18
Wat hem verbaasde was niet Laura’s bleke huid, die eruitzag alsof hij nooit zonlicht zag, of het volmaakte lichaam dat ze altijd wist te bedekken onder lagen kleren die ervan getuigden dat ze zich niet bewust was van het bestaan van kleurstelling en finesse, maar de hoeveelheid haar.
Hij streelde met zijn hand over haar buik, volgde met zijn wijsvinger de donkere strook omlaag naar de weelderig begroeide schaamheuvel en draaide met zijn vinger rond.
‘Zal ik het vlechten?’ vroeg hij terwijl hij zijn hoofd omdraaide en haar aankeek.
Hij kon niet vermoeden wat Laura dacht en het kon hem eigenlijk ook niet schelen. Hij was nog steeds in een lichamelijke roes, nu vermengd met een voldane loomheid na een orgasme van lust en een soort gevoel van revanche.
Stig gniffelde. Ze sloot haar ogen.
Laura had misschien tien woorden gezegd sinds zijn komst. Toen hij commentaar gaf op de ontmantelde boekenkasten had ze haar schouders opgehaald en hem dichter naar zich toe getrokken. Ze was gekleed in een gebloemde jurk, die hem erg oud leek. Hij deed hem denken aan de zomerjurken van zijn grootmoeder.
Het spookachtige huis, Laura’s zwijgen en de verwachtingsvolle spanning die hij zelf voelde, maakten hem aan het praten. Hij vertelde over het werk, wat de Duitsers gemaild hadden en wat hij geantwoord had. Ze leek totaal niet geïnteresseerd.
Stig begon het koud te krijgen.
‘Laura,’ fluisterde hij, ‘ik moet zo weg.’
Ze deed haar ogen open. Hij zag haar oogwit.
‘We gaan eerst eten’, zei ze.
‘Dat red ik niet.’
‘Spareribs.’
‘Ik moet weg’, herhaalde hij.
Haar ogen gingen onrustig heen en weer.
‘Heb je het koud?’
Hij trok de sprei naar zich toe en legde hem voorzichtig over haar borsten, ging op zijn knieën zitten en kuste haar buik. Hij trok de sprei omlaag over haar lichaam.
‘Je moet blijven’, zei ze.
‘Dat kan niet.’
Hij stond op van het bed. Ze stak haar hand uit, pakte hem bij zijn elleboog en keek hem aan.
‘Jij en ik, hè Stig?’
Hij knikte. Ze zwaaide haar benen over de rand van het bed, legde haar oor tegen zijn kruis en begon te praten.
‘Ik ben mijn oude leven aan het opschonen. Als je eens wist hoe fijn dat is. Eerst was ik niemand. Ik was een half mens.’
‘Je was een beetje terneergeslagen’, zei Stig. ‘Dat kan iedereen overkomen.’
‘Ik heb al die jaren gezwegen, maar nu ben ik gaan praten. Ik weet dat een heleboel mensen dat niet prettig vinden. Je moest eens weten hoe de buurman me in de gaten houdt. Toen ik die boeken de tuin in droeg, stond hij door de heg naar me te gluren.’
‘Hij is gewoon nieuwsgierig.’
‘Hij haat mij. Ik geloof dat hij een campagne is gestart om me weg te krijgen.’
‘Het is jammer van al die boeken’, zei Stig, die voelde hoe zijn lust weer terugkwam. ‘Je bent een beetje verward sinds je vaders verdwijning’, vervolgde hij terwijl hij zijn hand op haar hoofd legde.
‘Hij is mijn vader misschien niet eens’, zei Laura.
‘Hoe bedoel je?’
Laura draaide haar hoofd om.
‘Je moet blijven’, zei ze.
‘We kunnen zo niet doorgaan’, zei hij en hij drukte haar hoofd tegen zijn onderlijf.
Jessica zat op hem te wachten. Ze zat vast aan hun gemeenschappelijke bureau. Hij kon haar voor zich zien, verlicht door de bolle lamp, hoe ze de laatste hand legde aan de offerte voor de Duitsers, de formuleringen bijstelde en de cijfers tot op de komma controleerde.
Hij zou daar ook moeten zijn. Het voelde steeds meer aan alsof de toekomst van het bedrijf stond of viel met het resultaat van de onderhandelingen met Hausmann.
Laura likte over zijn ene lies.
‘Ik hou van je’, fluisterde ze.
