Hoofdstuk 2

 

 

 

Bij het licht van een zaklantaarn zocht de man met de lange vingers zich een weg door de donkere kantoren en gangen.

Plotseling bleef hij staan. Hij had iets op de vloer zien glinsteren. Behoedzaam liet hij zich naast de grote plant op zijn hurken zakken, en hij raapte een goudkleurig speldje op. Nogal goedkoop, naar het gewicht te oordelen. Hij draaide het ding om en las forsythe op de achterzijde. Aangezien hij de naam niet onmiddellijk kon plaatsen, sloeg hij hem op in zijn geheugen.

Voor hij weer overeind kwam, keek hij nog eens goed om zich heen. Interessant, je kon hiervandaan alles in de gaten houden zonder zelf te worden gezien. Als je dat zou willen.

Hem was verzekerd dat de zesentwintigste verdieping na zes uur ’s middags verlaten zou zijn en dat de schoonmaakploeg niet voor tienen zou komen.

Of zou dat speldje er al langer hebben gelegen? Hij kon het zich nauwelijks voorstellen, gezien de altijd smetteloze staat van het hele gebouw. Was het puur toeval dat iemand dat speldje juist deze avond had verloren, op een plek met een verdekt uitzicht op Cain Winthrops kantoor?

In zijn bedrijfstak kon je maar beter niet in toeval geloven. Was er iemand onuitgenodigd aanwezig geweest bij hun treffen eerder deze avond? Een getuige die het werk van jaren teniet zou kunnen doen en hem miljoenen dollars zou kunnen gaan kosten?

Uiterlijk onaangedaan, sloot hij zijn vingers om de speld en kwam overeind. Dit zou weleens een probleem kunnen zijn. De vraag was alleen of hij het aan zijn partner moest vertellen. Hij kon het natuurlijk ook zelf oplossen.

 

A.J. stopte zijn notitieboekje en pen terug in de zak van zijn leren jack en liet zich op zijn knieën zakken om zijn vingers over de glanzende mahoniehouten vloer te laten glijden.

Terwijl Josh deed waarin hij het beste was - vragen stellen - had A.J. op zijn gemak de hele exclusief ingerichte etage bekeken, waarin Cain Winthrop heel wat bleek te hebben geïnvesteerd.

Het was geen onverdeeld genoegen geweest het gebouw van Winthrop Enterprises weer binnen te gaan. Hoe oud was hij geweest toen hij hier voor het laatst een voet over de drempel had gezet? Zeventien, achttien? Toen was hij op zoek geweest naar zijn vader, die zijn nachtdienst vulde met het stofzuigen van tapijten, het poetsen van vloeren en het uitvoeren van kleine reparaties. Hij was gekomen om geld te bietsen, waarschijnlijk voor iets stompzinnigs als sigaretten of benzine voor de auto waarin hij altijd veel te hard reed.

Terwijl hij zijn vingers over het exotische koele hout spreidde, vroeg hij zich af hoe vaak zijn vader over deze vloer had gelopen.

En hij vroeg zich af waarom hij zijn vader in vredesnaam pas op waarde had weten te schatten toen het te laat was.

Na achttien jaar was hij terug in het gebouw - en niet om zijn vader eer te bewijzen, maar om een moord te onderzoeken.

Alleen was er meestal als er twee rechercheurs bij een moord werden geroepen ook een lijk.

Hij bewoog zijn pijnlijke schouder even en kwam weer overeind. Zijn gezicht vertrok toen hij de drie hechtingen in zijn linkerwang voelde jeuken.

Aanvankelijk was hij blij geweest met de afleiding, al was hij liever naar een andere plek gegaan. Na de week bureaudienst die Josh en hij na die explosie voor de Jazz Note hadden moeten draaien, was hij wel toe aan een beetje actie.

Maar nu hij na al die jaren terug was in dit gebouw, weer oog in oog stond met Cain Winthrop en terug moest denken aan het laatste wat zijn vader over deze man had gezegd, voelde hij zich eerder een beetje verward dan verheugd dat hij weer mocht meedoen.

Ofschoon de stem van Claire Winthrop lichtelijk hysterisch had geklonken, scheen ze er volkomen zeker van dat ze getuige was geweest van een moord op deze plek. Hij had haar haar verhaal twee keer laten vertellen, en allebei de keren had ze de feiten duidelijk op een rijtje weten te zetten. Waarom het kantoor van Winthrop brandschoon was en er geen kogelgaatje of bloedspatje - laat staan een lijk - te bekennen was, kon zij ook niet verklaren.

Het was niet voor het eerst dat iemand een misdrijf in dit gebouw had gemeld, waarvan later geen enkel bewijs gevonden kon worden. Ook zijn vader was door niemand geloofd.

Op één iemand na dan. Eén persoon had genoeg geloof gehecht aan het verhaal van Antonio Rodriguez om hem te vermoorden.

