Verklarende woordenlijst

aa, Auswärtiges Amt – gangbare afkorting resp. benaming voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, van 1938 tot 1945 geleid door Joachim von Ribbentrop.

Abwehr – militaire inlichtingendienst, belast met spionage, contraspionage en ook sabotage; in 1938 als Amt Ausland/Abwehr ondergebracht bij het okw.

ak, Armeekorps – legerkorps.

ak, Armia Krajowa – ‘binnenlands leger’, ondergronds leger van de Poolse regering in ballingschap; een van de grootste verzetsbewegingen tijdens wo2.

Amt – bureau, dienst.

Amt Mil – opvolger van het okw-Amt Ausland/Abwehr.

ao, Abwehroffizier – officier militaire inlichtingendienst.

aok, Armeeoberkommando – opperbevel van een leger, dat de leiding had over een aantal divisies. Op alle niveaus (leger, divisie, regiment enz.) bestonden de militaire staven o.a. uit een stafchef, een ia (Eins-a): hoofd operaties of troepenbewegingen, een ib (Eins-b) of opperkwartiermeester, verantwoordelijk voor de bevoorrading van de hele divisie, en een ic/ao, hoofd inlichtingen.

Arbeitseinsatz – was aanvankelijk een vakterm binnen de nationaal-socialistische arbeidsmarktpolitiek en werd met de aanstelling van Gauleiter Fritz Sauckel in maart 1942 als Generalbevollmächtigter für den Arbeitseinsatz de benaming voor de in en vanuit concentratiekampen georganiseerde dwangarbeid van buitenlandse arbeiders, krijgsgevangenen en gedetineerden in de Duitse oorlogsindustrie.

bdoBefehlshaber der Ordnungspolizei. Zie rsha.

bdsBefehlshaber der Sicherheitspolizei und des sd. Zie rsha.

Berück, Befehlshaber des rückwärtigen Heeresgebiets – bevelhebber van het gebied achter een legergroep.

daf, Deutsche Arbeitsfront – enige nationaal-socialistische vakbond, van zowel werknemers als werkgevers, op 10 mei 1933 opgericht ter vervanging van de vrije vakverenigingen. Naar voorbeeld van de nsdap volgens het Führerprinzip georganiseerd; geleid door Robert Ley.

daw, Deutsche Ausrüstungswerke – een van de belangrijkste ss-ondernemingen, in mei 1939 opgericht, met hoofdkantoor in Berlijn; had de leiding over diverse bedrijven in de concentratiekampen Dachau, Sachsenhausen, Buchenwald en later Auschwitz en een aantal andere concentratiekampen, waarbij gedetineerden voor dwangarbeid werden ingezet.

dest, Deutsche Erd- und Steinwerke gmbh – door Himmler op 29 april 1938 opgericht ss-bedrijf voor de exploitatie van steengroeven en de productie van bouwmaterialen in de nabije omgeving van o.a. de concentratiekampen Mauthausen, Gross-Rosen en Auschwitz.

Dulag, Durchgangslager für Kriegsgefangene – doorgangskamp voor krijgsgevangenen.

dwb, Deutsche Wirtschafts Betriebe – ‘Duitse Economische Ondernemingen’, door het wvha bestierde onderneming.

Einsatzgruppe – ‘actiegroep’ van de Sipo en de sd; voor het eerst ingezet in 1938, bij de zogeheten Anschluss van Oostenrijk, en vervolgens bij de bezetting van Tsjechoslowakije (1939) waren de Einsatzgruppen belast met de meest dringende veiligheidstaken, in afwachting van de vestiging van permanente Stellen (bureaus) van de politie. De systematische inschakeling van deze ss-groepen werd in Polen geformaliseerd in september 1939. Vóór de inval in de ussr sloten het rsha en de Wehrmacht een officiële overeenkomst om de werkzaamheden van de Einsatzgruppen preciezer af te bakenen: elk van de drie Legergroepen kreeg een Einsatzgruppe toebedeeld; een vierde, Einsatzgruppe d, werd toegewezen aan het Elfde leger voor de Krim en het bezette Roemenië. Elke Einsatzgruppe beschikte over een Gruppenstab zowel als meerdere Einsatzkommandos (Ek) resp. Sonderkommandos (Sk). Elk Kommando had op zijn beurt een Kommandostab met de nodige hulpkrachten (chauffeurs, tolken enz.) zowel als meerdere Teilkommandos. De staven van de groepen en de Kommandos waren georganiseerd naar voorbeeld van het rsha. Zo was er een Leiter i ofwel Verwaltungsführer (personeel en beheer), Leiter ii (bevoorrading), Leiter iii (sd), Leiter iv (Gestapo) en Leiter v (Kripo). Een van deze Leiter, meestal Leiter iii of iv, bekleedde tevens de functie van stafchef.

elsp, École Libre des Sciences Politiques – Hoge School voor Politieke Wetenschappen; in 1872 opgericht privé-instituut voor hoger onderwijs; in oktober 1945 genationaliseerd en geïntegreerd in de Universiteit van Parijs.

ens, École Normale Supérieure – eliteschool voor alfastudies.

