28
Maj-Britt stond bij de balkondeur te wachten tot Saba weer binnen zou komen. Die had zich net door het gat in het balkonhekje gewurmd en was uit het oog verdwenen op het grasveld beneden.
Maj-Britt had haar stoel vlak bij het raam gezet en daar had ze de afgelopen twee dagen bijna de hele tijd gezeten, maar er was niet veel spannends gebeurd daarbuiten. Die arts was één keer bij de weduwe geweest. Meteen dezelfde dag dat ze bij Maj-Britt was geweest en haar walgelijke onderzoek had gedaan, was ze tegen de avond weer opgedoken, maar daarna had ze zich niet meer laten zien. Ze had ook nog niet gebeld met de uitslag van de tests, maar dat maakte niet uit, het was vooral Ellinor die daar ongeduldig op wachtte.
Maj-Britt zelf vond het uitstel eerder aangenaam. De tabletten die Ellinor had gehaald tegen de pijn, gaven wat verlichting en zolang ze niets hoorde, hoefde ze er ook geen standpunt over in te nemen. Ze zat in haar flat net als altijd, viel van de ene stilte in de andere. Het enige wat anders was, was de pijn in haar rug en het feit dat ze niet meer zoveel at. Dat kwam niet alleen doordat ze misselijk was, maar de impuls om iets in haar mond te stoppen was niet zo sterk meer, die kon ze plotseling weerstaan, waarom begreep ze niet goed. Iets had zich teruggetrokken toen ze het had aangedurfd om alle gedachten tot het eind toe door te denken. Ze was langs alle ondraaglijke herinneringen gegaan, had onder ogen gezien hoe weerzinwekkend ze waren en hoefde zich er niet meer voor te verstoppen. Niet te vluchten. Ze deden net zoveel pijn als ze ergens altijd al had geweten, en nu ze dat wist, konden ze haar niet meer bang maken. Ze raakten hun macht kwijt.
Ze zag Ellinor beneden over het pad aankomen. Het leek Maj-Britt maar koud, met zo'n stuk blote buik tussen shirt en broek en ze schudde haar hoofd. Het dunne spijkerjackje kon niet warm genoeg zijn voor de tijd van het jaar. Maar misschien hielden de politiek bewuste plastic buttons waarmee het versierd was de stevigste bries nog wel tegen. Ja, dat was het natuurlijk. Ze zag Saba over het grasveld sjokken om haar te begroeten, en Ellinor keek naar de balkondeur en zwaaide. Maj-Britt zwaaide terug. Ze voelde dat ze vanbinnen warm werd.
'Ze komt om twee uur. Ze heeft niets gezegd over testuitslagen of zo; dat wilde ze met jou bespreken.'
Ellinor zat op haar hurken de veters van haar schoenen los te maken terwijl ze praatte. Maj-Britt voelde een steek van onbehagen bij de gedachte dat ze die arts weer in huis zou hebben, maar toen dacht ze weer aan haar machtsmiddel en die gedachte luchtte haar op. Als je maar wist wat je aan elkaar had, werd alles stukken eenvoudiger. Als niemand de baas kon spelen over de ander. Die arts mocht dan misschien beschikken over de sleutel tot de geheimen van haar lichaam, en zou daar gemakkelijk gebruik van kunnen maken, maar als ze dat deed, dan was Maj-Britt verzekerd van een geschikt verdedigingswapen.
Niemand zou ooit meer iets met haar mogen doen waarvoor ze zelf geen toestemming gaf.
Nog maar een paar minuten, dan was het twee uur. Maj-Britt nam plaats in haar leunstoel met uitzicht op de parkeerplaats, maar gek genoeg had ze de auto nog niet gezien toen er werd aangebeld. Het was een kleine tegenvaller dat ze zich niet goed had kunnen voorbereiden.
Ellinor ging opendoen.
'Hallo, wat aardig van je om langs te komen.'
De arts gaf een kort antwoord en even later stonden ze allebei bij Maj-Britt in de woonkamer. Het viel haar op dat de arts iets in haar hand had, het leek een kleine, grijze aktetas, maar dan met een snoer eraan en een paar knoppen.
'Hallo, Maj-Britt.'
Maj-Britt keek achterdochtig naar het apparaat in haar hand.
'Wat is dat?'
'Mag ik even gaan zitten?'
