17

Een week na het ongeluk belde Ase. Monika was haar flat alleen uit geweest om haar moeder naar het graf te rijden en daarna langs de boekhandel te gaan om meer boeken te kopen. Ze was al bijna bij 1800 en geen enkel detail uit de Zweedse geschiedenis was te onbenullig geweest om het te onthouden. Met het leren van feiten had ze nooit moeite gehad.

'Monika, het spijt me dat ik niet eerder heb gebeld, maar ik heb me een tijdje nergens toe kunnen zetten. Ik wilde je nog bedanken dat je toen bent gekomen. Ik durfde niet naar huis te bellen, want Börje heeft al een klein infarct gehad en ik wist niet of hij zo'n telefoontje wel aankon.'

Ases stem was moe en dof. Het was niet te geloven dat het dezelfde persoon was.

'Dat spreekt toch vanzelf.'

Het werd even stil. Monika las verder over de misoogst van 1771.

'Ik ben er gisteren geweest.'

'Op de plaats van het ongeluk?'

Ze sloeg een bladzijde om.

'Nee, bij haar. Bij Pernilla.'

Monika stopte met lezen en ging rechtop op de bank zitten.

'Ben je er geweest?'

'Ik moest het gewoon doen, ik had anders niet met mezelf kunnen leven. Ik moest haar in de ogen kijken en haar zeggen hoe erg ik het vind.'

Monika legde het boek neer.

'Hoe was het met haar?'

Er volgde een lange uitademing.

'Het is zo verschrikkelijk allemaal.'

Monika wilde meer weten. Ze wilde ieder bruikbaar detail uit Ase trekken.


'Maar hoe was ze?' 'Ja, wat zal ik zeggen ? Verdrietig. Maar in zekere zin beheerst. Ik denk dat ze een kalmerend middel had gekregen om de eerste dagen door te komen. Maar het dochtertje...'

Haar stem brak.

'Ze kroop over de vloer en lachte en het was zo... het is zo onvoorstelbaar wat ik heb aangericht.'

'Het was jouw schuld niet, Ase. Als er een eland op je afkomt heb je geen kans.'

'Maar ik had langzamer moeten rijden. Ik wist dat er geen wildhekken stonden.'

Monika aarzelde. Ase had nergens schuld aan. Het had allemaal zo moeten zijn. Het was gewoon zo dat de verkeerde persoon opeens op de passagiersstoel had gezeten.

Er viel een stilte en Ase vermande zich. Ze snufte een paar keer, maar stopte met huilen.

'De ouders van Mattias zijn een paar dagen bij haar geweest, maar ze wonen in Spanje dus ze zijn nu weer weg. Pernilla's vader leeft nog, maar is kennelijk dement en zit ergens in een tehuis en haar moeder is tien jaar geleden overleden, maar ze krijgt hulp van de gemeente. Er is een hulpgroep van vrijwilligers die bij haar komen en op haar dochtertje passen, zodat zij kan slapen.'

Monika luisterde gespannen. Een hulpgroep van vrijwilligers ?

'Wat is dat voor hulpgroep, weet je dat?'

'Nee.'

Ze schreef hulpgroep ? ? ? onder de aantekeningen over Jacob Magnus Sprengtporten en onderstreepte het woord een aantal malen.

'Ik was zo bang dat ze boos zou worden of zo, maar dat was niet zo. Ze bedankte me zelfs dat ik zo moedig was geweest om naar haar toe te komen. Börje en Ellinor waren er ook bij, alleen had ik er niet heen gedurfd. Ze was zo dankbaar dat ze alle details te horen kreeg over hoe het was gegaan, het hielp haar om dat te weten, zei ze.'

Monika voelde haar lichaam verstijven.

'Wat voor details bedoel je?'

'Over het ongeluk zelf en zo. Hoe het was op de plaats van het ongeval. En hoe hij was geweest op de cursus. Ik heb tegen haar gezegd dat hij zoveel over haar en Daniëlla had verteld.'

