7
Je bent arts. Je kunt dit. Vertel iets, het geeft niet wat!
Drieëntwintig paar verwachtingsvolle ogen waren op haar gericht. Monika's geest was leeg. Eén enkele herinnering schoot als een etterbuit omhoog uit het niets en maakte alle bij elkaar verzonnen fantasieën onmogelijk. De seconden gingen voorbij. Iemand glimlachte bemoedigend en iemand anders voelde aan hoe moeilijk ze het had en koos ervoor weg te kijken.
'Als je wilt kunnen we eerst naar de volgende gaan, dan vertel jij daarna. Ik bedoel, als je even wilt nadenken.'
De vrouw glimlachte vriendelijk, maar Monika moest er niet aan denken dat ze medelijden met haar zouden krijgen. Drieentwintig mensen vonden haar op dit moment incapabel. Als ze ergens haar best voor had gedaan in haar leven, dan was het wel om als het tegenovergestelde te worden beschouwd. En dat was haar gelukt. Ze hoorde het vaak. Collega's op het werk zeiden dat ze goed was. Nu zat ze tussen drieëntwintig onbekenden en had net een speciale behandeling aangeboden gekregen vanwege haar ondeugdelijkheid. Iedereen in dit vertrek beschouwde haar gewoon als doorsnee, iemand die niet in staat was om de opdracht uit te voeren waar Mattias zich op zo'n schitterende manier van had gekweten. De behoefte om haar positie te heroveren was zo sterk dat het haar lukte haar wankelmoedigheid te overwinnen.
'Ik aarzelde alleen even, omdat het bij de herinnering waar ik aan dacht ook om een ongeluk gaat.'
Haar stem was vast en opzettelijk een tikje arrogant. Iedereen keek weer naar haar. Ook degenen die uit discreet meegevoel hadden weggekeken.
De vrouw die haar hieraan had blootgesteld kwam op het slechte idee om te glimlachen.
'Dat maakt niet uit. Het was immers de bedoeling dat jullie vrij zouden associëren en het zijn de ingrijpende ervaringen die het eerst opduiken. Ga je gang, vertel maar precies wat jij wilt.'
Monika slikte. Nu was er geen weg terug. Ze kon alleen nog kleine aanpassingen in de waarheid aanbrengen, als die niet te harden was.
'Ik was vijftien en mijn broer Lasse was twee jaar ouder. Hij was uitgenodigd op een feest bij zijn vriendin Liselott, haar ouders waren niet thuis, en aangezien ik een oogje had op een vriend van hem, die ook zou komen, had ik hem zover gekregen dat ik ook mee mocht.'
Ze voelde haar eigen hartslag en vroeg zich af of iemand anders die ook kon horen.
'Liselott woonde een eindje weg, dus we hadden afgesproken dat we daar zouden blijven slapen. Mijn moeder was er niet helemaal van op de hoogte hoe het er op zulke feesten aan toeging, dat er nogal wat gedronken werd en zo, bedoel ik. En ook al had ze daar wel een idee van, dan dacht ze waarschijnlijk dat mijn broer en ik daar niet aan meededen. Ze had nogal een hoge pet van ons op.'
Tot zover was er nog geen vuiltje aan de lucht. Tot zover lukte het om behoedzaam langs de waarheid te manoeuvreren.
Tot zover was ermee te leven.
'Sommigen namen 's avonds een sauna. Er werd vrij stevig gedronken en naderhand schakelde niemand het aggregaat van de sauna uit.'
Ze zweeg. Ze wist het nog zo goed. Zelfs de stem van Liselott herinnerde ze zich nog, hoewel het nu zo lang geleden was en ze die na die avond nooit meer had gehoord. 'Monika, zet jij beneden de sauna uit?' En ze had ja gezegd, maar door al het bier tolde haar hoofd en de jongen op wie ze heimelijk verliefd was, had eindelijk belangstelling getoond en ze had beloofd om op de trap te blijven wachten terwijl hij naar het toilet ging.
'Toen gingen degenen die bleven slapen naar bed. Er waren er nog drie, behalve Lasse en ik. We sliepen overal waar maar een plekje was, op banken en in bedden, overal. Lasse sliep op de bovenverdieping bij Liselott op de kamer en ik beneden.'
Haar pas verworven vriendje was naar huis gegaan. Lasse was al in slaap gevallen in de kamer van Liselott. Zelf was Monika draaierig van verliefdheid en van het bier op de bank vlak voor hun gesloten deur gaan liggen.
Op de bovenverdieping.
Op de overloop boven aan de trap.
Ze had nog nooit van haar leven opgebiecht dat ze daar die nacht had gelegen.
