13
Het nieuws werd beheerst door ‘geweld’. Dat was vermakelijk en beangstigend.
Upsala Nya Tidning kwam op de eerste pagina met het nieuws over de tweede moord in evenveel dagen. De krant was erin geslaagd de buurman te interviewen, die Jan-Elis Andersson beschreef als een ‘man van eer’.
‘Het is een moord van eer’, zei Ola Haver.
Expressen droeg zijn steentje bij door te spreken over de ‘boerenslager’. De voorzitster van de Zweedse Agrariërs Vakbond had zelfs een uitspraak gedaan, maar zij was niet erg ongerust geweest. Verder dropen de bloeddorstigheid en de sensationele onthullingen van de krant af.
‘Zij woont hier duizend kilometer vandaan’, zei Berglund, terwijl hij op de foto van de akela van de boeren wees. ‘Dan hóéf je ook niet ongerust te zijn.’
‘De voorzitster van de ZAV woont zeker duizend kilometer bij álle boeren vandaan’, zei Sammy Nilsson. ‘Vooral bij mensen als Blomgren en Andersson.’
Aftonbladet haakte ook in op de theorie van een seriemoordenaar. Een bekende criminoloog had zich met zijn befaamde breedsprakigheid in de krant uitgelaten en berichtte over zijn ervaringen uit de VS. Wat dat voor nut had voor Uppsala was niet duidelijk. Dagens Nyheter was erin geslaagd de foto’s van het huis van Blomgren en dat van Andersson om te wisselen.
‘Die blaaskaak’, zei Ottosson verbitterd. Hij had de criminoloog ontmoet en had zijn oordeel klaar. In het klimaat dat de verzamelde pers die ochtend had weten te creëren, stapte Ann Lindell binnen in gezelschap van de chef van de Recherche Inlichtingen Dienst, de RID. Ze keuvelden haast gemoedelijk. De anderen keken op. Sammy Nilsson grijnsde.
‘Ben je weer naar de film geweest?’ vroeg hij Lindell, die hem volkomen negeerde. Ze wist dat dat vaak de beste remedie was.
Ola Haver schoof de stapel kranten van zich af.
‘Zullen we?’ vroeg hij.
Ottosson begon zijn relaas zoals gewoonlijk met een korte uiteenzetting van de toestand in de stad en gaf ook plichtsgetrouw een rapport van het district Tierp. Dat ging over een geweldpleger die een paar auto’s had vernield en vervolgens met zijn eigen auto in zuidelijke richting verdwenen was, vermoedelijk onder invloed van zekere pillen. Volgens de collega’s in Tierp werd de man als gevaarlijk beschouwd.
Berglund zuchtte. Ottosson keek op van zijn papieren.
‘Oké,’ zei hij, ‘nu laten we alle gevaarlijke Tierpers even voor wat ze zijn. Vraag één: moeten we uitgaan van een verband?’
‘Ja’, zei Lindell beslist en ze beargumenteerde haar stelligheid vanuit haar eigen gedachten van de avond ervoor. ‘We moeten achteruit graven in de tijd’, eindigde ze terwijl ze Sammy Nilsson aankeek.
‘De landbouwsectie’, zei Berglund toen Sammy niet reageerde.
‘Nada’, zei Sammy. ‘Beiden zijn voormalige boeren. Blomgren op kleinere schaal, vroeger was hij melkveehouder met een klein aantal dieren, eind jaren zeventig is hij uitgeschreven als melkleverancier, hij is nog een jaar of tien doorgegaan met het verbouwen van graan maar is er toen helemaal mee gestopt. Hij heeft daarnaast ook een hele tijd ander werk gedaan. Daar weet Fredriksson meer van. De boerderij van Jan-Elis Andersson was iets groter, ruim zestig hectare, de meeste grond was grasland voor zijn eigen dieren en die van anderen. Melkkoeien, maar later ook vleeskoeien en zelfs paarden. Hij verhuurde stalplaatsen en leverde voer.’
‘Had hij nog steeds dieren?’ vroeg de RID-chef.
‘Alleen een kat, die de buurman onder zijn hoede heeft genomen. Ze hadden allebei hun grond verkocht. Andersson zat er warmpjes bij, met bijna een half miljoen kronen op de bank plus een groot aantal aandelen en obligaties.’
‘Wie is zijn erfgenaam?’
‘Een nichtje, Lovisa Sundberg, woont in Umeå. Getrouwd met een architect.’
‘Hebben we haar al kunnen bereiken?’
De vragen van de RID-chef kwamen meteen na het antwoord en zorgden voor een harmonieuze beurtzang tussen hem en Sammy Nilsson.
