Hoofdstuk 4

 

 

 

Op woensdagochtend om half twaalf schoot Laura het trapje naar de veranda op. Ze zette haar drijfnatte werklaarzen voor de deur, haastte zich naar binnen liep langs Mattie, die met open mond op de trap bleef staan.

'Ik weet het, ik weet het!' zei Laura. 'Ik zie eruit als een verzopen kat en ik heb welgeteld twintig minuten om mezelf om te toveren in Ms. Business. Wedden voor vijftig cent?'

Mattie schudde grinnikend haar hoofd. 'Ik heb je al vaker gezegd dat ik niet wed met mensen die zich razendsnel kunnen omkleden.'

Een half uur later kwam Laura's niet meer zo jonge Datsun tot stilstand voor het gesloten hek van het landgoed van Hemming. Zodra haar toegang was verschaft, volgde ze de boogvormige oprit, die omzoomd werd door bloeiende heesters en een onberispelijk gazon. Het uitwaaierende ranchhuis was een staaltje van aantrekkelijke hedendaagse architectuur, compleet met zonnepanelen en een door bomen beschaduwde voorplaats.

Met een wrange glimlach om de lippen stapte ze uit haar auto. Ze hield niet erg van moderne stijlen, maar perfectie wist ze in iedere vorm te waarderen. Hemmings gazon zag eruit alsof een tuinman ieder grassprietje met een schaartje had geknipt. En dan te bedenken dat zij het land om haar eigen huis met een veertig jaar oude tractor bewerkte!

Met een vastberaden gebaar hees ze haar tasje op haar schouder. Haar donkere haar was naar achteren gekamd.

Ze had een roze linnen rok aan, een bijpassende blouse met decent bloemmotief en sierlijke pumps. Een rank gouden horloge sierde haar pols, parels met een rozeachtige glans tooiden haar oren. Het was een uitdossing die haar een extra gevoel van zelfverzekerdheid gaf.

Zo kalm als zij zich zelf voelde, zo onrustig voelde de atmosfeer aan. Al enige dagen geleden waren onweerswolken vanuit het westen komen aandrijven. Er was evenwel nog steeds geen druppel regen uit gevallen; ze bleven slechts dreigend hangen.

Een geheel in donkerblauw geklede vrouw deed de deur open en leidde Laura door een lange gang naar een patio vanwaar men uitzicht had op een diamantvormig zwembad. Hier en daar ving Laura een vluchtige blik op van glanzend antiek, fonkelend kristal en fraai ingelijste olieverfschilderijen. Ze kreeg niet de gelegenheid een goede indruk van het interieur te krijgen, want voordat ze het wist, stond ze op de patio, waar haar een smeedijzeren stoel met sitsen kussens werd aangeboden. De tafel naast haar was gedekt met linnen en porselein. Nat Hemming was echter nergens te bekennen.

'Hij zal zo komen. Miss Jakway.'

'Prima.' Laura schonk de vrouw een vriendelijk glimlachje.

Na vijf minuten verscheen Nat Hemming in de deuropening, een lange man met een rossig gezicht en prachtig wit haar.

'Laura, je bent vroeg! Het spijt met dat ik je heb laten wachten.'

'Geen enkel probleem.' Ze schudde de hand die haar werd toegestoken. Zijn handdruk was even stevig als de hare.

Vervolgens ging hij tegenover haar aan tafel zitten en pakte een servet.

'Zullen we het zakengesprek tot na het eten uitstellen?'

'Uitstekend.'

Tijdens de gehele maaltijd vroeg ze zich af waarom ze de hele ochtend zo tegen deze ontmoeting had opgezien. Nat gedroeg zich allerhartelijkst. Zijn houding was vaderlijk-beminnelijk. Bij de voortreffelijke krabsalade schonk hij een goede witte wijn en verder stelde hij alles in het werk om haar op haar gemak te stellen. In plaats van de verwachte confrontatie bleek ze met een buurman te maken te hebben die zijn uiterste best deed haar te charmeren.

Laura was nooit gemakkelijk te charmeren geweest. Ze was zich er echter eveneens van bewust dat ze zich in dit geval misschien te veel door vooroordelen had laten leiden; blindelings was ze afgegaan op Hemmings reputatie.

'Het komt niet vaak voor dat ik met een mooie jonge vrouw lunch, Laura. We hadden dit al veel eerder moeten doen.'

'Het was erg aardig van u om mij uit te nodigen,' zei ze. Min of meer impulsief liet ze daarop volgen; 'Uw huis en de grond eromheen zien er prachtig verzorgd uit, Mr. Hemming. Het is werkelijk een genot voor het oog.'

