2

‘Maar zijn jullie niet veel te jong?’ Ik staarde naar het raampje van de microgolfoven waarachter mijn vaders portie lamscurry rondjes draaide. Míjn bord stond al op de tafel te dampen. Wierookstokjes brandden in koperkleurige houdertjes en na de curry stond een film van Deepa Mehta op het programma. Nu mijn vader India had ontdekt, waren China en Oost-Europa tijdelijk in ongenade gevallen. Borsjtsj, goulash, gelakte eend en loempia’s, Michalkov, Kieslovski, Yimou Zhang en Kusturica waren voorlopig van het menu geschrapt. Ik had De derde man uit de videotheek gehaald, maar ik besefte dat mijn vaders keuze het zou halen. Hij had de boodschappen gedaan én het eten klaargemaakt. Dat gaf een vader rechten, zeker een vader die met mensen in Bombay chatte en zich sinds kort lid van de Belgisch-Indiase club mocht noemen.

Hoewel het vakantie was, droeg hij zijn trainingspak. Om zijn nek hing zijn fluitje, alsof hij de hele middag had staan scheidsrechteren. Voor iemand die besloten had om met pensioen te gaan, was hij nog erg aan de attributen van zijn beroep gehecht. Ik durfde hem niet te vragen of mama nu thuis alleen zat te eten. Misschien was ze met een van haar vele zussen op stap. Net als dansen leek eten meer en meer iets wat je in je eentje of hooguit met zijn tweeën deed. Een derde bedierf de pret. Daarin verschilde eten volgens sommigen dan weer van seks.

‘Natuurlijk zijn wij jong. Daarom doen we het nú.’

‘Je ziet er jonger uit dan tien jaar geleden. Mama trouwens ook. Jullie worden jonger en ik word ouder. Straks kruisen we elkaar.’ Ik glimlachte maar zei niet hardop wat ik dacht: dat ik meer had meegemaakt dan zij en dus in ervaring ouder was. Zij waren daarentegen allebei in de laatste oorlogsmaanden geboren. Mijn vader had in een schuilkelder borstvoeding gekregen.

Hij zette zijn glas neer en plaatste zijn handen op zijn heupen. Even keek hij alsof hij poseerde en recht in een lens keek, maar een seconde later had hij weer die rusteloze blik waarmee hij een bal leek te zoeken. ‘Jouw vader,’ had David dikwijls gezegd, ‘staat in een woonkamer of op een receptie zoals op een sportveld. Altijd stelt hij zich aan de rand op om het geheel te overzien en elke speler te kunnen volgen. Met boeren zie je dat ook. De hele wereld is hun aardappelveld.’ Mijn vader had een nauwelijks verholen minachting voor mannen die niet aan sport deden, maar voor David had hij altijd een uitzondering gemaakt. David, van zijn kant, had altijd volgehouden dat niets zo schadelijk voor de gezondheid was als sport. Elke kwetsuur van mijn vader aan spieren of gewrichtsbanden had hem gelijk gegeven, maar Davids vroegtijdige dood gaf dan weer mijn vader gelijk.

‘Zijn jullie misschien van plan om naar India te verhuizen? Is de liefde zo groot?’

De oven bliepte. ‘Zullen we voor de televisie eten?’ Hij keek me niet in de ogen.

‘Wat zijn jij en mama van plan?’

‘Ik vertel het je na de film.’

‘Je weet dat ik niet graag voor de televisie eet. Waarom doe je zo geheimzinnig?’

‘Omdat ik eerst wil eten!’ Schutterig stond hij met zijn bord curry in de hand te lachen.

‘Papa!’

Met een zucht zette hij het bord neer. Misschien moesten we nog maar wat wierookstokjes aansteken, zei hij, want het was weer erg vanavond. Vond ik dat ook? – Nee, zei ik, eigenlijk vond ik het beter. Gisteren rook het naar wasgoed dat te lang in vuil water had staan weken, terwijl er vandaag een doodgewone ammoniakgeur hing. Het ging ook beter. Alle olfactometers wezen in die richting. – O, zei hij, geloofde ik wat ze op het nieuws vertelden? – Zeker als Annelore het vertelde, lachte ik.