A.J. richtte zijn blik op het plafond en bedacht dat het wel heel toevallig was dat zoiets twee keer op dezelfde plaats gebeurde. Geen wonder dat hij hier geen goed gevoel bij had. Er waren ook te veel geheimen in dit gebouw, te veel leugens. Er liepen hier mensen rond die zich in de hoogste regionen van het zakenleven bewogen, maar ook onzichtbare mensen zoals zijn vader was geweest. Zijn vader had recht op iets beters dan wat hij had gekregen. Hij had recht op de waarheid.

Net als Claire Winthrop.

Er was hier iets vreemds gaande. Diep vanbinnen was hij daarvan overtuigd, al kon hij er nog geen vinger achter krijgen. Hij had echter meer vertrouwen in zijn intuïtie dan in wat hij op dit moment zag.

‘Ik zal dit tot op de bodem uitzoeken,’ fluisterde hij, zonder precies te weten aan wie hij dat nu eigenlijk beloofde: aan zijn vader, aan Claire Winthrop, of gewoon aan de gezagsdragers in het algemeen. Maar het was een belofte waaraan hij zich hoe dan ook zou houden.

‘Ik wil dit zeker niet te licht opvatten,’ zei Josh, die achter Cain Winthrop uit diens kantoor kwam lopen, ‘maar kan uw dochter zich niet hebben vergist? Ze heeft de plaats van het veronderstelde misdrijf toch verlaten? De bewaker beneden zegt dat zij de enige is die zich bij hem heeft gemeld voor de zesentwintigste etage, en zonder sleutel kan niemand de lift naar de bovenste verdieping nemen. Misschien is ze op een andere etage uitgestapt en zijn we hier verkeerd?’

De miljonair schudde zijn hoofd. ‘Iedereen die op deze etage werkt, heeft een sleutel. Ze hoeven zich niet te melden, ook niet na kantooruren. Claire wel. En als zij zegt dat het op de zesentwintigste etage is gebeurd, dan geloof ik haar. Daarin zal ze zich niet vergissen.’

Josh stelde de juiste vraag. ‘In iets anders misschien wel? Is het mogelijk dat dit een schreeuw om aandacht is? Of de onderdrukte herinnering aan een ander misdrijf?’

‘Ze heeft een levendige fantasie, als u dat bedoelt, rechercheur.’ Winthrop duwde zijn handen in de zakken van zijn donkere broek. ‘Claire is op driejarige leeftijd doof geworden, als gevolg van een ziekte. Haar moeder is toen aan diezelfde ziekte overleden. Ze heeft een nogal eenzame jeugd gehad, waarin ze haar heil zocht in boeken en ook zelf veel verhaaltjes verzon. Soms ging ze zo op in haar denkbeeldige wereld, dat ze amper nog te bereiken was.’

A.J. besloot zich in het gesprek te mengen. ‘U denkt dat ze de moord heeft verzonnen?’

Met half dichtgeknepen ogen keek Winthrop hem aan, zoals hij ook had gedaan toen ze zich aan hem hadden voorgesteld. ‘Weet u zeker dat wij elkaar nooit eerder hebben ontmoet, Mr. Rodriguez? U komt me zo bekend voor.’

A.J. leek nogal op zijn vader. Als Winthrop een goed geheugen had, zou hij het verband kunnen leggen. Maar A.J. was niet van plan hem iets te vertellen wat hun samenwerking zou kunnen beïnvloeden. Dus antwoordde hij naar waarheid: ‘Nee, sir, we hebben elkaar nooit ontmoet. U was aan het vertellen over uw dochter?’

De oudere man haalde zijn schouders op, zichtbaar confuus. ‘Ik kan me niet voorstellen waarom ze nu zo’n verhaal zou verzinnen. Wat ik net vertelde, is jaren geleden, toen ze nog een kind was. En ze lijkt zo zeker van haar zaak. Maar het is uitgesloten. Misschien had ik beter een dokter kunnen bellen, in plaats van -’

A.J. voelde dat er iemand aan kwam en draaide zich om, nog voor hij de norse stem hoorde.

‘Cain, waarom heeft niemand mij verteld dat er problemen zijn?’

‘Ho even, wie bent u?’ vroeg Josh met een glimlach om de spanning te breken.

De man in het ribfluwelen jasje en de spijkerbroek was net zo lang en gespierd als Josh, maar daar hield de vergelijking ook op. Zijn lichtgrijze ogen stonden grimmig, en hij had een macho ogende crewcut.

‘Marcus Tucker. Hoofd Beveiliging van Winthrop Enterprises. En wie zijn jullie dan wel?’

Onmiddellijk ging A.J. de confrontatie aan met de man die het qua postuur makkelijk van hem won. ‘Rodriguez en Taylor, KCPD.’ Hij zwaaide even met zijn politiepenning en knikte toen naar de bult onder Tuckers jasje, ter hoogte van diens middel. ‘Hebt u daar een vergunning voor?’

Ofschoon het de man duidelijk moeite kostte zich in te houden, was hij zo verstandig langzaam zijn jasje opzij te doen om zijn Smith & Wesson te laten zien. Vervolgens haalde hij zijn legitimatiebewijs en zijn wapenvergunning uit zijn zak.

