16
Ze stond voor de spiegel in haar kamer. Ze wrong zich in allerlei bochten en probeerde te zien hoe ze er van achteren uitzag, maar om dat voor elkaar te krijgen moest ze haar lichaam op de meest onnatuurlijke manier draaien. Zoals ze er in de spiegel uitzag zou ze er immers helemaal niet uitzien als ze gewoon recht voor zich keek. En het was belangrijk hoe ze er van achteren uitzag, want van die kant zag hij haar meestal. Maar vandaag niet. Vandaag was bijzonder.
Ze had Vanja's nieuwe blouse mogen lenen. Vanja was de enige die het wist, de enige aan wie ze het had durven vertellen. Het was zo eigenaardig met Vanja. Ze waren al zoveel jaar vriendinnen, maar eigenlijk begreep ze niet waarom, ze waren zo'n onwaarschijnlijke combinatie. Vanja was zo moedig, ze aarzelde geen seconde om voor haar mening uit te komen en er in iedere situatie voor te staan. Maj-Britt wist dat ze het thuis moeilijk had, haar vader was een bekende figuur in het dorp, iedereen kende hem en vooral zijn drankprobleem. Maar Vanja liet zich niet naar beneden halen door de minachting. Als ze maar een denigrerende toon vermoedde, gaf ze lik op stuk. Niet fysiek, maar verbaal was ze net een bokser. En Maj-Britt stond erbij en bewonderde haar, wilde dat ze ook net zo vanzelfsprekend alles durfde te zeggen wat ze vond en vooral ook ervoor durfde te staan.
'God' zat niet in het vocabulaire dat bij Vanja thuis werd gebruikt, behalve in de vloeken die nogal vaak werden gebezigd. Maj-Britt wist niet goed wat ze daarvan moest denken. Ze had een hekel aan vloeken, maar op de een of andere vreemde manier kon ze toch gemakkelijker ademhalen bij Vanja thuis. Het was net of God hier op aarde een klein gebiedje had gereserveerd waar zij haar toevlucht kon zoeken en dat lag precies in Vanja's huis. Ook als haar vader dronken was en voor zich heen zat te mompelen aan de keukentafel en Vanja de meest vreselijke dingen tegen hemmocht zeggen zonder dat iemand haar in de rede viel, zelfs dan was het daar gemakkelijker ademhalen dan bij haarzelf thuis. Want in haar huis was God voortdurend aanwezig. Hij zag de kleinste verandering in haar gedrag, zag iedere gedachte, iedere handeling, alles, om het vervolgens te wegen en weg te strepen tegen eventuele verdiensten. Er waren geen gesloten deuren, geen gedoofde lichten, geen eenzaamheid die gevrijwaard was van zijn blik.
Zo lang Maj-Britt zich kon herinneren, was Vanja haar verbinding geweest met de buitenwereld. Een kleine opening waardoor frisse lucht naar binnen stroomde. Maar ze paste goed op dat ze thuis niet liet merken hoeveel dat eigenlijk betekende. Natuurlijk hadden haar ouders liever gezien dat ze met kinderen uit de Gemeente omging, en ze hadden weinig of niets gedaan om te verbergen hoe ze over Vanja dachten, maar ze hadden Maj-Britt niet uitdrukkelijk verboden met haar om te gaan. En daarvoor was Maj-Britt hun innig dankbaar. Ze wist niet hoe ze het zonder Vanja had moeten rooien. Naar wie ze anders toe had moeten gaan met haar groeiende problemen. Ze had geprobeerd Hem om raad te vragen, maar Hij had nooit antwoord gegeven.
Nu vond Vanja misschien niet dat de problemen van Maj-Britt veel voorstelden, eerder dat het allemaal volstrekt normaal was en misschien zag ze ze zelfs als een teken van gezondheid. Maar Maj-Britt wist wel beter. Het was vanwege al die gedachten die haar ertoe verleidden dat lelijke, akelige te doen dat God haar niet wilde. Ze was zo bang om blind te worden of behaarde handen te krijgen; ze wist dat dat kon als je je met van die dingen bezighield die zij wel eens had gedaan. Maar dat zij iemand was die zulke dingen deed, had ze Vanja niet eens durven vertellen.
Ze hoorde haar moeder in de keuken bezig, het eten was bijna klaar en na het eten ging Maj-Britt naar koor. Niet meer naar het kinderkoor, daar was ze af gegaan toen ze veertien was. De afgelopen vier jaar had ze in het kerkkoor gezongen. Alten, sopranen, bassen en tenoren. Ze kon goed zingen en ze had haar ouders zover weten te krijgen dat ze in het gewone kerkkoor mocht zingen, niet alleen in het eigen koor van de Gemeente. Ten slotte hadden ze toegegeven in ruil voor de belofte dat als beide koren op hetzelfde moment een uitvoering hadden, ze altijd voorrang zou geven aan het koor van de Gemeente.
