17
Hubert Bonisseur de la Bath deed het portier open en liet zich achter het stuur glijden. Zijn stoere zeeroversgezicht stond somber en vertrokken.
-Nu, en? vroeg Tetsoeko bedeesd, terwijl ze naar hem toeschoof.
Niets.
Hij was er nu wel bijna van overtuigd dat hij op de verkeerde weg was geweest door Morton te verdenken. De verklaringen van de dikke man klopten. Wat niet wegnam dat meneer Herbert Morton over enkele uren zijn ontslag zou aanvragen bij Babcock, die het bepaald wel zou geven en hem de hiërarchieke weg naar Washington zou laten volgen. Meneer Herbert Morton, schuldig aan het feit dat hij geen weerstand had kunnen bieden aan de betoverende charme van wijlen Eva Davidson, werd nu een type dat zich sociaal onmogelijk had gemaakt. Hij zou weldra wel patroon van een snackbar worden, ergens in een verloren hoekje van de States, of misschien wel ‘pop-corn’-verkoper in Greenwich Village.
Je zou er bijna vrouwenhater, of weet ik wat, door worden, zuchtte Hubert.
Wat zei je?
Niets.
Hij was kwaad op het hele vrouwelijke geslacht, en miss Tetsoeko had haar mond maar te houden. Wat ze begreep en waarna ze weer in haar hoekje kroop. Hij legde zijn armen op het stuur en begon weer na te denken.
Niettegenstaande een maandenlange, ononderbroken bewaking
hadden de agenten van de Japanse veiligheidsdienst nooit gezien dat Eva Davidson met een verdacht iemand samenkwam. Hubert had daaruit geconcludeerd dat die samenkomsten dus plaatsvonden op een plek waar ze Eva niet konden volgen en had aan het kantoor van Morton gedacht, omdat hij had waargenomen dat deze het flatgebouw verliet terwijl Eva toen al dood op haar bed lag.
Nu Morton, tot nader order althans, uitgeschakeld was, moest er in een andere richting gezocht worden. Het flatgebouw waar ze haar appartement in had was bij voorbeeld ook een plaats waar Eva bezwaarlijk in het oog gehouden kon worden. Hubert voelde plotseling bij intuïtie dat hier het begin van een spoor lag. Hij besloot dus in gedachte alles na te gaan wat er in zijn tegenwoordigheid of bij zijn weten in de woning van de jonge vrouw gebeurd was, sinds hij er zelf voor de eerste maal was binnengestapt, de vorige week woensdag, tegen negen uur ‘s avonds. Hij vond die terugblik noodzakelijk, want hij moest zelf nu wel bekennen dat hij meestentijds meer naar Eva had gekeken dan naar wat er om hen heen voorviel. Hij sloot zijn ogen en de beelden trokken als een film over het doek achter zijn gesloten oogleden. Lang duurde dat niet. Hoe had hij zo blind kunnen zijn op dit punt? Hoe had hij zo met zich kunnen laten sollen? Achteraf gezien volkomen onbegrijpelijk.
Hij richtte zich op, en keek Tetsoeko aan en greep haar hand. Zijn ogen schitterden van opwinding.
Ik bén er. Ik geloof dat ik erachter ben.
Het lieflijke gezicht van het Japanse meisje werd door een glimlach verhelderd. Geduldig wachtte ze op het vervolg.
Geloof je dat de politie iemand in het appartement heeft achtergelaten? vroeg hij.
Beslist. Ik geloof dat ze in een dergelijk geval altijd iemand ter plaatse achterlaten tot de volgende dag
-Eén?
Ja. Dat is voldoende …
Mooi. Ik moet weer in dat appartement naar binnen. Jij gaat met me mee.
Het denkbeeld scheen haar niet bijzonder toe te lachen.
Wij hebben als strikte order steeds ieder incident met de officiële politie te vermijden, was haar tegenwerping. Misschien deden we er beter aan kolonel Kawaisji om raad te vragen?
Daar hebben we geen tijd meer voor. Het is al over vijven, het wordt gauw licht.
Die politieagent zal niet met zich laten spotten.
Dat denk ik ook niet. Maar ik beloof je dat ik hem geen kwaad zal doen.
Ze gaf haar tegenstand op.
Zoals je wilt. Ik hoop maar dat er niets ernstigs gaat gebeuren.