Maj-Britt knikte en de arts, van wie ze heel goed wist dat ze Monika heette, maar met wie ze niet van plan was een persoonlijk contact op te bouwen, ging op de bank zitten, legde het wonderlijke ding op tafel en haalde wat papieren uit haar handtas. Maj-Britt hield haar ogen niet van haar af, de geringste beweging werd geregistreerd. Ze nam geïnteresseerd waar dat de papieren in haar hand licht trilden.
'Het is als volgt.'
De arts vouwde de papieren uit. Ellinor keek haar aandachtig aan. Maj-Britt wendde haar blik naar het raam. Het interesseerde haar eigenli jk niet zoveel.
'Je bezinking is abnormaal hoog en de bloedwaarde erg laag. De proef toonde geen bacteriën in de urine aan en na een kweek heb ik er ook geen gevonden, dus we kunnen een infectie aan de urinewegen met zekerheid uitsluiten. Een niersteen was een andere mogelijkheid waaraan ik dacht, maar dan zou de pijn meer plotseling moeten komen, en bovendien zou er geen effect zijn op de bezinking.'
Ze zweeg en Maj-Britt bleef naar de schommel kijken. Ze had nog minder interesse voor waar ze niét aan leed.
'Dus ik ben gezond?'
'Nee, dat ben je niet.'
Er viel een korte stilte waarin alles nog steeds vredig was.
'Ik zou een echo willen maken.'
Maj-Britt draaide haar hoofd om en keek haar aan, meteen op haar hoede.
'Ik ga nergens heen.'
'Nee, het kan hier.'
De arts legde haar hand op het apparaat op tafel. Maj-Britt voelde zich bedrogen. Ze had besloten dat ze geen onderzoeken meer wilde laten doen, met haar weigering om haar flat te verlaten had dat geregeld moeten zijn. Maar nu kwam die arts met apparatuur aanzetten die het toch mogelijk zou maken. Ellendige vooruitgang.
'En als ik dat niet wil ?'
'Maj-Britt!'
Dat was Ellinor. De grens tussen smeken en het spuugzat zijn was uitgewist.
Maj-Britt keek weer uit het raam.
'Wat denk je te kunnen vinden met een echo?'
Ellinor vroeg naar de details waarvoor Maj-Britt zelf niet veel interesse had en de twee vrouwen begonnen haar eventuele aandoening te bespreken.
'Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik moet even naar de nieren kijken.'
'Wat denk je dan dat het kan zijn?'
Het werd weer even stil, maar er was geen rust meer. Het was alsof het woord al lag te vibreren in de kamer, nog voordat het een klank had gekregen. Het bleef nog even rustig liggen gedurende een laatste moment van vertrouwen.
'Het kan een tumor zijn. Maar zoals gezegd,' voegde ze er snel aan toe, 'ik weet het niet honderd procent zeker.'
Een tumor. Kanker. Dat was een woord dat ze vaak op tv had gehoord en helemaal onopgemerkt was het niet aan haar voorbijgegaan. Maar vanaf dat moment wist ze dat dat woord een heel ander effect had als het werd uitgesproken over iets wat misschien in je eigen lichaam zat. Dan kwam het tot leven en riep een beeld op van iets zwarts en boosaardigs daarbinnen, je kon het bijna zien, een monster dat in haar zat, alles opslokte wat hem voor de voeten liep en steeds groter werd.
Toch was ze niet zo bang. Het was meer alsof opnieuw een gedachte die ze niet tot het eind had durven doordenken eindelijk was bevestigd. Want waarom zou haar lichaam geen kanker hebben? Dat zou zijn laatste overwinning zijn op haar zinloze, levenslange verzet. Om stiekem een gezwel te voeden en definitief wraak te nemen en haar te overwinnen.
Ze besefte dat ze het moest weten.
'Hoe gaat zo'n onderzoek in zijn werk?'
Want ergens voelde ze toch de behoefte om het bevestigd te krijgen.
Het was doodstil in de kamer. Maj-Britt zat weer in haar stoel. Ellinor zat voorovergebogen op de bank met haar hoofd in haar handen. Midden in de kamer stond de arts haar mooie apparaat in te pakken, dat zojuist de vermoedens had bevestigd die ze kennelijk allemaal hadden gedeeld. Maj-Britt constateerde tevreden dat haar handen nog steeds trilden. Om de een of andere reden deed het haar goed dat te zien.