Hij was eerste tenor en die rol vervulde hij met ere. De dirigent wees hem altijd aan als een stuk veeleisende passages bevatte.
'Göran, jij neemt de hoge g. Wie niet zo hoog kan, mag op de terts blijven.'
Hij had haar gezien, dat wist ze, ook al hadden ze nog maar een enkel woord gewisseld. Ze zat in de pauze altijd bij de andere sopranen, maar soms slingerden hun blikken zich tussen de alten en bassen door naar elkaar toe. Om elkaar even snel aan te raken en vervolgens weer verlegen verder te dwalen. Maar vanavond was het anders. Vanavond was er geen koor waarin hun blikken zich konden verstoppen, vanavond waren zij tweeën alleen met de dirigent. Hij had Göran en haar gevraagd te komen omdat zij allebei waren geselecteerd als solist bij het kerstconcert. Het was een geweldig gevoel om te zijn uitgekozen. En helemaal samen met Göran.
Ze zag hem al uit de verte toen ze de kerk naderde. Hij stond op de kerktrap in zijn muziek te lezen. Onbewust vertraagde ze haar pas, want ze wist niet of ze wel met hem alleen durfde te zijn. Als de dirigent te laat kwam stonden ze daar op de kerktrap, en wat moest ze dan zeggen ? Het volgende moment keek hij op en kreeg haar in het oog en met bonzend hart liep ze door. Toen ze dichterbij kwam glimlachte hij.
'Hoi.'
Ze groette snel en sloeg toen haar ogen neer. Het was net of het pijn deed aan haar ogen als ze hem aankeek, en of haar ogen zelf besloten dat ze een andere kant op wilden kijken.
De stilte duurde wat te lang en werd ongemakkelijk. Ze stonden allebei in hun muziek te bladeren alsof ze die voor het eerst zagen. Maj-Britt besefte tot haar verbazing dat Göran, die anders altijd het hoogste woord had, plotseling ook niet scheen te weten wat hij moest zeggen.
'Heb je nog wat kunnen oefenen?'
Ze antwoordde dankbaar.
'Ja, een beetje. Maar ik vind het wel moeilijk zonder begeleiding.'
Göran knikte en het volgende moment deed hij die vreemde uitspraak, die ze in de dagen die volgden voortdurend bij zichzelf zou herhalen.
'Ik ben haast nog zenuwachtiger voor het zingen met alleen jou erbij dan voor het kerstconcert.'
Hij glimlachte gegeneerd toen hij dat zei. En bij het geluid van de voetstappen van de dirigent op het grindpad durfden haar ogen hem voor het eerst aan te blijven kijken.
'Vanaf het begin, zonder voorspel, en na het refrein meteen door naar vers twee.'
Maj-Britt was vooraan in een van de kerkbanken gaan zitten. Hoewel hij had toegegeven hoe zenuwachtig hij was, voelde ze zich dankbaar dat zij niet hoefde te beginnen. Want hij was niet de enige die zenuwachtig was. Helemaal van slag zat ze zich daar in de bank te verbazen over de woorden die hij had gezegd. Dat hij dat ook zo voelde. Ze zag hem voor zich staan, volgde de geringste beweging die hij maakte, zo'n knappe jongen met zoveel talent. Met zijn ogen dicht begon hij te zingen. Zijn klankrijke stem jubelde tussen de stenen muren en ze voelde een rilling over haar rug gaan. Göran had zijn jas naast haar op de bank gelegd en stiekem stopte ze haar hand erin en raakte de voering aan op de plaats waar zijn hart altijd zat. Er had nog nooit een man in haar buurt mogen komen, maar nu fladderde er een verdwaald willetje in haar borst. Ze wilde bij hem zijn, zich ervan vergewissen dat hij belangstelling voor haar had, want als hij er niet was, was hij toch steeds aanwezig. Het was zo onbegrijpelijk dat iemand die er nooit toe had gedaan plotseling haar hele wezen kon vervullen.
Toen hij klaar was met zingen sloeg hij zijn ogen op en keek haar aan. In een moment van zwijgende verstandhouding wisten ze het beiden.