Als je mijn orders letterlijk opvolgt, antwoordde Hubert, kan ik je garanderen dat alles goed gaat. Vooruit…
Ze stapten weer uit en kwamen op het trottoir bij elkaar. Hu-bert hernam:
Het eerste wat ons te doen staat is na te gaan of ze ook niet iemand in de hal hebben achtergelaten.
Zij liep vooruit. Hij volgde haar tot de hoek en bleef daar wachten. De nacht was fris, maar de lucht scheen onbewolkt. Een gerammel als van een hoop ijzerwerk kondigde het voorbijrijden van de eerste tram over de K-laan aan. Tetsoeko was nu de ingang van het gebouw gepasseerd. Ze kwam weer terug en meldde hem met een handgebaar dat hij verder kon komen. De zware glazen deur werd door Hubert opengeduwd. Tetsoeko liep naar de lift.
Nee, zei Hubert. Dat ding maakt veel te veel lawaai.
Ze gingen dus de trap op, zonder de gangverlichting aan te doen. Tetsoeko zocht de hand van Hubert.
Ik zie totaal niets, zei ze.
Hij haastte zich niet, om niet buiten adem te raken. Ze stonden stil op de voorlaatste verdieping. Hubert fluisterde zijn laatste orders in het oor van zijn metgezellin.
Gesnapt?
Gesnapt, verklaarde ze.
Voor de zekerheid liet hij het haar nog eens herhalen.
Vooruit! zei hij. Ga nu!
Ze drukte hem stevig de hand en klom alleen de laatste trap op. Hij wachtte tot ze op de bel gedrukt had en klom toen ook de trap op, dicht langs de muur schuivend. Een Japanse stem liet zich aan de andere zijde van de deur horen. Tetsoeko antwoordde. Hubert had haar gezegd dat ze moest zeggen dat ze een vriendin van Eva Davidson was en dat ze met de nachttrein uit de provincie was aangekomen.
De deur ging open. Tetsoeko deed een stap voorwaarts, om te voorkomen dat de man naar buiten zou komen, want Hubert moest tot het laatste moment onzichtbaar blijven. Tetsoeko praatte snel, op hoge schelle toon. De ander antwoordde. Hij moest haar nu de tragische dood van Eva Davidson vertellen. Zoals voorzien was. Tetsoeko uitte een kreet als van een gewonde vogel en liet zich voorover vallen, alsof ze flauwviel. De politieman reageerde zoals ze van hem verwacht hadden. Hij ving de jonge vrouw in zijn armen op. Hubert stormde naar voren. Binnen drie seconden was alles geregeld. Door een slag tegen zijn halsslagader zonk de man in elkaar, bewusteloos, Tetsoeko in zijn val meeslepend.
De jonge vrouw stond snel weer op haar benen. Hubert liet haar de deur sluiten en droeg zijn slachtoffer naar de kamer. Tetsoeko ging de hechtpleister in de badkamer halen. Hubert bond de polsen en enkels van de agent vast en verzegelde ten slotte zijn mond met een laatste stuk pleister. Waarna hij er zich toe zette zijn gevangene weer bij kennis te brengen door
met éen hand op zijn oogballen te drukken en met de andere zijn zenuwstreng te masseren.
De man deed zijn ogen weer open. Hij keek dodelijk verschrikt. Hubert boog zich over hem heen en fluisterde:
Do you speak english?
De man knipperde met zijn oogleden, wat een bevestigend antwoord betekende. Hubert nam hem zijn automatisch pistool af, dat hij in zijn eigen zak stak en droeg de man vervolgens de klerenkast in waarvan Tetsoeko inmiddels de deuren had opengedaan. Hij deed zelf de kast dicht. Tetsoeko glimlachte.
En nu, kondigde Hubert aan, zal ik je wat laten zien.
Hij nam haar mee naar de zitkamer, trok de tafel onder de lamp en klom er boven op.
Wat zoek je toch? fluisterde Tetsoeko, onder de indruk van zijn geheimzinnige gedoe.
Hij legde haar met een gebiedend ‘sssst’ het zwijgen op en beduidde haar met gebaren hem een stoel aan te geven. Hij zette de stoel midden op de tafel, voelde met zijn voet of de stellage voldoende betrouwbaar was, en klom er bovenop … Hij vond niets. De hanglamp was een heel eerlijke hanglamp, zonder trucs. Hij klom weer naar beneden en begon alle hoeken van het vertrek te onderzoeken op wat hij er hoopte aan te treffen. Vervolgens ging hij de slaapkamer binnen, waar hij hetzelfde deed.