‘Ja, de collega’s in Umeå hebben met haar gesproken. Ze was geschokt, maar beheerst, was hun samenvatting. Ze bevond zich gisteren in Västerbotten.’
‘En die architect?’
‘Op zakenreis in Stockholm. Het spijt me, maar hij zat vanaf halfnegen in vergadering op een kantoor op Kungsholmen.’
‘Hoe laat ontbijten boeren meestal?’ vroeg Berglund zachtjes.
Sammy Nilsson grijnsde.
‘Dat ligt eraan’, zei hij. ‘Andersson had geen beesten meer, dus dat kan op elk moment zijn geweest, maar in zijn geval vermoedelijk vrij vroeg.’
‘Kan die architect de oude baas hebben doodgeslagen en vervolgens naar zijn meeting zijn gegaan?’
‘Hij heeft om zeven uur ontbeten in Hotel Tegnér. Ik heb met het personeel gesproken.’
‘Goed werk’, zei Lindell nadrukkelijk en Sammy keek haar vluchtig aan voordat hij doorging.
‘Bovendien zit hij in een rolstoel.’
Allan Fredriksson gaf vervolgens een uiteenzetting van Petrus Blomgrens diverse werkzaamheden en inkomsten. De boerderij was in het begin de basis geweest voor zijn kostwinning, maar de betekenis daarvan was steeds verder afgenomen. Het leek alsof de keuterboer in het begin niet had ingezien dat een bedrijf van dertig hectare niet rendabel was. De laatste jaren als actieve boer waren de magerste geweest. Toen hij in de bouw ging werken bij Nylander en bijkluste in het bos, was het beeld drastisch veranderd. Zo moest Blomgren het wel ervaren hebben, meende Fredriksson.
‘Hij verdubbelde in een paar jaar tijd zijn belastbare inkomen. Hij stortte veel vaker geld op zijn spaarrekening. Hij hield geld over. Ik heb geprobeerd zijn carrière in kaart te brengen om te zien of er iets opzienbarends is, maar ik kan niets vinden. Blomgren gaat gewoon door, hij leidt een teruggetrokken en rustig bestaan, geen toestanden met overheidsinstanties.’
Fredriksson bladerde in zijn papieren. Ottosson keek glimlachend naar Lindell. Rustige bijeenkomsten en briefings waren een kolfje naar de hand van de afdelingschef. Op dat territorium bewoog hij zich met een gemak dat toevallige gasten altijd verbaasde. Ottosson had een opmerkelijk vermogen om gezelligheid en een ongedwongen atmosfeer tot stand te brengen.
‘Zijn tijd als timmerman levert geen opmerkelijke sporen op,’ hernam Fredriksson het woord toen hij het juiste papier gevonden had, ‘alleen een verwonding in het najaar van ‘91. Hij is toen van een steiger gevallen en had een gescheurde milt.’
Berglund zuchtte.
‘Ik heb met twee ex-collega’s gesproken. Ze beschrijven Blomgren als zeer timide. Hij viel nooit op, behalve dan dat hij zeer punctueel en ijverig was. Hij had beweerd maar één keer in zijn leven dronken te zijn geweest. Dat was tijdens een buitenlandse reis begin jaren tachtig. Hij was een week in Spanje geweest. Mallorca, meenden zijn collega’s.’
‘Het spannendste van zijn leven was zijn dood’, zei Sammy Nilsson.
‘Ben je klaar?’ vroeg Ottosson.
Fredriksson knikte.
‘Wat betreft Andersson hebben we nog niet zo veel kunnen vinden,’ zei Berglund, ‘maar morgen kunnen we zijn spannende carrière presenteren.’
‘Sammy’, zei Ottosson.
Sammy Nilssons verhaal over het lidmaatschap van de vakbeweging van beide boeren was evenmin dramatisch. Beiden waren lid van de ZAV, maar zaten bij verschillende afdelingen. Er was niets wat erop duidde dat ze elkaar in een dergelijk verband ontmoet hadden.
‘En die dreigbrief bij Andersson thuis dan?’ vroeg Lindell.
‘Alles wijst erop dat hij die zelf geschreven heeft. Het handschrift komt overeen met zijn handschrift in de papieren die we gevonden hebben, maar dat moet nog nader worden onderzocht. ‘
Het werd stil in de vergaderzaal. Ottosson keek naar Lindell en begon het geheel samen te vatten, maar hij merkte dat de collega’s ongeconcentreerd waren. Alles was gezegd en ze waren allemaal ervaren genoeg om in te zien wat er gedaan moest worden.
Ze braken op in de wetenschap dat ze een lange werkdag voor de boeg hadden. Lindell verzamelde haar aantekeningen en wisselde enkele woorden met de RID-chef voordat ze terugging naar haar kamer.