Hij staarde recht voor zich uit. Aan de muur tegenover hem hing een vergroting van een foto van Laura en Ulrik Hindersten. Hij kon geen details onderscheiden, maar hij vermoedde dat de foto genomen was in Italië. Laura was misschien twintig. Ulrik stond met zijn arm om haar schouder en lachte in de camera.
Daarnaast hing een ingelijste foto van een rood huis. Het was zo’n luchtfoto als in de jaren veertig verkocht werd en die geen enkele pachtboer, landbouwer of grootgrondbezitter kon weerstaan. In kleur, weliswaar verbleekt, maar zelfs de kleinste bouwval zag er voornaam uit. De grenzen van de bezittingen waren onzichtbaar. Alle armoede was als het ware weggetoverd.
De lust ebde langzaam uit Stig Franklin weg en hij maakte zich uiterst voorzichtig van Laura los. Haar nagels grepen om zijn billen en hij werd plotseling bang, alsof hij een kans onbenut had gelaten, iets essentieels had gemist terwijl hij met Laura lag te vrijen, wier nagels nu over zijn billen en dijen krasten.
‘Wat doe je?’ schreeuwde hij en hij rukte zich los.
Hij deed het gordijn een stukje open en liet wat licht binnen, zodat hij zijn kleren gemakkelijker bij elkaar kon graaien. Laura’s bleke gezicht drukte afwezigheid uit, alsof ze niet helemaal begreep wat er gebeurde.
Stig schoot zijn broek aan en friemelde aan de knoopjes van zijn overhemd, maar stopte toen hij haar zag kijken.
‘Wat is er?’
Ze gaf geen antwoord, maar trok de sprei naar zich toe.
‘Ik moet weg, dat begrijp je toch wel? We praten een andere keer wel verder.’
‘We hebben helemaal niet gepraat’, piepte Laura en Stig keek haar vluchtig aan terwijl hij zijn overhemd in zijn broek stopte.
Hij deed de knopen van zijn manchetten dicht en trok zijn stropdas over zijn hoofd. Laura stond snel op, pakte de stropdas beet en trok eraan. Stig viel voorover op het bed. Laura draaide hem om en wierp zich over hem heen met de stropdas nog steeds in een ferme greep. De zwaarte van haar lichaam op zijn borstkas en de strop die steeds strakker werd aangetrokken, kluisterden Stig aan het bed. Laura maakte zijn maaiende armen onschadelijk door naar voren te kruipen en haar knieën op zijn bovenarmen te zetten.
Laura zei niets, ze verminderde na een tijdje de druk op zijn keel en schoof met haar schoot naar zijn hijgende mond.
‘Je bent bang,’ fluisterde ze, ‘bang voor die heks.’
‘Laura,’ siste hij, ‘je laat me stikken.’
‘Helemaal niet.’
Hij slikte moeizaam.
‘Je vindt het lekker om met me te vrijen, hè?’ fluisterde ze.
Hij knikte uitbundig.
‘Ik moet zo veel inhalen’, vervolgde ze.
Stig deed een poging om los te komen, hij zette zich met zijn voeten af en schoof naar achteren, terwijl hij zijn hoofd draaide om aan de strop om zijn keel te ontkomen.
‘We hebben veel om over te praten’, piepte hij en hij slaagde erin zijn ene arm los te krijgen.
Haar voorhoofd gloeide alsof ze koorts had. Hij aaide haar voorzichtig over haar gezicht en werd gegrepen door een gevoel van nabijheid. Haar warmte straalde naar hem uit, haar vochtige en gespannen lichaam deed denken aan een opgejaagd dier van wie de glanzende huid totaal geen bescherming bood.
Laura liet zich strelen. Ze kalmeerde enigszins, haar ademhaling werd rustiger. Ze sloot even haar met angst gevulde ogen en zuchtte diep.
Hij streelde haar gezicht en haar hals, greep haar om haar nek, trok haar naar zich toe en fluisterde woordjes in haar oor die hij nog nooit tegen Jessica gezegd had. Stig wist dat het waanzin was en dat alles wat hij zei verwoestend zou zijn voor zijn huwelijk.
De schrammen, de geur van haar geslacht op de borst van zijn overhemd, de afdrukken rond zijn hals en het feit dat hij zo laat thuiskwam, getuigden daarvan. Jessica zou geen woord geloven van zijn verzonnen verklaringen, die een paar minuten geleden nog plausibel hadden geleken. Er viel gewoon niets te zeggen.