Flak, Fliegerabwehrkanone – luchtafweergeschut.

Gauleiter – de bestuurseenheden in nazi-Duitsland werden Gaue genoemd. Aan het hoofd van elke Gau – in totaal waren er 42, de 43e Gau werd gevormd door de buitenlandse tak van de nsdap – stond de Gauleiter, doorgaans een Alter Kämpfer, die alleen door Hitler zelf kon worden benoemd en alleen aan hem rekenschap was verschuldigd. Vanaf november 1942 waren alle Gauleiter tevens Reichsverteidigungskommissar, en in die hoedanigheid waren ze vanaf september 1944 verantwoordelijk voor de organisatie van de Volkssturm.

gba, Generalbevollmächtigter für den Arbeitseinsatz – ‘algemeen gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz, van 1942 tot 1945 Fritz Sauckel.

Gestapo, Geheime Staatspolizei – ressorteerde vanaf 1934 onder Heinrich Himmler; werd van 1937 tot het eind van de oorlog geleid door Heinrich Müller (‘Gestapo-Müller’). Zie ook rsha.

gfp, Geheime Feldpolizei – tak van de Wehrmacht die zich bezighield met de veiligheid binnen de gevechtszone, vooral in het kader van de strijd tegen de partizanen. De meeste gfp-officieren kwamen uit de gelederen van de Duitse politie en behoorden dus tot de Sipo of ook tot de ss. Niettemin bleef deze militaire veiligheidsdienst strikt gescheiden van de diensten van het rsha.

gg, Generalgouvernement – het bezette deel van Polen.

gkGeneralkommando, ook – Generalkonsul.

Goldfasanen – ‘goudfazanten’; pejoratieve benaming voor functionarissen van het Ostministerium; hogere, meestal in goudbruin uniform gestoken nazi-functionarissen, alom bekend wegens hun vriendjespolitiek en corruptie.

Hiwi, Hilfswillige – plaatselijke hulpkracht van de Wehrmacht, meestal gerekruteerd in gevangenenkampen en achter de linies ingezet voor transport, bevoorrading, intendance, toezicht op dwangarbeid enz.

hkbHäftlingskrankenbau, zie Revier.

Honvéd – het Hongaarse leger.

hsspf, Höherer ss- und Polizeiführer – ter coördinatie van alle ss-diensten op regionaal niveau creëerde Himmler aan het eind van 1937 de functie van hsspf, die in principe alle ss-organisaties in zijn gebied onder zijn bevel had. Voor elke Wehrkreis (door de Wehrmacht bepaald ‘militair district’) benoemde Himmler een hsspf, en later één in elk bezet land, met soms, zoals in het bezette deel van Polen (het Generalgouvernement) verschillende sspf’s onder zich. Tijdens de inval in de Sovjet-Unie in 1941 benoemde Himmler een hsspf voor elk van de drie Legergroepen (Noord, Midden en Zuid).

ibv, Internationale Bibelforscher-Vereinigung – de Duitse Jehova’s Getuigen.

ia, ib, ic – zie aok.

idoInspekteur der Ordnungspolizei. Zie rsha.

idsInspekteur der Sicherheitspolizei und des sd. Zie rsha.

