Buitentijds
Stevig vastgebonden op de gecapitonneerde versnellingsbank in de commandocel van de extrasolaire verkenningsmodule, zette luitenant-kolonel Jake Vanderguerre zich schrap tegen het waarschuwend borrelende gevoel hoog in zijn borst, de lichte, aarzelende speldeprik van folterende pijn die zich tegen hem aan kon slingeren als een witheet aambeeld. Die verdomde illegale hartpillen raakten blijkbaar hun uitwerking kwijt; het was nog geen zes uur geleden dat hij zich volgestopt had voor deze missie… Naast hem trok kapitein Lester Teal een van zijn fraai gewelfde wenkbrauwen op. ‘Bent u in orde, kolonel?’ ‘Prima.’ Vanderguerre hoorde hoe nerveus zijn stem klonk. Om het te verbergen knikte hij naar het vijfentwintig centimeter brede scherm waarop de gave trekken van kolonel Jack Sudston van Mission Control op Luna in enthousiaste kleuren stonden te gloeien. ‘Ik wou dat die zak ophield met zaniken. Hij maakt me zenuwachtig.’ Teal gromde. ‘Laat Soapy zijn reclametekstje nou maar oplepelen, Jake,’ zei hij. ‘Zo meteen krijgen we die zin over het toegewijde personeel van de unsa; en misschien is er zelfs wel tijd om gauw even Stella en Jo te noemen, de toegewijde vrouwtjes die alles volgen.’ ‘…rapporteren dat de module zich nu in de primaire positie bevindt en in conditie G,’ vertelde Sudston opgewekt. ‘Gereed voor de eerste bemande test van het magnetische torsieschip: Hij glimlachte uit het scherm; zijn ogen, die gevestigd waren op een spiekkaart buiten beeld, keken niet helemaal recht in die van Vanderguerre. ‘En nu een paar woorden van Van en Les, live uit de MTA-module, in een baan om de zon, op vier minuten drieënvijftig seconden voor de sprong.’
Vanderguerre drukte met zijn duim op de zendknop. ‘Roj, Mission Control Luna,’ zei hij. ‘Les en ik staan bijna te steigeren. Het is een prachtige kleine, uh, module, Jack. Heel aardig uitzicht van hier. We hebben de Aarde in het vizier, kunnen net de halvemaan ervan zien. Wat Luna betreft, jullie zien er allemachtig klein uit vanaf hier, Jack.
Niet veel helderder dan goeie ouwe Sirius. mta-module sluiten.’
‘Terwijl wij wachten flitsen de woorden van Van en Les naar ons toe met de snelheid van het licht.’ Sudstons stem vulde het zendhiaat op. ‘En zelfs met die fantastische snelheid - tien keer per seconde om de wereld heen - kost het een volle achtentwintig seconden om - maar hier komt Vans draaggolf nu…’
‘Roj, Mission Control.’ Vanderguerre luisterde naar zijn eigen stem die heruitgezonden werd naar het televisiepubliek op Aarde.
‘Naar de hel met al die kermistrucjes,’ zei hij. ‘We hadden de afgelopen twee uur op ieder moment de schakelaars kunnen omgooien.’
‘Maar dan had Soapy het grootse spektakel niet live in de vroege avond kunnen uitzenden,’ hielp Teal hem ironisch herinneren.
‘Spektakel,’ snoof Vanderguerre. ‘Een controle van het vermogen van dit apparaat op maar een fractie van een procent. Wij zitten bovenop een krachtcentrale die in éen seconde meer energie kan aftappen dan de mensheid in de hele geschiedenis in totaal heeft verbruikt. En wat doen we ermee? We zetten weer eens een babypasje in de ruimte.’
‘Kalm maar.’ Lester Teal trok zijn mondhoek op. ‘Je wilt toch geen mensenlevens op het spel zetten met voortijdige experimenten, of wel?’
‘Ooit van Columbus gehoord?’ gromde Vanderguerre. ‘Of de gebroeders Wright, of Lindbergh?’ ‘Ooit gehoord van een vent die Gocking heette?’ pareerde Teal. ‘In achttien-zoveel maakte hij een parachute van riet. Ging in een ballon omhoog en probeerde hem uit. Hij werkte niet. Ik herinner me nog wat er in die ouwe krant stond die ik zag: “Mr. Cocking werd gevonden in een veld bij Lea, letterlijk aan stukken geslagen.”’ ‘Ik neem mijn hoed af voor mr. Gocking,’ zei Vanderguerre. ‘Hij probeerde het tenminste.’