Monika moest meer weten over de details die Pernilla te horen had gekregen, maar het was een moeilijke vraag om te stellen. Ase liet haar geen keus. Ze deed haar best om de vraag natuurlijk te laten klinken.

'Niet dat het wat uitmaakt, maar... heb je nog wat over mij gezegd?'

Er ontstond een korte pauze. Monika zat gespannen als een veer te wachten. Stel je voor dat Ase alles al had verpest!

'Nee...'

Ze staarde voor zich uit. Toen stond ze op en ze liep naar de computer in de werkkamer, ze was halverwege toen Ase haar de vraag stelde.

'Maar hoe voel jij je nu?'

Ze bleef staan. Haar blik bleef aan de muur boven het beeldscherm plakken. Ase had haar vraag zo voorzichtig gesteld, bijna verlegen, alsof ze die nauwelijks durfde uit te spreken.

'Hoe bedoel je?'

Het klonk scherper dan ze had bedoeld.

'Nou, ik bedoel alleen maar, ik dacht dat je misschien het gevoel had, ja, of dat je het idee had, maar er is ook werkelijk geen reden om...'

Een halve minuut lang deed Ase haar best om haar vraag weg te moffelen in een lange reeks onsamenhangende bijkomstigheden. Monika bleef doodstil staan. Haar schuld was van haar alleen en ging niemand anders aan. Maar Ases vraag gaf aan dat zij het ook zag. Ze moest haar echt bij Pernilla weghouden; ze kon het risico niet lopen dat Ase daar de deur plat liep en vroeg of laat zou onthullen dat het eigenlijk allemaal Monika's schuld was.

'Ben je er nog?'

Monika antwoordde meteen.

'Ja, ik ben er nog. Ik was even in gedachten.'

'Ik weet niet goed wat ik moet doen. Je wilt haar op de een of andere manier graag helpen, hè?'


Monika liep verder naar de computer en klikte naar de website van de gemeente. Ze tikte 'hulpgroep' in in het zoekvenstertje en had meteen beet. Toen keek ze op van het scherm. Voor het raam stond een hibiscus die nodig water moest hebben. Ze liep erheen en duwde met haar wijsvinger in de droge aarde.

'Ik denk, Ase, dat je haar het best met rust kunt laten. Je kunt niets voor haar doen. Dat is de ervaring die ik als arts heb opgedaan met dit soort dingen. Je moet proberen een onderscheid te maken tussen wat goed is voor haar en wat je eigenlijk alleen voor jezelf doet.'

Ase zweeg en Monika wachtte. Ze wilde Pernilla voor zichzelf alleen. Ze was haar verantwoordelijkheid, niet die van iemand anders.

Ase klonk bijna verward toen ze verderging.

'Denk je dat echt?'

'Ja. Ik heb dit eerder meegemaakt bij ongelukken.'

Het werd weer stil. Ze kneep een dor blaadje van de plant en liep naar de keuken.

'Probeer goed op jezelf te passen, Ase, je gezin heeft je nodig. Wat gebeurd is kan niet ongedaan gemaakt worden en het beste wat je kunt doen is proberen verder te gaan en in te zien dat het niet jouw schuld was.'

Ze liep door naar het aanrecht en trok het kastje open waarachter de vuilniszak zat, kneep het verdorde blad fijn in haar hand en liet de resten tussen het overige vuilnis vallen.

'Ik bel je over een paar dagen om te horen hoe het met je gaat.'

En ze beëindigden het gesprek.

Maar Monika zou niet bellen. De volgende keer zou het weer Ase zijn die belde.

Monika hield een onprettig gevoel over aan het gesprek. Er gebeurden dingen daar in de flat van Pernilla waar ze geen greep op had. Het was tijd om de volgende stap te zetten. Tijd om ernst te maken met haar nieuwe rol. Ze liep naar de hal en trok haar jas aan.