Eveneens zonder resultaat. Tetsoeko hield het niet langer uit en smeekte:
Maar zeg me toch wat je zoekt!
Microfoons, antwoordde Hubert. Tetsoeko keek hem verwonderd aan.
Microfoons? herhaalde ze. Om wat te doen?
Hubert viel zwaar neer op de rand van het bed en gebaarde de jonge vrouw hetzelfde te doen.
Ik ben bezig de hele rij mogelijkheden af te werken, legde hij
uit, en ik had een interessante theorie aangaande meneer Kimi-ko Yamanaka, de heer die hierboven woont. Hij wees met opgeheven duim naar het plafond.
Die ken ik niet, zei de mooie Japanse. Wie is dat?
Maar ik ken hem. Zelfs een beetje té goed.
En wat voor theorie heb je, wat hem betreft? Hubert krabde op zijn achterhoofd.
Nou, die meneer Kimiko Yamanaka schijnt de gave te bezitten zich altijd daar te bevinden waar hij niet moet zijn. Ik hield hem lang voor een gekke vent, maar daarstraks dacht ik andere verklaringen voor z’n malle gedrag gevonden te hebben.
Hij keek naar het plafond, alsof hij daar de man verwachtte te zien over wie hij het had.
Nu, laten we aannemen dat meneer Yamanaka inderdaad die geheimzinnige spion is voor wie Eva Davidson werkte. Laten we dat dus even aannemen… En laten we ook aannemen dat meneer Yamanaka hier microfoons heeft laten aanbrengen die hem in staat stelden in z’n eigen appartement alle gesprekken te volgen die er bij Eva Davidson gevoerd werden.
Maar er zijn hier geen microfoons, zei Tetsoeko. Je hebt overal gezocht en je hebt niets gevonden.
Hubert maakte een ongeduldig gebaar.
Laat ik je nu mijn theorie uitleggen. Stel dat we die microfoons gevonden hadden. Is dat mogelijk of niet?
Ze knikte van ja, een toegevende glimlach om haar lippen. Hij ging verder:
In de nacht van woensdag op donderdag, toen ik hier weer terug kwam na door jouw collega, meneer Kimoera, neergeslagen te zijn, was het ongeveer twee uur in de morgen. Eva was opgestaan om me open te doen. We hebben toen nog wat gepraat, maar ik was niet erg in de stemming om te converseren en het gesprek vlotte niet. Eva stelde voor maar te gaan slapen. Hij keek Tetsoeko aan.
Op dat moment wordt er aan de deur gebeld. Schrik. Ik ga opendoen. Het was die vent van hierboven, die ik toen voor de eerste maal zag en die in gezelschap van z’n vrouw was. Beiden ‘schenen’ dronken. Eva praat met ze. De man is buitengewoon praatziek. Eindelijk druipen ze af. Normaal gesproken hadden we toen moeten gaan slapen, maar Eva stelt voor nog een whisky te nemen en begint me nauwkeurig te ondervragen over wat me is overkomen.
Ik begrijp het, viel Tetsoeko hem in de rede. Je gelooft dat die man gehoord heeft wat er tussen jullie gezegd werd en naar beneden is gegaan om haar tot de orde te roepen en haar te zeggen welke vragen ze moest stellen?
Precies! Dus: Eva begint me nauwkeurig vragen te stellen en dringt zo sterk aan dat ik er genoeg van begin te krijgen. Wat gebeurt er nu? De telefoon rinkelt. Ik neem op. Ik hoor niets dan de ademhaling van iemand, een beetje piepend, verder niets.
Tetsoeko glimlachte.
-Meneer Yamanaka, die op deze manier mevrouw Davidson laat weten dat ze iets te ver was gegaan.
Juist.
Maar dat is wel wat weinig, merkte de jonge vrouw op.
Ja, maar dat is nog niet alles. Luister maar … Ik heb meneer Yamanaka de volgende nacht teruggezien, tegen vier of vijf uur in de morgen. Ik had juist je collega die ik hier had aangetroffen vastgebonden en hem verteld dat ik Eva wilde gaan zoeken. Ik ben toen niet onmiddellijk weggegaan omdat ik vergeten had mijn gevangene te fouilleren. Dat heeft toen twee of drie minuten geduurd. Toen ik de deur opendeed, stond ik pal tegenover meneer Yamanaka, die me in gebarentaal trachtte mee te delen dat ze wakker waren geworden door een geluid, hij en zijn vrouw, en dat hij daarom op onderzoek was uitgegaan.
