Cocon

Sid Throndyke negeerde zijn ademhaler om een diepe zucht te slaken.

‘Wauw!’ zei hij, terwijl hij overschakelde naar het privé-kanaal van zijn vrouw. ‘Dat was een straffe dag op het Kantoorkanaal.’

De contactschermen die op zijn oogballen aangebracht waren bleven leeg: Cluster was uit. Ongeduldig drukte Sid met zijn tenen op de console om de kanalen te controleren: Licht, Medium en Diep Programma; Autohypno; Lichte en Diepe Narco; vier, zes en acht man Sociaal Samenzijn; en ten slotte, in zichzelf mompelend, Psychan. Clusters identiteitssymbool verscheen op zijn schermen.

‘Ben je daar,’ zei hij lijdend. ‘Weer Psychan. Na een dag hard werken verwacht je op zijn minst dat je vrouw op je kanaal is afgestemd -‘

‘O Sid; er is zo’n verrukkelijke nieuwe analist. Een nieuw model. Hij doet zoveel voor me, hij is werkelijk verrukkelijk…’

‘Ik weet het,’ mopperde Sid. ‘Die orgasme-associatietechniek. Je blijft erover horen. Ik zou denken dat je in contact wilde blijven met de Programma’s, zodat je op de hoogte blijft; maar je bent zeker weer de hele dag met Psychan verbonden geweest - terwijl ik me de kop schroeide op Kantoor.’

‘Kom, Sid; heb ik je avondeten niet geprogrammeerd en alles?’

‘Um.’ Verzoend tastte Sid met zijn tong naar de etenshef-boom, liet de slappe plastic pijp in zijn mond glijden. Hij zoog een mondvol zachte pasta naar binnen -‘Cluster! Je weet dat ik een hekel heb aan Groenpap. Je

had op zijn minst een lekkere Prote-sim of een Sucromoes kunnen kiezen…’

‘Sid, je moet echt eens op Psychan inschakelen. Het zou je zo’n goed doen…’ Haar subvocale stem stierf weg uit de koptelefoon. Sid snoof, koos een dubbele Prote-sim èn een Sucromoes en maakte zich kwaad dat ‘t zo lang duurde. Hij slobberde zijn avondeten naar binnen, zonder zelfs maar te merken hoe rijk en dik het van consistentie was, en toen, in een iets betere stemming, schakelde hij naar het lichte Programma.

Het was weer goed, moest hij toegeven; de echtgenoot was een aangeboren psychopathisch minderwaardige man die zijn gezin in weelde kon laten leven dank zij een reeks ongelooflijke ongelukken. Je moest wel grinniken toen zijn zelfmoordpoging op het laatste moment mislukte, nadat hij al dat bloed verloren had. Die uitdrukking op zijn gezicht toen ze hem weer bij bewustzijn brachten… Maar op de een of andere manier was het niet voldoende. Sid koos medium; dat was niet veel beter. Het diepe Programma dan misschien.

Sid keek een paar minuten met groeiend ongeduld. O ja, je moest het de Programmamensen wel nageven; de diepe Programma’s waren heel diep, dat wel. Het was behoorlijk subtiel, zoals die vrouw het geld in handen kreeg dat haar man had gespaard en het opmaakte aan een vakantiereis voor haar chihuahua; het had echt een sociale inhoud, te diepzinnig voor de meeste mensen. Maar net als de rest van de Programma’s was het historisch. Ja, met de ouderwetse achtergronden van vroeger had je een hoop ruimte voor actie. Maar waarom nu niet eens iets dat nauwer verband hield met de huidige situatie? Tegenwoordig, ook al leidden de mensen de rijke, gevulde levens die door Vitale Programmering verzorgd werden, er ontbrak toch iets. Misschien was het gewoon een soort atavistische behoefte aan grove lichamelijke inspanning. Een paar avonden tevoren had hij een discussie over dit onderwerp bekeken op de gebruikelijke vier-man koppeling op woensdagavond met de jongens. Toch was het met zijn spiertonus best in orde. Hij had een hoop geld uitgegeven voor een microkramp-aansluiting om samen met het Narcokanaal te gebruiken…

Dat was iets om te onthouden. Sid had het niet zo op Narco begrepen; te synthetisch, zoals hij de jongens had uitgelegd. Ze hadden de opmerking niet kunnen waarderen, maar wel onthouden. Waarschijnlijk waren het allemaal Narcofans. Maar wat dan nog, ieder had recht op een paar eigen denkbeelden.

Sid stemde af op het Narcokanaal. Het was een traditionele seksfantasie, waarin de bekende kleurloze held herhaaldelijk de aanvallen van naar coïtus strevende meisjes moest afslaan. Het werd keurig opgevoerd, met meer dan genoeg actie, maar net als de Programma’s speelde het in een van die lang vervlogen historische omgevingen. Sid schakelde verder met een subvocaal gegrom. Het was niet veel beter dan Clusters orgasme-associatie behandelingen.

Plet gestileerde identiteitssymbool van de Pubinf-omroe-per flitste aan op Sids scherm, resonerend met de onpersoonlijke stem van de officiële omroeper: ‘…reden tot ongerustheid. CentProg verklaart dat de controle binnen het uur hersteld zal zijn. In de sectoren ten noorden van het Stadscentrum ondervindt men mogelijk enig ongemak tengevolge van vibratie, maar de situatie zal spoedig genormaliseerd worden. En nu een paar woorden over de voedselsituatie.’