Toen ze in de auto onderweg was, begon ze zich al wat beter te voelen. De richting uitstippelen was altijd het moeilijkst, als ze het doel eenmaal had bepaald kwam het verder alleen op daadkracht aan. En die had ze wel. Haar taak had haar innerlijke wanhoop verdrongen en nu was ze een en al vastberadenheid. Alles had weer zin gekregen.

Ze aarzelde ditmaal niet toen ze de voordeur binnenging, constateerde alleen de vorm van de deurkruk met haar hand en wist dat die gauw als een oude bekende voor haar zou zijn. Ze liep voor hun deur langs en ging tot halverwege de derde verdieping, ze luisterde alleen even aan de deur toen ze erlangs liep, maar er was niets te horen. Het was helemaal stil binnen. Ze ging op de trap zitten, vouwde haar jas dubbel om zich te beschermen tegen de koude stenen ondergrond. Er ging een uur voorbij. Telkens als ze iemand hoorde aankomen stond ze op en deed net of ze onderweg was naar boven of naar beneden, net wat het meest logische leek, afhankelijk van waar de mensen vandaan kwamen. Eén keer kwam dezelfde man terug die even eerder was weggegaan en ze constateerden met een glimlach dat ze elkaar maar niet meer op deze manier moesten ontmoeten. Monika had net haar jas opgevouwen om weer te gaan zitten toen de deur eindelijk openging.

Ze stond op. Ze was zelf helemaal uit het zicht en zag alleen de voeten van degene die naar buiten kwam, maar aan de schoenen kon ze zien dat het een vrouw was. De deur ging dicht zonder dat er iets was gezegd en de onbekende voeten liepen naar de trap. Monika ging erachteraan. De vrouw was achter in de vijftig, had opgestoken haar en droeg een beige jas. Bij de buitendeur had Monika haar ingehaald en ze glimlachte toen de vrouw die voor haar openhield, bedankte en liep door naar haar auto.

Ze had het nummer al in haar mobieltje geprogrammeerd, ze had het overgenomen van de website van de gemeente.

'Ik bel over Pernilla Andersson, die u sinds een paar dagen hulp geeft.'

'Ja, o ja, dat klopt.'

'Ze heeft me gevraagd u te bellen en hartelijk te bedanken voor de hulp en te zeggen dat u niet meer hoeft te komen. Ze heeft

vrienden die het vanaf nu overnemen.'

De man van de gemeentelijke hulpgroep was blij dat ze haar van dienst hadden kunnen zijn en zei dat Pernilla best weer mocht bellen als ze hulp of steun nodig had. Monika dacht niet dat dat nodig zou zijn, maar ze bedankte natuurlijk beleefd voor het aanbod.

Het was belangrijk dat ze dit goed deed.

Echt belangrijk.

Ze bleef een halfuur in de auto zitten alvorens naar hun deur terug te keren. Heel even bleef ze staan en haalde diep adem; ze zou als arts optreden, maar ook weer niet helemaal. Ze kwam hier als vriendin en niet als arts, dit was een opdracht voor Monika en niet voor dokter Lundvall, maar toch had ze haar professionele zelfbewustheid nodig. Bij wat ze nu ging doen had ze niet genoeg aan die van haarzelf.

Ze klopte zachtjes aan, wilde niemand wakker maken die sliep. Toen er een hele poos niets was gebeurd, klopte ze wat harder en toen hoorde ze binnen voetstappen naderen.

Alleen luisteren. Niet proberen te troosten, maar alleen luisteren en er zijn.

Ze had meerdere cursussen gehad in hoe je omgaat met mensen die rouwen.

De deur ging open. Monika glimlachte.

'Pernilla?'

'Ja.'

Ze zag er anders uit dan Monika zich had voorgesteld. Ze was klein en tenger, had donker, kortgeknipt haar en ging gekleed in een grijze joggingbroek en een veel te grote gebreide trui.

'Ik heet Monika en ik kom van de hulpgroep van de gemeente.'

'O, ik dacht dat er vandaag niemand meer zou komen. Ze zeiden dat ze een tekort aan mensen hadden.'

