebranden als jullie zou de wereld een vreedzaam oord zijn - en het meisje heeft daarin haar plaats. Maar ik zal niet werkeloos langs de lijn blijven staan toekijken als charlatans mijn meisjes helemaal overstuur maken. Voor je het weet maken ze openlijk propaganda voor Vreemde Manieren-‘

Er ging een hijgende rilling door de verzamelde meisjes. De oude vrouw sloeg er geen acht op. Ze wenkte een tweetal dienstmaagden. Die grepen haar mollige armen vast en hesen haar overeind. Puffend waadde ze naar de oever.

‘Tikki, Nid,’ zei ze tegen de meisjes. ‘Ik ben moe. Ik zal later wel met deze meisjes spreken; ze hebben me helemaal van streek gemaakt en als het tot een Vonnis mocht komen wil ik kalm zijn. Neem ze mee en denk eraan dat je ze goed in de gaten houdt.’ Ze nam een immense handdoek aan, die ze over haar schouders drapeerde. Daarna waggelde ze naar een stoel. ‘Geef ze allebei maar een deken en sluit ze in een bezemkamertje op,’ voegde ze eraan toe. ‘Jullie weten hoe vol het hier is…’ Ze wierp een scherpe blik langs Elton op het meisje Tikki. ‘Ja, ik heb geen idee hoe we ruimte voor ze moeten maken. Maar we vinden er wel iets op. Ondertussen ben ik van plan contact op te nemen met die Shrulp-koepel, waar die ook ligt. Als ze hier zijn om Vreemde propaganda te verspreiden…’ Ze keek Elton aan met een gezicht dat hem deed denken aan een stevig gebouwde vrouwelijke decaan van de meisjesafdeling die hij vroeger had gekend, en die hem verdacht had van het voornemen haar pupillen te willen bezwangeren.

‘Maar we hebben u nog niet verteld-‘ begon Elton.

‘Zwijg!’ beet de dikke vrouw hem toe. ‘Met jullie praat ik later nog. Misschien morgen.’

‘Zeg eens, wij kwamen hier om jullie een dienst te bewijzen, maar zonder ook maar te luisteren laat u ons opsluiten in een bezemkamertje!’

‘Als ze jullie in de Shrulp-koepel geen eerbied voor Moeder hebben geleerd, dan zullen we dat varkentje hier wel eens wassen!’ zei de Moeder scherp. ‘Breng ze weg, meisjes.’

Terug op de gang schraapte Elton zijn keel en probeerde het nog een keer. ‘Sorry dat ik het vraa.g, maar zijn jullie meisjes niet bang voor het Yukkse pantserschip daarbuiten, dat jullie onder schot heeft?’

‘Jullie daar in Shrulp moeten wel overdreven verzot zijn op theologie,’ zei het meisje Tikki. ‘O ja, we weten alles van de Yukks, maar per slot van rekening…’ Ze knipoogde tegen Elton. ‘Niemand heeft er ooit echt één gezien. Dus waarom zouden we ons zorgen maken?’

‘Ik snap het niet,’ verzuchtte Elton. ‘Hier zitten jullie, in het heetst van een verschrikkelijke strijd tegen een of ander soort afzichtelijke monsters met gigantische schepen zo groot als een berg - en blijkbaar kan het jullie niets schelen!’

‘Als wij brave meisjes zijn, kunnen ze ons niet deren,’ maakte zij een eind aan het onderwerp. ‘Zeg, jullie lijken mij best aardige meisjes. De Moeder zei dat we jullie moesten opsluiten, maar… misschien kunnen we iets anders verzinnen.’ Ze fluisterde tegen het andere meisje. Ze gingen een zijgang in met aan beide kanten rijen identieke deuren; er hing een verlaten sfeer. Door een halfopen deur zag Elton even een lege kamer, meisjesachtig ingericht en met heldere, flitsende kleuren.

‘Kijk,’ zei Tikki. ‘Ik stop je in mijn kamertje. Ook al zitten we hier dan meisje aan meisje, zoals de Moeder zei. Het kan geen kwaad als. jullie bij ons komen logeren, als je het niet erg vindt om ons bed te delen. Jullie moeten gewoonweg doodmoe zijn van de reis. Ik wed dat het gewoon verschrikkelijk is buiten de koepel,’ huiverde ze. ‘Je bed… delen?’ vroeg Elton.

‘Alleen voor vannacht. Je vriendin slaapt bij Nid. Morgen neemt een van de andere meisjes je, en de nacht daarna weer een ander.’

Elton haalde diep adem. ‘Ach, als je zeker weet dat het geen last geeft?’ ‘Het wordt dolletjes,’ zei het meisje. ‘We kunnen lekker bij elkaar kruipen en leuk lang praten. Ik wil alles over Shrulp horen.’

Het was een keurig klein kamertje met pluizige gordijntjes voor het raam, een ruig kleed op de vloer, een bed-desprei met ruches en een rek in de hoek waaraan een stuk of vijf felgekleurde korte tunieken hingen. Eltons gastvrouw deed haar turkooizen kralen af en hing ze aan het rek met een nieuwsgierige blik op Eltons safari jasje.

‘O, wat een vreemde kleren heb jij aan. Die zul je voor de reis wel nodig hebben gehad, maar nu kun je ze lekker uitdoen, hoor. Ik zal het bad laten vollopen. Wil je er een snufje gember in of misschien wat mint? Zelf heb ik altijd graag mint.’