Een hartelijke, glibberige stem nam het over: ‘Zeg eens, beste lieden, heeft u er wel eens aan gedacht over te schakelen op Groenpap? Groenpap is nu verkrijgbaar in een groot aantal rijke smaken, die natuurlijk allemaal even voedzaam zijn, iedere slok afgeladen met het soort moleculen dat uw spijsvertering laat swingen op het tempo van de Programma’s van vandaag die vrolijker zijn dan ooit - en de stimulerende Narco-en sociale kanalen van vandaag ook!

‘Beginnend met het Eerste Eten morgen krijgt u de gelegenheid waar u naar gesnakt heeft om Groenpap te proberen. Ouderwets voedsel als Prote-sim en Sucromoes

blijft natuurlijk leverbaar, waar buitengewone omstandigheden dat wettigen. En nu -‘

‘Wat nou?’ subvocaliseerde Sid. Hij drukte met zijn teen tegen de herhalingstoets en luisterde nogmaals. Toen priemde hij een woedende teen naar de afstemsleutel en schakelde over naar Psychan.

‘Cluster!’ blafte hij tegen het identiteitspatroon van zijn vrouw. ‘Heb je die onzin gehoord? Een of andere idioot in Pubinf zit te zemelen dat iedereen Groenpap krijgt! Bij God, dit is een vrij land. Ik wil iemand wel eens zien proberen -‘

‘Sid,’ klonk Clusters stem zwak en smekend. ‘Toe nou, Sid…’

‘Verdomme, Cluster…!’ Sid hield op met praten, kuchte, slikte. Zijn keel stond in brand. In zijn opwinding had hij gevocaliseerd! Het besef kalmeerde hem. Hij moest zich beheersen. Hij had zich gedragen als een beest… ‘Cluster, lieveling. Onderbreek als je zo vriendelijk wilt zijn je behandeling. Ik moet met je praten. Nu. Het is belangrijk.’ Verduiveld, als ze nu niet op zijn kanaal overschakelde -

‘Ja, Sid.’ Clusters stem klonk enigszins bezorgd. Sid vermoedde half en half dat ook zij vocaliseerde… ‘Ik was naar Pubinf aan het luisteren,’ zei hij, zich bewust van de waardigheid van de opmerking. Hij was geen Narcoverslaafde, maar een volwassen denkende luisteraar naar een serieus kanaal als Pubinf. ‘Ze raaskallen dat ze Prote-sim gaan afschaffen. Nog nooit zulke onzin gehoord. Heb jij er iets over gehoord?’ ‘Nee, Sid. Je weet toch dat ik nooit -‘ ‘Ja! Dat weet ik. Maar ik dacht dat je misschien iets gehoord had…’

‘Sid, ik ben de hele dag onder behandeling geweest - behalve de tijd die ik besteed heb aan het programmeren van je avondeten.’

‘Je kunt Prote-sim in buitengewone omstandigheden krijgen, zeiden ze! Ik vraag me af wat dat moet betekenen? Ik ben al jaren een Prote-sim man…’

‘Misschien doet het je goed, Sid. Iets nieuws…’ ‘Nieuws? Wat ter wereld moet ik met iets nieuws? Ik heb een comfortabele routine, goed uitgebalanceerd, creatief. Ik voel er niets voor dat een of andere dikkop van de regering mij vertelt wat ik eten moet.’ ‘Maar Groenpap is misschien erg goed; opbouwend of zo.’ ‘Opbouwend? Waar heb je het over? Ik kijk regelmatig naar sport; en vergeet mijn microkramp-aansluiting ook niet! Hah! Ik ben een zeer fysiek ingesteld man, als we het daarover hebben!’

‘Ik weet het, Sid, ik bedoelde niet… ik bedoelde alleen, dat een beetje afwisseling misschien…’ Sid zweeg. Hij dacht na. Afwisseling. Hmmmmm. Daar zat misschien iets in. Misschien zat hij inderdaad in de sleur, een beetje.

‘Cluster,’ zei hij opeens. ‘Weet je, het is eigenlijk gek; ik heb het contact met de buitenwereld enigszins verloren. O, ik bedoel niet wat belangrijke zaken betreft. Ik bedoel, ik stem zelden of nooit op Narco af, en trouwens ook niet op Hypno. Nee, maar het is tenslotte al behoorlijk lang geleden, geloof ik, sinds we… uh, je weet wel… het lichamelijke contact opgaven.’

‘Sid! Als je afschuwelijk gaat doen schakel ik meteen weer over op mijn Psychan -‘

‘Ik wilde niet persoonlijk worden, Cluster. Ik dacht alleen … Gossie, hoe lang geleden is het sinds we voor het eerst in contact traden met CentProg?’

‘Ooo… ik heb geen idee. Dat was zo lang geleden. Ik zie niet wat voor verschil het maakt. Hemeltje, Sid, het leven is tegenwoordig zo rijk en vol -‘

‘Begrijp me niet verkeerd. Ik zeg niet dat ik wil veranderen, of zo iets idioots. Ik vroeg het me alleen maar af. Begrijp je wel.’

‘Arme Sid. Als je maar wat meer tijd kon besteden aan die zalige kanalen als Psychan, en je niet met dat vervelende ouwe Kantoor hoefde te bemoeien…’

Sid grinnikte subvocaal. ‘Als man heb je behoefte aan het gevoel dat je iets presteert als je je werk doet, Cluster. Ik zou me niet gelukkig voelen als ik me de hele tijd met Programma’s ontspande. En ten slotte is Indexeren belangrijk werk. Als wij mannen ermee ophielden, wat zou er dan van CentProg worden, hè? Hè?’ ‘Daar had ik nog niet aan gedacht, Sid. Het is zeker wel heel belangrijk.’