'Dank je. Je hebt waarschijnlijk uit de plaatselijke verhalen vernomen dat ik in een krot ben opgevoed en al op mijn tiende jaar in de rivier heb moeten werken. Door die achtergrond - dat geef ik ruiterlijk toe - heb ik een zwak voor mooie dingen ontwikkeld.'

Toen de dame in het blauw de tafel had afgeruimd, haalde Nat een dun sigaartje uit zijn zak. Hoewel er absoluut niets aan zijn houding of gelaatsuitdrukking veranderde, kreeg Laura plotseling een ongemakkelijk gevoel. Het enige dat hij deed, was een gouden aansteker aanknippen.

Hij nam haar vervolgens onderzoekend op. 'Je vindt het toch niet erg dat ik rook? Voor mij is het een waar genot om na de maaltijd een sigaartje op te steken.'

Het vlammetje danste tussen hen in. Ergens diep in haar binnenste woelde een oude fobie op. Hemming kon er niets aan doen dat zij vuur haatte. Ieder vuur.

'Natuurlijk niet,' antwoordde ze soepeltjes.

'Weet je het zeker?'

Ze moest diep inademen en zich ertoe dwingen haar ogen van het hypnotiserende vlammetje af te trekken. 'Ja, ik weet het zeker,' zei ze zo luchtig mogelijk.

'Mooi.' Eindelijk stak hij de sigaar aan. Het vlammetje verdween. Nadat hij een trekje had genomen, haalde hij twee leren koffertjes te voorschijn, die al die tijd naast zijn stoel op de grond hadden gestaan. 'Ik heb iets meegebracht dat ik je wil laten zien.' Met een knikje gaf hij aan dat zij de koffertjes moest openmaken.

Van beide koffertjes maakte Laura het deksel open. Zowel in het ene als in het andere bevond zich, op een zwartfluwelen ondergrond, een enkel parelsnoer. 'Oriënt' is een vakaanduiding voor de glans, en beide snoeren glansden heel bijzonder. Ze waren allebei uniek, ofschoon een leek de twee nooit op het punt van kwaliteit zou kunnen onderscheiden. Bij het zien van het rechtersnoer kreeg Laura onvermijdelijk een milde blik in de ogen.

Haar buurman grinnikte. 'Ik wist dat jij je eigen parels zou herkennen. De afgelopen winter heb ik ze in New York gekocht. Het linkersnoer is gemaakt van mijn eigen parels. Die zijn vier jaar geleden in de vallei gevangen.'

'Prachtig,' zei Laura oprecht. Opnieuw beving haar een rusteloos gevoel. Hemming had niets gedaan. Ze deed haar best haar oordeel over hem te herzien, maar toch had ze de neiging haar parels op te pakken en ervandoor te gaan. Die aandrang was volkomen irrationeel. Zij wilde niet dat hij die parels in zijn bezit had. Duizenden malen had ze zich haar parels aan de hals van een vrouw voorgesteld. Daar hoorden ze. Ze hoorden niet in een kluis van deze man, waar niemand ze kon zien.

'Ik kweek niet alleen parels, ik verzamel ze ook. Dit is het derde collier dat ik van jou heb gezien.' Zijn sigaar was uitgegaan; opnieuw flitste de vlam voor haar ogen op. Hemmings blik bleef op haar gericht. Naast de vlam zag Laura zijn glimlach.

Steek aan, ging het door haar heen. Steek die sigaar gewoon aan en doe dan die aansteker uit.

'Je hebt heel wat om trots op te zijn, meisje.'

'Dank u.' Het vlammetje danste op enkele millimeters van het linnen servet, voordat de sigaar weer aan was. Laura legde haar handen in haar schoot. Ze was zich er maar al te zeer van bewust dat ze ijskoud waren. Natuurlijk was het allemaal verbeelding van haar. Het was verbeelding dat hij een spelletje met die aansteker speelde. Zij had domweg last van een belachelijke fobie. Een fobie waar ze nu toch echt eens van af moest.

'Mr. Hemming, zou u me willen vertellen hoe u weet dat deze parels van mij afkomstig zijn?'

'Lieverd, ik zou iedere parel die uit deze vallei afkomstig is met gesloten ogen in een pikdonkere kamer kunnen herkennen. Jij ook, neem ik aan. Hetzelfde geldt voor Macklin

- ken je Macklin in Camden?'

'Niet persoonlijk. Ik heb wel zijn parels gezien.'