‘Het bad?’ Door een open deur zag Elton een rose betegeld kamertje met tropische bloemen in bakken rondom een verzonken bad van drie bij drie meter met glanzende chroomkranen en stangen.

‘We kunnen ons heerlijk ontspannen en eikaars rug schrobben,’ zei Tikki. Ze was klaar met het losmaken van de gespen op haar rug, wriemelde zich uit de tuniek en keerde zich naar Elton met alleen nog een doorzichtig stukje ondergoed aan.

Eltons boord zat opeens erg strak. Hij voelde dat zijn gezicht openspleet in een idiote grijns. ‘Nou, wat je maar lekker vindt…’

Tikki pakte een doosje van de tafel en bood Elton iets aan dat op een plastic sigaret leek. Hij graaide er een uit het doosje, stak hem in zijn mond. Tikki nam er ook een, blies erin en ademde een wolkje geparfumeerde rook uit. ‘Ik ben bang dat je de Moeder op stang hebt gejaagd met al dat gepraat over de Yukks. Ze is een schat, echt waar, maar nogal koppig als het over godsdienst gaat. Ze zegt dat het tijd wordt dat we ouderwetse denkbeelden afdanken en beseffen dat de Yukks niet meer zijn dan een uitwendige personificatie van een innerlijk verlangen naar bevuiling, of zo iets.’

‘Zeg eens,’ zei Elton opeens. ‘Laten we een spelletje doen. We spelen dat ik net gearriveerd ben van… ergens ver weg, zo ver weg dat ik zelfs nog nooit van de Yukks heb gehoord, of van de Moeder, of de koepels - en jij vertelt me er alles over.”Dat lijkt me een heel raar spelletje,’ zei Tikki weifelend. Ze stapte in de aangrenzende kamer; even later

begon er water te stromen. Damp met een geur van zuurtjes kwam de kamer in wolken. Tikki verscheen weer, nu met een groot stuk paarse zeep.

‘Spelen jullie dat in Shrulp?’

‘Ja, we brengen een hoop tijd door met elkaar dingen vertellen die we al weten. De grap is dat je de andere… eh, meisje betrapt op een fout.’

‘Nou, erg leuk klinkt het niet. Als je wilt spelen, zou je dan niet liever een beetje worstelen? Je kent vast wel een paar interessante grepen.’

‘Misschien later,’ slikte Elton. ‘Jij ging me alles over de Yukks vertellen, weet je nog?’

Tikki legde een vinger op haar wang, knabbelde op haar onderlip en keek nadenkend naar het plafond. Elton vond de uitdrukking verrukkelijk. Net als het slanke, gebronsde lichaam eronder.

‘Nou, negenhonderd en vierenzestig-of was het vijfenzestig…? Even denken.’ Ze sabbelde op een vingertop. ‘Het moet vijfenzestig zijn, want ik kwam van de baby-school toen ik tien was, en van de meisjesschool toen ik achttien was, en toen was het eenenzestig, en dat was vier-‘ ‘Vijfenzestig,’ zei Elton. ‘Je doet het geweldig.’

‘Hoe dan ook, negenhonderd en vijfenzestig kringlopen geleden, toen de oorlog met de Yukks in zijn negentiende kringloop was, vond er een grote slag plaats tussen twee vloten. In die dagen waren er een heleboel meisjes die ernstig besmet waren met Vreemde Manieren.’

Elton merkte dat ze nu klonk als een kind dat zijn les opzegt. ‘Daardoor waren de meisjes niet in staat de gemene Yukks te vernietigen, zoals deze verdienden. In plaats daarvan stuurde de Grote Moeder een verschrikkelijk ding dat de Grote Verstoorder heette, waardoor de machines van de meisjes niet goed meer functioneerden, en alle meisjes werden gedood of gevangen genomen — op één scheepslading na. De kapitein was een rechtzinnige Moeder en daarom werden zij en haar meisjes gespaard. Ze landden hier op de Wereld, en richtten de Energiekoepels op, en de Defensieve Schermen, om zich de Yukks van het lijf te houden. Daarom is het onze plicht om voor de Veldgeneratoren te zorgen, en het meisjesdom te verdedigen, en alle sporen uit te wieden van…’ Ze bloosde, ‘…van Vreemde Manieren. Niet dat iemand die heeft,’ besloot ze.’Wat?’

‘Vreemde Manieren,’ zei Tikki preuts. ‘Je weet wel.’ ‘Maar we spelen dat ik het niet weet, hè?’

‘Hier,’ zei Tikki terwijl ze naar Eltons bovenste knoopje reikte. ‘Ik zal je helpen die dingen uit te trekken. Het bad is klaar. Houdt dit ding alles dicht?’ Onbeholpen maakte ze de knoop los. ‘Ik ben hier niet erg goed in…’ Ze deed nog een knoop. ‘Hoe staat het met de Yukks?’ Elton klonk nerveus. Tikki was aan de laatste knoop toe en trok toen het jasje uit.

‘Nou, de Yukks zijn slechte wezens die alle meisjes tot slavernij probeerden te brengen, vroeger, lang geleden, voordat we uit de Hemelse Tuin werden verdreven. Het waren grote lelijke bruten, met overal haar op ze, en enorme, harde handen - zes stuks, geloof ik - en wanneer ze maar een arm, weerloos meisje wisten te vangen, dan gingen ze…’ Tikki slikte. Haar gezicht was heerlijk rose. ‘Dan deden ze Vreemde Dingen met haar.’