Hield hij van Jessica? Hij dacht van wel, of hij wilde dat geloven. Zijn leven bestond uit het bedrijf en Jessica. Als hij zijn bestaan bekeek, dan waren zij en de toekomst van het bedrijf identiek.
‘Ik zou willen dat ik aan land kon gaan’, mompelde Laura.
Er klonk geen greintje wanhoop meer in haar stem.
‘Waar ben je nu dan?’
‘Op een onstuimige zee.’
Dat was een goed beeld. Stig had geen enkele moeite om zich Laura voor te stellen omgeven door de woeste baren, golven die onheilspellend over de reling sloegen en alles wat levend was bedreigden.
‘Ik droom altijd over een haventje met een restaurant, je weet wel, zo’n gezellig tentje waar ik kan gaan zitten.’
‘Waarom ga je daar dan niet heen?’ fluisterde hij.
Laura kuste zijn hals en drukte zich tegen zijn lichaam. Hij sloeg zijn armen om haar heen en werd getroffen door tederheid. Hij voelde de smalle rug met de ribben als een traliewerk en de smalle wervelkolom, waarvan hij de contouren langzaam met zijn vinger volgde naar haar billen.
‘Ik blijf nog even,’ fluisterde hij, ‘dan kunnen we een beetje praten.’
Toen ze even later ieder aan een kant van de keukentafel zaten, Laura met een kop thee en Stig met een biertje dat hij wel opengemaakt had maar waarvan hij nog niet gedronken had, was het alsof de intimiteit van de slaapkamer en het gevoel van saamhorigheid waren vervangen door afstand en door zwijgen. Stig probeerde zich voor te stellen dat ze weer aan het vrijen waren, maar hij verdedigde zich. Hij keek haar aan. Ze leek nog steeds naakt, hoewel ze een ochtendjas om zich heen geslagen had.
Hij vond dat Laura eruitzag alsof ze van het dunste glas gemaakt was en de angst dat ze kapot zou vallen, maakte dat hij zijn woorden voor zich hield. Hij was niet de beschermende haven die ze zocht. Niet nu en dat zou hij hoogstwaarschijnlijk ook nooit worden. Hij betrapte zich erop dat hij de mogelijkheden overdacht. Jessica zou hem een slippertje misschien wel vergeven, maar dan zou hij voor altijd het contact met Laura moeten verbreken. Dat zou het verstandigst zijn, maar hij werd tegelijkertijd gelokt door de nabijheid die ze zo-even hadden beleefd.
Laura glimlachte plotseling en mompelde iets in het Italiaans. Stig dronk een slok van zijn bier.
Ze was speciaal, absoluut anders dan Jessica. Hij wist dat een verhouding tussen Laura en hem onmogelijk was, gewoon iets belachelijks, maar toch koos hij ervoor om in haar nabijheid te blijven.
Ze had vijfendertig jaar met haar vader in dit huis geleefd, nu was hij verdwenen en kon Laura uitademen. Stig wist voldoende over Ulrik Hindersten om te begrijpen dat het voor haar vaak een hel geweest was. Laura klaagde zelden, maar er was altijd een verdrietige en tegelijkertijd wanhopige, woeste glans in haar ogen geweest. Als van een opgesloten dier. Nu was haar vader verdwenen, vermoedelijk voor altijd, maar hoe vrij was ze?
Hij betrapte zich erop dat hij naar haar hals en haar borsten zat te gluren die onder haar ochtendjas zichtbaar waren. Laura glimlachte weer, en haar schoonheid deed hem pijn. Ze zette haar theekop neer en legde haar armen op tafel. De open handen vormden twee schalen, een gebaar dat Stig ooit een heilige man in een dorpje in de buurt van de Angkor Wat had zien maken. Dat was vóór Jessica, vóór alles. De magere profeet zat met zijn benen gekruist en naast hem lag wat rijst op een bananenblad. Zijn lendendoek was vuil, zijn benen waren extreem mager en zijn buik leek tegen zijn ruggengraat te zijn genaaid.
Stig greep naar het bierflesje en nam de laatste teugen. In het verlengde van de fles tekende Laura’s gezicht zich tegen de vuilgele wand af. Het donkere haar was naar achteren gestreken en haar mond stond open.
De verlokking om bij Laura te blijven verdween en liet een bittere smaak achter van verdriet, gepaard gaande met opluchting. Het was alsof hij afscheid nam van een deel van zichzelf. Hij veegde een paar druppels bier van zijn kin. Hij probeerde te glimlachen. Maar hoe meer hij glimlachte, hoe meer de glimlach van Laura’s lippen verdween.