Sinds de komst van de Afrikaan was voor mijn ouders de maat vol. Wie garandeerde dat ze de stank ooit onder controle kregen? En dat het niet opnieuw zou beginnen? Wat wisten we over de gevolgen? Ze wilden hier in ieder geval niet langer blijven. Met een paar vrienden van de beleggersclub waren ze op zoek naar een boerderij in de Dordogne. Er kwam misschien nog een derde echtpaar bij dat ze in het buurtcomité hadden leren kennen. Mensen met jonge kinderen die het hier ook niet meer zagen zitten. ‘Dit is geen stad om kinderen op te voeden,’ zei hij.

‘De oude communedroom.’ Papa knikte. ‘En jullie huis hier?’

‘Verkopen of verhuren.’ Hij roerde met zijn vork in de curry. Ik dacht aan wat hij me altijd had geleerd: dat eten er niet was om mee te spelen. ‘Je moeder heeft altijd iets van haar leven willen maken. Daarom had ze zoveel bewondering voor David. Ze heeft nog niet veel van haar dromen in vervulling zien gaan.’

Het was het oude verhaal: de deur van de commune die door mijn schuld achter mijn moeder was dichtgevallen; haar verbanning uit het paradijs; mijn onvermogen om haar voor dit offer te belonen; haar diepe ontgoocheling in mij. Ik zweeg omdat ik bang was voor de sarcastische stem waarmee ik zou spreken: dat ze mij postnataal hadden kunnen aborteren zoals Hichi’s vader met zijn zoon had gedaan. Als ze het handig hadden aangepakt, had de wereld misschien zelfs in een ongeluk geloofd. Tot vandaag zou medelijden hun deel zijn geweest.

‘Je moet ook begrijpen,’ zei papa, ‘waar mama vandaan komt.’

Ook dat was vertrouwd terrein. Mijn familie leefde op een stinkende, eeuwenoude riolering die dringend moest worden opengelegd en schoongemaakt. Maar nu lichtte mijn papa op eigen initiatief het deksel van een putje op dat al die jaren voor mij gesloten was gebleven.

Mama, zei hij, had altijd een hekel aan het burgerlijke van haar moeder gehad. Aan haar hypocrisie en dubbelzinnigheid. En haar koketteerzucht. Toen zij een minnaar had, had ze daar nooit over willen liegen.

‘Wat zei je?’ We zaten intussen tegenover elkaar aan tafel. De curry smaakte voortreffelijk. De wijn ook. Mijn vader keek op. In het zachtgele schijnsel van de theelichtjes werd hij met de minuut minder vader.

‘Heeft mama je daar nooit iets over verteld?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, natuurlijk niet. Zij is haar leven lang onder de ongewenste confidenties van haar eigen moeder gebukt gegaan. Dat wilde ze je besparen.’ Hij hief zijn glas. ‘Op Henri.’ Hij lachte. Henri was mijn oma’s krasse priester-minnaar-halfbroer met de losse tong.

‘Waarom heeft mama nooit iets anders proberen te doen?’

‘Anders dan wat?’

‘Dan werken voor Dille en Kamille.’

‘Ze doet – of deed – haar werk graag. Dat is het punt niet. Je moet ergens je geld mee verdienen.’

‘En jij, papa? Heb jij vriendinnen gehad? Minnaressen, bedoel ik?’

Hij leunde achterover. Glimlachte. Wel, zei hij, eigenlijk was hij ermee begonnen. Het zat zo. Na mijn geboorte had Hilde geen zin in seks gehad.

‘Mama?’

‘Ja, mama.’ Nooit eerder had hij haar Hilde tegen mij genoemd. Het ging razendsnel. Maar mijn moeder had dus geen zin in seks gehad en mijn vader had niets willen forceren. Hij zou rustig hebben gewacht, maar Hilde was zelf met een oplossing gekomen. In de commune was een vrouw die door haar man in de steek was gelaten. Zou het niet logisch zijn, had ze geopperd, indien mijn vader haar troostte.

‘Twee vliegen in één klap?’

Hij grinnikte. ‘Ze heette Vera.’

