Inleiding

Maart 1996 vertrok ik in opdracht van het tijdschrift Outside naar Nepal om deel te nemen aan, en verslag te doen van, een begeleide beklimming van de Mount Everest. Ik was een van de acht ‘cliënten’ in een expeditie die werd geleid door een bekende Nieuw-Zeelandse gids genaamd Rob Hall. Op 10 mei bereikte ik de top van de berg, maar de prijs voor dit succes was verschrikkelijk.

Van mijn vijf teamgenoten die de top bereikten stierven er vier, waaronder Hall zelf, in een vliegende storm die ons zonder enige waarschuwing overviel terwijl we nog hoog op de berg waren. Tegen de tijd dat ik terugkeerde in het basiskamp waren negen klimmers van vier expedities dood en voor het eind van die maand zou de berg nog drie levens eisen.

De expeditie had me zwaar geschokt en ik kon het verslag slechts met de grootste moeite op papier krijgen. Niettemin leverde ik Outside vijf weken nadat ik was teruggekeerd het manuscript voor mijn artikel, dat werd gepubliceerd in het septembernummer van dat blad. Nu ik me van mijn taak had gekweten, probeerde ik de Mount Everest van me af te zetten en de draad van mijn leven weer op te pakken, maar dat bleek onmogelijk. De omstandigheden waaronder mijn metgezellen waren gestorven werden een obsessie voor me. Mijn geest bleef ronddolen in een mist van troebele emoties, wanhopig op zoek naar een zin die de gebeurtenissen daarboven zouden kunnen hebben.

Het stuk voor Outside was zo waarheidsgetrouw als ik het onder die omstandigheden kon schrijven, maar de deadline was onverbiddelijk, de gebeurtenissen en de volgorde waarin ze zich voordeden waren frustrerend complex en de herinneringen van de overlevenden waren zwaar vertekend door uitputting, zuurstofgebrek en shock. Bij mijn research voor het artikel vroeg ik op een bepaald moment drie anderen een gebeurtenis te beschrijven die we alle vier hoog op de berg hadden meegemaakt We bleken het geen van allen eens te kunnen worden over zulke essentiële feiten als het tijdstip, wat er gezegd was, en zelfs wie er bij waren geweest Het artikel voor Outside was nog maar enkele dagen naar de drukker of ik ontdekte al een aantal feitelijke onjuistheden. Voor het merendeel waren het kleine onnauwkeurigheden op detailpunten van het soort dat bij het schrijven onder tijdsdruk nu eenmaal onvermijdelijk is, maar één van mijn blunders was allesbehalve klein, hetgeen uitermate pijnlijk zou blijken voor de familie en vrienden van een van de slachtoffers.

Bijna nog erger dan de feitelijke onjuistheden in het artikel was het feit dat ik wegens ruimtegebrek een massa materiaal niet kon verwerken. Mark Bryant en Larry Burke, de hoofdredacteur en uitgever van Outside, hadden me toch al buitensporig veel ruimte gegeven om mijn verhaal te vertellen. In zijn definitieve versie werd het een stuk van 17.000 woorden, vier- of vijfmaal zo lang als een gemiddelde reportage in het blad. Toch was het naar mijn gevoel nog altijd veel te beknopt om recht te doen aan de tragedie die zich had voltrokken. De beklimming van de Mount Everest had mijn bestaan volledig uit zijn voegen gerukt en het werd een zaak van levensbelang voor me de gebeurtenissen tot in de kleinste details te beschrijven, zonder rekening te hoeven houden met een maximaal aantal regels of kolommen. Dit boek is het resultaat van die obsessie.

Het grootste probleem bij dit onderzoek achteraf was de onthutsend slechte werking van de menselijke geest op grote hoogte. Ik moest voorkomen dat ik te veel van mijn eigen waarnemingen zou uitgaan en heb de meeste overlevenden bij verschillende gelegenheden en gedurende lange tijd ondervraagd. Waar mogelijk heb ik ook geprobeerd details te verifiëren aan de hand van de radio-logboeken die in het basiskamp werden bijgehouden, waar helder denken niet zo’n heksentoer was. Lezers die het Outside-artikel kennen, zullen discrepanties ontdekken in de beschrijving van bepaalde feiten (vooral op het punt van tijdstippen) in dat artikel en in dit boek; deze komen voort uit de nieuwe informatie waarover ik pas na het verschijnen van dat artikel de beschikking kreeg.

Verschillende schrijvers en redacteurs die ik hoog acht, hebben me de raad gegeven het boek niet zo snel te schrijven als ik dat heb gedaan. Naar hun mening kon ik beter een paar jaar wachten, zodat ik de expeditie van een grotere afstand en daardoor met meer overzicht zou kunnen bezien. Het advies was verstandig, toch heb ik het uiteindelijk verworpen, vooral omdat ik innerlijk werd verteerd door wat er op de berg was gebeurd en hoopte dat ik de Everest op deze manier van me af zou kunnen schrijven.

Dat laatste is niet gelukt, zoals ik had kunnen weten. Daarbij vind ik ook dat de lezer meestal niet veel opschiet met een boek dat de schrijver louter heeft geschreven om een traumatische ervaring te verwerken. Toch hoopte ik dat er iets te winnen zou zijn door mijn hart nu al, direct na de ramp, uit te storten, nu de emotionele schokgolven nog natrillen. Ik hoopte dat mijn verslag hierdoor een rauw en nietsontziend soort eerlijkheid zou behouden die naar ik vreesde zou wegsijpelen met het verstrijken van de tijd en het vervliegen van de doodsangst.

Onder degenen die me waarschuwden tegen het overhaastig publiceren van dit boek waren ook enkele van de mensen die al bij voorbaat hadden geprobeerd mij het dwaze plan om de Everest te beklimmen uit het hoofd te praten. Er waren talloze goede, gegronde redenen om niet te gaan, maar een poging de Mount Everest te beklimmen is nu eenmaal per definitie irrationeel. Het is de triomf van het verlangen over het verstand. Wie het ook maar enigermate serieus van plan is, valt bijna per definitie niet meer om te praten met rationele argumenten.

De simpele waarheid is dat ik tóch naar Everest ben gegaan, tegen beter weten in. En dat ik daardoor betrokken raakte bij de dood van een aantal goede mensen, iets dat mijn geweten nog heel lang zal blijven achtervolgen.

Jon Krakauer, Seattle, november 1996