'Voorzover ik zag was de tumor nog beperkt tot de nier, maar we moeten natuurlijk een röntgenfoto maken om dat zeker te weten. Ik heb niets gezien wat wees op een uitzaaiing, maar dat moet ook nog verder onderzocht worden. Hij was wel groot, dus het is belangrijk om hem snel te weg te halen.'
Maj-Britt voelde zich merkwaardig rustig. Ze keek weer uit het raam. Naar de schommel waar ze al dertig jaar naar keek, maar nooit bij in de buurt was geweest.
'En als hij niet weggehaald wordt?'
Niemand gaf antwoord, maar na een poosje hoorde ze een puffend geluid van Ellinor.
'Wat als hij niet weggehaald wordt?'
Nu was het Maj-Britts beurt om te zwijgen. Ze had alles gezegd wat er te zeggen viel.
'Maj-Britt, wat bedoel je daarmee? Je snapt toch wel dat je hem moet laten weghalen! Of niet, Monika? Hoe lang kun je leven met zo'n tumor, als je hem niet behandelt?'
'Daar kan ik onmogelijk antwoord op geven. Ik weet immers niet hoe lang hij er al zit.'
'Ja, maar bij benadering?'
Bij Ellinor stak het als gewoonlijk weer vreselijk nauw met de details.
'Zo'n zes maanden. Het kan langer zijn en het kan korter zijn, het ligt eraan hoe snel hij groeit. Als arts moet ik een operatie echt sterk aanraden.'
Als arts. Maj-Britt snoof in zichzelf.
Plotseling ging Ellinors mobieltje, ze stond op en liep naar de hal.
Maj-Britt keek naar de vrouw die zo zorgvuldig haar mooie uitrusting inpakte.
Zes maanden.
Misschien.
Moeilijk te zeggen, had ze gezegd.
'Tja, jullie artsen hebben de taak al het mogelijke te doen om het leven van andere mensen te redden.'
Ze begreep eigenlijk niet waarom ze dat zei, maar ze kon het niet laten. Misschien wilde ze iets van die wijsneuzigheid tenietdoen die de arts uitstraalde. Ze stond daar in de kamer alsof ze de goedheid zelve was en deed net of ze de hele mensheid ten dienste stond. Maar haar duistere geheimen verborg ze zorgvuldig, onder het onberispelijke oppervlak lagen dezelfde smoezelige vergissingen en tekortkomingen als bij alle andere stervelingen.
Maj-Britt las de reactie snel af en kreeg zin er nog een schepje vurige kolen bovenop te doen.
'Om ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk in leven blijven, hier op aarde blijven bij hun gezinnen en hun kinderen zien opgroeien. Daar zijn dokters voor. Er is toch eigenlijk niets wat belangrijker voor jullie zou kunnen zijn dan dat.'
Ellinor dook weer op in de deuropening.
De arts zat op haar hurken en deed haar tas dicht en Maj-Britt zag dat ze zich aan de rand van de bank moest vastpakken toen ze opstond. Een snelle beweging van haar hand om haar evenwicht niet te verliezen. Zonder Maj-Britts kant op te kijken verdween ze naar de hal en Ellinor liep met haar mee. Maj-Britt kon hun korte gesprek toch volgen.
'Ik kan helaas verder niets meer doen. Jullie moeten contact opnemen met haar gezondheidscentrum, dan loopt het verder via hen. Zij regelen verwijzingen naar het ziekenhuis voor verder onderzoek.'
De voordeur ging open en Ellinors laatste woorden kaatsten heen en weer tussen de stenen muren van het trappenhuis.
'Bedankt voor alle hulp.'
En toen ging de deur weer dicht.
Ellinor bleef een vol uur zitten terwijl er andere Gebruikers op haar wachtten. Maj-Britt zei niet zoveel, maar Ellinors woordenvloed vierde nieuwe triomfen in een wanhopige poging Maj-Britt zover te krijgen dat ze haar toestemming gaf om het gezondheidscentrum te bellen. Maar dat wilde Maj-Britt niet. Ze was niet van plan nog meer onderzoeken te ondergaan en al helemaal geen operaties.
Waarom zou ze?
Wat had ze er überhaupt voor reden voor ?
Hoe pijnlijk het ook was om het toe te geven, ze kon met de beste wil van de wereld niets bedenken wat maar in de verte op een reden leek.