Monika glimlachte nog breder.

'Dat hebben we opgelost.'

Pernilla liet de deur openstaan en ging weer naar binnen.

Monika stapte over de drempel. Ze voelde het meteen. De opluchting. Het was alsof er opeens iets van haar af viel en heel even was ze ongerust dat dat haar weer zou verzwakken. Alleen al het feit dat ze nu een persoonlijke indruk van Pernilla kreeg, haar gezicht met eigen ogen zag en toestemming kreeg in haar buurt te zijn maakte alles gemakkelijker te dragen. Hier kon ze iets doen. Kon ze alles minder onvergeeflijk maken. Maar ze moest het behoedzaam aanpakken, niet te veel haast hebben, Pernilla moest de kans krijgen om in te zien dat ze te vertrouwen was. Dat ze er was om haar te helpen. Om alle problemen op te lossen.

Ze hing haar jas op en zette haar laarzen op de schoenenplank. Er stonden verscheidene paren herenschoenen. Sportschoenen en lage schoenen in een maat die veel te groot was voor Pernilla's ranke voeten. Achtergelaten om nooit meer nodig te zijn. Ze liep langs een wc-deur met een rood hartje van keramiek en ging verder het appartement binnen. Aan haar rechterhand de keuken, aan de andere kant van de hal een doorgang naar wat de woonkamer leek te zijn. Ze keek goed om zich heen, wilde geen enkel detail missen in haar inspanning om degene die daar woonde te leren kennen. Haar smaak, haar ideeën, welke eigenschappen ze het liefst in een vriend zag. Ze zou er zoveel tijd voor nemen als nodig was, alleen de gevaarlijkste valstrikken moest ze wel snel uit de weg ruimen. Als Pernilla haar afwees, was ze verloren.

Pernilla zat op de bank en bladerde ogenschijnlijk ongeïnteresseerd in een tijdschrift. Daniëlla was er niet. Op een geloogd kastje stond een brandende kaars in een koperen kandelaar en het schijnsel viel over zijn brede glimlach. Het was een uitvergroting in een gladde, gouden lijst. Monika keek naar de grond toen hij haar blik ontmoette, ze wilde weg uit zijn blikveld, maar zijn beschuldigende ogen konden de hele kamer overzien. Ze kon er op geen enkele plaats aan ontsnappen. Ze voelde hoe hij haar achterdochtig in de gaten hield en zich afvroeg wat ze daar moest. Maar ze zou het hem laten zien, mettertijd zou hij inzien dat ze zijn bondgenote was en dat hij haar kon vertrouwen. Dat ze hem er niet nog eens in zou laten lopen.

Pernilla legde het tijdschrift op tafel neer en keek haar aan.

'Eerlijk gezegd denk ik dat we ons vanavond zelf wel redden. Ik bedoel als jullie te weinig mensen hadden.'

'Nee, dat is geen probleem. Absoluut niet.'

Monika vroeg zich ongerust af wat er van haar werd verwacht, wat de anderen uit de hulpgroep hadden gedaan om nodig te zijn. Maar ze kon zo gauw niets verzinnen en Pernilla ging weer verder.

'Ik wil helemaal niet ondankbaar overkomen, maar ik begin het eerlijk gezegd een beetje vervelend te vinden om altijd vreemden over de vloer te hebben. Het is beslist niet persoonlijk bedoeld.'

Pernilla glimlachte een beetje, als om minder afwijzend te lijken, maar de glimlach bereikte haar ogen niet.

'Ik denk zelfs dat het me goed zou doen een poosje alleen te zijn.'

Monika glimlachte terug om haar wanhoop te verbergen. Niet nu, niet nu ze er zo dichtbij was.

Het volgende moment wierp Pernilla de reddingslijn uit die Monika zo keihard nodig had.

'Maar als je me nog ergens mee zou kunnen helpen in de keuken, voordat je weggaat?'