‘In de negenenzestig jaar na het eerste maanstation is er geen enkel dodelijk ongeluk gebeurd dat rechtstreeks op rekening van het programma geschreven kan worden,’ zei Teal. ‘Wil jij de eerste zijn die een vlek maakt op onze conduitestaat?’
Vanderguerre lachte snuivend. ‘Ik was de eerste op Callisto, Teal. Wist je dat? Het staat allemaal opgetekend -samen met de baseball-cijfers en de gemiddelde jaarlijkse regenval in Centralia, Kansas. Dat was achttien jaar geleden.’ Hij stak zijn hand uit, liet hem over het blinkende oppervlak van de regelpaddestoel glijden. ‘En wat dan nog als de koets onder ons uit elkaar spat?’ zei hij tegen zichzelf. ‘Niemand leeft eeuwig.’
‘…drieënvijftig seconden en het aftellen gaat door’ zong Sudstons stem in de stilte die volgde op Vanderguerres opmerking. ‘Het monitorpaneel zegt — Ja, het komt eraan, het is conditie-G over de hele linie, de mission is go, alle systemen functioneren zonder haperen, dank zij de vakkennis van het toegewijde personeel van de unsa, om min achtenveertig seconden en het aftellen gaat door…’ Teal draaide zijn hoofd met moeite tegen de druk van het tuig in naar Vanderguerre en keek hem aan. ‘Stoor je niet aan mij, jongen,’ zei de oudste van de twee. ‘We voeren ons kikkersprongetje uit, wachten tien minuten om de banden te laten draaien, en vluchten dan weer naar huis voor het schouderklopje, zoals het goede teamgenoten betaamt.’
‘Nog vijftien seconden en bezig met tellen’ intoneerde Sudstons stem. ‘Veertien seconden. Dertien…’ De handen van de twee mannen bewogen zich in een zelfverzekerde en goed getrainde volgorde: gereed-hefboom neer en vast. ontsteking-hefboom neer en vast. ‘…Vier. Drie. Twee. Een. Spring.’
Tegelijkertijd klapten de twee mannen de grote, gekoppelde, witte schakelaars neer. Een snel stijgend gezoem, een gevoel van groeiende druk…
Teal schudde het duizelige gevoel van zich af dat hem als een tol in de rondte had laten draaien toen de torsie-aan-drijving het scheepje naar de diepe ruimte had geslingerd; hij greep zijn stoelleuningen beet, vechtend om de misselijkheid en de angst te onderdrukken die de climax van een lancering altijd begeleidden.
Alles is in orde, zei hij fel tegen zichzelf. Er kan niets mis gaan. Over drie uur zit je weer aan boord van unsa Negen
en leggen een dozijn doktoren het rommelen van je buik vast. Ontspan je toch…
Hij dwong zich achterover te leunen; hij deed zijn ogen dicht, liet zijn vertrouwde omgeving op zich inwerken, de veiligheid van de omringende schaal van titaanschuim. Nu was alles in orde. Hij wist wat hij in ieder denkbaar noodgeval moest doen. Gewoon de juiste routine volgen. Zo eenvoudig was het. Dat was het geheim dat hij lang geleden had geleerd, toen hij voor het eerst besefte dat het militaire leven hem op het lijf geschreven was; het geheim dat hem zijn reputatie van kalmte had bezorgd als hij oog in oog met het gevaar stond: moed betekende dat je wist wat je te doen stond.
Hij deed zijn ogen open en controleerde de wijzerplaten met snelle, geoefende precisie, en keerde zich daarna naar Vanderguerre. De oudere officier zag er bleek en ziek uit.
‘Tweeënveertig miljoen mijl afgelegd, plus of min een half miljoen,’ zei Teal. ‘Verstreken tijd: nul komma nul nul nul seconden.’
‘Mama mia,’ zei Vanderguerre. ‘We zitten op een wonder, knaap!’
De stem die uit de commandoluidspreker kwam was een gefluisterd gekraak.