'Ik werd om vier uur wakker doordat ik geen lucht meer kreeg en toen ik mijn ogen opendeed stond het huis al in brand.'
De schrik. De paniek. De vreselijke hitte. Eén gedachte maar. Naar buiten. Ze was in een paar stappen bij de gesloten deur geweest, maar daar had ze geen moment aan gedacht. Ze was meteen de trap af gerend en had hen aan hun lot overgelaten.
'Overal was rook en ook al denk je dat je de weg kent in een huis, het wordt een heel ander verhaal als je niets kunt zien.'
De woorden stroomden naar buiten in een wanhopige poging de opdracht zo snel mogelijk tot een einde te brengen.
'Ik kroop naar de trap en probeerde naar boven te gaan, maar de brand was al veel te fel. Ik probeerde hen wakker te schreeuwen, maar het geluid van het vuur was oorverdovend. Ik weet niet hoe lang ik daar op de trap heb gestaan en heb geprobeerd boven te komen. Keer op keer moest ik een paar treden teruggaan, om het daarna opnieuw te proberen. Het laatste wat ik weet is dat een brandweerman mij daar heeft weggehaald.'
Ze kon niet verder vertellen. Tot haar ontzetting voelde ze dat ze bloosde. Ze voelde hoe het schaamrood zich uitbreidde over haar wangen.
Ze had veilig buiten op het gazon gestaan en had gezien hoe de hitte de ruiten in de kamer van Liselott had laten exploderen. Als versteend had ze langzaam maar zeker begrepen dat hij nooit naar buiten zou komen. Dat hij in de val zou blijven zitten die zij had gezet. Ze had daar levend staan kijken naar de boosaardige vlammen, die het huis en de mensen die erin waren blijven zitten vernietigden. Haar knappe, vrolijke grote broer, die zoveel moediger zou zijn geweest dan zij. Die nooit geaarzeld zou hebben om die paar stappen te zetten om haar leven te redden.
Die had moeten overleven in haar plaats.
En dan alle vragen. Alle antwoorden die ze toen in haar wanhoop over de waarheid al had verdraaid. Ze had in de woonkamer op de benedenverdieping geslapen! Liselott had beloofd dat ze het aggregaat van de sauna uit zou zetten! Weken van angst dat een van de vrienden die naar huis waren gegaan haar had horen beloven dat zij de sauna zou uitzetten of dat ze haar op de bank boven hadden gezien. Maar haar beweringen waren niet tegengesproken en mettertijd waren ze de officiële waarheid geworden over wat er was gebeurd.
'Wat is er met je broer gebeurd?'
Monika kreeg de woorden niet over haar lippen. Dat was toen ook al zo geweest, toen haar moeder over het gazon was komen aanstormen met alleen een jas over haar nachtpon. De bovenverdieping was ingestort en de brandweerlieden hadden hun best gedaan om de vlammen te blussen, die zich niet wilden laten beteugelen. Iemand had haar gebeld en ze was in de auto gesprongen.
Het beeld dat nog het duidelijkst in Monika's geheugen zat, was dat van het gezicht van haar moeder toen ze haar vraag eruit gooide. Haar ogen opengesperd in angst over wat ze eigenlijk al wist, maar weigerde te begrijpen.
'Waar is Lars?'
Het lukte haar niet om te antwoorden. De noodzakelijke woorden waren niet te gebruiken. Het kon niet waar zijn en zolang niemand het zei, was het nog steeds geen werkelijkheid.
Ze voelde de handen op haar schouders, de vingers die haar pijn deden toen haar moeder probeerde een antwoord uit haar te schudden.
'Geef antwoord, Monika! Waar is Lars?'
Een brandweerman kwam haar te hulp en het kostte hem maar een paar seconden om de woorden uit te spreken die alles onherroepelijk maakten. Die bepaalden dat niets ooit meer hetzelfde zou kunnen zijn.
'Hij heeft het niet gered.'
Iedere lettergreep hakte doelbewust in de ruimte tussen toen en nu. Het verleden, zo nietsvermoedend en zo naïef, werd voorgoed losgerukt van de toekomst.
En op dat moment zag ze het. Ze zag het vaag in de ogen van haar moeder, die daar in haar nachtpon stond en zich in haar vertwijfeling probeerde te verweren tegen de onbarmhartige woorden. Daar zag ze wat het grootste verdriet van haar leven zou worden, datgene waar ze haar leven lang verandering in aan zou proberen te brengen.
Wat nooit kon.
Het verdriet van haar moeder over de dood van Lasse was groter dan de vreugde die ze kon voelen over het feit dat Monika nog leefde.