‘Nou en of, meisje. Ze hebben de computer nog niet gebouwd die kan Indexeren - of Waardeoordelen of Kritiek kan leveren. Het zal nog wel even duren voor de mens door de machine vervangen wordt.’ Sid grinnikte weer. Cluster was af en toe toch nog zo’n kind. Toch was het al lang geleden. Vreemd, dat je helemaal niet veel aan tijd dacht, onder Vitale Programmering. Tenslotte was je programma zo vol, je had geen tijd om over het verleden te piekeren. Je glipte uit Droom-stim, at een snel ontbijt (Groenpap, bah! Dat zou hij nog wel eens zien!), dan over naar het Kantoorkanaal. Zo bleef je actief, totdat het tijd was om op te houden. Dan avondeten met Cluster, en pal daarna de avond vol Programma’s, Samenzijns, Narco’s - net wat je wilde. Maar hoe lang was het al aan de gang? Al heel lang, dat moest wel. Gemeten in, bijvoorbeeld, jaren, zoals de mensen vroeger de gewoonte hadden om te denken. Jaren en nog eens jaren. Ja, nou en of. Jaren en nog eens jaren.

Opeens voelde Sid zich onbehaaglijk. Hoe lang duurde het al? Hij was ongeveer achtentwintig geweest - moeizaam kwam de term boven - achtentwintig, toen hij en Cluster elkaar voor het eerst ontmoetten. Toen kwam de eerste trouwdag een wilde avond was dat geweest, met de vrienden die tv kwamen kijken. En toen was de Vitale Programmering ontwikkeld. Hij en Cluster waren een van de eersten geweest die zich aanmeldden. God, wat was het al lang geleden. Tv. Zitten. Stel je voor. De gedachte deed hem huiveren. Krom zitten in ruwe stoelen, zo maar in de open lucht. Met andere mensen om je heen - met hun gezichten en alles zo maar zichtbaar. Staren naar een schermpje van een paar decimeter. Hoe hadden de mensen het ooit uitgehouden? Maar het hing er eigenlijk helemaal van af wat je gewend was. De mensen konden zich aanpassen. Ze moesten wel, wilden ze onder die primitieve omstandigheden in leven blijven. Dat moest je die antiekelingen wel nageven. Hij en Cluster hadden behoorlijk geluk gehad dat ze in de tijd leefden toen de Vitale Programmering ontwikkeld werd. Zij konden het contrast in hun eigen leven waarnemen. Terwijl de jongere mensen, aan de andere kant — ‘Sid,’ klonk Cluster opeens klaaglijk, ‘mag ik nu doorgaan met mijn behandeling?’

Sid schakelde haar geërgerd uit. Cluster stelde geen belang in zijn problemen. Ze was tegenwoordig zo in beslag genomen door een Psychan dat ze zelfs niet verstandig over de Programma’s kon praten. Nou, Sid Throndyke was er de man niet naar zich op zijn kop te laten zitten. Hij raakte de foonschakelaar even aan, gaf een nummer. Een telefonist antwoordde. ‘Ik wil het Pubinf-kantoor spreken.’

Een ogenblik was het stil. Toen zei een stem op de band: ‘Dat nummer is niet beschikbaar.’

‘Niet beschikbaar, onzin! Ik wil met ze praten! Wat is dit voor onzin dat Prote-sim afgeschaft wordt?’ ‘Die informatie is niet beschikbaar.’

‘Luister,’ zei Sid, die zich met moeite wist te beheersen. ‘Ik wil spreken met iemand in Pubinf -‘ ‘Dat nummer is nu beschikbaar.’

Een onbekend identiteitspatroon verscheen op Sids schermen.

‘Ik wil inlichtingen over deze geschiedenis met het eten,’ begon Sid.

‘Dit is een tijdelijke maatregel,’ zei een gekwelde stem. ‘Te wijten aan de noodtoestand.’

‘Wat voor noodtoestand?’ Sid staarde strijdlustig naar het patroon. Voor zijn ogen begon het te trillen, bijna onmerkbaar. Een ogenblik later voelde hij duidelijk een trilling via het vormaansluitende plastic van de cocon. ‘Wat…!’ hijgde hij, ‘wat was dat?’

‘Er is geen reden tot ongerustheid,’ zei de stem van Pubinf. ‘U zult volledig op de hoogte worden gehouden via de gebruikelijke -‘

Een tweede schokgolf rommelde door de cocon. Sid hapte naar adem. ‘Wat is er voor de donder aan de hand…?’ Het patroon van Pubinf was verdwenen. Sid knipperde naar de lege schermen, schakelde toen over naar zijn monitorkanaal. Hij moest met iemand praten. Cluster zou woedend zijn dat hij weer onderbrak, maar -‘Sid!’ schraapte Clusters stem door Sids koptelefoon. Nu was ze toch beslist aan het vocaliseren, dacht hij wild. ‘Ze onderbraken gewoon!’ huilde Cluster. ‘Net toen ik toe was aan mijn climax —’

‘Wie?’ wilde Sid weten. ‘Wat is er aan de hand? Wat zit je te ijlen?’

‘En nog niet eens een identiteitspatroon, nee,’ jammerde Cluster. ‘Sid, het was een — een - gezicht.’ ‘Wa -‘ Sid schrok ervan. Hij had Cluster nog nooit obscene taal horen gebruiken. Het moest ernstig zijn. ‘Kalmeer,’ zei hij. ‘En vertel me nu precies wat er gebeurd is.’