'Ja. Welnu, Macklin zou graag willen dat hij het prijsniveau kon bereiken van de snoeren die nu voor je liggen.' Terwijl hij achterover leunde, kringelde er een rookwolk voor zijn gezicht omhoog. De sigaar was tussen zijn tanden geklemd, de aansteker bevond zich in zijn rechterhand. Hij knipte het apparaat enkele malen aan en uit. Laura hield zich voor dat iedereen bepaalde zenuwtrekjes had. Het moest een onbewuste handeling van hem zijn, want Hemming keek haar nog altijd even beminnelijk aan.

'Macklin is jarenlang mijn enige concurrent hier in de vallei geweest. Voor de goede orde: het heeft me dertig jaar gekost voordat ik parels van deze kwaliteit kon produceren. Liefje, als ik naar jou kijk en bedenk hoe jong je bent, dan kan ik alleen mijn hoofd schudden. Of je hebt een heleboel geluk gehad, of je beschikt over het soort vakinstinct waarvoor sommige mannen in deze branche een moord zouden begaan.'

Ze bracht haar hand naar haar voorhoofd. Aan. Uit. Aan. Uit. Als hij die aansteker weglegde, zou zij zich kunnen concentreren. Niettemin was zijn compliment wel tot haar doorgedrongen. Haar buurman was een expert op het gebied van parels. Er waren dagen waarop ze ernaar snakte haar prestaties met iemand te delen. Met wie dan ook.

'Ik kom uit een familie die al generaties lang in parels doet,' bracht ze hem in herinnering.

'Dat is natuurlijk een gunstig uitgangspunt, maar het verklaart nog niet waarom iemand dit soort parels weet te produceren. De Jakways hebben altijd hun brood verdiend met parelknopjes en prullerige colliers, dat weet jij net zo goed als ik. Jij hebt bij die brandje ouders verloren, nietwaar, lieverd?'

Ze keek in zijn ogen en zag daarin niets anders dan medeleven en genegenheid. Haar plotseling jagende bloed verstrekte haar echter een andere boodschap. Laat me met rust, dacht ze bij zichzelf. Alsjeblieft, laat me met rust. Wat heb ik je ooit misdaan?

'Mr. Hemming, wat is eigenlijk de reden waarom u mij hier hebt uitgenodigd?'

'Dat ik jou wil helpen. Anders niets. Wanneer je aan het grotere werk begint, Laura, worden de zaken harder gespeeld. Hoe lang dacht je dit soort parels geheim te kunnen houden?' Hij boog zich naar voren en wees naar haar met zijn aansteker. 'Iedereen zou jouw visgrond kunnen binnendringen en daar wat olie kunnen morsen. Of men zou jouw laboratorium in brand kunnen steken. Je hebt gezien dat mijn terrein omringd is door een hek dat onder stroom staat. Je hebt gezien dat er bewakers rondlopen. Met de manier waarop jij je zaken hebt beveiligd, zou je binnen de kortste keren geruïneerd kunnen worden.'

'Mr. Hemming —' Zijn vingertop wreef over de gouden kast van de aansteker, en ditmaal was het geen verbeelding van haar. Toen hij het knopje indrukte, sprong er vlak voor haar neus een vlam op. Haar maag draaide om.

Hemming schonk haar een innemende glimlach. 'Je vraagt je natuurlijk af wat mij dat aangaat. Het zijn mijn zaken niet, zul je denken. Maar het zijn wel degelijk mijn zaken. Het is jouw probleem als iemand een paar van jouw parels steelt, maar het wordt mijn probleem als de kennis die achter die parels zit, in verkeerde handen terechtkomt. Wij zijn er geen van tweeën mee gebaat als de kwaliteitsparels die wij kweken over enkele jaren in enorme aantallen op de markt komen. En wat wil ik hiermee zeggen? Hiermee wil ik alleen zeggen dat ik in een positie verkeer om jou te helpen.'

Heel even verscheen er in haar voorhoofd een frons. Ze schudde haar hoofd, maar kreeg niet de gelegenheid iets te zeggen, want hij ging onverstoord verder met zijn betoog.

'Jij bent zo jong, dat je mijn dochter zou kunnen zijn. Je bent mooi... en kwetsbaar. Het beeld van brand in je laboratorium maakte je bijna misselijk, nietwaar? Dat kon ik aan je gezicht zien.'