‘Vreemde Dingen?’ piepte Elton. Tikki was net klaar met zijn laatste overhemdknoop. Ze pelde het kledingstuk af.

‘En ze hadden zo’n afschuwelijke macht over meisjes, dat volkomen lieve meisjes graag wilden dat ze Vreemde Dingen met ze deden. Zelfs nu is er nog altijd het gevaar dat een meisje tot Vreemde Manieren vervalt - bij voorbeeld dat ze droomt dat ze voor een Yukk vlucht, die haar met al zijn zes handen wil grijpen - en haar zelfs pakt…’ Tikki ademde diep in. ‘Daarom zijn de Yukks zo verschrikkelijk, en daarom, als er echt Yukks bestaan, en als één ervan ooit in de koepel wist te komen—’ Haar ogen schoten vuur van woede; haar neusgaten sperden zich trillend open. ‘-dan zou iedereen het vreselijke harige wezen in hele kleine stukjes scheuren voordat hij met zijn Vreemde Manieren zou kunnen beginnen!’

‘Hele kleine stukjes?’ stamelde Elton. Hij graaide zijn overhemd terug en trok het aan. Tikki’s ogen dwaalden naar zijn borst. ‘Jee, wat ben jij plat van voren,’ zei ze afgunstig. Ze hield haar handen onder haar luisterrijke borsten en keek er triest op neer. ‘Deze dingen zitten wél in de weg…’

Elton schuifelde achteruit naar de deur. ‘Ah… er schiet me net iets te binnen,’ wauwelde hij terwijl hij de deur openmaakte. ‘Waar hebben ze mijn vriendin naar toe gebracht? Ik moet hem-haar meteen spreken!’

‘O, ze zit hiernaast,’ zei Tikki. ‘Maar—’ Elton vloog naar de aangrenzende deur, bonsde erop, draaide de kruk om. De deur ging open. Hemdloos stak Boyle net zijn hand uit naar de gebruinde welving van de heup van zijn gastvrouw.

‘Nee!’ schreeuwde Elton. Boyle piepte van schrik en sprong een gat in de lucht. ‘Ik moet met je praten,’ siste Elton. ‘Privé!’

‘Kom, zeg, kan ‘t niet wachten?’ Boyles gezicht had een opgewonden kleur aangenomen. ‘Verroeste brutaal, vind ik dat, hier binnen komen stormen terwijl ik net bezig was om… om… vriendinnetjes te worden.’

‘Daar moet ik juist met je over praten.’ Elton keek naar Boyles kamergenootje, toen naar Tikki, die met een verbaasd gezicht in de deur stond. ‘Vinden jullie het erg, meisjes? Heel even maar?’ Hij loodste de meisjes naar buiten en deed de deur dicht. ‘Ik heb een ontdekking gedaan,’ begon hij.

‘Ik ook,’ grijnsde Boyle. ‘We hebben hier iets goeds aan de haak. En iedere nacht een andere. Als jij nu even rustig weg wilt huppelen, dan ben je een brave kerel-‘

‘Weet je wat ze met Yukks doen als ze ze vangen?’ vroeg Elton.

‘Ze aan stukken scheuren, zei Nid. Dat is mijn jongedame. Ze hebben even weinig op met bloedige Roden als-‘

‘Juist,’ zei Elton. ‘Ze scheuren ze aan stukken. Kleine, harige stukken.”En wat hebben wij daarmee te maken?’ ‘Een heleboel,’ zei Elton. ‘Wij zijn Yukks.’

Boyle zat op het bed en bette zijn gezicht met een kanten zakdoekje dat hij onder het kussen had gevonden. ‘Dat scheelde niet veel,’ zei hij. ‘Nog vijf minuten-‘

‘En je zou ontbloot hebben gestaan als de oude aartsvijand van het meisjesdom,’ vulde Elton aan.

‘Maar hoor ‘s, Nid vertelde dat ze hier al negenhonderd kringlopen wonen, wat dat ook voor jongens zijn.’

‘Negenhonderd en vijfenzestig,’ verbeterde Elton. ‘Die term zal wel op Jupiters baan om de zon slaan. Dus het is ongeveer… hmm… achtduizend tweehonderd jaar, Shrulpse tijd.’

‘Acht bloedige duizend jaren? Maar die Maandinges zei dat de bemanning net even naar buiten was gewipt.’

‘Klopt - ongeveer toen het ijs van Amerika afsmolt. Zijn waarschijnlijk op een collectie vroege koppensnellers of een zwervende hyaenodon gestoten. Ik ben bang dat de Maancomputer weinig of geen benul van de betekenis van tijd heeft.’

Boyle schudde verwonderd zijn hoofd. ‘Achtduizend jaar zonder Yukks? Bij de Zes Rivieren met Blauwe Modder, hoe krijgen ze dan verroeste baby’s?’

‘Ze zullen wel een voorraad bevroren sperma hebben — of misschien hebben ze een methode bedacht om zich ongeslachtelijk voort te planten.’

‘Hoe denk je dat dit beroerde gedoe begonnen is?’ Boyle keek verbijsterd. ‘Wat deze bende gansjes nodig heeft is een stevige mannenhand om orde op zaken te stellen. Ik heb veel zin om-‘

‘Om aan stukken te worden gescheurd? Alsjeblieft, Boyle, deze toestand moet heel omzichtig behandeld worden. We moeten hier weg - zoveel is duidelijk. En we hebben geen tijd te verliezen. Vroeg of laat zal iemand twee en twee bij elkaar optellen.’