‘Vera? De vrouw die vond dat jullie me te veel sinaasappels lieten eten?’

‘Ja, ja. En melk. We gaven je ook te veel melk. Je mocht van Vera ook geen eieren met kaas combineren. Of citroen met chocolade. Ze had een hele strenge kijk op voedsel, maar ze kon verrukkelijk koken.’

‘Heeft zij je leren koken?’ Hij knikte. ‘Dus drie vliegen in één klap, papa?’

Hij lachte. ‘En van het één kwam het ander. Je moeder had het zien aankomen lang voor zij of ik het besefte. En toen stelde ze dus voor dat Vera mijn minnares zou worden. Het was haar idee.’

‘En Vera was het ermee eens?’

‘O ja.’ Hij lachte opnieuw. ‘Maar toen gebeurde er iets vreemds. Hilde schreef zich voor een cursus weven in en de man van Vera zat bij haar in de klas.’

‘De man die was opgestapt?’

‘Ja. Sep heette hij.’

‘En wat vond die van mama’s plan?’

‘Dat herinner ik me niet. Hij was bij Vera weg. Maar omdat die twee de hele tijd samen zaten te weven…’

‘… kwam van het één het ander?’

Hij knikte. ‘Het mooie was dat door de relatie die Hilde met Sep kreeg, hij dikwijls bij ons in de commune kwam en hij uiteindelijk opnieuw met Vera is begonnen. Je zag die twee naar elkaar toe groeien.’

‘Terwijl ze met jullie een relatie hadden?’

‘Toen leek het vanzelfsprekend, Yoko. Het gebeurde allemaal heel spontaan.’

‘En dat was in de tijd dat ik me in kasten verstopte en ’s nachts huilend wakker werd?’

‘Dat van die kasten was later. Vera en ik hebben de eerste keer gevrijd toen jij een maand of drie was. Het was lente. Lente 1970. Jij lag rustig in je wiegje te slapen.’

‘Je bent toch mijn vader, hè?’

‘Natuurlijk ben ik je vader. Het was een wonderlijke tijd, Yoko. Alles kon. Ik herinner me een nacht met je moeder én Vera. Sep was…’ Hij keek me aan. ‘Ik veronderstel dat ik je die dingen beter niet kan vertellen.’

‘Er wordt gezegd dat kinderen zich niet kunnen voorstellen dat hun ouders seks hebben. Misschien geldt dat ook voor ouders. Kunnen zij zich niet voorstellen dat hun kinderen seks hebben. Ik herinner me iemand die ongelooflijk chagrijnig reageerde toen een zekere Hichi hier was.’

‘Ik was ongerust! Jij haalde iemand in huis over wie je niets wist. Zo’n piepjong kereltje dat geen kleren aan zijn lijf had.’

‘Elk mens moet je ooit leren kennen, papa. Wil je nog curry? Of wijn?’

‘Een beetje wijn.’ Hij stak me zijn glas toe.

‘Hebben jullie die fameuze psychiater die je in verband met mijn zenuwen hebt geraadpleegd, over jullie kwartet verteld?’

‘Hij wist ervan.’ Papa glimlachte. ‘Hij was een vriend van Sep. Sep had erop aangedrongen dat we hem raadpleegden.’

‘Sliep jij ook met Sep, papa?’

‘Soms.’

‘En met de psychiater?’

‘Nee, nee.’ Hij lachte. ‘Als je mensen goed kent, Yoko, is de stap soms ontzettend klein. Dat heb jij toch ook met David. Toen jouw David nog leefde, zal dat niet anders zijn geweest.’

‘David Mertens en ik zullen nooit… Dat heb ik je al gezegd. Je lijkt het niet te willen geloven. Hij was Davids vriend. Niet de mijne.’

‘Ik dacht dat jullie…’

‘Nee, dus. Het is zo vreemd om met jou over seks te praten. Heb jij ooit met je ouders over seks gepraat?’

‘Mijn god, nee. Mijn ouders hebben ook nooit seks gehad. De ooievaar heeft hun kinderen gebracht.’