ikl, Inspektion der Konzentrationslager – inspectie der concentratiekampen. Het eerste concentratiekamp werd op 20 maart 1933 in Dachau in gebruik genomen; tot het eind van de oorlog bestonden er in totaal 22 hoofdkampen en meer dan 1200 Aussenlager resp. Aussenkommandos. In juni 1934, na de zogenaamde putsch van Röhm en de uitschakeling van de sa-leiders, kwamen de kampen onder rechtstreekse leiding van de ss, die toen de ikl oprichtte, gevestigd in Oranienburg, onder bevel van ss-Obergruppenführer Theodor Eicke. Eicke, commandant van Dachau, kreeg van Himmler opdracht om de kampen in hun geheel te reorganiseren. Het Systeem-Eicke, dat werd doorgevoerd vanaf 1934 en tot in de eerste oorlogsjaren werd gehandhaafd, was gericht op de psychische en soms lichamelijke vernietiging van de tegenstanders van het regime; dwangarbeid werd in die periode nog alleen voor dat doel gebruikt: Vernichtung durch Arbeit. Maar begin 1942, toen de Duitse inval in de Sovjet-Unie was vastgelopen en Duitsland zijn oorlogsinspanningen intensiveerde, besloot Himmler dat dit systeem onvoldoende was afgestemd op de nieuwe situatie, die vereiste dat de arbeidskracht van de gedetineerden maximaal werd ingezet. In maart 1942 werd de ikl als Amtsgruppe d ondergeschikt gemaakt aan het wvha en opgedeeld in vier afdelingen: d i (centraal bureau), d ii (Arbeitseinsatz, belast met de organisatie van dwangarbeid), d iii (sanitaire en medische afdeling), en d iv (administratie en financiën). Deze reorganisatie was geen onverdeeld succes: Oswald Pohl, hoofd van het wvha, is er nooit in geslaagd de ikl volledig te hervormen, en de spanningen tussen de politiek-politiële en de economische functie van de kampen bleven tot aan de instorting van het nazi-regime bestaan. Ze werden bovendien verhevigd door het feit dat twee kampen die onder leiding van het wvha stonden een vernietigingstaak hadden: kl Auschwitz en kl Lublin, beter bekend onder de naam Majdanek.

kdoKommandeur der Ordnungspolizei. Zie rsha.

kdsKommandeur der Sicherheitspolizei und des sd. Zie rsha.

kgf, Kriegsgefangener – krijgsgevangene.

kl, Konzentrationslager – concentratiekamp, door de gevangenen zelf vaak kz genoemd. De dagelijkse leiding van een kl berustte bij een van de afdelingen onder toezicht van de kampcommandant: Abteilung iii, die werd geleid door een Schutzhaftlagerführer of Lagerführer (leider van het kamp voor preventieve detentie) en diens adjunct. Het bureau dat was belast met de organisatie van de arbeid van de gedetineerden, de Arbeitseinsatz, viel als iiia onder deze afdeling. De andere afdelingen waren: i Kommandantur, ii Politische Abteilung, ofwel de vertegenwoordigers in het kamp van de Sipo; iv Administratie, v Medische en sanitaire afdeling (zowel voor de ss’ers in het kamp als voor de gedetineerden), vi Vorming en ontspanning van het personeel, en vii ss-bewakers. Al deze afdelingen werden geleid door ss-officieren en -onderofficieren, maar het werk werd grotendeels gedaan door dikwijls als ‘geprivilegieerd’ bestempelde Funktionshäftlinge.

Kripo, Kriminalpolizei – recherche, niet-geüniformeerde politie; van 1937 tot juli 1944 geleid door ss-Gruppenführer Arthur Nebe. Zie ook rsha.

Lebensborn – eind 1935 opgerichte ss-vereniging die tot doel had het geboortecijfer te verhogen, met name door abortus te voorkomen; rechtstreeks verbonden aan de persoonlijke staf van de Reichsführer ss en verantwoordelijk voor de leiding van weeshuizen en kraamklinieken voor ss’ers en hun partners. Om de voortplantingsdrift van ss’ers te stimuleren garandeerde de Lebensborn Vereinigung absolute geheimhouding aangaande bevallingen, ook van ongehuwde vrouwen.

Leiter – diensthoofd.

Mischlinge – ‘gemengdbloedigen’. Sinds de invoering van de Neurenberger rassenwetten in november 1935 behoorde dit begrip tot het juridisch vocabulaire van de nationaal-socialistische rassenwetgeving, waarin deze status – naast Ariër en jood – werd bepaald op grond van het aantal niet-Arische grootouders (Mischlinge ersten Grades – twee joodse grootouders; Mischlinge zweiten Grades – één joodse grootouder).

nep, Novaja Ekonomitsjeskaja Politika – nieuwe economische politiek; benaming voor een aantal maatregelen waarmee Lenin in 1921 afstand nam van het voor zowel de industrie als de landbouw rampzalig uitgepakte strakke oorlogscommunisme van de jaren daarvoor.

nkvd, Narodnyj Kommissariat Vnoetrennich Djel – volkscommissariaat voor binnenlandse zaken, ofwel de geheime dienst van de Sovjet-Unie; opgericht in 1934, opvolger van de Tsjeka en de ogpoe, voorganger van de kgb.

nsv, Nationalsozialistische Volkswohlfahrt – nationaal-socialistische organisatie voor maatschappelijke bijstand.

oepa, Oekrainska Povstanska Armia – Oekraïens verzetsleger, opgericht in 1942, onder leiding van Bandera.