Weliswaar was het op het eerste gezicht allemaal in orde met die man, maar A.J. bleef op zijn hoede.

Tucker keurde de rechercheurs verder geen blik waardig en richtte een beschuldigende wijsvinger op zijn werkgever. ‘Dat hier een schietpartij heeft plaatsgevonden, zou ik niet van mijn contacten bij het KCPD moeten horen.’ Hij sloeg zich op zijn borst. ‘Ikzelf zou hiervan als eerste op de hoogte moeten worden gesteld.’

‘Hebt u contacten op het bureau?’ vroeg A.J.

‘Ik heb overal zo mijn contacten, Rodriguez,’ sneerde Tucker.

Cain Winthrop maakte een verzoenend handgebaar. ‘Kalm aan, heren. En Marcus, alsjeblieft, er is helemaal niets aan de hand.’ Hij wierp een snelle blik op Josh en A.J. ‘Er is eerder sprake van een misverstand, denk ik.’

Tuckers lichte ogen waren nog slechts spleetjes. ‘Is er nu wel of niet geschoten?’

Voordat Winthrop de kans kreeg het verhaal van zijn dochter nogmaals te bagatelliseren, antwoordde A.J.: ‘Dat wordt nog onderzocht. Maar als u hier werkelijk het opperhoofd van de beveiliging bent, zou ik maar eens met dat mannetje beneden gaan praten. Ten minste drie onbekenden liepen op de bovenste verdieping rond zonder dat hij zich daarvan bewust was. En toen Miss Winthrop hem eerder vanavond om hulp vroeg, weigerde hij zijn post te verlaten.’

Onmiddellijk richtte Tucker zijn blik op Winthrop. is dat zo?’

‘Volgens Claire wel, ja.’

Nu pas liet Tucker zijn vijandige ik-heb-lak-aan-de-politie-houding een beetje varen. ‘Warren is nieuw. Hij weet nog niet zo goed hoe we hier werken en voor wie. Ik zal het er met hem over hebben. Het gaat toch wel goed met Miss Winthrop?’

Winthrop knikte, al leek hij niet geheel overtuigd.

Na iets wat voor een verontschuldiging aan zijn baas moest doorgaan, maakte Tucker zich zo breed mogelijk en wees naar Josh en A.J. ik wil kopieën van al jullie verslagen. Alles wat jullie ontdekken over misdrijven in dit gebouw of over iemand die met Winthrop Enterprises te maken heeft, gaat via mij. Begrepen?’

A.J. kreeg de neiging een stevige draai aan die irritant priemende wijsvinger te geven. Wat dacht die blaaskaak wel niet? Hij hield zich echter in.

Josh glimlachte. ‘Ik zal uw verzoek voorleggen aan hoofdinspecteur Taylor. Als hij het goed vindt, kom ik u het verslag persoonlijk brengen, in gestrekte draf.’

‘Doet u nou maar gewoon uw werk, rechercheur, en laat mij het mijne doen.’ Tucker pakte zijn telefoon en verdween met grote passen in de richting waaruit hij was gekomen.

Niemand zei hem gedag. Niemand leek hem te missen.

‘Innemend type,’ merkte Josh op.

‘Hij is misschien een beetje bot,’ zei Winthrop op verontschuldigende toon, ‘maar voor de beveiliging van zo’n groot bedrijf als Winthrop Enterprises is hij perfect. Ik doe zaken in zes continenten, en hij zorgt ervoor dat de beveiliging overal vlekkeloos verloopt.’

Misschien dat Tucker inderdaad wel raad wist met mannen op zes continenten, maar waar het die ene jonge bange vrouw betrof, had hij hopeloos gefaald, dacht A.J. bij zichzelf. Haar had hij in het kantoor van haar vader beslist geen veilig gevoel kunnen geven.

 

Misschien was de dood van zijn vader niet de enige reden dat A.J. een uur nadat ze hadden geconstateerd dat er geen enkel spoor van een misdrijf was, nog steeds op de plaats van dat veronderstelde misdrijf was. Claire Winthrop deed hem denken aan zijn jongste zus, Teresa, op die avond dat ze onderweg van haar werk naar huis in elkaar was geslagen. Dezelfde geschokte gezichtsuitdrukking, dezelfde angst in iedere snelle blik die ze over haar schouder wierp. Iets had deze jonge vrouw de stuipen op het lijf gejaagd. Of er nu wel of geen bewijs was, Claire was doodsbang.

Waarvoor, of voor wie, deed er niet toe. Waarschijnlijk was het inderdaad gewoon zijn grotebroerinstinct. Of misschien toch nog steeds dat knagende gevoel van onvrede, omdat hij dat zogenaamde ongeluk van zijn vader niet had kunnen voorkomen, laat staan dat hij het mysterie had kunnen oplossen.

Wat het ook was, A.J. was niet van plan deze zaak te laten voor wat ze was voor hij zeker wist dat Valerie Justice niet dood was en dat Claire Winthrop niet in gevaar verkeerde.