Ik lachte. ‘Ik heb eigenlijk vooral seks met vreemden gehad. Zoals met Hichi. Hoe minder ik iemand ken, hoe makkelijker ik het vind. Ik zou een uitstekende hoer zijn. Vroeger ging ik soms met mannen mee die vroegen of ik koffie met ze wilden drinken. Altijd dat codewoord “koffie”. Nooit thee. “Espresso of cappuccino?” Dat soort tekst.’ Over de rand van mijn glas keek ik hem in de ogen. ‘Ik heb me nooit laten betalen. Maar ik kende die mannen niet en wenste hen ook niet te leren kennen. Ze vertelden veel over zichzelf en hun vrouw, maar daarna was het afgelopen.’

‘Ze waren getrouwd?’

‘O ja. En ze hadden kinderen, auto’s, huizen, een baan, leningen.’

‘En was jij toen al getrouwd?’

‘Nee. Het was voor David.’ Ik besloot de biecht niet tot Mohammed uit te breiden. ‘Ik heb er nooit met iemand over gepraat. Het waren mijn geheime levens. Zo’n man verdwijnt, kent niemand die jij kent, en jij kent niemand uit zijn kring. Het is alsof je even een tweede of derde leven wordt gegund. Ik zou gek worden in een commune waar iedereen alles over iedereen weet. Waar ze in de gaten houden wat je je kinderen te eten geeft.’

‘Wij hadden geen geheimen voor elkaar. Iedereen mocht alles weten. En mocht zich met alles bemoeien. Je steunde elkaar.’

‘Misschien heb ik de dingen altijd in de verkeerde volgorde gedaan. Misschien hadden jullie het bij het rechte eind: eerst vriendschap, dan seks. Bij mij was het eerst seks en dan niets.’

‘En David?’

‘David hield van mij. En ik hield van hem.’

‘Maar jullie waren geen vrienden?’

‘Niet zoals jullie. Wij waren geen vrienden die in alle vriendschap over elkaars minnaars hadden kunnen praten. Er moest afstand zijn. En tegelijk was die afstand een ondraaglijke last. Misschien hadden we vrienden moeten leren zijn, maar ik denk niet dat we dan seks hadden kunnen hebben. Het was nu al moeilijk soms. Jij en mama moeten erg zeker van elkaar zijn. Waren jullie nooit jaloers?’

‘Soms wel. Ik was weleens bang dat je moeder bij Sep zou blijven hangen. Zij was niet altijd gerust op mij en Vera. Vera was heel slank en je moeder sukkelde toen al met haar gewicht.’

‘Vind je het niet vreemd om met mij over die dingen te praten?’

‘Ja. Nee. Vertel over David. Jouw David.’

‘Wat wil je weten?’

‘Niet meer dan je wilt vertellen. Waren jullie trouw?’

‘Ja.’ Ik lachte. ‘Dat denk ik wel. Ik was trouw en ik denk niet dat David ooit een andere vrouw heeft gehad. Om te beginnen wantrouwde hij al die vrouwen die in ruil voor een tentoonstelling of wat promotie bij hem in bed gekropen zouden zijn. Hij had een groot zwak voor een galeriehoudster in Barcelona, maar die zat op veilige afstand.’

‘Die Elena?’

‘Ja.’

‘Dat was een mooie vrouw.’

‘Er lopen prachtige vrouwen in dat wereldje rond. Op het uitzendbureau kreeg ik de lelijke mensen te zien.’ Ik lachte. ‘Zou het kunnen, papa, dat jullie uit de commune zijn weggegaan omdat het te ingewikkeld werd?’

‘Wij zijn weggegaan toen Sep voor zijn werk naar Hongkong vertrok en Vera niet met hem meeging omdat ze net de baan van haar leven had gevonden. Jouw moeder wilde niet in een asymmetrische situatie terechtkomen. Ik zou Vera hebben gehad, maar zij geen Sep. En daar kwam toen bij dat Ralf ons de raad had gegeven om jou in een beschermde, stabiele omgeving op te voeden.’

‘Ralf?’

‘De psychiater.’

‘Dus het kwam goed uit?’

‘Een beetje.’ Hij keek schuldbewust.

‘Ben jij Vera blijven zien?’