‘En waarom ik niet?’ zei Boyle opeens vastberaden. ‘Laat Nid maar een nachtje of twee bij mij, dan denk ik dat-‘

‘Vreemde Manieren,’ zei Elton. ‘Zo noemen ze dat hier. Het zal allemaal wel begonnen zijn met een of andere ridicule feministenbeweging, ergens. De vrouwen ontwikkelden een manier om zich zonder mannen voort te planten en verklaarden zich onafhankelijk. Natuurlijk kwam er oorlog; die in de ruimte werd uitgevochten.’

‘Waarom in de ruimte? En hoe? Achtduizend jaar geleden waren er helemaal geen bloedige ruimteschepen.’

‘Kennelijk wel. Ik heb zelfs eens een verhandeling geschreven - maar goed. Omdat het vrouwen waren, zouden de meisjes niet op Aarde willen vechten, dat zou rommel geven - en bovendien zullen de belangrijke doelwitten wel buiten de planeet te vinden zijn geweest; de macht over de ruimtewegen was de sleutel tot de overwinning. En dus werd er een grote slag geleverd, en allebei de partijen roeiden elkaar vrijwel uit. De overlevende meisjes strandden hier op Callisto en bouwden deze veldkoepels en schermen om het restant van de Yukks van hun lijf te houden. En de Yukks, die nog maar één kapot schip over hadden, sloegen een beleg. Toen gingen ze dood - maar de meisjes hebben dat nooit gemerkt.’

‘Ik snap ‘t… en thuis was het grote verzoendag geblazen en iedereen vergat de hele heisa.’

‘Niet compleet; er is nog altijd een residu van vijandschap. Maar de economische uitputting als gevolg van de oorlog en de dood van grote aantallen belangrijke mensen betekende dat er van de cultuur maar heel weinig overbleef-en nu pas komen we weer terug op het peil van hun vroegere technologie.’

‘Goed, laten we zeggen dat je gelijk hebt; wat doen we nu? Wegglippen en teruglopen naar die Mobiele Affaire?’

‘We weten niet eens waar die staat - en de Yukks hebben ons trouwens aan de grond genageld, weet je nog? Zodra wij onder het defensieve scherm uitkomen doen we WamV

Boyle kauwde op zijn wang. Er daalde een sluwe uitdrukking over hem neer. ‘Maar zij schieten niet - als we ze laten weten dat we zelf Yukks zijn.’

‘Misschien,’ zei Elton peinzend. ‘We zouden het wel kunnen proberen.’

‘Dan maar meteen.’ Boyle liep naar de deur. Nid en Tikki kwamen binnen, twee slanke schepsels, even weinig van zichzelf bewust als een paar jonge antilopen.

‘Waar zitten jullie meisjes over te praten hierbinnen?’ vroeg Tikki. ‘Ik wed dat jullie een belangrijke boodschap van jullie Moeder hebben?’ zei Nid.

‘Eerlijk gezegd, ja. Natuurlijk is het heel geheim. Je mag het aan niemand vertellen,’ zei Elton. ‘Zelfs niet aan Moeder?’ ‘Wij vertellen Moeder alles,’ zei Nid.

‘Zelfs over jullie - Vreemde Gedachten?’ waagde El-ton.

Nid en Tikki bloosden een teer purper.

‘We zullen jullie twee in vertrouwen moeten nemen,’ zei Boyle plechtig. ‘Wij hebben lucht gekregen van een grote opmars die de Rooien van plan zijn. Het Hoge Opperbevel rekent op ons. We moeten terug naar onze reiswagen.’

‘Bedoel je - dat er echt Yukks zijn?’ Nids ogen waren groot van verwondering.

‘Absoluut,’ zei Elton knikkend.

‘Ik… ik voel me helemaal kriebelig van binnen.’ Tikki hield haar handen op haar maag.

‘Kan het niet tot morgenochtend wachten?’ vroeg Nid bezorgd. ‘Dat duurt nog maar een maand.”Nee, we moeten nu meteen gaan.’Zelfs zonder bad?’ ‘Beslist.’

‘Wat zijn jullie een dappere meisjes,’ zei Nid bewonderend. ‘Ik… ik durf niet mee,’ zei Tikki. ‘Ik ben bang dat ik-‘ Haar lip trilde. ‘Dat ik misschien… niet zo dapper ben.’ Ze barstte in tranen uit.

‘Daar, daar.’ Elton klopte onthutst op haar schouder. ‘Waar ben je bang voor? Wij zijn er toch bij.’ ‘Je weet niet wat een verschrikkelijk meisje ik ben,’ snuffelde Tikki. ‘Ik heb de hele tijd Vreemde Gedachten… en ik ben bang… dat ik… dat ik Moeder te schande zou… zou maken.’ Haar gesnik belette haar verder te gaan. Nid pakte haar hand. ‘Kom nou, Tikki, je bent niet de enige. Ik ken niet één meisje dat niet af en toe een Vreemde Gedachte heeft.’

‘M-maar ik heb ze de hele tijd…’ ‘Ik zal je een geheimpje verklappen: ik ook.’ ‘Maar ik geniet ervan!’

‘Wij beschermen je wel,’ zei Boyle. ‘Nu moet je die zoutwaterfabriek sluiten, want we moeten op pad.’

Tikki bette haar ogen en keek Boyle haatdragend aan. ‘Jij, jij bent het akeligste meisje dat ik ooit heb gezien,’ zei ze.