‘Hebt u mij nog nodig, Mr. Winthrop?’ Het meisje dat Valerie Justice voor twee weken verving, kwam op hen af lopen, haar jas al half aan. Ze had zich voorgesteld als Amelia Ward, en Winthrop had hun verteld dat het uitzendbureau waar ze vandaan kwam bijzonder over haar te spreken was. ‘Voor zover ik kan zien is er niets weg -niet uit uw kantoor en ook niet uit dat van Ms. Justice. Alles lijkt nog precies zoals ze het me vanochtend liet zien. Ik heb contact opgenomen met de luchtvaartmaatschappij en het hotel op de Bahama’s en gevraagd of Ms. Justice ons zo snel mogelijk wil bellen.’

Haar nieuwe baas schonk haar een geruststellende glimlach. ‘Dank je, Amelia. Ik ben ervan overtuigd dat het allemaal goed komt. Fijn dat je zo laat nog wilde komen. Tot morgen.’

‘Graag gedaan, sir. Dan ga ik nu maar naar huis om de film af te kijken die ik heb gehuurd.’ Ze streek haar kastanjebruine haar achter haar oor en schonk Josh een meer dan vriendelijke glimlach. ‘Tenzij de politie me nog ergens voor nodig heeft?’

Met overdreven gebaren trok Josh zijn jasje recht, waarbij hij ervoor zorgde dat zijn trouwring goed in beeld kwam. ‘Nee hoor, Miss Ward.’

Nu de grote blonde agent geen belangstelling bleek te hebben, richtte ze een hoopvolle glimlach op A.J. ‘Agent Rodriguez?’

Ze was niet zijn type.

‘Rechercheur,’ corrigeerde hij haar. Hij klopte even op zijn borstzakje, waarin hij zijn notitieboekje had opgeborgen. ‘We hebben uw naam en telefoonnummer. Als er nog iets is, bellen we u wel.’

Ze gaf het nog niet helemaal op. ‘Doet u dat vooral. Goedenacht, heren.’ Na een vriendelijk knikje liep ze heupwiegend in de richting van de lift.

A.J. keek haar na. Zijn aandacht gold echter niet haar achterste, maar het feit dat ze voordat ze de hoek om was, al uit zijn gezichtsveld was verdwenen.

Ik had me verstopt achter de planten en het aquarium. Ik kon hem wel zien, maar hij mij niet.

De woorden van Claire Winthrop weerklonken in zijn hoofd en wakkerden zijn nieuwsgierigheid nog meer aan. Tucker was lang genoeg om tot aan het eind van de gang zichtbaar te blijven, maar Claire Winthrop kwam amper tot A.J.’s schouder. Was ze inderdaad klein genoeg om datgene te hebben gedaan wat ze beweerde?

Terwijl Josh en Winthrop verder praatten, liep A.J. naar de deuropening van Winthrops kantoor. Daar ging hij op zijn tenen staan om zich net zo lang te maken als de man in het zwarte pak die Claire had beschreven.

Nee, hoor. Zelfs als de man gericht naar het zitje met de planten had gekeken, zou hij haar niet hebben ontdekt.

Waarom zou ze zoiets tot in de kleinste details vertellen als het niet waar was? Hij nam tenminste aan dat het niet haar gewoonte was zich tussen de planten te verstoppen om haar vader te bespioneren. Ondanks haar handicap en haar kleine, tengere gestalte kwam Claire Winthrop op hem niet bepaald kinderlijk over. Misschien kwam het door het designerpakje dat ze droeg of door de zorgvuldige manier waarop ze articuleerde, maar ze maakte op hem juist een heel volwassen indruk.

Of toch niet.

‘Miss Winthrop?’

Maakte ze er misschien toch een gewoonte van verstoppertje te spelen? Hij zag haar in ieder geval niet meer.

Maar hij hoorde haar wel. Hij hoorde haar rommelen en in zichzelf mompelen achter het enorme bureau van haar vader.

Met zijn duimen in de voorzakken van zijn spijkerbroek gehaakt liep hij om het bureau heen. Erachter werd hij geconfronteerd met een elegant bewegend, in roze zijde gehuld achterwerk. Bella. Vond hij het in eerste instantie vooral grappig de keurige erfgename kruipend op de grond aan te treffen, al snel kwamen er heel andere en typisch mannelijke gevoelens bij hem boven. Dat hij van de aanblik genoot, nam hij zichzelf niet kwalijk, maar hij luisterde wel goed naar het stemmetje in zijn hoofd dat zei dat hij vooral professioneel moest blijven.

Dit was iets heel anders dan het weinig subtiele geflirt van Amelia Ward. Dit was gewoon een aardig achterste. Oké, heel aardig zelfs. En het bewoog op het ritme van zijn hartslag.

Negeer het, Rodriguez, sprak hij zichzelf in stilte toe. Hij knipperde even met zijn ogen en wendde toen fatsoenshalve zijn blik af. Hij hield van vrouwen, maar geen haar op zijn hoofd die eraan dacht iets te beginnen met de dochter van de man voor wie zijn vader ooit de toiletten had schoongemaakt.