De aardige Japanse trok nu een bedenkelijk gezicht.
Nou, vond ze, wordt het een beetje moeilijk te begrijpen.
Met een microfoon hier, zou meneer Yamanaka me hebben kunnen horen zeggen dat ik wegging. En hij dacht dat ik goed en wel vertrokken was toen hij naar beneden kwam.
Om je collega te wurgen.
En hoe is hij dan binnengekomen?
Met een duplicaat van de sleutel. Er zijn nooit sporen van inbraak geweest.
En waarom zou hij mijn collega hebben willen wurgen?
Hij had al een middel om Eva onder druk te zetten, dat voldoende krachtig werkte om haar te laten doen wat hij haar voorschreef. En nu wilde hij er ook een tegen mij hebben.
De mooie Japanse scheen niet geheel overtuigd. Hubert besloot: -Natuurlijk zijn dit allemaal onderstellingen. Laten we ook nog aannemen dat meneer Yamanaka in mijn afwezigheid teruggekomen is om je collega te vermoorden. Hij hoort me thuiskomen, gaat naar beneden en blijft beneden op de loer liggen, want hij vermoedt dat ik zal proberen me zo spoedig mogelijk van het lijk te ontdoen. In de hal helpt hij me het pak uit de lift te krijgen en het naar mijn auto te dragen. Vervolgens slaagt hij er, niettegenstaande mijn waarschuwingen, in het touw stuk te trekken en de handen van het lijk steken uit het pak. Hij rent weg … Oplettend had Tetsoeko geluisterd.
En dacht je dat hij de politie waarschuwt? Helemaal niet. Eva belt hem op, vertelt hem een ongelooflijk verhaal over een pop die met zand is gevuld, en alles is in orde. Hij slikt alles…
Nou, en die chantage ten opzichte van jou?
-Daar kom ik nog op terug. Het belangrijkste voor hem was dat we weer rustig Eva’s appartement binnentrokken waar hij ons kon bespioneren. Hij moest dus zorgen dat we nergens
meer bang voor waren… Goed! Eva maakt een scène in het vis-restaurant, in verband met jou, en laat me in de steek. Twee uur later kom ik hier, denkend haar hier te vinden. Ze is er niet. Ik sta op het punt naar de afspraak met kolonel Kawaisji te gaan, als ze opeens binnenkomt. En ik geef me er bijna onbewust rekenschap van dat ik het bekende geluid van de lift niet gehoord heb. Aangezien ze niet buiten adem was, concludeer ik nu dat ze van de etage hierboven kwam, van Yamanaka. Vervolgens de grote scène uit het tweede Bedrijf, om me te beletten naar je baas te gaan, de sentimentele chantage, enzovoorts. Kortom, ik ga er toch heen. Het onderhoud verloopt nogal teleurstellend. Ik kom terug. Eva is er nu, erg van streek. Ze hadden gedacht dat de Japanse veiligheidsdienst wel zou kunnen weigeren met ons samen te werken en er was een klein tafereeltje voorbereid waarover ik liever niet praat.
Was dat die avond dat je mij in de Benibasja zou ontmoeten? insinueerde Tetsoeko op gemaakt onverschillige toon.
Ja. Ze hadden alles in het werk gesteld om me ervan te weerhouden er heen te gaan.
Alles? Hubert kuchte.
Laten we het daar nu verder niet over hebben. Eva beweerde dat haar afperser haar om een heel belangrijk document gevraagd had en dat hun samenkomst bepaald was op dezelfde plaats en onder dezelfde omstandigheden als woensdagavond. Ze had het papier in haar tasje; we kregen een ongeluk en het papier is uit haar tas verdwenen. Ik ben nü van mening dat ze het document hier in huis gelaten heeft, ze is namelijk teruggegaan onder het voorwendsel dat ze de sleutels van de auto vergeten had, dat meneer Yamanaka meteen doodkalm naar beneden is gegaan om het te halen, en dat ze met opzet tegen dat ongelukkige paaltje is aangereden, op het kruispunt van de 1ste straat en de A-laan.