‘…dat de module zich nu in de primaire positie bevindt, en in conditie G’ beweerde Sudstons door de afstand vervormde beeld. ‘Gereed voor de eerste bemande test van het magnetische torsieschip…’
‘We hebben Soapy’s uitzending ingehaald,’ zei Teal. ‘Alle goden, Teal,’ zei Vanderguerre. ‘Ik vraag me af wat deze kar allemaal kan. Wat hij écht kan!’ Teal voelde dat zijn hart begon te bonzen. Hij wist wat er komen ging terwijl hij naar Vanderguerre keek. Vanderguerre keek terug, nam hem scherp op. Zag Teal daar een berekenende blik, een schattende uitdrukking? Dacht hij na over Teal, en zijn veel geroemde lef? ‘Wat je daarnet zei over vlekken maken op de conduitestaat.’ Vanderguerres stem klonk kalm en nonchalant. ‘Denk je er werkelijk zo over, Les?’
‘Heb je het over eventueel afwijken van de geplande missie?’ Teal liet zijn stem effen klinken. ‘We zouden de autosequens moeten loskoppelen en herprogrammeren,’ zei Vanderguerre. ‘Het zou vier minuten duren voor Soapy er iets van merkte. Ze zouden ons niet tegen kunnen houden.’
‘Roj, Mission Control Luna’ knetterde Vanderguerres stem, doorgeseind vanaf de maan. ‘Les en ik staan bijna te steigeren…’
‘De bediening is gekoppeld,’ voegde Vanderguerre eraan toe. ‘We zouden het samen moeten doen.’ Zijn blik kruiste die van Teal en hield hem even gevangen. Toen wendde hij zijn ogen af. ‘Vergeet het,’ zei hij vlug. ‘Jij bent jong, je hebt nog een hele carrière voor je, een gezin. Het was een krankzinnig idee -‘
‘Ik daag je uit,’ snoerde Teal hem ruw de mond. ‘Ik doe mee.’
Zeg nee, bad een stem in zijn binnenste. Zeg nee, en zorg dat ik niet hoef.
Vanderguerres tong raakte zijn lippen aan; hij knikte. ‘Mooi zo, jongen. Ik dacht dat je het niet in je had.’
‘Ik heb het viziersysteem op Andromeda vastgezet,’ zei Vanderguerre. De pijn was er nog, klaar om toe te slaan -en de sprong had niet bepaald geholpen. Maar hij hield het nog wel een poosje, zo lang als nodig was. Dat móést…
‘Hoeveel energie?’ vroeg Teal.
‘Alles,’ zei Vanderguerre. ‘We geven gas op de plank. Kijken wat hij kan.’
Teal drukte knoppen in, codeerde instructies in het paneel.
‘unsa Station Negen heeft zo juist bevestigd dat de dnb-bel-X modale naar de baan van Mars is verplaatst.’ De opgewonden stem van kolonel Sudston klonk opeens luider, helderder, nu de grote schotelantenne op de maan was gedraaid en zijn bundel op de nieuwe positie van het experimentele schip richtte. ‘Van, laat eens wat van je horen!’
‘Je hoort nog van ons,’ zei Vanderguerre. ‘Je krijgt meer dan genoeg te horen.’
‘Paneel ingesteld,’ zei Teal formeel. ‘Gereed voor de sprong, meneer.’
‘Van en Les hebben hun handen vol op dit moment, bezig met het uitvoeren van de geplande experimenten aan boord van het W£A-schip’ babbelde de stem van het scherm. ‘Momenteel zijn ze twee eenzame mannen, meer dan veertig miljoen mijl van huis…’
‘Laatste kans om van gedachte te veranderen,’ zei Vanderguerre.
‘Jij kunt je terugtrekken als je wilt,’ zei Teal strak. ‘Springen,’ zei Vanderguerre. Twee paar handen drukten snel schakelaars neer. Het gierende geluid rees tot een ijl gezoem. Een gevoel van druk dat steeds sterker werd, steeds sterker…
Het bewustzijnsverlies viel over Vanderguerre heen als een stalen deur
Deze keer, besefte Teal, was het erger - veel erger. Onder hem ging zijn stoel omhoog, kantelde voortdurend voor-en achterover. Een misselijk gevoel roerde zich in zijn maag, bracht een klamme laag zweet op zijn voorhoofd. Zijn botten schenen te resoneren op het allesdoordringende gejammer van de torsiestuwing.