Monika voelde de angst afnemen, ze had slechts een ingang nodig, een kleine opening om het belang van haar aanwezigheid aan te mogen tonen. Dankbaar aanvaardde ze de opdracht.

'Natuurlijk, prima, waarmee?'

Pernilla stond op van de bank en Monika zag de grimas toen haar rug opspeelde. Ze zag dat ze haar rechter schouder naar voren draaide in een poging de pijn kwijt te raken die haar plaagde.

'Met de rookmelder aan het plafond. De batterij is bijna leeg en nu piept hij om de zoveel tijd.'

Monika liep achter Pernilla aan naar de keuken. Keek snel om zich heen om nog wat wijzer te worden. Vooral veel ikea, een wirwar van foto's en briefjes op de koelkast, een paar keramieken voorwerpen die zelfgemaakt leken, drie historische portretten in eenvoudige lijsten boven de keukentafel. Ze weerstond de verleiding om naar de koelkast toe te lopen en de briefjes te lezen. Dat kwam later wel.

Pernilla pakte een stoel en zette die onder de rookmelder.

'Ik heb last van mijn rug en ik kan mijn arm absoluut niet boven mijn hoofd krijgen.'

Monika klom op de stoel.

'Wat is er dan met je rug?'

Een inleidend gesprek. Ze kenden elkaar niet. Vanaf nu zou Monika alles vergeten wat ze al wist.

'Ik heb vijfjaar geleden een ongeluk gehad. Een duikongeluk.'

Monika draaide de rookmelder uit zijn houder.

'Dat klinkt ernstig.'

'Het was ook ernstig, maar het gaat nu beter.'

Pernilla zweeg. Monika gaf haar de melder. Pernilla peuterde de batterij eruit en toen ze de keukenkast opendeed ving Monika een glimp op van schoonmaakartikelen en uittrekbare bakjes voor verschillende soorten afval.

Pernilla draaide zich om en Monika besefte dat ze verwachtte dat ze nu, na het uitvoeren van haar taak, weg zou gaan. Maar ze was nog niet klaar met haar opdracht. Nog lang niet. Monika keek naar het portret aan de keukenmuur.

'Wat een fraai portret van Sofia Magdalena. Dat is toch geschilderd door Carl Gustav Pilo, of niet?'

Ze zag Pernilla's verbaasde blik.

'Ja, kan wel. Ik weet eigenlijk niet wie het heeft geschilderd.'

Pernilla liep naar het portret om te kijken of er een signatuur op stond, maar vond er kennelijk geen. Ze richtte zich weer tot Monika.

'Interesseer je je voor kunst?'

Monika glimlachte.

'Nee, niet zozeer voor kunst, maar voor geschiedenis. Vooral de vaderlandse geschiedenis. En dan pik je in het voorbijgaan wat namen van kunstenaars op. Bij tijd en wijle ben ik bijna fanatiek bezig met het lezen van geschiedenisboeken.'

Pernilla glimlachte ingehouden, maar deze keer glinsterden haar ogen ook een beetje.

'Wat apart. Ik ben ook enorm geïnteresseerd in geschiedenis. Dat is precies wat Mattias ook vaak over mij zei, dat ik bijna fanatiek was.'

Monika zweeg en liet het initiatief aan Pernilla, die weer naar de portretten keek.

'Op de een of andere manier zit er iets troostends in geschiedenis. In het lezen over het lot van al die mensen die zijn gekomen en gegaan. Het heeft mij in ieder geval geholpen om mijn eigen problemen te relativeren, ja, mijn rugklachten na het ongeluk en zo.'

Monika knikte geïnteresseerd, alsof ze het er volledig mee eens was. Volledig. Pernilla keek naar haar handen.

'Maar nu weet ik het niet meer.'

Ze nam even een pauze.

'Hoe er troost zou kunnen zitten in geschiedenis, bedoel ik. Behalve dat hij dood is, net als al die anderen.'

Alleen luisteren. Niet proberen te troosten, maar alleen luisteren en er zijn.