‘Dat zeg ik toch: een - gezicht. Het was verschrikkelijk, Sid. Op het Psychankanaal. En hij schreeuwde -‘ ‘Wat?’

‘Ik weet het niet. Iets van “Naar buiten”. O, Sid, ik ben nog nooit zo vernederd…’

‘Luister, Cluster,’ zei Sid. ‘Stem jij nou maar fijn op Nar-co af, en rust wat. Ik zal dit wel afhandelen.’ ‘Een gezicht,’ snikte Cluster. ‘Een groot, gemeen, harig gezicht -‘

‘Dat is genoeg!’ snauwde Sid. Met een ongeduldige houw van zijn teen kapte hij Clusters identiteitspatroon af. Soms leek het wel of vrouwen genoten van obsceniteit…

Wat nu? Hij was beslist nog niet van plan om in de Groenpap-affaire te berusten, en nu dit weer: een eerzame, getrouwde vrouw die pal in haar eigen cocon beledigd werd. De boel ging naar de donder. Maar hij zou er snel wat aan doen. Met een resolute draai van zijn enkel flipte Sid het politiekanaal aan. ‘Ik wil een aanranding melden.’

De politie-identiteit verdween opeens. Een ogenblik lang bleven Sids contactschermen leeg. Toen verscheen er een gezicht.

Sid zoog lucht naar binnen, zonder van zijn ademhaler gebruik te maken. Dit was het politiekanaal niet. Het gezicht staarde hem aan, de mond bewoog: een bleek gezicht, met haren uit zijn holle wangen, ingevallen lippen over tandeloos vlees. Toen kwam het geluid aan, midden in een zin: ‘…om jullie te waarschuwen. Luister dan toch, idioten! Jullie zullen hier allemaal sterven! Het is al aan de noordkant van de stad. De grote barrièremuur houdt het nog, maar -‘

Het scherm werd even grijs, toen verscheen het politiepatroon weer.

‘De voorafgaande onderbreking werd veroorzaakt door omstandigheden buiten controle van CentProg,’ zei een opgenomen stem rustig. ‘De normale diensten worden nu hervat.’

‘Politie!’ schreeuwde Sid. Hij vocaliseerde weer, maar wat donderde dat! Als fatsoenlijk burger nam hij met een hoop genoegen, maar -

Het scherm flikkerde weer. Het politiepatroon verdween. Sid hield zijn adem in -

Er verscheen weer een gezicht in beeld. Sid was er zeker van dat dit een ander was. Het was nog hariger dan het vorige, maar de wangen waren niet zo ingevallen. Murw geschrokken keek hij toe toen de mond openging -‘Luister,’ zei een schorre stem. ‘Iedereen die me hoort, luister. We overstemmen deze keer alle kanalen - hopen we. Dit is onze laatste poging. We zijn maar met een paar. Het was niet makkelijk om hier te komen - en de tijd is op. We moeten opschieten.’

De stem zweeg terwijl de man zwaar ademhaalde en slikte. Toen vervolgde hij:

‘Het is het ijs; het komt op ons af, en snel ook, een afschuwelijk grote gletsjer. De muren houden het niet lang meer. Of de stad wordt van de kaart geveegd, of hij wordt bedolven. Hoe dan ook, iedereen die blijft is er geweest.

‘Luister; makkelijk zal het niet zijn, maar jullie moeten het proberen. Probeer niet naar beneden te gaan. Onder kun je er niet uit vanwege de sneeuw. Ga naar boven, naar de daken. Dat is jullie enige kans - je moet naar boven gaan.’

Het beeld op Sids contactschermen trilde heftig, en verdween toen. Enkele ogenblikken later voelde Sid een beving - deze keer was het heftiger. Zijn cocon leek aan hem te trekken. Even was hij zich bewust van het rukken van honderd contactjes die met zijn huid verbonden waren, honderd kleine geleiders die in verbinding stonden met zenuwbanen -

Een bijna verstikkende golf van claustrofobie overspoelde hem. Het heelal scheen hem te verpletteren terwijl hij zich niet verroeren kon, hulpeloos was als een rups die begraven was in een immense mierenhoop -De schok trok voorbij. Sid kreeg langzaam weer vat op zichzelf. Zijn ademhaler werkte onregelmatig, poogde zich aan te passen aan zijn verwarde ademhalingsimpulsen. Zijn borst deed pijn van de spanning. Hij tastte met een teen, stemde af op Clusters patroon. ‘Cluster! Voelde je dat? Alles stond te schudden…’ Er kwam geen antwoord. Sid riep opnieuw. Geen antwoord. Negeerde ze hem, of -Misschien was ze gewond, alleen en hulpeloos -Sid vocht zich kalm. Paniek was niet nodig. Stem af op CentProg, meld de storing. Hij voelde met zijn trillende tenen, drukte de toetsen in…

Het kanaal van CentProg was donker, levenloos. Sid staarde er ongelovig naar. Het was niet mogelijk. Hij schakelde wild over naar het lichte Programma -Alles was hier normaal. De echtgenoot viel van de trap, zodat zijn nieuwe camera verbrijzelde… Maar dit was niet de tijd om erbij betrokken te raken. Sid wipte naar de medium en diepe Programma’s: alles normaal. Misschien kon hij nu de politie krijgen -Mei Goldfarbs patroon flikkerde aan. Sid schakelde hem in. ‘Mei! Wat is er allemaal aan de hand? Mijn God, die aardbeving -‘