Toen was het opeens stil. Teal haalde diep adem, deed zijn ogen open. Het commandoscherm was leeg, werd alleen verlicht door de snelle kleine flitsen van ruis. De instrumenten -
Teal staarde, star van schrik. De mp-schaal stond op nul; de plaatsbepaler zwierf doelloos over het rooster; de Rteller wees negatief aan. Er klopte niets van. Door de sprong moest iedere zekering in de module zijn doorgeslagen. Teal keek op naar de doorzichtige koepel. Duisternis. Ononderbroken, immens.
Teals handen kwamen onwillekeurig in beweging om de instrumenten weer in te stellen voor de sprong naar het beginpunt. Hij bedwong zich en draaide zich naar Vanderguerre.
‘Er is iets naar de knoppen. Alle schermen zijn uitgevallen -‘ Hij hield abrupt op. Vanderguerre lag slap in de stoel. Zijn mond hing halfopen, zijn gezicht had de gelaatskleur van een dode
‘Vanderguerre!’ Teal gleed uit zijn tuig en greep de pols van de oudere man. Van een polsslag viel niets te merken.
Zweet druppelde in Teals ooghoek.
‘De bediening is gekoppeld,’ zei hij. ‘Jake, je móét wakker worden. Ik kan het niet in mijn eentje. Hoor je me, Jake? Word wakker!’ Ruw schudde hij aan de slappe arm. Vanderguerres hoofd bengelde op zijn borst. Teal controleerde de leefaanwijzers op de schouders van de bewusteloze man. Zijn hartslag was zwak, onregelmatig, zijn ademhaling oppervlakkig. Hij leefde nog - maar net. Teal viel half terug in zijn stoel. Hij dwong zich diep adem te halen, opnieuw, en weer. Langzaam ebde zijn paniek weg.
Goed. Ze hadden een verdomd stomme stunt uitgehaald en er was iets fout gegaan. Een paar dingen waren fout gegaan. Maar dat betekende nog niet dat het niet allemaal weer prachtig voor elkaar zou komen, als hij zijn hoofd maar koel hield en de regels opvolgde. Eerst moest hij iets aan Vanderguerre doen. Hij haalde de zeer geavanceerde medikit uit zijn klemmen in de nis terwijl hij zich dwong voorzichtig en nadrukkelijk te handelen, zoals hem geleerd was. Een voor een maakte hij de draden van de diagnostische monitor vast aan de contacten op Vanderguerres pak.
Veertien minuten later bewoog Vanderguerre zich en deed zijn ogen open.
‘Je raakte buiten westen,’ zei Teal vlug, maar toen beheerste hij zich weer. ‘Hoe voel je je?’ Hij dwong zich kalm te spreken. ‘Best… in orde. Wat…?’
‘We hebben de sprong gemaakt. Er ging iets verkeerd. De schermen zijn uit; de comverbinding ook.’ ‘Hoe… ver?’
‘Ik weet het niet, zeg ik toch!’ Teal hoorde de hysterische klank in zijn stem en klemde zijn kaken hard op elkaar. ‘Ik weet het niet,’ herhaalde hij kalmer. ‘We springen nu weer terug. Het enige wat we hoeven te doen is het spoor terugvolgen met omgekeerde instellingen -‘ Toen hij besefte dat hij zichzelf moed zat in te spreken, hield hij abrupt zijn mond.
‘Moeten onze… positie bepalen,’ hijgde Vanderguerre. ‘Anders - alles voor niets.’
‘Dat kan de pot op,’ snauwde Teal. ‘Jij bent ziek,’ ging hij verder. ‘Je hebt een dokter nodig.’
Vanderguerre deed zijn uiterste best om zijn hoofd ver genoeg op te heffen om naar het paneel te kunnen kijken. ‘De instrumenten zijn dol geworden,’ zei Teal. ‘We moeten -‘
‘Heb je de stroomkringen gecontroleerd?’
‘Nog niet. Ik had het druk met jou.’ In stilte vervloekte
Teal de verdedigende klank van zijn stem.
‘Controleer ze.’
Teal gehoorzaamde met zijn lippen stijf op elkaar. ‘Alle systemen G,’ meldde hij.