Oflag, Offiziersgefangenenlager – krijgsgevangenenkamp voor officieren.

okh, Oberkommando des Heeres – opperbevel van de landmacht. Hoewel het okh in principe ondergeschikt was aan het okw, had het okh in de praktijk de leiding over alle militaire operaties aan het oostfront, terwijl het okw de operaties aan alle andere fronten leidde. In december 1941 zette Hitler Generalfeldmarschall Walther von Brauchitsch aan de dijk en nam zelf het rechtstreekse bevel over het okh.

okhg, Oberkommando der Heeresgruppe – opperbevel van een legergroep, die de leiding had over minstens twee legers.

okw, Oberkommando der Wehrmacht – opperbevel van de strijdkrachten; in februari 1938 door Hitler gecreëerd ter vervanging van het ministerie van Oorlog en rechtstreeks onder zijn bevel geplaatst. In principe had het okw de leiding over het okh (de landmacht), de Luftwaffe (de luchtmacht, onder bevel van Reichsmarschall Hermann Göring) en de Kriegsmarine (de marine, onder bevel van Grossadmiral Karl Dönitz). Stafchef was Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel.

ooen, Organisatsija Oekrainskij Natsionalistiv – organisatie van Oekraïense nationalisten.

Orpo, Ordnungspolizei – verzamelnaam voor alle geüniformeerde politie-eenheden die tussen 1936 en 1945 de dagelijkse politietaken in nazi-Duitsland uitvoerden (Gemeindepolizei, Schutzpolizei of Schupo, enz.); in juni 1936 als Hauptamt Ordnungspolizei in de ss geïntegreerd, onder bevel van ss-Oberstgruppenführer Kurt Daluege. Orpo-bataljons werden in het kader van de Endlösung herhaaldelijk bij massa-executies ingezet. Vanwege hun groene uniformen stonden zij ook bekend als Grüne Polizei.

oss, Office of Strategic Service – Amerikaanse inlichtingendienst, voorloper van de fbi.

Ostministerium – verkorte benaming voor Reichsministerium für die besetzten Ostgebiete, geleid door nazi-ideoloog Alfred Rosenberg, auteur van Der Mythus des zwanzigsten Jahrhunderts.

ot, Organisation Todt – Duits bouwbedrijf, genoemd naar de oprichter Fritz Todt, bestond van 1933 tot 1945, maakte aanvankelijk deel uit van het Duitse ministerie van Bewapening en Oorlogsproductie. Op vrijwillige basis en ook in het kader van de Arbeitseinsatz bouwden de arbeiders van de ot onder andere bunkers en wegen. Na Todts dood in februari 1942 geleid door Albert Speer.

paPolitische Abteilung.

Pak, Panzerabwehrkanone – antitankgeschut.

Persönlicher Stab des Reichsführers ss – persoonlijke staf van Reichsführer-ss Heinrich Himmler.

pkPropagandakompanie.

Revier – hospitaal of ziekenafdeling; in sommige concentratiekampen ook hkbHäftlingskrankenbau genoemd.

rkf, Reichskommissariat für die Festigung deutschen Volkstums – ‘rijkscommissariaat voor de versterking van het Duitse volkseigen’. De vernietigingstaken van de Einsatzgruppen in Polen eind 1939 en vooral na de inval in de Sovjet-Unie waren organisch verbonden met een aantal ‘positieve’ taken, die eveneens aan de Reichsführer-ss waren toevertrouwd: de repatriëring van de Volksdeutschen en de ‘germanisering’ van het Oosten. Om deze taken optimaal te kunnen verrichten creëerde Himmler binnen de ss het rkf, waarvan hij in oktober 1939 zelf tot Reichskommissar werd benoemd. De beide onderdelen van het programma – de vernietiging van de joden en de ‘germanisering’ van het desbetreffende gebied – waren zowel ideologisch als organisatorisch nauw met elkaar verweven: zo wees Himmler, zodra het gebied rond Zamosc als belangrijk germaniseringsdoel was aangewezen, deze taak toe aan de ss- und Polizeiführer van het district Lublin, ss-Gruppenführer Odilo Globocnik. Deze had de leiding over Aktion Reinhardt, die de systematische vernietiging van de Poolse joden tot doel had (waartoe de drie vernietigingskampen Treblinka, Sobibór en Belzec werden ingericht), zowel als over de Orpo-bataljons, die werden ingezet bij de massa-executies in dit gebied.

rmfruk, Reichsministerium für Rüstung und Kriegsproduktion – rijksministerie van Bewapening en Oorlogsproductie, onder Albert Speer.