‘Miss?’ Ofschoon ze had gezegd dat ze dankzij haar cochleaire implantaten wel enig geluid kon waarnemen, verhief hij zijn stem: ‘Miss Winthrop?’ Aangezien ze volkomen verdiept leek in het bestuderen van de stoelmat onder het bureau, boog hij zich voorover om haar op de schouder te tikken. ‘Miss Winthrop?’

Zodra hij haar aanraakte, slaakte ze een kreet. Ze stootte haar hoofd tegen het bureau en mompelde iets wat hij niet direct van een welopgevoede erfgename had verwacht.

Met een ruk draaide ze zich om. Vervolgens liet ze zich op haar billen zakken en wreef omstandig over de achterkant van haar hoofd.

‘Sorry.’ Hij hurkte voor haar neer, met één hand op het bureau boven haar hoofd. Zodra hij de lichtelijk verdwaasde uitdrukking in haar blauwe ogen zag, maakten zijn nieuwsgierigheid en geamuseerdheid plaats voor schuldbesef. Behoedzaam legde hij zijn hand op haar schouder. ‘Ik wilde u niet laten schrikken. Hebt u zich bezeerd?’

Ze keek naar zijn hand alsof zijn troostende gebaar haar verbaasde. Maar ze protesteerde niet.

Onwillekeurig liet hij zijn vingers naar haar hals glijden. Haar huid bleek net zo zacht als de zijde die ze droeg. Haar hart ging als een razende tekeer. Of misschien dacht hij dat wel omdat zijn eigen hart zo bonkte. ‘Moet u misschien even gaan liggen?’ opperde hij.

Haar blik ging naar zijn lippen, en ze keek alsof ze zijn woorden niet helemaal had begrepen.

‘Miss Winthrop?’ Hij dwong zichzelf zich op haar gezondheid te concentreren in plaats van op het donker worden van haar ogen, wat de indruk wekte dat ook zij moeite had te focussen. ‘Hebt u zich bezeerd?’ Hij legde zijn hand tegen haar achterhoofd om te voelen of daar wellicht een snee zat of een grote bult.

Zodra zijn handpalm over het plastic apparaatje achter haar oor streek, leek ze weer bij zinnen te komen. Ze knipperde even met haar ogen en duwde zijn hand weg. ‘Er is niets aan de hand.’

Het was uiteraard niet meer dan terecht dat ze dit allesbehalve professionele contact verbrak, bedacht A.J. terwijl hij achteroverleunde. Hij kreeg echter de kans niet zich daarvoor te verontschuldigen.

Met heftige gebaren probeerde ze hem iets duidelijk te maken. Gelukkig sprak ze de woorden tegelijkertijd ook hardop uit, want gebarentaal beheerste hij helaas niet. ‘Volgens mij is de stoelmat verwisseld.’

Bij het zien van de opgewonden blos op haar wangen grijnsde hij opgelucht, en hij kwam overeind. Claire Winthrop was helemaal niet gewond. Ze werd gewoon volkomen in beslag genomen door iets wat ze had ontdekt.

Hij stak haar zijn hand toe om haar overeind te helpen. ‘Hoe komt u daarbij?’

Toen ze niet onmiddellijk antwoord gaf, wachtte hij tot ze hem aankeek, en hij herhaalde zijn vraag.

‘Deze is versleten aan de randen, en er staan wielafdrukken in.’ Ze wees de beschadigingen aan. ‘Ik weet zeker dat die van mijn vader nog niet zo lang geleden is vervangen, toen mijn stiefmoeder zijn kantoor opnieuw heeft ingericht. De mat zou er nog veel nieuwer moeten uitzien.’

Ze had duidelijk oog voor detail.

Zelf had hij op dat moment overigens oog voor heel andere details.

Hij nam al aan dat ze zijn hulp zou afwijzen, toen ze na een korte aarzeling alsnog haar hand in de zijne legde. Wat een contrast, die roomblanke huid tegen de zijne, die ruw en gebruind was!

Tot zijn verbazing was haar greep echter ronduit stevig, toen ze zich aan zijn hand overeind trok. De breekbare indruk die hij door haar roze pakje en haar delicate gelaatstrekken van haar had gekregen, bleek volkomen onjuist. Claire Winthrop was een sterke vrouw, van haar vingertoppen tot aan haar goedgevormde kuiten.

‘Rechercheur... Rodriguez?’ Ze had duidelijk moeite met de r’en in zijn naam.

Terwijl hij zich nog stond te verbazen over haar zachte hese stem nu ze rustig praatte, ging haar blik naar hun handen.

‘Dank u,’ zei ze.

Hij begreep de hint en liet haar meteen los. Hij had haar hand net iets te lang en net iets te gretig vastgehouden. Domme zet, A.J., berispte hij zichzelf. Het enige wat hem aan Claire Winthrop zou moeten interesseren, was haar betrouwbaarheid als getuige, en die was op dit moment helaas nogal twijfelachtig. Of de verwende erfgename het nu beledigend of opwindend vond om de door het leven getekende hand van een gewone werkende man vast te houden, zou hem geen zier moeten kunnen schelen.