‘We hebben nog een paar keer met elkaar geslapen maar het maakte je moeder ongelukkig.’

‘Maar het zou haar niet ongelukkig hebben gemaakt als zij Sep nog had kunnen zien?’

‘Je oordeelt veel te streng, Yoko. De tijden waren anders.’

‘Ik oordeel helemaal niet streng. Ik probeer het te begrijpen. Jullie hebben altijd gezegd dat je de waarheid moet zeggen, maar jullie hebben tegen mij de waarheid niet gezegd. Ik was jullie alibi!’

‘Omdat we je niet met onze liefdesgeschiedenissen lastig wilden vallen. We wilden niet dezelfde fout als oma maken. En daarbij kwam dan nog eens de waarschuwing van de psychiater. Jij had geborgenheid nodig.’

‘En privacy. Ik denk dat ik privacy nodig had. Zou een peuter behoefte aan privacy kunnen hebben?’

‘Misschien.’

‘Woont Sep nog altijd in Hongkong?’

‘Hij is allang terug.’

‘Bij Vera?’

‘Nee, nee. Vera heeft nu een vriendin.’

‘Ik heb me altijd schuldig gevoeld omdat ik niet in de commune kon aarden. Ik had jullie droom kapotgemaakt. Omwille van mij konden jullie niet het leven leiden waarvan je droomde.’

‘Dat is wat jij ervan hebt gemaakt, Yoko.’

‘Nee, dat is wat jullie altijd hebben gezegd. Wat mama heeft gezegd! En nu blijkt dat het heel anders is gegaan. Jullie hebben zelf de droom kapotgemaakt. Mama heeft tegenover mij precies hetzelfde gedaan als haar moeder, alleen heeft ze het anders gedaan. Twee maanden geleden ben je me hier nog de les komen lezen omdat ik een minnaar in huis had!’

‘David had me gebeld. Hij maakte zich zorgen. Hij vroeg me om met je te praten. Je moet niet zo boos zijn op je vader.’

‘Ik ben boos. Natuurlijk ben ik boos. Je had David op zijn plaats kunnen zetten. Je had hem kunnen zeggen: waar bemoei jij je mee? Maar nee, hij en jij spanden samen.’

‘Hij was in paniek, Yoko. Je had hem tekeer moeten horen gaan. Ik had dat niet mogen doen maar zijn ongerustheid heeft me aangestoken.’

‘Maar je hebt het gedaan, net zoals je me niet de waarheid over de commune hebt verteld. Halve waarheden zijn geen waarheden, papa. Dat hebben jij en mama altijd gezegd. Je kunt niet met twee maten meten.’

‘Kom. Kom bij je vader.’

‘Nee!’

‘Het spijt me, Yoko.’

‘Dat is zo makkelijk gezegd. “Het spijt me.” En nu verhuizen jullie plotseling naar Frankrijk zonder daar eerst met mij over te praten. Ik ben dochter af!’

‘Het is nu of nooit, Yoko.’

‘Denk je dat je vaak naar België zult komen?’

‘We zijn nog niet vertrokken.’

‘Ik zal je verschrikkelijk missen, hoe boos ik vandaag ook op je ben. Je moet beloven dat als je komt, je hier logeert en dan kijken we samen video en kook ik voor jou. En voor mama, natuurlijk. Toen Hichi hier was heb ik altijd gekookt.’

‘En jij moet naar Frankrijk komen.’

‘Naar de beleggersclub.’ Ik lachte. ‘Van commune tot beleggersclub. Een tragedie in tien bedrijven. Of een blijspel. Gaan jullie ook partners ruilen?’

‘Ik betwijfel het. Neuken is niet zo belangrijk, Yoko.’

‘Nee, maar het is ook verschrikkelijk belangrijk.’

‘Je kunt ook proberen om niet te neuken.’

‘Wat denk je dat ik doe, papa?’

‘Ik bedoel, Yoko, dat je van iemand kunt houden zonder hem te neuken.’

‘Wat je zegt.’ Ik sloeg mijn armen om zijn harde, gespierde lijf. ‘Laten we een andere keer naar die film kijken. Straks ga ik huilen en krijg ik hoofdpijn.’