Rede was van belang, niet het instinct. Dat had ze jarenlang geloofd. Ze had de aansteker genegeerd. Ze had haar gevoel van misselijkheid genegeerd. Nu moest ze evenwel onder ogen zien dat er iets mis was — met deze man en met deze ontmoeting. 'Ik weet niet wat u daarmee precies wilt beweren, Mr. Hemming, maar -'

'Ik wil daar niets anders mee beweren dan dat jij geld nodig hebt. En bescherming. En dat ik bereid ben jou onder mijn hoede te nemen, in ruil voor een compagnonschap. Dat levert jou uitsluitend voordelen op. Ik kan jou meer over parels leren dan jij ooit zou kunnen vermoeden, liefje, en ik beschik over faciliteiten die die mooie blauwe ogen van je groen van afgunst zouden maken.'

Ze had alles verwacht, maar niet dit. 'U zult toch wel weten dat ik alleen mijn land in een compagnonschap zou kunnen inbrengen.'

Hemming reageerde met een onderdrukt gegrinnik. 'Het laatste waarop ik zit te wachten, is een oude plantage, lieverd.' Hij gebaarde naar het gesloten koffertje rechts van hem. 'Het enige dat ik wil, is wat informatie. Ik wil weten met welke voedingsmiddelen jij dergelijke parels weet te kweken. Dat is toch niet te veel gevraagd, hè? Kijk eens wat jij in ruil daarvoor allemaal krijgt in termen van faciliteiten en gespecialiseerde kennis...'

'Ja.' Ze legde haar servet op tafel en pakte haar tasje. 'Het is een royaal aanbod, maar ik ben er eerlijk gezegd niet in geïnteresseerd.'

Sommige mensen werden witheet wanneer ze kwaad werden, anderen werden ijzig. Haar buurmans blauwe ogen glinsterden ineens als ijs in de zon. 'Je bent gek als je er niet in geïnteresseerd bent.'

'Ja, dat weet ik.' Ze probeerde een eerlijke verklaring te geven. Er was immers geen enkele reden om onoprecht tegen hem te doen. 'Ik vrees dat ik voor wie dan ook een slechte zakenpartner zou zijn. Ik ben te lang zelfstandig geweest. Heus, ik waardeer uw aanbod. Het was erg vriendelijk van u en de lunch was heerlijk.'

'Je begaat een vergissing.' Zijn stem klonk plotseling verbitterd.

Die verbittering bleef nagalmen terwijl Laura naar haar auto liep. Met rillende vingers omklemde ze het stuur. Pas toen het smeedijzeren hek achter haar dichtklikte, kon ze wat vrijer ademhalen. Ze bleef echter angst voelen.

Hemming was vriendelijk geweest. Steeds weer probeerde ze zich ervan te overtuigen dat Hemming uitsluitend vriendelijk had gedaan. Zijn aanbod om compagnons te worden, was bijzonder genereus geweest. Ze zou het prachtig vinden om iets van een man te Ieren die zoveel van parels wist. Hemming zou op zich een interessante compagnon zijn - hij kon haar bepaalde kennis verschaffen en hij beschikte over kapitaal, waarmee zij zich volledig zou kunnen concentreren op de kweek van kwaliteitsparels.

Op de een of andere manier bezorgde de man haar echter kippevel. De hele terugweg zag ze allerlei beelden voor haar geest die Hemming in haar had opgewekt. Ze zag een olievlek in haar viswater. Ze zag haar laboratorium in brand staan. Brand... de gedachte aan vuur benam haar de adem. Hij wist van de brand die haar ouders het leven had gekost. Verdorie, het was geen toeval geweest dat hij voortdurend met die aansteker had zitten spelen.

Mr. Hemming wist hoe hij zaken hard moest spelen.

Haar handen begonnen opeens zo hevig te trillen, dat ze de auto aan de kant moest zetten.

 

De wind maakte een ritselend geluid in de bladeren voordat een lichtflits in de verte de zwarte hemel doorkliefde.

'Laura, we moeten uit het water. Nu meteen.'

'We kunnen nog wel een ogenblikje wachten. Het onweer is niet zo dichtbij.' Laura keek niet één keer op. Tot aan haar knieën in het water staande, worstelde ze met de netten. Een parelvisser met een moderne uitrusting kon hetgeen zij nu deed doen zonder de boot te hoeven te verlaten. Haar uitrusting was verouderd en haar stugge handschoenen maakten het werk nog extra lastig, evenals het gespannen humeur dat haar al sinds het middageten kwelde.

Een dreunende donderslag deed opeens de lucht trillen. Onwillekeurig maakte Laura een sprongetje. Daarna ging ze echter gewoon verder met haar werk.