Elton kwam erbij en legde beschermend zijn arm op haar schouder. ‘Laat Tikki met rust, Boyle. Zie je niet dat ze van streek is?

Boyle mompelde wat. ‘Laten we wegwezen, Nid m’n grietje. Geen tijd te verspillen, weet je. Moeders wil is wet en al dat soort dingen.’

Nid deed de deur open en gluurde naar buiten. ‘De kust is veilig,’ zei ze. ‘Wat doe je, Tikki? Kom je mee?’

Tikki keek naar Elton op. ‘Ik ga mee,’ zei ze nog nasnuffelend. ‘Als jij belooft dat je… dat je een oogje op me houdt.’ ‘Ik zal mijn ogen niet van je afnemen.’

‘Goed. Dan voel ik me veilig.’ Ze kneep in Eltons hand. Ze stapten de kamer uit en begonnen de lange gang af te lopen.

Twintig minuten later rondde het viertal een fontein die in het donker stond te klateren, strompelde langs een heg van twee meter hoog en zag recht voor zich het blauwe licht van het Mobiele Commandocentrum.

Elton bleef staan. ‘Er zitten geen bewakers in, hoop ik?’ fluisterde hij. ‘Natuurlijk niet! Waarom zouden ze?’ zei Tikki op gewone toon.

‘Sst!’ waarschuwde Elton. ‘Dit is een supergeheime missie, weet je wel.’ Ze liepen naar de capsule die rustig en met open deuren stond te wachten.

‘Zo te zien is alles piekfijn in orde,’ zei Boyle. ‘Precies zoals we haar hebben achtergelaten.’

Elton boog zich naar hem toe. ‘Ga een paar meter terug met de meisjes. Ik zal proberen voor een wapenstilstand te zorgen.’

‘Okidoki.’ Elton klauterde in de cabine en ging zitten.

‘Ah… luister eens, Maancomputer, ik wil contact opnemen met het schip van de Yukks, een bericht aan hun computer geven. Of wat het ook is dat het schip bestuurt. Is dat te doen?’

‘Berichten kunnen overgeseind worden op de Yukkse golflengte.’

‘Goed. Zeg ze dat ik opstijg, en dat ze niet moeten schieten. Ik wil ze laten weten dat wij aan hun kant staan. Zeg ze dat wij Yukks zijn, net als zij, en dat-‘

‘HELP, HELP,’ krijste de metalen stem. ‘Yukks bezetten Mobiel Commandocentrum Tien-vierennegentig! Noodprocedure eenenveertig treedt in werking!’ Eltons stoel kantelde en keilde hem op het gras. Sissend en klikkend gingen de deuren dicht zodat het blauwe licht verdween. Een abrupt rinkelend geluid werd gevolgd door een kleine donderslag. Een windvlaag woelde door Eltons haar. De capsule was verdwenen.

‘Helse bellen!’ schreeuwde Boyle. ‘Wat heb ik nu aan m’n fiets hangen!’ Nid en Tikki stonden te staren. ‘Hij… vertrok zonder ons,’ zei Elton zwak. ‘Hoorde ik het… Yukks zeggen?’ vroeg Nid.

‘W-waar zijn ze?’ Tikki speurde in het rond. ‘Nu zijn we er geweest,’ kreunde Boyle. ‘Gestrand tussen deze Yukk-vretende vrouwen.’ ‘Wat zei je?’ wilde Nid weten.

‘Laat maar, lieveling. Een aardiger vriendinnetje dan jij kan een meisje als ik zich niet wensen. Wees nu een brave meid, ga ergens anders spelen en laat mij denken.’

‘Niet zo hard van stapel lopen, Boyle,’ zei Elton die weer opstond. ‘Geen paniek.’ Hij keerde zich naar de meisjes. ‘Tikki, hebben jullie toevallig nog ergens zo’n reiswagen als die van ons?’ vroeg hij hoopvol.

Het meisje schudde van nee. ‘Zo één heb ik nog nooit gezien.’

‘Hebben jullie een of ander soort… ruimteschip?’ vroeg Elton vertwijfeld. ‘Iets dat je kunt gebruiken om daarbuiten te reizen?’ Hij priemde met zijn vinger naar de nachtelijke hemel.

‘We hebben er één…’ zei Nid weifelend. ‘Maar-‘ ‘Meer hebben we niet nodig,’ zei Boyle actief. ‘Breng ons er gewoon even heen, dan ben je een bovenstebeste meid.’

‘Nou… wel een rare tijd om naar de kerk te gaan.’ In de verte hoorde Elton een schrille sirene. Iemand schreeuwde.

‘O hemeltje,’ zei Tikki. ‘Ze hebben ontdekt dat jullie zonder toestemming weg zijn, wil ik wedden. Moeder zal ontsteld zijn.’

‘Laten we vlug maar geruisloos naar het schip gaan,’ drong Elton aan. ‘Tenslotte mogen we onze missie niet vertragen, zeg nu zelf.’

‘Ik geloof dat we het beter aan Moeder kunnen vertellen,’ zei Nid bedenkelijk.

‘Geen tijd,’ zei Boyle. ‘Iedere minuut telt. Moeder begrijpt het wel, denk je niet, professor?’ ‘Daar ben ik bang voor. Schiet op!’

‘Deze kant op,’ zei Nid en glipte de schaduwen in met de anderen op haar hielen.