-En als we nu aannemen, zei Tetsoeko, dat dit alles zo gebeurd is, waarom zou meneer Yamanaka dan een medewerkster die zo onderdanig was, vermoord hebben?
Juist omdat ze plotseling opgehouden was onderdanig te zijn. Ik weet niet wat er in haar om is gegaan. Ik ben niet in staat daarover een mening te uiten.
Was ze misschien verliefd op je? onderstelde Tetsoeko.
Misschien wel. In ieder geval beweerde ze dat. Maar waar is dat ze tamelijk veel gedronken had. Ze wilde absoluut met me praten, ze had me belangrijke dingen te vertellen. Op dat ogenblik …
is meneer Yamanaka gekomen.
Ja. Onder het voorwendsel een fles whisky te willen lenen. Ik was wat in de war, en heb van de gelegenheid gebruik gemaakt te verdwijnen en naar jou toe te gaan.
En zou hij haar meteen gedood hebben?
Ik heb eerst gedacht van niet. Ze was in haar nachthemd en het bed was omgewoeld. Maar daarna merkte ik dat ze haar make-up niet verwijderd had, en ze was niet voldoende dronken om een dergelijke geheiligde ceremonie over te slaan. Ik denk dat ze haar uitgekleed hebben nadat ze gewurgd was. Tetsoeko zuchtte:
Je theorie zou wel logisch zijn als… Maar de microfoons ontbreken nog steeds.
Ja, maar er bestaan microfoons die zó gevoelig zijn dat ze in staat zijn stemmen dwars door het plafond heen op te vangen, als ze onder de bovenliggende vloer aangebracht zijn, bij voorbeeld …
Plotseling had hij zijn stem laten dalen.
Tetsoeko, neem de auto en rij als de wind naar de kolonel om versterking te vragen. En laat ze een bevel tot huiszoeking meenemen, als dat mogelijk is.
Hij dacht dat hij op de verdieping boven iets had horen bewegen. Tetsoeko deed haar mantel weer aan. Hubert beduidde haar zich niet te haasten.
En vergeet dit niet! zei hij hardop.
Dat ‘dit’ was niets. Ze liep, een beetje bleek, de vestibule door en deed de deur open.
-Niet schreeuwen! beval een gedempte stem in het Engels. Loop achteruit… En handen omhoog, alsjeblieft. Onder de indruk van de loop van het wapen dat op haar buik gericht was, gehoorzaamde ze. Ze werd gevolgd door de indringers die de deur achter zich dicht deden. Hubert verscheen op de drempel van de kamer. Hij boog:
Wees welkom, meneer Yamanaka, evenals uw geëerde echtgenote. Ik verwachtte u.
De Japanner had Tetsoeko bij een arm gegrepen, liet haar om haar as draaien en drukte haar tegen zich aan, ten einde haar als schild te gebruiken.
Handen omhoog! beval hij. Of ik schiet uw vriendin dood. Hubert schaterde van het lachen.
U kunt haar, wat mij betreft, wel op slag doodschieten als u wilt; mij is het gelijk. Maar in ieder geval, ik ben niet gewapend.
Hij toonde zijn blote handen; daarna, zonder zich ook maar iets van de bedreiging aan te trekken, ging hij naar de zitkamer.
Komt u toch binnen! Ik ben erg blij u te zien. Dan kunnen we samen eens een beetje praten.
Meneer Yamanaka, van zijn stuk gebracht, wist klaarblijkelijk niet wat voor gezicht hij moest trekken. Met zijn ogen raadpleegde hij zijn echtgenote, die even verbaasd was als hijzelf. Ze besloten Hubert maar te volgen, maar schoven nog steeds miss Tetsoeko als borstwering voor zich uit. Ze vonden Hubert in de zitkamer, bezig glazen op tafel te zetten. -Een whisky?
Geen antwoord. Hij lachte, volkomen op zijn gemak:
Ja, ik weet wel dat u ervan houdt, waar of niet? Maar gaat u toch zitten.
Hij scheen volstrekt geen aandacht te schenken aan het automatisch pistool dat meneer Yamanaka al iets minder resoluut in zijn hand hield. Toen de whisky was ingeschonken, nam hijzelf een glas en liet zich in een fauteuil vallen.
Hebt u naar m’n verhaaltje geluisterd? vroeg hij op hartelijke toon. Vertelt u me nou eens wat u ervan denkt: Behoedzaam antwoordde de Japanner:
Zit niet slecht in elkaar, op een paar kleinigheden na. Overigens van weinig belang.