Naderhand vertelde ze het aan Vanja. Keer op keer vertelde ze wat er was gebeurd en wat hij had gezegd en op welke toon en hoe hij had gekeken toen hij dat zei. Vanja luisterde geïnteresseerd en geduldig en kwam met precies die interpretaties die Maj-Britt wilde horen, 's Avonds lag ze in bed en telde de uren tot aan de volgende koorrepetitie, wanneer ze hem weer zou ontmoeten. Maar het ging allemaal niet zoals ze had gehoopt. Ondergedompeld in de rest van het koor waren ze weer vreemden voor elkaar. Göran was opvallend en hoorbaar aanwezig net als altijd, er was geen spoor van de onzekerheid waarvan hij tegenover haar blijk had gegeven. En de enkele keer dat hun blikken elkaar ontmoetten, raakten ze meteen hun grip kwijt en verdwaalden in het koor.
Vanja gaf goede raad.
'Maar Majsan, je moet met hem praten, snap dat dan!'
Maar wat moest ze dan zeggen?
'Verzin iets waarvan je weet dat het hem interesseert. Wat doet hij verder nog behalve in het koor zingen? Hij heeft toch wel meer interesses? Of laat iets vallen vlak voor zijn neus, zodat er een aanleiding is om een gesprekje te beginnen. Jullie hebben toch wel bladmuziek of iets anders wat weg kan wapperen?'
Het was zo gemakkelijk voor Vanja, die zo moedig was. Maar de bladmuziek van Maj-Britt zat als het ware aan haar handen vastgekleefd en er zou een wonder voor nodig zijn om die weg te laten wapperen naar de tenoren. En Hij die wonderen deed had al duidelijk laten blijken hoe weinig ze Hem kon schelen. Vanja was niet tevreden. Na iedere repetitie belde ze en moest ze alle details horen.
Ten slotte was het toch Vanja die het probleem oploste. Door listig speurwerk in de kennissenkring kwam ze erachter dat Göran heus ook geïnteresseerd was, en toen aandringen niet hielp en Maj-Britt geen initiatief nam, greep ze eigenhandig in. Op een avond belde ze Maj-Britt en vroeg haar naar de kiosk te komen. Maj-Britt wilde niet en voor het eerst werd Vanja boos en noemde ze haar een tuthola. Maj-Britt wilde geen tuthola zijn, zeker niet in de ogen van Vanja. Dus ondanks de verbijsterde blikken van haar ouders trok ze haar jas aan en ging op pad. Ze mocht geen make-up gebruiken, maar ze leende altijd wat van Vanja en veegde het dan weer goed af voordat ze naar huis ging. Ze had haar haar nog niet eens geborsteld voordat ze wegging, en daar had ze danig spijt van toen ze bij de kiosk kwam. Want daar stond hij. Bij het fietsenrek, naast het bord met de ijsreclame. Hij glimlachte vaag en zei 'hoi' en dat deed zij ook en toen stonden ze daar maar wat, verlegen en gegeneerd en het was precies hetzelfde gevoel als toen ze op de kerktrap hadden gestaan. Vanja kwam niet. En Bosse, op wie Göran wachtte, ook niet. Maj-Britt keek de hele tijd op haar horloge om hem duidelijk te maken dat ze echt wachtte en Göran deed zijn best om zijn steentje bij te dragen aan de conversatie, die uitsluitend ging over de twee die er nog niet waren. En over waarom ze er niet waren. Het duurde twintig minuten voor ze het doorhadden. Bosse was een neef van Vanja en terwijl de seconden wegtikten besefte Maj-Britt dat Vanja vermoedelijk niet van plan was zich die avond bij de kiosk te laten zien. Dat ze uiteindelijk genoeg had gekregen van muziekpapier dat nooit weg wapperde en besloten had het lot een handje te helpen. Göran begon het ook te begrijpen, en hij herstelde zich het eerst van hen beiden.
'Als Bosse nou niet komt, en Vanja ook niet, wat zullen we dan doen?'
Ja, wat zouden ze dan doen ? Maj-Britt wist het niet. Wat doe je op een dinsdagavond als je achttien bent en net hebt ingezien dat je geheime liefde niet zo geheim meer is, en dat het voorwerp ervan aan de andere kant van het fietsenrek staat en ook net is ontmaskerd? Nee, Maj-Britt wist het echt niet. En het werd er niet gemakkelijker op doordat het net op dat moment ging regenen en ze eigenlijk allebei niet weg wilden. Het was niet zomaar een buitje dat langzamerhand erger werd, het was een regelrechte hoosbui die plotseling en onverwacht uit het niets kwam. De eigenaar van de kiosk was aan het afsluiten en was druk bezig de zonwering omhoog te draaien die hen had kunnen beschutten, en een ander afdakje was er in de buurt niet.