Het was ook helemaal niets voor hem om zich door een vrouw van zijn doel te laten afleiden, en zeker niet als die vrouw de dochter van Cain Winthrop was. Dat stond zijn werk niet toe. Dat stond hijzelf niet toe.

Dus stopte hij zijn werkmanshanden in de zakken van zijn jasje en maakte zichzelf wijs dat de subtiele geur van haar haar en haar huid hem absoluut niet boeide. Bovendien leek het hem verstandig enige afstand tussen hen te scheppen, om te voorkomen dat zijn hersens nog verder vertroebeld zouden raken door niet ter zake doende details. Hij liep naar de andere kant van het bureau en vroeg: ‘Dus u denkt dat de moordenaar

‘ - en zijn medeplichtige,’ vulde ze onmiddellijk aan.

‘U denkt dat ze het lijk in de stoelmat hebben gerold om het ergens te dumpen? En dat ze er een andere mat voor in de plaats hebben gelegd?’

‘Is dat geen goede verklaring voor het feit dat Valerie verdwenen is?’

‘Hoe zou je zo’n pakket ongezien het gebouw uit kunnen krijgen, ervan uitgaand dat Ms. Justice minstens zo lang is als u?’

‘Het is een groot gebouw. Ze kunnen de vrachtlift hebben genomen, of de trap. In het gebouw brandt alleen hier en daar een lichtje voor de veiligheid, en het is een donkere nacht met veel bewolking. Ik weet het ook niet.’ Ze haalde haar schouders op: een gebaar dat eenvoudig te begrijpen was, net als het knippen met haar vingers. ‘Maar dat van die matten moet te controleren zijn.’

Toen ze langs hem heen het kantoor uit stoof, vroeg hij zich even af of het uit beleefdheid was of gewoon uit dwaasheid dat hij achter haar aan ging om haar te vergezellen op haar speurtocht.

Ze had het tempo er flink in.

Al snel waren ze erachter dat uit geen enkel ander kantoor op deze verdieping een stoelmat miste.

Haar teleurstelling was bijna tastbaar, en uit haar houding sprak zo veel frustratie, dat hij haar het liefst had verzekerd dat hij haar verhaal geloofde, ook al werd het met de minuut onwaarschijnlijker dat er in het kantoor van Cain Winthrop een vrouw was doodgeschoten.

‘Hoeveel kantoren zijn er in dit gebouw?’ vroeg hij, in de wetenschap dat hij lang niet voldoende bewijs had om mensen van andere zaken af te halen en het gebouw van beneden tot boven te laten doorzoeken.

‘Honderden.’ Ze stak haar kin naar voren en keek hem met vlammende ogen aan.

Weer moest hij aan zijn zussen denken.

‘En ja, ik weet zeker dat ik het juiste kantoor heb,’ voegde ze eraan toe.

Ze leek wel een blazend jong poesje: eerder schattig dan gevaarlijk. Onwillekeurig glimlachte hij. ‘Daar twijfel ik ook niet aan, amiga.’

Kleine rimpeltjes verschenen naast haar ogen, toen ze haar voorhoofd fronste. ‘Wat?’

Ze had hem niet begrepen. Liplezen was natuurlijk al moeilijk genoeg, laat staan als je dat ook nog in een andere taal moest doen.

Amiga,' herhaalde hij. ‘Dat is Spaans voor vriendin.’

‘O. Amiga.' Bij het uitspreken van het woord raakte ze haar lippen aan. Ze had zojuist een nieuw woord aan haar vocabulaire toegevoegd. ‘Ik ben ook een soort van tweetalig.’

‘Communiceren gaat u uitstekend af.’

Het compliment toverde een zachte blos op haar wangen. ‘Het helpt wel als iemand echt naar je luistert.’

En niet iedereen deed dat? Hij hield zich voor dat hij op zijn hoede moest blijven. Misschien was ze wel een grotere fantast dan haar vader het had doen voorkomen. Aan de andere kant, misschien was het wel zoals zijn eigen vader ooit had gezegd: Winthrop negeert de waarheid als deze hem niet uitkomt, en anders zet hij de waarheid wel naar zijn hand.

Toen A.J. als brutale puber aan zijn vader had gevraagd onder invloed van welke middelen hij zulke diepzinnige gedachten kreeg, had Antonio sr. hem stevig beetgepakt en gezegd dat hij op zijn woorden moest passen. Wellicht dat A.J., als hij wat beter luisterde in plaats van zoveel lawaai te maken, zelf de waarheid kunnen zien. En als hij daar dan voor opkwam, zouden mannen als Cain Winthrop en zijn compadres bij Winthrop Enterprises niet langer de macht hebben het leven van andere mensen te beheersen en kapot te maken.