Om halfnegen verliet Stig Franklin het huis in Kåbo. Hij bleef even naast de auto staan. Hij wilde dat hij zich uit kon kleden en schoongewassen zou worden. De regen was in de loop van de avond toegenomen. Nu kwam het met bakken uit de hemel, de regen striemde op het dak van de auto en er verdween een riviertje ruisend in een putje.
Hij had de neiging om de autosleutels in het putje te gooien, de auto te laten staan en weg te lopen, zo ver mogelijk hiervandaan. Hij keerde zijn hoofd om en keek naar het huis dat hij verlaten had. Hij kon alleen een stukje van het dak zien. Zelfs het licht van de ramen was door de struiken en bomen niet zichtbaar.
Bij de buren brandde daarentegen volop licht. Kleine lampjes, in twee strakke rijen van de straat naar de voordeur, verspreidden een mat schijnsel over de tuin. Stig zag de schaduw van een persoon in een van de ramen. Het was de gehate professor over wie Laura het gehad had. Stig had een vermoeden wie het was. Hij meende dat ze elkaar eens ontmoet hadden tijdens een lunch bij Gillet.
De buurman had de auto op straat natuurlijk geregistreerd en hem misschien ook wel herkend. Anoniem zijn ging gewoon niet. Lid zijn van de Rotary en je minnares bezoeken in Kåbo was een slechte combinatie.
Terugkeren naar Jessica in de conditie waarin hij zich nu bevond, was onmogelijk. Er zou slaande ruzie ontstaan, dat begreep hij ook wel, en dat niet alleen. Hij zou er met grote waarschijnlijkheid voorgoed uit vliegen. Het huis was van Jessica, betaald met geld van haar vorige bedrijf, misschien zelfs wel door Torbjörnsson junior persoonlijk. Dat gerucht had de ronde gedaan, maar Stig had zich er nooit druk om gemaakt, en hij had Jessica al evenmin gevraagd waar ze een vrijstaand huis in Sunnersta van had kunnen betalen. Maar hij had meer dan eens ervaren dat hij daar bij de gratie Gods woonde. Hij had aangeboden het halve huis te betalen, hij was zelfs bij de bank geweest om een lening te regelen, maar Jessica had zijn aanbod met weinig woorden afgewezen.
Zij was niet de persoon die iets door de vingers hoefde te zien. Hij zou degene zijn die zijn biezen zou moeten pakken. Stig Franklin ging huiverend in de auto zitten.
Zijn doorweekte kleren deden hem denken aan een kanotocht een paar jaar terug in Ströms Vattudal, toen hij met de kano omgeslagen was en ervan overtuigd was geweest dat hij zou verdrinken. Hij was er die keer in geslaagd om op een stenig strand aan de kant te klimmen, maar zijn bagage en de kano waren verloren gegaan. Bevend van de kou had hij gehoord hoe de wind toenam en hoe de golven uit het zwarte water omhoogschoten. Hij had het gevoel gehad dat ze teleurgesteld waren, razend dat hij aan hun greep ontsnapt was.
Een oude man, die vlak bij het strand woonde, was aan komen lopen en had Stig meegenomen naar zijn huisje. Voor de open haard hadden ze een fles met een grijsachtig brouwsel gedeeld en de oude man had Stig onderhouden met fantastische verhalen over zijn werk als houtvlotter, de verdrinkingsdood en de nukken van het water.
De haat-liefdeverhouding van de man tot water leek te zijn geworteld in een oeroude overtuiging dat de mens van het water leefde, maar ook onder de vloek ervan.
‘Net als vuur’, had de oude baas @doorgefdosofeerd, terwijl hij in de vlammen had gespuugd. ‘Het geeft ons warmte, maar heeft ook een verwoestende werking. Net als de liefde.’
Stig stak de sleutel in het startslot en op hetzelfde moment gleed Laura Hinderstens auto de weg op. Hij zag hem om de hoek verdwijnen en begreep toen pas volledig dat zij het was. Hij reed een paar meter achteruit en constateerde dat haar auto niet langer op de garageoprit stond.
Waar zou ze naartoe gaan? Ze had niet gezegd dat ze nog weg moest. Stig reed achter haar aan en zag haar achterlichten om de hoek bij Artillerigatan verdwijnen. Bij Dag Hammarskjölds väg sloeg ze rechtsaf. Het licht sprong op rood en Stig moest stoppen, maar hij begon nu een donkerbruin vermoeden te krijgen waar ze heen ging.