‘Het bevalt mij niks, Sid. Ik heb het gevoeld, hier in de Zuidsector. Het… uh… gezicht zei Noordsector. Jij zit daar. Wat heb jij -‘

‘Mijn God, ik dacht dat het dak instortte, Mei. Het was afschuwelijk! Luister, ik probeer de politie te pakken te krijgen. Bel me later nog eens, hè?’ ‘Wacht, Sid; ik maak mij -‘

Sid kapte hem af, wipte naar het politiekanaal. Als die verdorven schoft nog eens zijn smoel vertoonde -Het politiepatroon lichtte op. Sid verzamelde zijn gedachten. Eerst het belangrijkste…

‘Die aardbeving,’ zei hij. ‘Wat is er aan de hand? En die maniak die zijn gezicht heeft laten zien. Mijn vrouw -‘ ‘De voorafgaande onderbreking werd veroorzaakt door omstandigheden buiten controle van CentProg. De normale diensten worden nu hervat.’

‘Waar heb je het over. NIETS is buiten controle van CentProg -‘

‘De voorafgaande onderbreking werd veroorzaakt door omstandigheden buiten controle van CentProg. De normale diensten worden nu hervat.’

‘Nou heb ik genoeg van die verdomde onzin! Wat doen jullie aan die dolleman die zijn blote gezicht laat zien? Hoe weet ik of hij niet -‘

‘De voorafgaande onderbreking werd veroorzaakt door omstandigheden buiten controle van CentProg. De normale diensten worden nu hervat.’

Sid staarde verbijsterd naar zijn schermpjes. Een stem op een band! Een kluit in het riet! Moest hij daar genoegen mee nemen? Wel, bij God, hij had een contract…

Mels code flitste weer aan. Sid schakelde hem in. ‘Mei, dit is verdomme een schandaal. Ik belde het politiekanaal en weet je wat ik kreeg? Een ingeblikte mededeling -‘ ‘Sid,’ viel Mei hem in de rede. ‘Denk je dat het iets te betekenen heeft? Ik bedoel die… uh… kerel met het… uh… gezicht. Dat wat hij zei over weggaan, en de gletsjer die de stad bedelft.’

‘Wat?’ Sid staarde naar Mels patroon, en poogde iets te begrijpen van wat hij zei. ‘Gletsjer?’ zei hij. ‘Wat bedelven?’

‘Je hebt hem toch gezien, niet? Die gekke kerel, die op alle kanalen doorkwam. Hij zei dat het ijs de stad van de kaart zou vegen…’

Sid dacht terug. Dat verdomde obscene gezicht. Hij had niet echt geluisterd naar wat het stond te raaskallen. Maar het was iets over weggaan… ‘Zeg dat nog eens, Mei.’

Mei herhaalde de waarschuwing van de man met het blote gezicht. ‘Denk je dat het iets betekende? Ik bedoel, met die schokken en alles. En de politie is niet te krijgen. En ik heb net geprobeerd op Pubinf af te stemmen en ik kreeg een ingeblikte stem, net als jij…’ ‘Het is idioot, Mei. Het kan niet…’

‘Ik weet het niet. Ik heb een paar van de jongens proberete bellen, maar ik kom er niet door…’

‘Mei,’ vroeg Sid opeens, ‘hoe lang duurt het al? Ik bedoel, hoe lang geleden is het sinds CentProg alles regelt?’

‘Wat? O God, Sid, wat een vraag. Ik weet het niet.’

‘Al heel lang, hè, Mei? In die tijd kan er buiten een boel gebeurd zijn.’

‘Mijn contract -‘

‘Maar hoe weten we dat? Ik praatte daarnet met Cluster; we konden het ons niet herinneren. Ik bedoel maar, hoe moet je zoiets schatten? We hebben onze routine, en alles rolt verder, en niemand denkt aan zulke zaken als… buiten. En dan, opeens…’

‘Ik probeer Pubinf nog eens,’ zei Mei. ‘Het bevalt me niks -‘

Mei was weg. Sid trachtte na te denken. Pubinf probeerde je met een bandopname af te schepen, net als het politiekanaal. CentProg… misschien was het nu in orde… CentProg was nog altijd donker. Sid staarde naar de lege schermpjes toen een nieuwe schok zijn cocon heftig deed trillen. Sid snakte naar adem, probeerde kalm te blijven. Het ging wel over; er was niets aan de hand, het kon gewoon niet…

De trillingen werden sterker, steeds sterker. Zware, harde schokken joegen de lucht uit Sids longen, rukten pijnlijk aan armen, benen, nek en kruis…

Het duurde lang voor de misselijkheid over was. Sid lag moeizaam te ademen, worstelde tegen de duizeligheid. De pijn - ergens hielp het wel. Het hielp om zijn hoofd helder te houden. Er was iets mis, iets helemaal mis. Hij moest nadenken, juist handelen. Het hielp niet als hij in paniek raakte. Als er maar geen nieuwe aardbeving kwam…

Iets nats spetterde tegen Sids halfopen mond. Hij trok zijn hoofd weg, spoog automatisch het kleverige spul uit, snoof -

Het was Groenpap die uit de etenspijp gutste. Sid wendde zijn gezicht af, voelde de koele semivloeistof tegen de cocon spatten, zich verbreiden, over de randen slobberen. Er was iets gebroken…

Sid tastte met zijn tong naar de uitschakelaar, kokhalzend van de stroperige rommel die over zijn gezicht vloeide. Natuurlijk werd zijn huid niet echt geraakt, behalve zijn lippen; de cocon beschermde hem. Maar hij voelde de dikke massa ervan, vermengd • met de vloeistof die de plastic cocon ondersteunde. Hij voelde het heel duidelijk, terwijl het onder hem stroomde, en hem omhoog dwong toen het hydrostatisch evenwicht verstoord werd. Met een schok van pijn voelde Sid dat een stel neurocontacten langs zijn ruggegraat strak kwam te staan. Hij klemde zijn tanden op elkaar, onderging een brandende pijn toen de contacten zich losrukten.