Zijn vader, die absoluut nooit agressief was naar zijn kinderen toe, had hem duidelijk iets belangrijks willen vertellen. Maar A.J. had zijn handen van zich af geschud, hem ‘loco’ en nog een heleboel andere dingen genoemd en was ervandoor gegaan in zijn patserige auto.

Het was niet de eerste keer geweest dat zijn vader een poging had gedaan hem te leren hoe hij een man moest worden. Maar het was wel de laatste keer geweest.

Hoewel A.J. zijn vaders auto, zelfs uitgebrand en al, onmiddellijk had herkend, had de patholoog-anatoom gebitsfoto’s nodig gehad om zijn vader te kunnen identificeren. Zijn moeder had kalmeringsmiddelen nodig gehad, en zijn zussen een schouder om op uit te huilen. En dus had A.J. volwassen moeten worden en moeten uitgroeien tot de man die zijn vader zo graag had willen zien.

Met dat laatste was hij nog steeds bezig.

Zonder uiterlijk ook maar iets te laten blijken van zijn heftige gedachten stak hij zijn handen in zijn zakken en probeerde naar de waarheid van Claire Winthrop te luisteren. ‘Luistert uw vader dan niet naar u?’ vroeg hij.

Alle kleur verdween van haar wangen, wat op zich al een antwoord was.

‘Wat bedoelde u dan met die vraag over de kantoren?’ Kennelijk was ze niet van plan haar vader af te vallen.

Ergens diep vanbinnen begon A.J., die zich in de loop van de jaren had toegelegd op de volmaakte beheersing van zijn gevoelens en verlangens onder alle omstandigheden, zich kwaad te maken. Hoe kon een vader zijn eigen kind negeren? Haar wegsturen als ze hem nodig had? Dat had Antonio sr. nooit gedaan.

Wat hij persoonlijk van iemand dacht, was echter voor het onderzoek van geen enkel belang. Hij kon maar beter doen waar hij goed in was: kalm blijven en de getuigen en de feiten voor zich laten spreken.

‘Ik dacht dat de moordenaars het lichaam misschien ergens hadden weggestopt om het later te komen ophalen,’ antwoordde hij.

Haar ogen volgden de bewegingen van zijn lippen en lichtten vervolgens op. ‘De voorraadkast.’

Daar had hij al in gekeken. Geen dode vrouw.

Claire stond al voor de zwartstalen deur. Zij zocht geen lijk, maar een ontbrekende stoelmat.

Hij ging achter haar staan, deed het licht in de kast aan en hielp haar een paar stoelen te verplaatsen, zodat ze zicht kregen op twee plastic matten die op hun kant tegen de muur stonden.

Met haar voet tikte ze ongeduldig op de vloer.

Wat dacht ze hier nu eigenlijk uit op te kunnen maken, vroeg hij zich af. Hij schoot haar te hulp. ‘Enig idee hoeveel er hier horen te staan?’

Pas toen ze geen antwoord gaf, realiseerde hij zich dat ze met haar rug naar hem toe stond en zich er dus niet van bewust was dat hij iets had gevraagd. Zodra hij haar schouder aanraakte, draaide ze zich met ruk om. Zo te zien had het niet veel gescheeld, of ze had het weer uitgeschreeuwd. In plaats daarvan klemde ze haar lippen stevig op elkaar.

‘Wie zou ons kunnen vertellen hoeveel matten er hier horen te staan?’ vroeg hij.

Fascinerend, zoals haar ogen iedere beweging van zijn lippen volgden. Het had iets intiems en maakte enerzijds dat hij voortdurend wilde blijven praten en anderzijds dat hij net zo’n diepgaande studie van haar lippen wilde maken.

Maar het enige wat zij wilde, was antwoord op haar vragen. Met een cynische rechercheur van Moordzaken moest ze verder natuurlijk helemaal niets.

‘Valerie zou dat wel weten. Of het hoofd Onderhoud.’

Bij het horen van die functie stond A.J. onmiddellijk weer met beide benen op de grond. Het hoofd Onderhoud. Hoe je het ook wendde of keerde, Claire Winthrop was de dochter van een multimiljonair en hij was de zoon van de beheerder. Hij moest echte misdaden oplossen, echte slachtoffers beschermen... in een echte wereld leven. Het was hoog tijd om weer tot serieuze zaken over te gaan. Het was laat; hij was moe, en hij had niet geweten dat het al zo erg met hem gesteld was, dat hij ook maar een moment gevoelens van welke aard dan ook voor Claire Winthrop had kunnen koesteren.

Hij schoof de panden van zijn jasje naar achteren om zijn duimen achter zijn riem te haken en Claire zodoende een blik te gunnen op zijn wapens en penning, en daarmee op de ernst van het doen van een valse aangifte. Ze moest hem de waarheid vertellen, en wel nu. ‘Hoelang bent u vanavond weggeweest, Miss Winthrop? Van het moment dat u beweert die moord te hebben gezien, tot het moment dat u op de zesentwintigste verdieping terugkwam met uw vader?’

‘Ik “beweer” helemaal niets,’ stoof ze op, maar ze herstelde zich snel. ‘Ik heb geen idee. Ik heb pas thuis op mijn horloge gekeken. Twee uur misschien. Korter kan ook.’