Hij overzag het verkeer op de kruising. Het was rustig, hij zag maar één auto en die reed de heuvel bij het ziekenhuis af. Stig reed door rood en hervatte zijn achtervolging.
Stig zag hoe Laura ongeveer twintig meter van zijn huis parkeerde. Hij woonde in een huis uit de jaren dertig, uit de tijd van het functionalisme. Het lag aan het eind van een doodlopende straat. Hij remde en reed heel langzaam de straat in. Hij was radeloos. Zou hij doorrijden, zijn auto parkeren, naar binnen gaan en doen alsof hij haar auto niet gezien had? De kans was groot dat ze haar aanwezigheid kenbaar zou maken, misschien zou ze hem wel achterna schreeuwen, zou ze willen dat hij bleef staan praten.
Als hij aan de andere kant op straat zou parkeren, was de kans groot dat de buren de auto zouden zien en zich af zouden vragen waarom de auto niet in de garage stond. Ook al kroop hij in elkaar, de Dahlströms zouden hem ontdekken, daarvan was hij overtuigd.
Hij stopte, maar liet de motor draaien. Laura’s auto werd gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door een heg, maar voorzover hij kon zien zat ze nog in de auto.
Op de benedenverdieping van zijn huis brandde licht. Stig zag Jessica voor zich, hoe ze in de werkkamer de Hausmann-documenten door zat te nemen, geconcentreerd, maar toch ongerust, terwijl ze voortdurend op de klok rechtsonder in beeld op het computerscherm keek. Hij had vaak haar vermogen bewonderd om alle momenten van onrust van zich af te schuiven en effectief en doelbewust door te werken.
Als Laura uitstapte en naar het huis zou gaan, wat moest hij dan? Proberen haar tegen te houden? Hoe zou hij dat moeten doen zonder ophef te veroorzaken op straat? Ze zou zeker luidkeels gaan argumenteren. Haar overrijden? Dan zou zéker de hele straat uitlopen.
Stig zag Laura’s bleke lichaam voor zich, tot gehakt vermalen op het zwarte asfalt. Hij moest niezen, één, twee keer. Hoe zou hij dat moeten uitleggen? Dat ze opeens voor zijn auto gesprongen was en dat hij niet meer had kunnen uitwijken? In Laura’s conditie zou niemand dat onwaarschijnlijk achten.
Het was lastiger om die schrammen aan Jessica te verklaren. Ze zou kunnen accepteren dat hij een verwarde Laura doodreed, maar ontrouw van zijn kant zou ze nooit pikken.
Het ging steeds harder regenen. Bij de Nilssons ging op de benedenverdieping het licht uit. Gustav Rosén liet zijn kat naar buiten. Het arme beest, dacht Stig. Hij zette de auto in zijn één en reed snel naar de oprit van het huis, deed met de afstandsbediening de garage open, reed naar binnen, sprong uit de auto en deed de garagedeur weer dicht. Alles binnen een paar seconden.
Uit zijn gereedschapskist op de werkbank pakte hij een mes, hij testte de scherpte van het lemmet tegen de punt van zijn vinger en scheurde toen de achterkant van zijn broek met vier scherpe messteken kapot. Het deed pijn toen het mes zijn huid raakte en hij schreeuwde het uit. Voordat hij het mes terugsmeet, gaf hij nog een kras in zijn rechterhand. Hij deed de uitloopdeur open, trok hem even snel weer dicht en ging naar binnen.
‘Die klotekat’, schreeuwde hij toen hij de deur naar de bijkeuken dichtsloeg en de keuken in liep.
‘Wat is er?’ schreeuwde Jessica vanuit de werkkamer.
‘Ik ben aangevallen door dat rotbeest van Rosén.’
Hij spoelde water over zijn hand. Jessica kwam in de keuken en staarde hem aan.
‘Die kat?’ vroeg ze ongewoon schaapachtig.
‘Ja, die verdomde tijger van Rosén. Hij zat in de garage en toen ik uit de auto stapte, vloog hij me aan.’
‘Wat deed hij in de garage?’
‘Weet ik veel. Hij is zeker naar binnen geslopen.’
‘Is hij er nog?’
‘Nee, ik heb hem eruit geschopt.’
‘Je broek is helemaal kapot!’
‘Dat mag die verrekte geitenwollen sok betalen! En die kat moeten ze afschieten!’
‘Rustig nou maar. Je bent geschrokken.’