'Laura -'

'Ik weet het, ik weet het. Het komt dichterbij. Maar ik wil vanavond alles binnenhalen, zodat we hier morgen niet hoeven terug te komen.'

Haar voeten staken diep in de modder. Haar blouse plakte aan haar lichaam. Haar schouders deden pijn, haar keel was kurkdroog. Het deed haar echter allemaal niets. Als ze hard genoeg werkte, deerde haar niets. Het was domweg een overeenkomst met het lot - als Nat Hemming haar met rust liet, zou zij werken als een paard en geen moment klagen over vermoeidheid, dorst of pijn.

'Laura -'

'Ik ben zo klaar!' De hele middag had ze erover gedacht een hek rond haar land en visgronden te plaatsen. De hele middag had ze maar al te goed geweten dat hekken geen bescherming boden tegen lieden die haar werkelijk iets wilden aandoen. Een vrouw moest zich met andere middelen beschermen - met wilskracht, sluwheid, doorzettingsvermogen, trots. En je moest de tegenpartij nooit laten weten waarvoor je bang was. Hemel, wat had ze er een hekel aan zich hulpeloos te voelen!

Er schoot zo'n helle lichtflits omlaag, dat ze abrupt haar hoofd oprichtte. Toen voelde ze, als een elektrische schok, Nicks handen om haar middel. De kracht in zijn vingers bracht haar van haar stuk. Haar hele lichaam was gespannen.

Nick waadde met zijn buit naar de boot en zette Laura op haar achterste op het bankje aan de achterzijde. Langzaam trok hij zijn handschoenen uit. Nadat hij die naar haar toe had gegooid, klom hij zelf aan boord.

Een intense donkere blik viel haar ten deel toen hij de peddel vastgreep. Hij had haar vier nachten lang niet aangeraakt, maar ze voelde aan alles dat het die nacht anders zou gaan.

Laura slaakte een zucht. 'Ik was vannacht een beetje moeilijk om mee te werken, nietwaar?' vroeg ze zwakjes.

'Je was koppig, eigenwijs, lastig, halsstarrig, irrationeel-'

'Goed, goed, ik trek die vraag in.'

'Wanneer is de laatste keer geweest dat jij acht uur hebt geslapen?’

'Begin je daar nu weer over? Ik heb je al vaker gezegd dat ik nooit meer dan vijf uur slaap nodig heb.'

Nick peddelde de boot snel en behendig van het open water vandaan. 'Ik heb je al eens het een en ander verteld over de tijd die ik in Cambodja heb doorgebracht. Verstikkende hitte, slangen dikker dan een mannenarm en op prooi beluste jaguars. En dan de jungle - voordat je gaat slapen, heb je een deel weggekapt, en wanneer je de volgende ochtend wakker wordt, blijkt alles weer aangegroeid te zijn. Als ik ooit terugga, Laura Jakway, neem ik jou mee. Zelfs met een voortreffelijke gids en dito helpers is zo'n tocht nog een hel, maar wij zouden noch een gids noch helpers nodig hebben. Jij bent voldoende. Jij kunt de weg wijzen, de geweren dragen, de jungle kappen en olifanten dragen wanneer ze moe worden. Zoiets zou voor jou zonder enige twijfel niet meer dan een normale werkdag zijn.'

Ze streek haar haar naar achteren en pakte haar laarzen. 'Het wordt steeds moeilijker te bepalen wanneer jij beledigend wordt.'

'Dit was beledigend. Zo, en nu ga jij rustig achterover liggen houd je voor één keer eens je mond.'

'Ik durf te wedden dat jij al heel wat vrouwen in je leven bent kwijtgeraakt door die bazige trekjes van je.'

'Die bazige trekjes van mij? Hoeveel mannen zijn er uit jouw leven verdwenen, omdat ze niet tegen een dictaroriaal gezag konden?'

'Honderden.'

Haar toon had iets droefs, vond Nick. Ze wist het misschien zelf niet, maar hem zou het niet verbazen als die betoverende vrouw met die prachtige blauwe ogen die daar tegenover hem zat op zoek was naar een man met wie ze kon samenwonen. Een man die in liefde geloofde en die in staat was liefde te geven en te ontvangen. Een man die over voldoende zorgzaamheid beschikte om een in wezen kwetsbare vrouw te beschermen.

Hij was al lang zo'n man niet meer. Jaren geleden was hij erachter gekomen dat liefde een goedkoop woord was dat mensen tegenover elkaar gebruikten om eenzaamheid uit te sluiten. Hij kon met eenzaamheid overweg.