U bent een reuze-stiekemerd, grapte Hubert. U spreekt onze taal uitstekend.
Ik ben geen Japanner, maar Koreaan. Ik heb in het Amerikaanse leger gediend.
Hij begon iets minder stijf te doen, maar zocht nog steeds naar de reden van de onvoorziene houding die Hubert aangenomen had, intussen nog altijd overtuigd dat hij de situatie meester was, dankzij de Colt 45, die hij voortdurend bleef vasthouden.
U kunt u erop beroemen, dat u mij ertussen genomen hebt, hernam Hubert. U bent reusachtig in uw vak! Buitengewoon intelligent! Zeker, zeker. Ik zeg het precies zoals ik het denk… Maar gaat u toch zitten, blijft u daar niet staan, u maakt me duizelig.
Meneer Yamanaka aarzelde.
Misschien zit Tetsoeko u in de weg? Laat haar maar hierheen komen. Tetsoeko, ga daar zitten.
Het meisje gehoorzaamde. Haar gezicht was ondoorgrondelijk, maar ze vermeed de blik van Hubert. Meneer Yamanaka ging voorzichtig zitten, zonder hen een moment uit het oog te verliezen. Zijn vrouw volgde zijn voorbeeld. Ze zaten nu alle vier en Hubert was er nu zeker van dat de vrouw niet gewapend was.
Meneer Yamanaka, hernam Hubert ronduit, ik wil u een eerlijk voorstel doen. U hebt in uw voordeel intelligentie en verbeelding; wat u niet hebt, is de praktijk en de kennis van de geheime diensten voor wie en tegen wie u werkt. Die praktijk en die kennis heb ik. En wat ik u nu wil voorstellen is: samenwerking …
De andere geloofde ongetwijfeld zijn oren niet. Hubert drong verder aan:
-Ik, ik ben ijverzuchtig. Kunt u daarin komen? Wij met z’n beiden zouden de meest formidabele privé-combinatie van spionageagenten kunnen oprichten die ooit heeft bestaan. We zouden ons materiaal aan de meest biedende kunnen verkopen en we kunnen goud verdienen. Bij voorbeeld en openhartig gesproken, wat hebt u gekregen voor die inlichtingen over die on-derwater-lanceerinrichting die u te pakken hebt kunnen krijgen?
Die heb ik nog niet verkocht, antwoordde Yamanaka. Ik heb alleen nog maar bepaalde contacten gepolst…
Hubert voelde zich opgelucht. Het voornaamste wist hij thans.
Als u mijn aanwijzingen wilt volgen, halen we er een maximum uit.
En hoe kan ik weten of u me niet in een val lokt? wierp zijn gesprekspartner tegen.
Ik kan u onmiddellijk een waarborg verstrekken, stelde Hubert voor. We hebben hier een politieagent die we gevangen hebben gemaakt. Wilt u dat ik hem in uw bijzijn vermoord? Een grijns trok over de bleke lippen van de Koreaan.
Dat zou ik weieens willen zien.
Vooruit dan maar! hernam Hubert terwijl hij opsprong. Yamanaka reageerde nauwelijks en Hubert had bereikt wat hij wilde: de Koreaan wennen aan zijn plotselinge bewegingen, met andere woorden hem moreel te ontwapenen. Hij ging de slaapkamer binnen, deed de hangkast open en haalde zijn gevangene eruit, die hij op het bed deponeerde. De Koreaan bleef op de drempel staan, vanwaar hij de deur van de zitkamer in het oog kon houden. En Tetsoeko vergat hij evenmin.
Kijk nou, riep Hubert. We kunnen het beter met het kussen doen dan met de handen.
Hij nam het kussen op waaronder hij de dienstrevolver van de politieagent had verborgen. Zijn rechterhand, die hij onder het kussen liet glijden, greep het wapen. Hij vuurde af, dwars door het kussen heen…
Het gedempte schot had niet veel lawaai gemaakt. Van dichtbij dwars door zijn hoofd geschoten zakte meneer Yamanaka - die beslist wel anders heette - in elkaar, morsdood, zonder de tijd gehad te hebben te begrijpen wat hem overkwam.
Ziedaar! verzekerde Hubert.