‘Mooi zo,’ zei Vanderguerre, zwak maar kalm. ‘De stroomkringen zijn warm, maar de schermen laten niets zien. Dat moet betekenen dat iets ze afschermt. Laten we eens een kijkje nemen. Gebruik de rechtstreekse kijkers.’ Teals handen beefden toen hij zijn kijker naar zich toe haalde. Hij vloekte onhoorbaar, stelde het instrument in. Een bleek gloeiend rechthoekig raster, onder een scherpe hoek naar buiten gericht, vulde het blikveld: een van de uitstekende stralingsvlakken van de module. De lens was in ieder geval schoon. Maar waarom was de hemel erachter volkomen zwart? Hij draaide de kijker voorbij het raster. Een verblindend licht voorwerp zwom in beeld, langwerpig, wazig en met onduidelijke randen. ‘Ik heb iets,’ zei hij. ‘Voorbij de bakboordwaaier.’ Hij bestudeerde de ovale lichtveeg - ongeveer een meter breed, schatte hij, en misschien vijfentwintig meter van hem vandaan.
‘Kijk eens naar stuurboord,’ zei Vanderguerre. Teal draaide de kijker en vond een nieuw voorwerp, anderhalf maal zo groot als het eerste. Aan de ene kant ervan hingen twee kleinere, onregelmatige vormen. Tegen het felle licht inturend stelde Teal de filter van de kijker in. De heldere halo die het grootste voorwerp aan het zicht onttrok vervaagde. Nu kon hij details onderscheiden, een patroon van wervelend, klonterend licht, dat in twee spiraalarmen wegboog van een centrale kern -
Het besef van waarnaar hij keek overspoelde Teal met een verlammende schok.
Vanderguerre staarde naar de vorm van licht. De stalen pen in zijn borst was even vergeten.
Andromeda - en de Grote en Kleine Magellaanse Wolken. En die andere, de kleine! De Melkweg, hun eigen galaxis.
Wel alle donders!’ Teals rauwe stem schokte hem. ‘Zelfs als we halverwege Andromeda zitten - een miljoen lichtjaar - dan zou het nog alleen maar een boogseconde moeten onderspannen! Dat ding daar ziet eruit alsof je je hand kunt uitsteken en het aanraken!’
‘Zet de camera’s aan, Les,’ fluisterde hij. ‘Laten we een opname maken —’
‘Laten we ‘m smeren, Vanderguerre!’ Teal klonk onbeheerst. ‘Mijn God, ik had nooit gedacht -‘ ‘Dat had niemand,’ zei Vanderguerre rustig. ‘Daarom moeten we het allemaal vastleggen, Les -‘ ‘We hebben genoeg! Laten we teruggaan! Nu!’ Vanderguerre keek Teal aan. De jongere man was bleek en zijn ogen stonden wild. Hij was ernstig in de war. Maar dat kon je hem niet kwalijk nemen. Een miljoen lichten in éen sprong. Daar ging de lichtbarrière, achter de geluidsbarrière aan. ‘Nu,’ herhaalde Teal. ‘Voordat…’
‘Jaa,’ wist Vanderguerre uit te brengen. ‘Voordat je met een lijk op je dak zit. Je hebt gelijk. Goed. Stel maar in.’ Hij leunde zwak achterover in zijn stoel. Zijn borst leek opgezwollen tot reusachtige proporties, doorregen met felle bogen van pijn die als gedempte ontploffingen pulseerden. Het kon nu iedere seconde gebeuren. Het aambeeld wankelde, klaar om te vallen. En de dubbele bediening eiste dat er twee man aanwezig waren om de module langs zijn koerslijn terug te laten springen. Er was geen tijd te verspillen.
‘Paneel ingesteld,’ beet Teal. ‘Gereed voor de sprong.’ Vanderguerre stak zijn handen uit naar de instrumenten; de stalen pen boorde zich in zijn borst. ‘Spring,’ hijgde hij, en ramde de schakelaars omlaag -Het withete aambeeld trof hem met ondraaglijke kracht.
Teal schudde zijn hoofd, knipperde met zijn ogen tot de mist verdwenen was; begerig overzag hij het paneel. Er was niets veranderd. De instrumenten vermeldden nog steeds niets; het scherm was grijs.