Althans, dat had hij steeds gekund. Tot een week geleden, toen een kleine, koppige, buitengewoon zelfstandige vrouw op hem was gaan inwerken. Ze had hem geplaagd. Ze had tegen hem gepraat. Ze had met hem gelachen. En ze had hem opvallend duidelijk te kennen gegeven dat hij vooral niet moest denken dat zij iets van hem wilde.

Opnieuw was er een lichtflits te zien. Enkele ogenblikken werden de bomen en het water in een spookachtig licht gezet.

'Ik hou van onweer,' zei ze afwezig.

'De meeste mensen koesteren een gezonde angst voor de combinatie onweer en water.'

Laura stroopte haar broekspijpen omlaag en leunde tegen de achtersteven van de boot. 'Ik ben zo vaak tijdens onweer op het water geweest. Het is telkens weer een bijzondere gebeurtenis, die met niets te vergelijken is. Vooral als het onweer gepaard gaat met storm. Nu is het wateroppervlak net een zwarte spiegel, maar ik heb ook wel eens meegemaakt dat het water werd opgezwiept tot over de oevers en dat de bladeren aan de bomen knakten onder de striemende regen, en de donder als een woedende...' Ze schudde haar hoofd. 'Prachtig,' zei ze vervolgens simpel, in plaats van haar zin af te maken.

'U hebt toch een klein probleempje met uw hersens, Miss Jakway.'

'Ach.' Grinnikend haalde ze haar schouders op. 'We hebben allemaal wel wat.'

Hij hield zich voor dat hij zich nergens mee moest bemoeien, maar de woorden waren eruit voordat hij het goed en wel in de gaten had. 'En wanneer ga je me nu eindelijk eens vertellen waardoor je vandaag zo van streek was?'

'Er is helemaal niets gebeurd -'

'Vertel het me,' drong hij bijna fluisterend aan.

De eerste forse regendruppel viel op het bankje voor haar. Ze keek naar de hemel en vervolgens naar Nick. De hele avond had ze al het verlangen gehad hem van haar problemen op de hoogte te stellen. Ze wist dat hij zou luisteren. Bovendien wilde ze graag advies van hem hebben. Hij was een man aan wiens oordeel ze veel waarde hechtte, een man die ze op een welhaast hopeloze manier begon te vertrouwen.

Ze had hem niets verteld, en dat zou ze niet doen ook. Haar littekens vormden één reden, trots was een andere. Daarmee was haar stilzwijgen echter nog niet volledig verklaard. Wat haar vooral weerhield, was het feit dat die lange nachtelijke uren die ze samen doorbrachten niet tot het werkelijke leven leken te behoren. Ze schenen niets te maken te hebben met Hemming, met het ontslaan van Simon, met reparaties, met hypotheken, met laboratoriumwerk.

Laura keek naar zijn zwarte broek, die om zijn gespierde dijen spande. Ze keek naar zijn glanzende donkere ogen. Ze keek naar zijn ravezwarte haar, dat glom in het duister. Ze keek naar zijn krachtige kaaklijn. Verdorie, die Hemming zou ze wel in haar eentje aankunnen. Als zij nog maar een poosje van die onwerkelijke, betoverende nachten mocht genieten.

'Laura? Is het een zakelijk probleem? Of maak je je zorgen over geld?'

De mildheid in zijn stem bezorgde haar een gevoel van machteloze woede. 'Ik kan zelf mijn problemen wel aan, Nick. Het heeft niets met jou te maken, of met het voedingsrecept.'

Hij negeerde haar woorden. 'Als je met geldproblemen kampt, kunnen we de overeenkomst die we hebben gesloten wel een iets andere inhoud geven. Ik heb die parels niet echt nodig -'

'Zet dat maar uit je hoofd. Zelfs als ik volkomen aan de grond zat, zou ik jouw parels nog niet aannemen. Ze zijn gewoon van jou. Jij moet ze in je bezit houden. Dat ben je aan je grootvader verplicht.'

'Dat vind ik sympathiek van je. Maar vertel me nu eens wat er mis is.'

'Er is niets mis.'

'Vertel me dan wat er vandaag is gebeurd.'

'Mijn hemel, je bent werkelijk onverbeterlijk! Jij weet van geen ophouden, hè?'

'De dame heeft alle reden zich geïrriteerd te voelen. Ik heb niet het recht mijn neus in jouw zaken te steken. Doe maar net alsof ik nooit iets heb gezegd.'