De halve wereld werd koud en donker. Sid was zich slechts vaag bewust van de druk op zijn gezicht en borst toen hij tegen het dak van de cel werd geduwd. Alle gevoel was nu uit zijn benen verdwenen, van zijn linkerarm en zijn rug. Zijn linker contactscherm was leeg, blind. Kreunend van inspanning deed Sid zijn uiterste best om een teen uit te strekken en het noodsignaal te activeren -Hopeloos. Zonder de spierversterkers zou het hem nooit lukken. Zijn benen waren dood, verlamd. Hij was hulpeloos.

Hij probeerde te schreeuwen, stikte bijna, vocht geruisloos in de smorende cocon, nu niet langer een euforisch liefkozende tweede huid maar een dood, klam gewicht dat hem gevangen hield. Hij wentelde zich om, voelde hoe ongebruikte spieren verkrampten van inspanning, raakte de hefboom aan die de gezichtsplaat regelde. Het was lang geleden dat Sid de plaat voor het laatst had losgemaakt. Vroeger had hij de reputatie gehad van fanatieke buitenlucht-liefhebber - maar dat was - hij wist niet hoe lang geleden. De hefboom was star. Sid vocht ertegen. Hij gaf mee. Plotseling verminderde de druk toen de Groenpap door de opening naar buiten sopte. Sid daalde omlaag van het dak van het hokje, voelde zijn cocon de bodem raken.

Lange tijd bleef hij liggen, verdoofd door pijn en schrik, zelfs zonder te denken, wachtend tot de kwelling zou afnemen…

Toen begon het jeuken. Het drong door zijn verdoofde geest heen, maakte dat hij koortsachtig begon te bewegen om aan het onbehagen te ontsnappen. Toen de rugcontacten losscheurden, ontstonden er tientallen spleetjes in de cocon; een kleverig mengsel van het dragende waterbad en Groenpap sijpelde naar binnen en irriteerde zijn tere huid. Sid kronkelde, probeerde uit alle macht te krabben -en ontdekte dat wonderbaarlijk genoeg zijn linkerarm nu reageerde. De motorieke zenuwen, die verdoofd waren door de elektroneurale sijpelstroom via de contacten, herkregen de beheersing over de spieren. Zwakjes bereikte Sids tastende hand zijn gloeiende heup — en krabde aan de gladde schede van plastic.

Hij moest eruit. De cocon was een benauwende nachtmerrie, een dood omhulsel dat afgeworpen moest worden. De gezichtsplaat was open. Sid tastte omhoog, vond de rand, trok —

Glibberig als een aal gleed hij uit de cocon, bleef een ogenblik hangen toen de resterende contacten strak kwamen te staan, toen klapte hij tegen de vloer die een halve meter lager lag. Sid voelde geen pijn toen de contacten zich losrukten, want hij viel flauw.

Toen hij weer bij bewustzijn kwam was zijn eerste gedachte dat het Narcokanaal iets te realistisch werd. Hij zocht naar een schakelaar -

Toen herinnerde hij het zich. De aardbeving, Mei, de mededeling op de band -

En hij had zijn gezichtsplaat geopend en zich eruit geworsteld - en hier was hij dan. Hij knipperde suf met zijn ogen, bewoog toen zijn linkerhand. Het kostte veel tijd, maar hij slaagde erin de contactschermpjes van zijn ogen te trekken. Hij keek om zich heen. Hij lag op de vloer van een rechthoekige tunnel. Een zwakke gloed kwam uit een groene lamp op de gang. Sid herinnerde zich dat hij hem eerder had gezien, lang geleden… op de dag dat hij en Cluster zich in hun cocons hadden gehuld. Nu hij vrij was van de prikkels van zijn cocon, leek het Sid dat hij iets helderder denken kon. Uit de veiligheid van zijn cocon gerukt worden had pijn gedaan, maar nu was het niet zo erg. Er was een soort verdoving over hem gekomen. Maar hij kon hier niet blijven liggen rusten; hij moest iets doen, en snel. Eerst Cluster. Ze had geen antwoord gegeven. Haar cocon stond direct naast de zijne -Sid probeerde zich te bewegen; zijn benen trokken; zijn arm scharrelde over de vloer. Die was glad en nat en kleefde van de Groenpap die nog steeds uit de open gezichtsplaat liep. Het spul rook verschrikkelijk. Opeens hongerde Sid gruwelijk intens naar Prote-sim. Hij watertandde ervan.

Sid richtte zijn ogen op de groene lamp, en probeerde zijn geheugen te laten werken. Hij en Cluster waren door de gang gerold, vrolijk lachend en pratend. Op de een of andere manier kregen de dingen hier buiten een ander perspectief. Het was - God! JAREN geleden. Hoe lang? Misschien - twintig jaar? Langer. Vijftig, misschien. En misschien nog wel langer. Hoe moest je dat weten? Een tijd lang hadden ze op Pubinf afgestemd, het nieuws gevolgd, banden met vrienden buiten onderhouden. Maar steeds meer van hun vrienden hadden contracten met CentProg getekend. Het nieuws droogde min of meer op. Je verloor je belangstelling.