Göran begon het eerst te lachen. Eerst probeerde hij het nog te onderdrukken en daarom klonk het nog het meest als onvrijwillig gekreun, maar toen ging het zo hard regenen dat hij het niet meer in kon houden. En zij lachte ook. Opgelucht liet ze hem haar hand pakken en met zijn jas als bescherming om hen heen renden ze samen weg.
'We kunnen even naar mijn huis als je wilt?'
'Mag dat wel?'
Ze waren aan de andere kant van de grote weg blijven staan, waar ze anders altijd ieder een kant op gingen. Hij keek verbaasd bij die vraag.
'Waarom zou het niet mogen?
Ze gaf geen antwoord, glimlachte alleen wat onzeker. Sommige dingen waren voor anderen zo gemakkelijk.
'Ik heb een eigen opgang, dus je hoeft mijn ouders niet eens te ontmoeten als je dat niet wilt.'
Ze aarzelde maar heel, heel even en toen knikte ze en liet ze zich meevoeren door de wonderbaarlijke gebeurtenis.
Hij had inderdaad een eigen opgang. Een deur in de gevel met daarachter een trap naar boven. Hij had zelfs een tweepits kooktoestel en een oven, dus het was bijna net een eigen etage. En waarom zou hij die ook eigenlijk niet hebben, hij was twintig en had het huis uit kunnen zijn, als hij dat wilde. Dat gold trouwens ook voor haar.
Het was alleen zo ondenkbaar.
Hij deed een vaste kast in de hal open en gaf haar een frotté handdoek voor de ergste nattigheid. Zijn natte jas hing hij over een stoel, die hij vervolgens voor de verwarming zette. Het was maar een klein halletje met één kamer. Een donkerbruine boekenkast met een paar boeken, een onopgemaakt bed en een bureau met een stoel. Het geluid van een tv-toestel bij zijn ouders verried dat ze in een gehorig huis woonden.
'Ik wist natuurlijk niet dat je zou komen.'
Hij liep naar het onopgemaakte bed en gooide de sprei eroverheen.
'Wil je thee?'
'Ja, graag.'
Het kooktoestel stond op de lage boekenkast en hij pakte een pannetje dat op een van de pitten stond.
'Je mag wel gaan zitten, hoor.'
Hij verdween naar het halletje en liep door naar wat vermoedelijk het toilet was, want ze hoorde water stromen en getinkel van porselein. Ze keek om zich heen waar ze kon gaan zitten. Op de stoel voor de verwarming, met de natte jas eroverheen, of op het bijna onopgemaakte bed. Ze bleef staan waar ze stond. Maar toen hij thee had gezet en ze een van zijn kopjes zonder schoteltje in haar handen hield, en hij vroeg of ze niet naast hem wilde komen zitten, deed ze dat. Ze dronken thee en hij was vooral degene die praatte. Hij vertelde van zijn toekomstplannen, dat hij wilde verhuizen en misschien toelatingsexamen wilde doen voor het conservatorium in Stockholm of Göteborg en dat hij schoon genoeg had van dit gat waarin ze woonden. Zij zong zo mooi, had zij nooit overwogen om iets met haar stem te gaan doen ? Ze liet zich meeslepen met zijn dromen, verbaasde zich over alle mogelijkheden die hij plotseling te voorschijn toverde. Hoewel ze achttien was en meerderjarig, was de gedachte nooit bij haar opgekomen dat er andere mogelijkheden waren dan die door de Gemeente geschikt geacht werden. Ze had zich nooit gerealiseerd dat meerderjarig inhield dat ze een volwassen burger was met het recht om zelf over haar leven te beslissen. Het enige wat ze op dat moment zeker wist was dat ze nergens anders wilde zijn dan waar ze nu was. In de kamer van Göran met een leeg theekopje in haar hand. Al het andere was bijzaak.
Na die avond ging alles goed. Maanden verstreken en aan de buitenkant leek alles hetzelfde als altijd. Maar vanbinnen veranderde er iets. Een ongehoorzame nieuwsgierigheid waagde zich naar buiten en begon alle beperkingen in twijfel te trekken. Toen ze de juistheid daarvan inzag, reikte ze naar de hemel via een heel
andere weg dan waar ze tot dan toe langs was geploeterd.
Geen God ter wereld kon bezwaar maken tegen wat ze eindelijk mocht ervaren. Zelfs hun God niet.
Maar voor alle zekerheid konden ze het maar beter niet weten.