Vrouwe Dood
Ik heb mij door deze Aurora laten kooien. Zij is gekomen om mij mee te nemen naar de zonsopgangen boven zee. Ik klop, ik timmer, ik sla op de gong, ik ben opgesloten, van maken dat ik wegkom is geen sprake meer, mijn paniekerige armgebaren worden soms door vriendelijk wuiven beantwoord. Geen sterveling die luistert of er iets van begrijpt. Mijn gedachten draaien in steeds enger wordende cirkels rondom de obsessie die mij in mijzelf gevangen houdt. De obsessie die mij in mijzelf gevangen houdt is het permanent aanwezige besef van schuld, spijt, wroeging, dat ik alles verkeerd heb gedaan, dat alles wat ik doe tot mislukking gedoemd is, dat ik ben mislukt, dat ik misdoe, dat ik straf moet, dat ik mijzelf moet vernederen en bestraffen, dat er niets meer is waarop ik mij kan verheugen, niets meer waarnaar ik kan verlangen zonder gelijktijdig al aan de ontgoocheling van de vervulling ervan te denken. Wat ik met name haat, behoudens alles dat ik haat, is mijzelf. Ik heb geen zin in leven. Er is niemand van wie ik houd. Vrouwen zijn er uitsluitend om mee te paren. Vrouwen zijn er uitsluitend om je van je onrustzaad te ontdoen, zoals zeep er is om je van vuil te ontdoen, zoals de dood er is om je van je vuilgeworden leven te ontdoen. De dood is een vrouw.
Toen ik gisteren deze Aurora mijn kantoor zag binnenstappen, dacht ik: Vrouwe Dood, – zij is verbaasd hier nog aan zijn bureau aan te treffen wie zij binnen vierentwintig uur naar daar over het water moet hebben gevoerd waar de zonsopgangen plaatsvinden.
Krijg voorlopig de kolere maar. Je stinkt. Je stinkt uit al je holten en spelonken.