Ze trok haar benen op en sloeg met een diepe zucht haar armen om haar knieën. De wind zwol aan, het water werd woester en de lucht leek nog donkerder te worden. De man die tegenover haar zat, was door zijn donkere kleding amper van de duistere omgeving te onderscheiden. Hij had zich teruggetrokken. Hij had een emotionele afstand tussen hen gecreëerd. Dat was het veiligste. Het deed alleen zo verdraaid veel pijn.

'Ik vind het niet zo gemakkelijk om mijn privé-leven met andere mensen te bespreken,' gaf ze ten slotte toe.

'Voor mij geldt hetzelfde.'

'Ik geloof er niet in dat een mens op een ander kan steunen, Nick. Ik wil jou niets ontnemen.' Ze aarzelde. 'De afgelopen nachten zijn... fijn geweest. Voor jou ook?'

'Ja.' Zijn korte antwoord was bijna onhoorbaar.

Opnieuw aarzelde ze. 'Heus... soms is het gemakkelijker om eerlijk te zijn tegenover een vreemde dan tegenover mensen die je iedere dag ziet. Dat is precies datgene wat de afgelopen nachten zo prettig heeft gemaakt - de wetenschap dat er tussen ons tweeën een oprechtheid bestond die... volkomen ongecompliceerd was.' Ze haalde diep adem. 'Je hoeft echt niet te denken dat mij vandaag een grote ramp is overkomen. Dat is niet zo. Ik heb me vandaag alleen het hoofd op hol laten brengen door een rare persoonlijke angst. Iedereen heeft wel zoiets. De een is verschrikkelijk bang voor slangen, de ander voor spinnen, weer een ander voor onweer. Je weet wel, zo'n irrationele angst waarvoor geen redelijke verklaring is. Welnu, ik heb zo'n angst voor brand, en die angst heeft me vandaag flink dwars gezeten.' Plots schonk ze hem een glimlach. 'Meer was er niet aan de hand. Het is niet de moeite waard om er nog een woord over vuil te maken. Kunnen we het onderwerp dan nu laten rusten?'

'Laura! Ver-'

Na vier dagen van donkere luchten barstte het noodweer plotseling in alle hevigheid los. Nick dacht heel even aan de mogelijkheid dat zij die meedogenloze stortbui had gearrangeerd. Het zou wel in haar straatje passen. Telkens wanneer hij naderbij kwam, telkens wanneer hij wat dichterbij Laura Jakway's geheimen was beland, slaagde zij er op de een of andere manier in zich aan hem te onttrekken. Brand? Wat moest dat nu weer betekenen?

Op dat moment kon het hem niet schelen. Op dat ogenblik kon helemaal niets hem schelen. Het enige dat hem op dat moment interesseerde, was zo snel mogelijk beschutting zoeken tegen die genadeloos neerkletterende regen. Hij voelde aandrang Laura te beschermen. Dat was een behoefte die Nick Langg al lang niet meer had gevoeld. Het beangstigde hem dan ook dat een dergelijke drang zo plotseling in hem opkwam. Het had niets met de stortbui te maken. Het had enkel en alleen te maken met de onweerstaanbare aantrekkelijkheid van de vrouw tegenover hem, die het presteerde luidkeels te lachen terwijl hij als een razende naar de oever peddelde.

Op precies hetzelfde ogenblik sprongen ze op de kant. Ze wierp hem het touw toe, hielp hem de boot op het droge te trekken en griste vervolgens hun vangst van die nacht uit het vaartuig. 'Vind je het niet schitterend?' Ze moest schreeuwen om zich in het regengeweld verstaanbaar te maken.

Wat moest hij daarop zeggen? Hij zag haar haar tot drijfnatte linten uitwaaieren. Haar blouse zat aan haar huid geplakt; op haar wimpers glinsterden druppels.

'We hebben er zo lang op gewacht! Het is al die tijd zo warm en droog geweest, en dit...'

Hij schudde zijn hoofd. In zijn leven was regen simpelweg een koude, natte realiteit. Laura beschouwde het als iets prachtigs. Ze was zo... onlogisch. Zo anders dan hij. Hij zag haar tong uit haar mond schieten om de regen te kunnen proeven. Dat nonchalante, hoogst sensuele gebaar gaf hem de indruk dat ze eindelijk uit haar schulp was gekropen. Hij vond haar in één woord adembenemend. 'Verdorie nog aan toe, wil je nu eens opschieten?'

'Ik kom eraan, ik kom eraan.'