‘Vanderguerre - het werkte niet!’ Teals keel voelde aan alsof hij met een touw werd ingesnoerd toen hij naar de roerloze gedaante in de andere stoel staarde. ‘Jake!’ schreeuwde hij. ‘Je mag niet dood zijn! Nog niet! Dan zit ik hier vast! Jake! Word wakker! Word wakker!’ Als van grote afstand hoorde hij zijn eigen stem krijsen; maar hij was machteloos, kon er niet mee ophouden…
Vanuit immense diepten zwom Vanderguerre omhoog, kwam uit op een heftige zee van pijn. Hij bleef een poos liggen, naar adem snakkend, zijn geest leeggewist, afgezien van de strijd van seconde tot seconde om in leven te blijven. Na een hele tijd werd de pijn minder; moeizaam draaide hij zijn hoofd. Teals stoel was leeg.
Wat betekende dat? vroeg Vanderguerre zich voor de twintigste keer af. Wat was er gebeurd? Ze waren gesprongen, hij had gevoeld dat de voortstuwing vat kreeg op het schip -
En Teal. Waar voor de donder was Teal? Hij had niet uit de module kunnen stappen; het was een verzegelde eenheid. Niets kon eruit, zelfs geen afval, tot de technici van unsa 9 hem opensneden…
Maar hij was verdwenen. En daarbuiten hingen nog altijd Andromeda, omvangrijk als een wastobbe, en de Melkweg. Het was onmogelijk, allemaal. Zelfs de sprong. Was het allemaal een droom, de fantasie van een stervende?
Nee. Vanderguerre wees het idee van de hand. Er is hier iets gebeurd. Iets dat ik niet begrijp - nog niet. Maar ik heb gegevens - een paar, in ieder geval. En ik heb hersens. Ik moet de situatie overzien, deducties maken, tot een handelwijze besluiten.
Van ergens sprong een zin in Vanderguerres geest: ‘Ruimte is een eigenschap van materie.’
En waar er geen materie was, zou er… ruimteloosheid zijn.
‘Natuurlijk,’ fluisterde hij. ‘Als we er even over hadden nagedacht, dan hadden we ons gerealiseerd dat de mta geen theoretische limiet heeft. We gaven plankgas - en de kromme dook van de grafiek af. Het smeet ons helemaal uit de Melkweg, in een gebied waar de materiedichtheid een ion per kubiek lichtjaar is. Helemaal tot aan het eind van de ruimte: het doodlopende einde. Geen wonder dat we niet verder gingen - en dat we niet terug kunnen springen. Nul is alleen een speciaal geval van oneindig. En verder kunnen we niet gaan, al reisden we eeuwig door…’
Zijn oog viel op Teals lege stoel. Ja - tot zover klopte alles prachtig. Maar waar was Teal? Hoe verklaart Vanderguerres theorie van de negatieve ruimte dat grapje? Opeens laaiden er vlammen op in zijn borst. Hij verstijfde, zijn adem was in zijn keel afgesneden. Weg met de theorie. Nu ging het gebeuren. Geen twijfel aan. Drie keer en uit. Vreemd dat het zo moest eindigen, zo ver weg in ruimte en tijd van alles waarvan hij had gehouden. De bankschroef in zijn borst sloot zich; de vlammen sprongen hoger, verteerden het heelal in een rafelige gloed…
Vanderguerre stond op een grindpad naast een meer. De dag was net aangebroken en er lag een kille mist over het water. Achter de nevelige rij bomen aan de overkant rees een heuvel op met hier en daar gebouwen. Hij herkende het tafereel meteen: het Berylmeer. En de datum: 1 mei 2007. Het was allemaal even duidelijk alsof het pas gister was geweest, in plaats van twintig jaar geleden. Het kleine skihotel, nu verlaten omdat het zomer was, de bloemen op tafel, de picknicklunch, door de kelner in een mand gepakt, met de fles rosé die onder het witte servet uitstak…
En Mirla. Hij wist, al voor hij zich omdraaide, dat zij daar zou staan, glimlachend zoals hij zich haar herinnerde, al die jaren lang…
De muziek speelde hard en Teal hield zijn glas op om het te laten bijvullen, blij met het lawaai, met de drukke mensenmassa, met het meisje dat dicht bij hem stond, haar veeleisende borsten stevig tegen hem aan. Even leek een spookherinnering van een andere plek aan zijn geest te plukken - een dringend visioen van ontzettende eenzaamheid, van een angst die hem overweldigde als een golf die op het strand breekt - hij drong de gedachte terug.
Wijn morste uit zijn glas. Het gaf niet. Teal dronk diep, liet het glas uit zijn hand vallen, keerde zich om, zocht hongerig de mond van het meisje.