Voor hen doemde een immens grote piramide op waarvan de voet zich in het duister verloor. Elton hijgde nogal toen hij er arriveerde. Hij hoorde het rinkelen van bellen, de herhaalde kreet ‘Yukks!’ en het schelle loeien van een sirene.

‘Ze hebben het stevig te pakken,’ zei Boyle. ‘Hoe zouden we in dit bakbeest moeten komen?’

‘Waar zit de deur, meisjes?’ informeerde Elton terwijl hij door het duister tuurde.

‘Hier,’ riep Nid. Naast Elton rilde Tikki. ‘Ik vind het zo griezelig,’ zei ze. ‘Ik heb het gevoel dat de Yukks vlak naast ons staan.’

Boyle vloekte gedempt. ‘Pas op de onderste tree, professor; die is doorgerot.’ Elton hielp Tikki omhoog en volgde haar over de wankele houten treden. Toen hij door de brede toegang ging, stootte zijn laars tegen metaal.

‘Waar zit de brug, of de cockpit, of hoe jullie het ook noemen?’ vroeg Boyle met een schorre fluisterstem.

‘Bedoel je de Moederszetel?’ vroeg Nid. ‘Deze kant uit…’

Kreunend en steunend klauterden Elton en Boyle door nauwe trapkokers in het donker, stootten hun hoofd tegen lage schotten in de gangetjes en bliezen het stof uit hun neus.

“t Ruikt hier een beetje belegen,’ vond Boyle.

‘Het doet me denken aan de geur van het Koninklijk Vertrek in de piramide van Cheops,’ zei Elton.

‘We zijn er,’ zei Tikki. ‘Wat gaan jullie nu doen?’

Van beneden kwam een schreeuw, die beantwoord werd. Toen werd er mompelend gepraat.

‘Hoe doen we de sluisdeur dicht - de ingang?’ siste Elton.

‘Met die grote hefboom daar,’ zei Nid. ‘Ga je nu een dienst houden?’

Elton rukte de nauwelijks zichtbare hendel neer. Het metaal gromde. Beneden sneed een zware metalen kleng! de stemmen af.

‘Was er hier maar wat licht,’ zei Boyle.

Meteen floepte er een beverig geel schijnsel aan. Tikki stond met een grijns bij het regelbord waar her en der verspreide lampjes brandden. Elton liep er naar toe en staarde naar de instrumenten.

‘Tikki, begrijp jij dit allemaal?’ ‘O, natuurlijk. Dat hebben we allemaal op school gehad.’ ‘Hoe start je de motoren?’

‘O, hemeltje, we krijgen een dienst.’ Tikki keerde zich naar het bord en ratelde de controlelijst voor het aftellen af. Boyle kwam eraan met een dik boek. ‘Kijk hier ‘s, meneer: vast en zeker het logboek.’

‘Later,’ zei Elton. ‘Help hier ‘s een handje, Boyle. Dit is nogal gecompliceerd.’ Boyle luisterde even zwijgend.

‘Hou maar op, Tikki,’ zei hij toen. ‘Professor, dit is hopeloos. Er zou een beroerd genie voor nodig zijn om dit allemaal te leren in de tijd die we hebben. U begrijpt wat ons te doen staat, niet?’

Elton keek hem aan. Tikki had haar recital gestaakt en luisterde met grote ogen. ‘Je bedoelt?’ zei Elton.

‘Precies! Ze moeten mee. Kunnen ze toch niet meer uitlaten, zonder die bende beneden binnen te krijgen.’ ‘Maar - dat zou ontvoering zijn!’ ‘Tikki!’ riep Nid opeens schril. ‘Kijk!’

Tikki sprong op. Het andere meisje stormde op haar af, drukte haar een verbleekt en opgekruld stuk plastic in de hand. Elton rekte zich uit om het te kunnen zien.

ken je vijand! stond erboven. Met daaronder een duidelijke glansfoto van een naakte Yukk ten voeten uit.

Tikki keek van Elton naar Boyle, terug naar de foto. ‘Het… ziet… eruit… als de nieuwe meisjes,’ zei ze met een sidderende stem.

‘Kijk eens naar die platte borst,’ hijgde Nid. ‘En die magere heupen; en-en die…’

Beneden klonk een zwaar gebons. Boyle draaide zich snel naar Nid. ‘Luister goed, liefje, we hebben geen tijd

om je het hele verhaal uit te leggen. Breng gewoon die machien aan de praat, dan ben je een beste meid!’

‘Wij… wij moeten eigenlijk hulp gaan halen,’ hakkelde Nid.

‘Start het schip, Tikki,’ smeekte Elton. ‘Al zijn we dan Yukks, zulke monsters zijn we toch niet, vind je wel?’

‘Maar ik snap niet… ik bedoel, waarom-?’

‘Met die beroerde bende die naar onze hielen hapt daar beneden, me dunkt dat het verroeste duidelijk moet zijn!’ snauwde Boyle. ‘Jij zei dat je wist hoe je met dit ding moest omgaan! Aan de slag dan, anders gaan we allemaal naar de duvel en zijn mallemoer!’

‘Ik ben een slecht, verdorven meisje,’ zei Tikki zwakjes. ‘Ik zal het doen…’

Ze ging naar het regelbord, nam plaats op de stuurstoel, drukte knoppen in, zette schakelaars om; lampjes gingen aan en brandden sloom; wijzers zetten zich af van de stoppen; ergens klonk een droge klik. Tikki stond weer op.