Hij wierp een blik op de verbaasde politieagent. Hij ging weer naar de zitkamer terug, over het lijk heen stappend. Mevrouw Yamanaka was opgestaan, ongerust, maar het was nog niet tot haar doorgedrongen dat haar echtgenoot doodgeschoten was.
Handen omhoog! beval Hubert. Ieder op zijn beurt. Tetsoeko, bind dat geval eens even vast, maar vlug!
Maar Tetsoeko was bezig flauw te vallen. Gehinderd door dat tegenvallertje, ging Hubert op de Koreaanse toe en sloeg haar met de kolf van zijn wapen neer. Daarna ging hij naar de slaapkamer terug en bevrijdde de politieagent.
Hebt u begrepen wat er gebeurd is? vroeg hij.
Ja, verklaarde de man, nog niet van zijn verbazing bekomen.
Bent u bereid het te getuigen?
De Japanner richtte zich op. Maar zijn benen waren nog stijf, en hij viel weer terug op het bed.
Ik betreur maar éen ding, en dat is dat ik die smeerlap niet zelf heb neergeschoten.
-Dat is helemaal geen bezwaar, antwoordde Hubert. U kunt zeggen dat u het gedaan hebt. Ik zal het wel bevestigen. Daar krijgt u zeker wel bevordering door.
Maar…
Wij zijn hier de enige getuigen, niet waar? Dat maken we prima in orde, dat zult u zien.
Hubert, die veel ervaring had in dergelijke zaken, was er helemaal niet op gesteld dat er doden op zijn rekening geschreven werden, zelfs niet als het verdiende doden waren. Hij wist wat voor last hij daarmee kon krijgen.
Hij ging naar de zitkamer terug en riep kolonel Kawaisji aan de telefoon, en daarna Babcock, en legde hun uit wat er hier zo juist gebeurd was. Daarna tilde hij Tetsoeko in zijn armen op en bracht haar naar de badkamer.
Gaat u nou maar op die vrouw in de andere kamer passen, raadde hij de politieman aan. ‘t Kan zijn dat ze bijkomt en dan stommiteiten gaat uithalen.
Tetsoeko bracht hij zonder veel moeite bij kennis. Doodsbleek, haar ogen vol tranen, keek ze hem aan met een blik waarin afschuw en bewondering om voorrang streden.
En wat is jou nou overkomen? vroeg hij bars, maar teder.
Ze deed haar mond open om te antwoorden, toen de politieman weer verscheen.
Neemt u me niet kwalijk, zei hij, maar ik ben wel verplicht mijn chef op te bellen om hem op de hoogte te brengen.
Bel maar op wie je wilt! antwoordde Hubert zonder zijn blik van Tetsoeko af te laten.
Weer waren ze alleen.
Nou dan? hernam Hubert.
Ze drukte zich met gebogen hoofd tegen hem aan…
Het is moeilijk om … Ik…
Neem me niet kwalijk… Wéér die smeris!
Als mijn chef nu vraagt wie u bent? Wat moet ik dan zeggen?
Dat je het niet weet en dat het je geen donder kan schelen!
Maar…
En hou nou op! bulderde Hubert en sloeg de deur voor zijn neus dicht.
Hij nam Tetsoeko weer in zijn armen. Ze hief haar lief gezichtje, waar weer wat kleur op was gekomen, naar hem op. -Hou?
Ik dacht… Ik dacht dat je werkelijk … Je speelde je rol zo meesterlijk. Het was afschuwelijk! O, ik had zoveel… zóveel bewondering voor je.
-Nu, laten we het dan maar bewondering noemen, plaagde Hubert.
Ze gingen elkaar eerlijk halverwege tegemoet en hun monden vonden elkaar. Heel veel later, fluisterde Hubert, zonder het contact te verbreken:
Ik ken een klein Japans hotelletje, werkelijk heel aardig. Als je er aankomt krijg je een tandenborstel, en de ochtendjas en de sloffen zijn bij de prijs inbegrepen. Het heeft maar éen bezwaar: er komt soms een slecht soort publiek.
Ze kirde van plezier.
Maar ik ken een nog beter, fluisterde ze. Er is zelfs een tuin bij en de kersebomen zijn er al in bloei.
Dat is precies wat we moeten hebben, m’n hartje. Er werd geklopt.
Ze wordt wakker, wat moet ik nu doen? riep de politieman. Op dezelfde toon antwoordde Hubert:
Zing maar een slaapliedje voor haar en laat ons met rustl