Het was stil. Niet alleen vanwege wat ze op haar cursussen had geleerd, maar meer omdat ze niets wist te zeggen. Ze keek naar de bonte verzameling op de koelkastdeur. Die wilde ze zo graag van dichterbij bekijken. Proberen meer wegen te vinden die Pernilla's leven binnen leidden.

'Hij koos tussen deze en de trui die hij droeg toen hij stierf. Toen hij aan het inpakken was.'

Pernilla streek met haar hand over de grote trui die ze aanhad. Ze trok de kraag op en hield die tegen haar wang.

'De dag voor zijn dood had ik net een heleboel gewassen. De hele wasmand leeg. Dus nu heb ik zelfs zijn geur niet meer.'

Alleen luisteren. Maar op de cursussen was weinig aandacht besteed aan hoe je je kon wapenen tegen alles wat je te horen kreeg.

Daniëlla redde haar. Uit de kamer naast de keuken klonken ontevreden geluiden van iemand die net wakker was. Pernilla liet de trui los en ging erheen. Monika zette de drie stappen naar de koelkast en begon de collage snel door te nemen. Familiefoto's. Een knipkaart van een pizzeria. Een strookje foto's van Mattias en Pernilla uit een fotoautomaat. Verscheidene onbegrijpelijke kindertekeningen. Krantenknipsels. Ze kon net de kop van een

ervan lezen voor Pernilla weer terug was.

'Dit is Daniëlla.'

Het meisje verstopte haar gezicht tegen haar moeders hals.

'Ze is nog niet helemaal wakker, maar straks maakt ze weer een hoop drukte.'

Monika liep naar hen toe en legde haar hand op Daniëlla's rug.

'Hallo, Daniëlla.'

Daniëlla drukte haar gezicht nog steviger in de verstopplek.

'Dan groet je straks maar, als je een beetje wakkerder bent.'

Pernilla trok een keukenstoel onder de tafel uit en ging zitten met Daniëlla op haar arm. Weer ontstond het gevoel dat ze verwachtte dat Monika weg zou gaan, zoals ze haar gevraagd had. Maar Monika wilde nog even blijven. Op deze plek waar ze kon ademen.

'Wat een mooie schaal.'

Ze wees naar een aardewerken schaal op de vensterbank.

'O, die. Die heb ik zelf gemaakt.'

'Zelf gemaakt?'

Monika liep erheen om hem beter te bekijken. Een blauwe, wat scheef gedraaide schaal.

'Echt heel mooi. Ik heb ook een tijdje een cursus pottenbakken gevolgd, maar ik ben er de laatste jaren niet meer aan toegekomen. Het werk neemt wat te veel tijd in beslag.'

Het was niet eens gelogen. Ze had pottenbakken als keuzevak gedaan in de bovenbouw.

'Hij is scheef. Ik bewaar hem alleen als herinnering, omdat ik met pottenbakken moest ophouden toen ik dat rugletsel opliep en ik niet meer zo lang stil kon zitten.'

Pernilla zat naar de schaal te kijken.

'Mattias vond hem ook mooi. Hij deed hem aan mij denken, zei hij. Ik wilde hem weggooien, maar hij wilde hem per se houden.'

Telkens als zijn naam werd genoemd voelde Monika haar hart slaan. Haar hartslag ging sneller en signaleerde gevaar. Daniëlla was uit haar verstopplaats gekomen en zat haar aan te kijken. Monika glimlachte.

'Ik kan wel even met haar naar buiten gaan, als je wilt. Dan heb jij even rust. Ik zag dat er hierbuiten een speelplaats is.'

Pernilla boog haar wang naar het hoofd van haar dochtertje.

'Wil je dat, Daniëlla? Wil je even op de schommel?'

Daniëlla tilde haar hoofd op en knikte. Monika voelde haar ongerustheid wijken. Haar hart werd rustiger en viel weer terug in zijn gewone ritme. Ze had de eerste test doorstaan.

Nu alleen de rest nog.