Was dat voldoende tijd om alle sporen van een misdaad uit te wissen? Of net genoeg voor een naar aandacht hunkerende jonge vrouw om een goed doortimmerde leugen te verzinnen?

Hij wachtte tot ze het licht had uitgedaan en de kastdeur achter zich had gesloten, voor hij vroeg: ‘Misschien kunt u me, bij gebrek aan een lijk, iets meer vertellen over die man met dat wapen die u hebt gezien?’

‘Ik heb rechercheur Taylor en u toch al een beschrijving van hem gegeven?’

‘Dan doet u dat nog een keer.’

‘Zodat u me op een leugen kunt betrappen?’ vroeg ze op uitdagende toon, hem recht in de ogen kijkend.

Nee, ze was absoluut niet zo kwetsbaar als ze eruitzag.

Hij pakte zijn notitieboekje en zijn pen om zijn verzoek geloofwaardiger te maken. ‘Zodat ik wellicht iets ontdek waarmee we uw beweringen kunnen staven.’

Ze slaakte een vermoeide zucht. ‘Nog één keer dan.’

Samen liepen ze terug naar Winthrops kantoor.

‘Hoe lang bent u, rechercheur?’ vroeg ze terwijl ze zich in de deuropening naar hem toe draaide.

‘Bijna één meter tachtig.’

‘Dan was die man minstens één vijfentachtig. Hij had net zulk donker haar als u, alleen langer en naar achteren gekamd, maar zijn gezicht was heel bleek. Bijna ziekelijk. En het zat vol met acnelittekens.’ Even deed ze haar ogen dicht, alsof ze zijn beeld weer voor zich wilde halen - of de details van haar verhaal.

Toen ze ze weer opende, viel het weer op hoe blauw ze waren, als een heldere lentelucht.

‘Zijn pak en overhemd waren zwart en zaten hem als gegoten,’ vervolgde ze. ‘Beslist niet goedkoop, maar huurmoordenaars verdienen vast

‘Huurmoordenaars?’ Hij klapte zijn boekje dicht. Onwillekeurig moest hij denken aan de moord op Ray ‘Slick’ Williams bij de Jazz Note. Dat was duidelijk het werk van een beroeps geweest, niet van een of andere derderangscrimineel die zijn territorium verdedigde. Het KCPD had zelfs een signalement van de dader opgesteld: lang, goed gekleed - waarschijnlijk in donkere kleuren om niet op te vallen in het duister - gewapend en buitengewoon gevaarlijk.

Shit. Had ze in de krant soms iets over de aanslag op Slick gelezen? En hij had haar bijna geloofd, doordat haar verhaal hem zo aan dat van zijn vader deed denken. Doordat haar mooie blauwe ogen en haar goedgevormde mond zijn hormonen in beweging hadden gebracht.

‘Wat weet u van huurmoordenaars, Miss Winthrop?’ Hij vroeg zich af of ze nuances in zijn stem kon waarnemen. Maar anders had zijn gezicht hem verraden, want ze rechtte haar schouders en sloeg uitdagend haar armen over elkaar.

‘U gelooft me niet,’ zei ze.

‘Er is hier helemaal niets wat uw verhaal ondersteunt.’ Deze vrouw had hulp nodig, dacht hij bij zichzelf, maar niet van de politie. ‘Niets wijst erop dat er iemand wederrechtelijk is binnengedrongen of dat er gevochten is. Er is geen bloed, geen lijk.’

Ze gaf het nog niet op. IJsberend door het kantoor begon ze te praten en te gebaren tegelijk: ‘Ik kan naar het bureau komen om in de fotoboeken te kijken of met een tekenaar te praten. Ik heb morgenochtend eerst nog lessen, maar daarna kan ik gelijk komen.’

Ja hoor, dacht hij cynisch, verspil gerust nog wat meer van mijn kostbare tijd.

Voor hij echter iets had kunnen zeggen, ging de telefoon op Winthrops bureau.

Blijkbaar had ze daarvan iets opgevangen, want ze legde haar hand op de telefoon alsof ze wilde controleren of de trillingen inderdaad daarvandaan kwamen. ‘Pap?’ Winthrop haastte zich het kantoor binnen om op te nemen. ‘Met Winthrop.’ Doordringend keek hij zijn dochter aan. ‘Ja, ik neem de kosten op me.’ Hij trok Claire naar zich toe en streek haar even over haar hoofd alsof ze een kind was. Toen glimlachte hij en zei in de hoorn: ‘Gelukkig!’ Hij sloeg zijn arm om haar schouders, keek haar aan en zei: ‘Het komt allemaal goed, lieverd. We gaan naar huis en vergeten wat er vanavond is gebeurd.’

Haar gezicht werd spierwit, toen Winthrop eindelijk met de waarheid kwam waarvoor A.J. zich de hele tijd zo had ingespannen.

‘Het is Valerie. Ze is springlevend en belt nu vanuit Nassau.’