De grond was één grote moddermassa. Gelukkig was de vangst van die nacht niet erg groot geweest. Toch was het nog een heel gedoe om met zo'n net vol mosselen in het pikkedonker door het natte struikgewas te sjouwen.

Een langgerekte lichtflits brak de nachthemel in tweeën. Nick hield het net zo vast, dat hij een arm om Laura's schouders kon slaan. Ze verstijfde even. Toen ontspande ze. Terwijl ze vooruit holden, was hij zich bewust van de doordringende aardgeuren, die door de regen waren opgewekt.

Hijgend en doorweekt bereikten ze de veranda van haar laboratorium. Laura maakte zich van hem los en legde haar net op de grond. Hij deed hetzelfde. Allebei waren ze buiten adem. Hij zag haar lippen, die vochtig waren van de regen. De druppels liepen over haar voorhoofd. Meer make-up dan het maanlicht had ze niet nodig.

Hoezeer hij ook probeerde zich in te houden, een onweerstaanbare drang spoorde hem aan haar aan te raken. Hij was niets bijzonders van plan. Hij wilde alleen even het natte haar uit haar gezicht strijken. Haar ogen twinkelden nog steeds; hij wilde er gewoon nog heel even van genieten.

Ze deinsde echter plotseling achteruit. Haar glimlach verdween. Hij zag haar weer in haar schulp kruipen, las die verlegen angst weer in haar ogen.

Zijn handen omsloten haar gezicht. Laura wist meteen wat er komen ging. Zijn mond daalde met kracht neer op de hare. Vrijwel gelijktijdig was er een oorverdovende donderslag te horen, die het geraas van de regen ettelijke malen overstemde. Laura hoorde echter slechts het bonzen van haar hart. Nee, niet doen, smeekte ze in stilte. Alsjeblieft...

Hij smaakte naar schone, frisse regen. Zijn lippen maakten wrijvende bewegingen over de hare. Vanaf het moment waarop ze hem had ontmoet, had ze geweten dat Nick niets van geduld begreep. Hij nam, in de veronderstelling dat zij hetzelfde zou doen.

Intussen maakte hij de afstand tussen hen kleiner. Ze waren allebei drijfnat. Haar koude, nat geworden borsten voelden pijnlijk stevig aan tegen zijn borst. Zijn handen begroeven zich in haar haar en zwierven vervolgens over haar nek en schouders omlaag.

Ze was zo moe. Zo moe van haar angstgevoelens. Moe van haar eenzaamheid. Moe van haar trots. De regen verwarde alles. Het leek ineens heel natuurlijk om naar hem te verlangen. Het leek ineens heel natuurlijk om de wens te koesteren gekust en gestreeld te worden. Zijn kussen waren als vochtige zijde; ze merkte dat ze zich er onmogelijk aan kon onttrekken.

Hij was zo soepel, zo sterk. Hij kuste met lippen, tong en tanden. Hij kuste alsof dit zijn eerste en laatste kus was.

Ongemerkt gingen haar handen naar zijn hoofd. Haar vingers verstrengelden zich in zijn natte haar. Het was zijn schuld dat zij zich niet meer in de hand kon houden. Zijn lichaam trilde van begeerte. Heel even wierp ze een blik in zijn donkere ogen. Plotseling besefte ze dat hij, evenals zij, te lang alleen was geweest.

Toegeven aan de intense gevoelens van verlangen die in haar waren losgemaakt, was zowel verrukkelijk als beangstigend. Ze voelde zijn tong diep in haar mond. Ze voelde zijn handen naar haar heupen glijden. Ze voelde dat ze tegen hem aan werd gedrukt. Ze voelde overweldigende begeerte. Ze voelde stille verbazing. Ze voelde verzet ergens diep in haar binnenste, maar besteedde er geen aandacht aan.

Eén keer toegeven was zo heerlijk, zo overrompelend. Nooit eerder had ze zich zo laten gaan. Alleen Nick kon haar tot iets dergelijks verlokken. Nick was de vlees geworden verleiding. Ze wilde zijn handen op haar heupen voelen. Ze wilde het tastbare blijk van zijn opwinding voelen. Haar nek deed pijn door de druk die zijn mond uitoefende, en ze wilde die pijn voelen. Hij kon... alles krijgen, haar hele lichaam. Haar hele persoon.

Toen hij zijn mond van de hare losmaakte, voelde ze zich verschrikkelijk zwak. En verbijsterd.

Hij streek met zijn duimen over haar wangen en fluisterde hees: 'Ik verlang naar je. Ik weet dat ik het niet mag vragen, maar toch doe ik het - laat me je beminnen, Laura.'