‘Zo,’ zei ze. ‘Maar ik snap niet hoe je op zo’n moment aan een ritueel kunt denken…’

‘Wat voor ritueel? We willen gewoon zo vlug mogelijk vertrekken.’ Elton pakte Tikki’s hand. ‘Ik vind het heel naar om je zo te moeten kidnappen, lieveling, maar-‘

Tikki rilde en leunde tegen Elton. ‘Ik krijg maar steeds de Vreemdste Gedachten…’

Beneden dreunde een laatste bons door de romp. Een gepiep van weerbarstige scharnieren, toen geroezemoes van stemmen. Voeten roffelden op de traptreden.

‘Ze zijn binnen!’ Elton duwde Tikki naar het schakelbord. ‘Snel!’

Er verscheen een meisje in de deur. Boyle sprong er op af, wankelde achteruit toen ze hem een optater verkocht. Nog meer meisjes persten zich de cabine in; toen kwam er een zwaargebouwde vrouw van veertig of zo die met de handen in de heupen Elton en Boyle ging staan monsteren.

‘Dus jullie zijn Yukks,’ zei ze met een harde, diepe stem. ‘Veel soeps zijn jullie niet!’

Elton schoot op het bord af en drukte willekeurig knoppen in. Twee meisjes trokken hem weg.

‘Een godsdienstgek,’ constateerde de vrouw. ‘Nou, daar is het te laat voor. En trouwens, wat moeten jullie hier, Yukks die de kerk ontheiligen!’

‘De kerk? Zij zei dat het een schip was,’ stotterde Elton. ‘Het enige…’ Boyle kreunde. ‘Ik krijg het net door,’ zei hij. ‘Geen wonder dat er niets gebeurde toen Tikki met de piefjes friemelde. Dit moet het verroeste schip zijn waarin deze bende hier gekomen is, achtduizend jaar geleden.’

‘Zo wil de geschiedenis het,’ zei de kapitein. ‘En nu vort met de beentjes, jullie.’ Ze keek Tikki en Nid scherp aan. ‘Voor jullie zwaait er wat, meisjes. Jullie rol in deze escapade zal grondig worden uitgeplozen.’

‘Wij… wij hebben ze ontvoerd,’ zei Elton.

‘Je kan me nog meer vertellen. Jaja.’ De vrouw gebaarde met haar duim naar de bange meisjes. ‘Laat ze alle vier bewaken en breng ze naar de slaapvleugel. Ik denk zo dat de Moeder vannacht een Vonnis zal vellen.’

De Moeder lag languit in een zwaar beklede stoel met een doos rose en geel snoep bij haar ene elleboog en een schaal koekjes bij de andere. Een zware toga met geraffineerde ruches verhulde haar ampele vormen. Ze keek Elton streng aan.

‘Jokken tegen de Moeder,’ zei ze. ‘Jullie moesten je schamen, al ben je maar Yukks - en ik had nooit gedacht dat de Vijand er zo onbenullig uit zou zien.’

‘Ze zijn erger dan ze lijken,’ zei de kapitein van de wacht. ‘Kijk maar in wat voor toestand dit stel slappe grieten door hun toedoen is.’ Ze wees naar Tikki en Nid die er met afzakkende gezichtjes bij stonden.

Het gezicht van de Moeder verstrakte. ‘Ik dacht van begin af aan al dat er iets Vreemds aan ze was.’ De verzamelde aanwezigen - een paar honderd stuks, schatte Elton, van alle leeftijden - zuchtten als één meisje.

‘Stilte in de rechtszaal!’ bulderde de Moeder. ‘Dit is een hele duidelijke zaak. Deze twee zijn Yukks - dat zie je zo. Zij hebben twee vroeger in-keurige meisjes op het slechte pad geleid.’ Ze keek Nid en Tikki aan. ‘Jullie twee komen er makkelijk af; om de drie uur een koud bad, morgen en overmorgen; dan koelen die Vreemde Ideeën wel af.’ Ze wendde zich weer naar Elton en Boyle.

‘Wat jullie aangaat; er is maar één manier om met Yukks af te rekenen; jullie gaan de Kou in-‘ De menigte meisjes snakte naar adem. Ze roezemoesden. Tikki sprong naar voren.

‘Dat is echt afschuwelijk!’ riep ze. ‘Als zij de Kou ingaan, dan ga ik ook!’ Sterke meisjes sprongen bovenop haar en sleurden haar terug naar haar plaats. Nid zat in stilte te snikken. Boyle keek haar met een misselijk gezicht aan. ‘Ach, ach, meidje, wind je niet zo op.’ Elton schraapte zijn keel. ‘Wacht even, Moeder,’ zei hij luidkeels. ‘Voor u deze drastische stap neemt, vind ik dat er een paar dingen zijn die u moet weten.’

‘Wat? Wat? Wat zou een Yukk te vertellen kunnen hebben dat van belang is voor een Moeder?’ Elton vouwde zijn armen over elkaar en keek haar kalm en vol zelfvertrouwen aan.

‘Als u de anderen hier wegstuurt,’ zei hij vlot, ‘dan zal ik u even de Feiten des Levens vertellen.’ Elton luierde op zijn gemak in een diepe ligstoel die identiek was aan de zetel van de Moeder bij het Vonnis. Hij at grote broeikasdruiven die met één tegelijk in zijn mond werden gemikt door Tikki, terwijl nog andere meisjes zich om hem verdrongen.