‘Van - is er iets verkeerd?’ vroeg Mirla. Haar glimlach was in een bezorgde blik veranderd.
‘Nee. Niets,’ wist hij uit te brengen, ‘t Is een hallucinatie! zei een stem in zijn hoofd. En toch is het echt - even echt als het leven ooit is geweest…
Mirla legde haar hand op zijn arm en keek hem in zijn ogen.
‘Je bleef zo abrupt staan - en je ziet er… bezorgd uit.’ ‘Mirla… er is iets vreemds gebeurd.’ Vanderguerres ogen gingen naar de bank naast het pad. Hij loodste haar erheen en zonk erop neer. Zijn hart klopte sterk en rustig. ‘Wat is er, Van?’
‘Een droom? Of… is dit de droom?’ ‘Vertel het me.’
Dat deed hij.
‘Ik was daar,’ besloot hij. ‘Maar een oogwenk geleden. En nu - ben ik hier.’
‘Het is een vreemde droom, Van. Maar het Is maar een droom. En dit is echt.’
‘Werkelijk, Mirla? Al die jaren dat ik getraind heb, waren die ook een droom? Ik weet nog altijd hoe ik een Mark ix moet koppelen met negen ons reactiemassa. Ik ken de wiskunde - de geur van het koelmiddel als er een pijp breekt onder hoge zwaartekracht - de namen van de mannen die de eerste plaat op Pluto zetten, de eerste groep die op Ceres landde, en -‘
‘Van - het was maar een droom! Je hebt die dingen gedroomd -‘
‘Welke dag is het?’ viel hij haar in de rede. ‘Eén mei -‘
‘Eén mei, 2007. De dag dat de hoofdkoepel op Marsstation Een in de lucht vloog en twaalf technische mensen stierven. Een ervan wasMayfield, de agronoom!’Vanderguerre sprong overeind. ‘Ik heb nog geen krant gezien, Mirla. Dat weet je. We hebben de hele avond gewandeld.’ ‘Bedoel je - je denkt -‘
‘Laten we een krant gaan halen. Het nieuws moet nu elk ogenblik bekend worden!’
Ze liepen het pad af, door het park, over een verlaten straat; tien minuten later, uit de open deur van een nachtrestaumaat, schetterde een tv-toestel: ‘…zo juist ontvangen via relaisstation Bellerophon. Onder de doden zijn kolonel Mark Spencer, commandant van de Marsbasis -‘
‘Dat is een vergissing,’ zei Vanderguerre. ‘Hij was gewond, maar herstelde weer.’
‘…dr. Gregor Mayfield, befaamd om zijn werk op het gebied van woestijnecologie…’ ‘Mayfield!’ hijgde Mirla. ‘Van - jij wist het!’ ‘Ja.’ Vanderguerres stem was opeens vlak. ‘Bij afwezigheid van materie bestaat er geen ruimte. Tijd is een functie van ruimte; het is het medium waarin de dingen gebeuren. Zonder ruimte kan er geen beweging zijn - en geen tijd. Alle tijd wordt éen. Ik kan daar zijn - of hier…’
‘Van!’ Mirla klampte zich aan zijn arm vast. ‘Ik ben bang! Wat betekent het?’
‘Ik moet terug.’ ‘Terug…?’
‘Begrijp je het niet, Mirla? Ik kan mijn schip niet in de steek laten, mijn copiloot - het programma waaraan ik mijn leven besteed heb. Ik kan niet toezien dat ze de mta als mislukking afschrijven - een flop waarin twee mensen stierven! Het zou de laatste zwakke vonk doden waarop het programma steunt!’
‘Ik begrijp het niet, Van. Hoe kun je - teruggaan naar een - droom?’
‘Ik weet het niet, Mirla. Maar ik moet. Ik moet het proberen.’ Hij maakte zijn arm los, zag haar in het gezicht.
‘Vergeef me, Mirla. Er is hier een wonder gebeurd. Misschien…’ Haar nog aankijkend sloot hij zijn ogen, stelde zich de commandocel aan boord van de mta voor, herinnerde zich de druk van het tuig over zijn lichaam, het duizelige gewichtloze gevoel, de stank van de kleine cabine, de pijn…
…de pijn stak hem als een versplinterde lans. Hij deed zijn ogen open, zag de lege stoel, de grijze schermen. ‘Teal,’ fluisterde hij. ‘Waar ben je, Teal?’