Rollbahn – eenheden van de Wehrmacht die belast waren met transport- en bevoorradingstaken ten behoeve van de legertroepen (het begrip werd ook gebruikt ter aanduiding van de belangrijke militaire bevoorradingsroutes naar het Oosten).

rsha, Reichssicherheitshauptamt – centraal bureau veiligheid. Meteen na de machtsovername op 30 januari 1933 probeerde de ss haar rol op het gebied van veiligheidstaken te vergroten. Na een langdurige interne strijd, hoofdzakelijk met Göring, slaagde Himmler er in juni 1936 in de leiding over alle Duitse politieorganisaties te krijgen: de nieuwe politieke politie evenals de recherche en de andere bestaande politieorganisaties, die inmiddels waren ondergebracht in de Orpo. Al deze politieorganisaties bleven echter overheidsinstellingen, die uit de rijksbegroting/staatskas werden gefinancierd, waarvan de werknemers ambtenaar waren en als zodanig onderworpen aan de aanstellings- en bevorderingsvoorschriften van de staat. Om deze bestuurlijk gezien onsamenhangende stand van zaken een juridische basis te geven werd de Reichsführer-ss vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken benoemd tot hoofd van de Duitse politie. De Kripo (recherche) en de Gestapo werden samengevoegd tot Sicherheitspolizei (Sipo), die een overheidsorganisatie bleef, terwijl de Sicherheitsdienst (sd) binnen de ss bleef functioneren. De Sipo en de sd werden derhalve door een ‘personele unie’ met elkaar verbonden: ss-Obergruppenführer Reinhard Heydrich werd officieel benoemd tot Chef der Sicherheitspolizei und des sd en kreeg daarmee net als zijn chef Heinrich Himmler een ‘brugfunctie’ tussen Partij en staat.

In 1939, onmiddellijk na de inval in Polen, trachtte men deze wonderlijke situatie officieel te bekrachtigen door een hybride organisatie in het leven te roepen: het rsha, dat de Sipo en de sd tot één enkele organisatie moest omvormen. Deze reorganisatie werd doorgevoerd: alle administratieve diensten van de verschillende organisaties werden samengevoegd tot een Amt i (personeel) en een Amt ii (financiën, organisatie, recht); de sd werd verdeeld in een Amt iii (sd-binnenland) en een Amt vi (sd-buitenland). De Gestapo werd omgedoopt tot Amt iv, waarvan de taak pompeus werd omschreven als: Gegnererforschung und -bekämpfung (‘onderzoek naar en bestrijding van tegenstanders’); de Kripo werd Amt v (Verbrechensbekämpfung – misdaadbestrijding). Bovendien werd er een Amt vii gecreëerd voor ‘ideologisch onderzoek en evaluatie’, Weltanschauliche Forschung und Auswertung. Geen van deze bestuurlijke wijzigingen werd echter wettelijk verankerd: de ministeriële ambtenarij verzette zich tegen de vermenging van overheids- en Partij-organisaties; zo kon er geen sprake van zijn dat de sd uit de staatskas zou worden gefinancierd. Tekenend voor deze situatie is dat het rsha, ook al bestond het de facto, geen eigen briefhoofd had; ook was het verboden deze aanduiding in officiële correspondentie te gebruiken; Heydrich bleef officieel Chef der Sicherheitspolizei und des sd.

Het organisatieschema van het rsha werd gehandhaafd op alle regionale niveaus (Oberabschnitt, Abschnitt enz.): elke bestuurseenheid had een Amt iii, iv en v, die gezamenlijk onder de verantwoordelijkheid van een Inspekteur der Sipo und des sd (ids) vielen. Toen de oorlog eenmaal was begonnen, werden in de bezette gebieden navenante organisaties opgericht, waarbij de Inspekteur echter een Befehlshaber der Sipo und des sd (bds) werd, die soms diverse Kommandeure der Sipo und des sd (kds) onder zich had. De Orpo volgde hetzelfde stramien, met een ido, bdo en kdo (resp. Inspekteur, Befehlshaber en Kommandeur der Ordnungspolizei).