De brede dubbele deuren van de kamer zwaaiden open. Boyle kwam binnen, geschoren, met krullen in zijn haar. Een sjieke korte tuniek wapperde tegen zijn dijen. Hij werd omspoeld door een kudde welgevormde meisjes die allemaal tegelijk klepperden. Twee renden vooruit en gooiden veelkleurige kussens op een hoop naast het brede zwembad dat in de vloer was verzonken.

‘Ik moet u de eer geven die u toekomt, professor,’ zei hij. ‘U ziet eruit als een bloedige oosterse potentaat. Hoe in naam van de Negen Poorten van Ishalik hebt u dat voor elkaar gebokst?’

Elton liet zijn neus krullen. ‘Ik geloof dat ze een beetje te geestdriftig met de parfumspuit zijn geweest, Boyle,’ zei hij vlot. ‘Verder zie je er goed uit.’

‘Dat ouwe kreng stond klaar om ons zonder oorwar-mers de koepel uit te mikken,’ zei Boyle. ‘We zouden al stijf bevroren zijn geweest voor we de kans kregen om te stikken. Wat heeft u tegen haar gezegd dat we opeens een hele potten-en pannenwinkel bij haar kunnen breken?’

‘Meisjes, laat ons alleen!’ wuifde Elton. ‘Geen nood, over een paar minuten mogen jullie weer terugkomen, liefjes.’

Ze vluchtten met verlangende blikken achterom. ‘En?’ zei Boyle.

‘Heel elementair, beste Boyle. Je hebt toch het grote aantal kamers in de slaapvleugel gezien? In onze vleugel alleen al waren het er een paar honderd, en ik heb minstens tien van die vleugels gezien-‘

‘Geen geleuter over bloedige architectuur. Voor de dag ermee!’

‘Dat doe ik juist. Er zijn hier maar zevenhonderd en vier meisjes - maar het gebouw is duidelijk ontworpen voor veel meer mensen. En de Moeder babbelde maar over de volte hier en wilde ons in een bezemkamertje stoppen.’

‘Dat was gewoon verroeste onaardig,’ vond Boyle.

‘Nee, het was belangrijk voor haar om ons de indruk te geven dat de koepel overkookte van de meisjes; de verschillende koepels kunnen niet zo goed met elkaar opschieten, begrijp je. Ze wilde niet dat vreemden merkten hoe hun aantal geslonken was.’

‘Nou, als het er te weinig zijn, dan is dat haar eigen beroerde schuld. Zij is vast degene die de bevolkingsaanwas regelt.’

‘Hmmm, ja - zoveel ze kan. Maar heb je gezien, Boyle, dat er geen kinderen zijn? Tikki en Nid zijn ongeveer eenentwintig; er zijn er een heleboel van die leeftijd. De volgende grote groep is rond de vijfenveertig. Dat is de vorige generatie, denk ik. Dan heb je nog een paar ouwe tantes. Maar er is geen nieuwe generatie, Boyle, en geen van de meisjes is zwanger.’ ‘Oftewel?’

‘Ze deden aan kunstmatige inseminatie - met bevroren spermacellen, allemaal met twee x-chromosomen. Zodat er alleen meisjes werden geboren. Maar een dikke twintig jaar geleden raakte de voorraad helaas op.’

‘Jasses! Dus-‘ ‘Precies. Na achtduizend jaar was het helemaal afgelopen - totdat wij arriveerden.’

‘Dus nu is het aan ons?’

‘Correct, meneer Boyle. Ik stel voor dat we een of andere evenredige verdeling uitwerken. Het moet ons meer dan een jaar bezighouden om alles af te werken, en dan beginnen we opnieuw.’

‘Natuurlijk,’ zei Boyle bedenkelijk, ‘betekent het wel dat we gestrand zijn.’

‘Niet voor eeuwig. Ik heb van de Moeder gehoord dat er hier heel uitgebreide bibliotheken zijn, welvoorziene laboratoria-‘

‘Wacht eens!’ Boyle leunde bezorgd naar Elton toe. ‘Die kleintjes die wij gaan verwekken: de helft ervan worden kleine Yukkjes!’

‘Uiteraard. Over een twintig jaar zijn de zaken hier normaal - en tegen die tijd zullen wij wel rijp zijn voor ons pensioen. We beginnen scholen, trainen een nieuwe generatie technici. Zij kunnen het oude schip repareren - of een nieuw bouwen. Wij neutraliseren het Yukkse schip, en keren terug op Aarde, in stijl, met zoveel technologie dat we te rijk worden om tegen te praten.’ Elton raapte een stoffig boek van de vloer.

‘Maar mijn grootste prijs is dit,’ zei hij. ‘Het journaal van het schip. Het geeft een uitstekend beeld van de prehistorie van de mens op Aarde, van ongeveer 15 000 vC tot aan de oorlog zevenduizend jaar later.’

‘Twintig jaar, hè?’ peinsde Boyle. ‘Maar luister eens, professor, er schiet me net iets te binnen! Die ouwe tante had alleen maar een monster van één van ons hoeven te nemen - daar zouden miljoenen zaadcellen in zitten.’

‘Maar dat wist zij niet, Boyle - dus blijft dat ons kleine geheimpje, ja?’

‘Ik geloof dat u in de roos schiet, professor,’ riep Boyle uit. ‘Vertel ze nooit alles wat je weet.’

‘Juist,’ zei Elton. ‘En in de tussentijd handelen we onze zaken af… één voor één.’