‘Huil je veel?’

‘Soms. Neem de rest van de curry mee naar huis.’

‘Waarom zou ik dat doen?’

‘Omdat ik eraan moet wennen dat je me niet meer zult komen verwennen.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Koppige Yoko. Geef me een kus, toe.’ Ik gaf hem een kus. Hij was nog altijd mijn papa, maar hij was ook een ander geworden. Iemand die hij altijd al was geweest maar die ik nooit eerder had gezien. Hij zou me wel niet alles hebben verteld en ik zou wel niet alles hebben willen horen. Misschien hadden David en ik ook een Vera en Sep moeten zoeken. Misschien hadden we dan probleemloos met elkaar kunnen neuken.

Toen mijn vader de deur uit was, bleef ik alleen tussen de brandende theelichtjes en wierookstokjes achter. De oude rusteloosheid overviel me. Ik wilde Hichi. Ik wilde naast hem liggen en zijn lichaam ruiken. Ik wilde hem neuken en door hem geneukt worden. Opnieuw zou ik mijn stapschoenen aantrekken en naar hem op zoek gaan. Vijfendertig keer zou ik rond de aarde lopen en honderd paar schoenen zou ik verslijten, als ik hem op het eind maar vond. Of misschien vond ik mijn David.

Ik doolde door het huis, pakte beeldjes, zette ze terug. Beelden plaagden me van Hichi die zorgvuldig zijn pis op mij sproeide en het vervolgens met krachtige vingers in mijn huid masseerde. Ik moest naar hem ruiken, zei hij, ik mocht niet aan hem ontsnappen. Daarna neukte hij me, maar in plaats van klaar te komen legde hij een dampende drol op mijn buik. Ik liep de straat op in de hoop bij Thea de waanzin van me af te werpen, maar Hamam was gesloten. Ik drukte mijn gezicht tegen de koele ruit en zag de stoelen netjes op de tafels staan. Moedeloos keerde ik terug, schonk mezelf nog een glas in, belde Annelore, kreeg haar antwoordapparaat aan de lijn, sprak niets in. Uiteindelijk duwde ik De derde man in de recorder en vergewiste me van wat ik al wist: de riolering waardoor Orson Welles/Harry Lime in Wenen naar de Russische sector vluchtte, was inderdaad van bakstenen gemetseld. Ik hief het glas op good old Holly Martins, die aan Anna vraagt: ‘Why do we always have to quarrel?’ Why indeed, dacht ik, denkend aan David Mertens, míjn Holly Martins. Anders dan ik me herinnerde, leunde Holly in de slotscène niet tegen een motorkap maar tegen een ordinaire boerenkar. Ook stond hij geen sigaretje te rollen. Gelaten keek hij naar Anna, die hem ijzig voorbijliep zonder hem een blik te gunnen. ‘Why do we always have to quarrel?’

Van mijn vriend van de videotheek wist ik dat het puin waarover de acteurs in de film klauterden en wegvluchtten het echte naoorlogse puin van Wenen was. Nu zag ik het als het puin waarin de generatie van mijn ouders was geboren en waarop ze hun dromen hadden gebouwd. Het puin dat ze met die dromen zo snel mogelijk hadden willen vergeten, maar dat misschien niet vergeten wilde worden. Het puin dat zich als gruis in de luchtkokers van deze stad had genesteld. Maar mijn ouders waren gelukkig geweest en misschien waren ze dat nog altijd. Zij hadden elkaar liefgehad en geneukt. Ze hadden vriendschap, lust en liefde met elkaar gedeeld. Ze hadden geleefd.

Om middernacht hoorde ik op mijn wekkerradio dat ook de spoorwegbonden een staking hadden aangekondigd. Naar aanleiding van de hardnekkige geruchten over de nachtelijke vleestransporten was de relatie tussen directie en personeel dermate verzuurd dat alle vertrouwen zoek was. Het personeel eiste dat de directie open kaart speelde; de directie herhaalde dat ze niets te verbergen had. Dat kennen we, dacht ik, dat kennen we.

Annelore had blijkbaar geen dienst. Misschien had ze de hele avond roerloos in de flat van haar dode vriendin gezeten.