‘Ben je nog aan het werk?’ vroeg Stig.
‘Ja. Waar ben jij geweest?’
‘Bij Laura. Ze belde. Ze was niet tevreden met Hausmann. Volgens mij begint ze een beetje gestoord te worden.’
‘Dat is ze al heel lang. Maar waarom heb je niet gebeld?’
‘Dat ging niet, het spijt me, ze dreigde contact op te nemen met Weber om te vertellen van, ja, je weet wel…’
‘Weber bellen?’
Stig jubelde vanbinnen. Hij was erin geslaagd Jessica’s aandacht af te leiden en hij gooide nog wat hout op het vuur. Door de opluchting wist hij zijn smoes ook nog wat te verbeteren, hoe hij bij Laura in de regen had gestaan in een poging weg te komen, maar hoe ze zich bijna aan hem vast had geklampt, zelfs aan zijn stropdas getrokken had, en maar was blijven argumenteren.
‘Ze zei dat er zestigduizend euro gereserveerd was voor onvoorziene kosten voor fase B. Klopt dat? Dat leek me ontzettend veel.’
‘Nee, nee, het is maar de helft’, zei Jessica.
‘Kun je dat nakijken?’
‘Ik weet dat het dertigduizend is.’
‘Maar zou je alsjeblieft toch even willen kijken, ik stond gewoon met mijn mond vol tanden. Misschien heeft ze er wat aan veranderd.’
Jessica ging naar de werkkamer en Stig liep achter haar aan, maar bleef staan voor de spiegel in de hal en controleerde of de afdrukken op zijn hals zichtbaar waren. Het was daar wel wat rood, maar dat had hij altijd met overhemden met een te strakke boord.
‘Het is dertigduizend!’ riep Jessica.
‘Fantastisch’, zei Stig met nadruk. ‘Ik ga even douchen en dan moeten we het er eens even over hebben wat we met juffrouw Hindersten aan moeten.’
Laura zag hoe Jessica opstond vanachter de computer toen Stig de keuken binnenkwam. Ze kon niet begrijpen waarom hij er zo lang over gedaan had. Was hij nog even langs het werk geweest?
Laura stelde zich voor hoe ze met elkaar spraken, hoe Stig alles vertelde, dat hij van Laura hield en dat zijn relatie met Jessica geen toekomst had.
Na een paar minuten was Jessica teruggekeerd naar de computer. Ze zag er rustig uit. Haar haar glansde in het licht van de bureaulamp. Ze had Stig nergens gezien.
Laura stapte uit haar auto. Ze begreep dat er niets gebeurd was. Hij was gewoon te laf, hij was bang voor die heks. Dat was Laura vroeger ook geweest, maar al haar angst was verdwenen toen ze begrepen had hoe het leven geleefd moest worden. Het was alsof er een stem tot haar gesproken had: reken af met je oude bestaan, Laura!
Ze herinnerde zich hoe sterk de stem geweest was en ze had hem wel moeten volgen, want hoeveel moeilijkheden moesten er niet overwonnen worden? Ze had verslagen aan de keukentafel gezeten, op de achtergrond had de radio rapport uitgebracht van het EMU-referendum, en ze had zich afgevraagd hoe ze verder moest gaan. De stem die al haar angst had overmand, had overwinningsmuziek gespeeld en overtuigend geklonken. De verkondigingen hadden geschald als commando’s: aarzel niet! Sla terug!
Soms werd hij gestoord door een collage van Italiaanse stemmen, maar hij was telkens weer sterker teruggekomen en had het geruis in haar hoofd gefilterd. Ze had gelachen van opluchting en had het mes, waarvan ze de scherpte getest had op een paar vruchten die op tafel lagen, van zich af geschoven. Ze was naar de bibliotheek gegaan, ervan overtuigd hoe de hele zaak moest gaan.
Laura liep naar het huis, boog een paar takken opzij en staarde naar haar rivale. Ze kreeg een ingeving om in het vierkant te gaan staan dat door het licht van het raam op het donkere gazon buiten was ontstaan, als om verlicht te worden door een schijnwerper op een verder donker toneel.
Ze staarde naar de gehate vrouw, die zo zelfgenoegzaam leek in al haar blonde schoonheid en haar doelbewuste, spaarzame bewegingen voor het computerscherm.
Laura werd tegengehouden om slechts één reden: de tijd was nog niet rijp. Dat was een inzicht dat ze wonderlijk genoeg van Ulrik geleerd had: geduld is een schone zaak.