Maar hoe lang was nu niet belangrijk, het ging erom wat hij doen moest. Natuurlijk zou er gauw genoeg een bediende langskomen voor de controle, maar intussen had Cluster misschien moeilijkheden -

Deze keer was het een hevige beving. Sid voelde de vloer schudden, voelde de harde vloer onder hem golven als het oppervlak van een vijver. Ergens klonk een rollend gerommel, en ergens viel iets zwaars. Het groene licht flikkerde even, maar brandde daarna weer normaal. In de schemer van de gang bewoog een gedaante; Sid hoorde het natte ploffen van voetstappen. Hij subvocaliseerde een kalm ‘Hi, mensen De stilte gonsde in zijn oren. Mijn God, natuurlijk konden ze hem niet horen. Hij probeerde het opnieuw, deze keer bewust vocaliserend, een enorme schreeuw -

Een zwak gereutel, en een hoestbui. Toen hij weer op adem was, boog een bloot en harig gezicht zich over hem heen. Het was groenachtig wit.

‘…deze arme donder,’ zei de man met een dunne, gesmoorde stem.

Boven de schouder van het eerste dook een tweede gezicht op. Sid herkende beide. Het waren de twee die fatsoenlijke kanalen onderbroken hadden, met hun wilde gepraat over gletsjers…

‘Luister, man,’ zei een van de blote gezichten. Sid staarde gefascineerd, walgend, naar de klamme, bleke huid, de ontsierende haren, de slappe, tandeloze mond, de flitsende rose tong. God, wat waren mensen afschuwelijk om naar te kijken!

‘…komen over een poosje langs. We wilden geen mensen in jullie toestand alarmeren. Je zit er al te lang in, kerel. Je haalt het nooit.’

‘Ik ben… goede… vorm,’ fluisterde Sid verontwaardigd. ‘We kunnen niets voor je doen. Je zult moeten wachten tot de onderhoudsploeg langs komt. Ik weet vrijwel zeker dat alles weer goed komt. Het ijs is nou tot een wal opgeduwd, en gespleten. Het glijdt nu langs de stadsmuren. Ik denk dat ze het wel zullen houden. Natuurlijk, het ijs zal de stad bedelven, maar dat geeft niet. CentProg regel

alles wel. Er zit voldoende energie in de zuil en de zonnecellen, en met de kringloop komt het eten ook wel in orde…’

‘…Cluster…’ snakte Sid. De man met het blote gezicht leunde naar hem toe. Sid vertelde hem van zijn vrouw. De man controleerde de gezichtsplaten in de buurt. Hij kwam terug en knielde naast Sid neer. ‘Kalm maar, kerel,’ zei hij. ‘Ze zien er allemaal goed uit. Je vrouw is in orde. Nou, wij moeten weer verder. Maar alles komt weer goed. Meer dan genoeg Groenpap in de buurt, zie ik. Eet er af en toe wat van. De onderhoudsmachine komt binnenkort langs om je weer in te stoppen.’ ‘Waar…?’ wist Sid uit te brengen.

‘Wij? Wij gaan naar het zuiden. Matt hier weet waar we kleren en uitrustingen kunnen krijgen, misschien zelfs een vlieger. Wij hadden het nooit zo begrepen op die Vitale Programmering. We zitten er misschien pas een paar jaar in en we hebben altijd een hoop aan autogym gedaan, om in vorm te blijven. We wilden liever niet wegteren… Matt is degene die het ijs ontdekte. Hij kwam me halen…’ Sid wist dat de ander aan het praten was. Het was moeilijk om hem te horen.

Plotseling viel hem iets in. ‘…hoe… lang…?’ vroeg hij.

Na drie keer begreep de ander wat hij wilde.

‘Ik zal eens kijken, maat,’ zei hij. Hij liep naar Sids

open gezichtsplaat, tuurde ernaar, riep de andere man erbij.

Toen kwam hij terug. Zijn voeten sopten door de plassen Groenpap.

‘Je plaatje zegt… 2043,’ zei hij. Hij keek Sid met grote ogen aan. Ze waren rood en geïrriteerd, zag Sid. Zijn eigen ogen begonnen ervan te steken. ‘Als dat klopt, ben je hier al vanaf het begin. Mijn God, dat is meer dan… tweehonderd jaar…’ De tweede man, Matt, trok de ander mee. Hij zei iets, maar Sid luisterde niet. Tweehonderd jaar. Het leek onmogelijk. Maar waarom ook niet? In een gesloten, bestuurde omgeving, zonder slijtverschijnselen, zonder ziekten, kon je net zo lang leven als CentProg alles lopende hield. Maar tweehonderd jaar…

Sid keek om zich heen. De twee mannen waren weg. Hij probeerde zich te herinneren wat er precies gebeurd was, maar het was te moeilijk. Het ijs, hadden ze gezegd, het ijs zou de stad niet verpletteren. Maar het zou eromheen vloeien, de stad in ijs hullen, en de sneeuw zou vallen en de stad bedekken en de stad zou onder het ijs liggen. Er konden wel eeuwen verstrijken. In de cellen zouden de cocons iedereen geriefelijk en gelukkig houden. De traditionele Programma’s zouden er zijn, en Narco, en Psychan… En daarboven, het ijs.