sa, Sturmabteilung – de ‘bruinhemden’ of stormtroepen; paramilitair onderdeel van de nsdap, gegrondvest in 1920; speelde bij de opkomst van de Partij en kort na de machtsovername in januari 1933 een belangrijke rol. Tijdens de ‘Nacht van de lange messen’ in juni 1934 liquideerde Hitler met behulp van de ss en de Wehrmacht de leidinggevende figuren van de sa, onder wie de leider, Ernst Röhm. De sa bleef tot de val van het naziregime bestaan, maar speelde politiek geen rol meer.

sd, Sicherheitsdienst, Hauptamt Sicherheitsdienst des Reichsführers ss – in 1931 door Himmler gecreëerde inlichtingendienst, geleid door Reinhard Heydrich. Zie rsha.

sek – Sondereinsatzkommando. Zie Einsatzgruppe.

Sipo, Sicherheitspolizei – veiligheidspolitie, in 1936 opgericht als koepelorganisatie voor Gestapo en Kripo. Zie rsha.

Spiess – gangbare benaming voor de onderofficier van de inwendige dienst van een compagnie, meestal een Hauptfeldwebel.

ss, Schutzstaffel – ‘beschermingsafdeling’. In de zomer van 1925 richtte de nsdap de eerste ss-eenheden op, aanvankelijk bedoeld als lijfwacht van de Führer, op dat moment al bezig met de vorming van een organisatie die als tegenwicht voor de sa kon dienen. Op 6 januari 1929 werd Heinrich Himmler benoemd tot Reichsführer-ss. In de herfst van 1930 werd de ss volledig onafhankelijk van de sa, en in juni 1934 speelde ze een belangrijke rol bij de liquidatie van de sa-leiders. Vanwege hun zwarte uniform werden ss’ers ook wel ‘zwarthemden’ genoemd.

ssfha, ss-Führungshauptamt – centraal bureau van de ss.

sspfss- und Polizeiführer. Zie hsspf.

Stalag, Stammlager – concentratiekamp voor krijgsgevangenen.

sto, Service du travail obligatoire – tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk in 1943 opgerichte dienst, die de gedwongen tewerkstelling van Franse arbeiders in de Duitse oorlogsindustrie organiseerde.

Ustaša – Kroatische fascistische beweging, opgericht in 1929.

v a 1 – officiële benaming voor Referat Rechtsfragen, internationale Zusammenarbeit und Kriminalforschung, onderdeel van Amt v (misdaadbestrijding) van het rsha.

Volksdeutschen – in tegenstelling tot de zogeheten Reichsdeutschen Duitsers die al verscheidene generaties in het buitenland woonachtig waren, veelal in gesloten gemeenschappen.

Volkssturm – ‘volksstorm’, volksmilitie; op 18 oktober 1944 opgericht ter bestrijding van het tekort aan mankracht waarmee het Duitse leger kampte; bestond voornamelijk uit jongens onder de achttien en mannen boven de veertig die om diverse redenen niet voor de reguliere Wehrmacht gerekruteerd waren.

vomi, Volksdeutsche Mittelstelless-instelling met als primaire taak de hervestiging – Heim ins Reich – van ‘Volksduitsers’, die plaatsvond tussen 1939 en 1940.

Wehrmacht – de Duitse krijgsmacht, bestaande uit de landmacht, luchtmacht en marine.

wvha, Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt – centraal bureau economie en beheer; ss-organisatie, begin 1942 opgericht in het kader van een ingrijpende reorganisatie van de met de bouw en bevoorrading belaste ss-organisaties, de ss-bedrijven en de ikl. Onder leiding van ss-Obergruppenführer Oswald Pohl, Himmlers éminence grise voor economische aangelegenheden, omvatte het wvha in totaal vijf Amtsgruppen. Amtsgruppe a (Truppenverwaltung) en Amtsgruppe b (Truppenwirtschaft) hadden de leiding over alle beheers- en bevoorradingsaangelegenheden van de Waffen-ss alsook over de bewakers van de concentratiekampen; onder Amtsgruppe c vielen alle technische diensten van de ss die met de bouw te maken hadden; Amtsgruppe d was de nieuwe benaming voor de ikl; Amtsgruppe w (Wirtschaftliche Unternehmungen – economische bedrijven) hield zich bezig met het omvangrijke economische imperium van de ss, die actief was in uiteenlopende sectoren als de bouw, de wapenindustrie, het uitgeversbedrijf, de bronwaterhandel en de textielindustrie.