Teal keek op. Een oude man drong door de menigte naar zijn tafeltje.
‘Kom mee, Teal,’ zei de oude man.
‘Loop naar de duivel!’ snauwde Teal. ‘Ga weg, ik ken je niet en ik wil je niet kennen!’ ‘Kom mee, Teal -‘
Teal sprong overeind, griste de wijnfles van tafel, sloeg hem neer op het hoofd van de oude man. Deze viel; de menigte deinsde terug; een vrouw krijste. Teal staarde neer op het lichaam…
…Hij zat aan het stuur van een auto, een lage, stug verende bom die onder zijn voet vooruit schoot, sneller, steeds sneller. De weg ontrolde zich voor hem, kronkelde langs de flank van een berg. Verderop hingen slierten mist boven de weg. Opeens stond daar een man, op de weg, die zijn hand opstak. Teal zag een glimp van een streng, gegroefd gezicht, grijs haar -
De slag wierp de man tien meter in de lucht. Teal zag het lichaam neerstorten tussen de boomtoppen op de helling beneden de weg op hetzelfde moment dat de auto door de vangrail schoot…
…de muziek uit de balzaal was hier op het dek maar net
te horen. Teal leunde op de reling, zag de lichten van
Lissabon verglijden over het spiegelende water.
‘Het is prachtig, Les,’ zei de slanke vrouw in de zomerjurk naast hem. ‘Ik ben blij dat ik gekomen ben…’
Een oude man kwam op Teal toelopen, geluidloos over het dek.
‘Kom met me mee, Teal,’ zei hij. ‘Je moet terugkomen.’ ‘Nee!’ Teal deinsde achteruit. ‘Ga weg, verdomme! Ik kom nooit meer terug!’
‘Je moet, Teal,’ zei de grimmige oude man. ‘Je kunt het niet vergeten.’
‘Vanderguerre,’ fluisterde Teal schor. ‘Ik heb je daar achtergelaten - in de module - ziek, misschien stervend. Alleen.’
‘We moeten hem terugbrengen, Teal. Jij en ik zijn de enigen die weten hoe het moet. We kunnen het niet laten lopen, Teal. Dat zijn we het programma schuldig.’ ‘Naar de duivel met het programma,’ snauwde Teal. ‘Maar jij. Jou was ik vergeten, Jake. Ik zweer het, ik was je vergeten.’
‘Laten we nu teruggaan, Les.’
Teal likte zijn lippen af. Hij keek naar het slanke meisje dat haar knokkels tegen haar gezicht drukte, naar hem staarde. Zijn ogen gingen terug naar Vanderguerre. ‘Ik kom uit eigen vrije wil, Jake,’ zei hij. ‘Ik ben gevlucht - maar ik kwam terug. Zeg ze dat.’
‘Niet… veel… tijd,’ fluisterde Vanderguerre terwijl hij slap in zijn stoel lag. ‘Genoeg… voor een laatste… poging. Hierbuiten… kan de mta het niet zelf… We moeten… helpen.’ Teal knikte. ‘Ik weet het. Ik kon het niet onder woorden brengen, maar ik weet het.’
‘Baan om de zon,’ fluisterde Vanderguerre. ‘Eén microseconde na de sprong.’
‘Jake - ik denk er net aan! Die sprong is je dood!’ ‘Gereedmaken voor sprong.’ Vanderguerre was nauwelijks te horen. ‘Springen!’
Hun hunden reikten naar voren; schakelaars klapten neer. Machtige krachten grepen het heelal beet, wrongen het binnenstebuiten.
‘…dat de module zich nu in de primaire positie bevindt en in conditie G,’ knetterde de zwakke stem van kolonel Sudston uit het scherm.
Teal keek naar Vanderguerre. Het lichaam lag vredig in de stoel, het gezicht glimlachte flauw. Teal drukte de zendknop in. ‘mta aan Mission Control,’ zei hij. ‘Sprong voltooid. En ik heb de tragische eer om de dood van luitenant-kolonel Jacob Vanderguerre tijdens de uitoefening van zijn plicht te melden…’
…Hij wist, al voor hij zich omdraaide, dat zij daar zou staan, glimlachend zoals hij zich haar herinnerde, al die jaren lang.
‘Van - is er iets verkeerd?’ vroeg Mirla. ‘Niets,’ zei Vanderguerre. ‘Niets in dit heelal.’