Sid herinnerde zich de afschuwelijke momenten in de cocon, toen de schokgolven hem heen en weer schudden; de zwarte golf van angst die hem omsloten had; de verlammende engtevrees.

Het ijs zou zich opstapelen en hoger reiken. Ijs, twee mijlen dik…

Waarom hadden ze niet gewacht? Sid bewoog zich, drukte zich op, rolde om. Hij was al wat sterker. Waarom hadden ze niet gewacht? Hij had de microkramp-eenheid regelmatig gebruikt - dikwijls. Hij bezat een goede spiertonus. Hij was alleen maar een beetje stijf. Hij krabbelde aan de vloer, bewoog zijn lichaam een paar centimeter. Er was niets aan. Hij herinnerde zich de bedoeling van het groene licht; dat was de lift. Ze hadden hem en Cluster erin omlaag gebracht. Het enige wat hij hoefde te doen was erheen kruipen, en -

En Cluster dan? Hij kon proberen haar mee te nemen. Het zou eenzaam zijn zonder haar. Maar ze zou niet willen vertrekken. Ze was hier al - tweehonderd jaar. Sid grinnikte bijna. Cluster zou het geen leuk idee vinden om zo oud te zijn…

Nee, hij ging alleen. Hij kon natuurlijk niet blijven. Het zou nooit meer als vanouds zijn. Hij trok zich vooruit, een paar centimeter, nog eens. Hij rustte even uit, zoog wat Groenpap op van een plas op de vloer bij zijn mond…

Hij ging verder. Het was een heel eind naar de groene lamp, maar met een centimeter per keer, een centimeter per keer…

Hij bereikte de deur. Er waren geen bevingen meer geweest. Langs de gang stonden de gesloten gezichtsplaten in rijen, vredig, ordelijk. De rommel op de vloer was het enige abnormale. Maar de onderhoudsmachines zouden komen. De man met het blote gezicht had het gezegd. Je opende de deur van de lift door een lichtbundel te onderbreken; dat herinnerde Sid zich. Hij hief zijn arm op; hij werd sterk, nou en of. Het kostte bijna geen moeite om hem helemaal op te heffen -

De deur vloog sissend open. Sid werkte zich naar binnen. Toen hij half binnen was probeerde de deur te sluiten; zijn gewicht had blijkbaar het sluitmechanisme geactiveerd. Maar de deur raakte hem en vloog weer open. Het werkte prachtig, vond Sid.

Hij trok zijn benen naar binnen, rustte toen uit. Hij zou op een of andere manier de knop moeten zien te bereiken, en dat ging lastig worden. Maar dit hele stuk had hij al met goed gevolg afgelegd. Nog maar een klein eindje, en dan zou hij de twee mannen inhalen, en dan gingen ze samen op weg.

Het kostte Sid een uur hard werken, maar hij slaagde erin eerst de lage kruk, en daarna de verchroomde knop te bereiken. Met een schok begon de kooi te stijgen. Sid viel tegen de vloer en worstelde tegen golf na golf van duizeligheid. Een koortsachtig leven, buiten. Maar hij ging nu niet terug; zelfs niet om Clusters vertrouwde identiteitspatroon nog eens te zien. Nooit meer. Hij moest eruit.

De lift kwam tot stilstand. De deur gleed open - en een vlaag subpolaire lucht trof Sid als een slag van een gigantische hamer. Zijn naakte lichaam - louter slappe huid over geatrofieerde botten - krulde op als een rups in het vuur. Een lang ogenblik spoelde alle gewaarwording weg in de schok van de kou. Toen was er pijn; pijn die bleef en bleef…

En toen verdween de pijn, en het was bijna alsof hij weer terug was, terug in de cocon, warm en comfortabel, veilig en beschermd en geborgen. Een gedachte roerde zich in Sids geest. Hij duwde tegen de mist van katoen, worstelde om de gedachte te vangen die op het oppervlak van gezegende warmte dobberde.

Hij opende zijn ogen. Aan de overkant van de witte vlakte van daken, achter de laatste rand van sneeuw, verhief zich de glinsterende, hoekige vorm van de ijswand, kristal-blauw, gigantisch; en in de hoge, gewelfde zwartblauwe hemel brandde een ster met een schitterend vuur. Dit was wat hij aan Cluster had willen vertellen, dacht Sid. Dit, over de diepe hemel, en de ster, zo ver weg - en toch kon je hem zien.

Maar het was nu te laat om het aan Cluster te vertellen, te laat om het aan wie ook te vertellen. De mannen met de onbedekte gezichten waren verdwenen. Sid was alleen; alleen nu onder de hemel.

Lang geleden, dacht Sid, op de oever van een warme en troebele zee, was een hunkerend zee-wezen uit het water gekropen om naar de open hemel te knipperen, een paar ademtochten brandende zuurstof in te slikken en te sterven.

Maar niet vergeefs. De drang om eruit te klimmen, daar ging het om. Dat was de macht die krachtiger was dan alle wetten van de natuur, groter dan alle verre zonnen, schitterend in hun doelloze majesteit.

De anderen, de mensen beneden, de geborgen en comfortabele mensen in hun knusse cocons onder de sneeuw, zij hadden de drang verloren. Dat wat je tot een mens maakte.

Maar hij, Sid Throndyke - hij had het gehaald. Sid lag met zijn ogen op de ster gericht, en de stille sneeuw daalde op hem neer en vormde een klein heuveltje; en toen was het heuveltje begraven, en toen de stad.

En alleen het ijs en de ster bleven.