Het is bijna op de kop af een jaar later als Charles afscheid komt nemen. Karena ligt op de bank in de woonkamer te slapen – of eigenlijk iets wat in haar huidige toestand zo veel mogelijk op slapen lijkt. Ze dobbert aan het oppervlak, maar is zo moe dat ze niet laat merken dat ze hen kan horen als Kevin Charles binnenlaat en zegt: ‘Sssjj, stil, man, ze is bijna de hele nacht op geweest, kom, we gaan naar de patio.’ Maar ze voelt dat ze op hun tenen naar haar toe komen lopen om even te kijken, en als Charles fluistert: ‘Weet je zeker dat ze nog twee weken moet? Ze is verdomme gigagantisch’, mompelt Karena: ‘Dat heb ik gehoord.’ Maar misschien zegt ze het toch niet hardop, want hun voetstappen sterven krakend weg en de deur van de koelkast gaat met gerinkel van flessen open, en dan de achterdeur, en dan zijn ze buiten.
Hun gesprek bereikt haar in flarden, is niet zozeer wát ze zeggen, maar meer de tweetonige teneur van hun stemmen. Het doet Karena denken aan de keren dat ze met Charles op de achterbank van de auto zat, naar huis reden van de Starlite of de boerderij van de Hallingdahls, en luisterden naar het gemompel van Frank en Siri voorin. Karena weet dat ze zich omhoog zou moeten hijsen, zich bij de mannen op de patio moet voegen. Ze heeft nog maar zo weinig tijd met haar broer. Maar het is alsof er lood in haar bloed zit, alsof ze in de kussens gedrukt wordt. Ze tilt een hand naar haar buik en zoekt het hoofdje van de baby… Ja, daar. Ze zweeft.
Ze mijmert over aanpassingsvermogen, de eigenaardigheden en inconsequenties daarvan, de rekbaarheid van de tijd. Waarom heeft het haar bijvoorbeeld zo veel tijd gekost om na het tornadojagen weer te wennen aan het thuis zijn, om de diepgewortelde naschokken van zich af te schudden, terwijl ze zich aan andere situaties met een figuurlijke druk op de knop aanpast? En die bovendien als vanzelfsprekend is gaan beschouwen. Haar zwangerschap… Karena kan zich niet meer herinneren dat haar lichaam niet opgezwollen was, dat ze geen last van maagzuur had, dat ze nog een mager hardloopstertje was dat zich moeiteloos en elegant een weg door de wereld baande zonder erbij na te denken. Het lijkt een verhaal over iemand anders. In dat verhaal was Karena tevens verslaggever, een vrouw die in een blazer en met blokhakken naar haar kantoorbaantje ging. Die trots was op haar werk. Die zich daardoor belangrijk voelde. Die er elke dag zingend naartoe reed.
Nu is Karena eraan gewend dat Kevin haar rondrijdt en net doet of hij dat verschrikkelijk vervelend vindt. Hij brengt haar naar de markt, zorgt dat ze op bezoek kan gaan bij Frank en dat ze haar welzijnswerk kan doen. Allemaal voorwaarden van Karena’s voorwaardelijke straf. ‘U, juffrouw Jorge,’ had de rechter van Winneshiek County vorig jaar december in Iowa gezegd, terwijl hij haar over zijn brillenglazen aankeek, ‘aangezien u het geluk hebt gehad niet aan de aandoening van uw broer te lijden, weet en wist u beter. U had zich moeten melden, voor zijn bestwil en die van de gemeenschap. U wordt veroordeeld tot drie jaar werken met bipolaire patiënten bij de medische instellingen van Minneapolis. Voor het verlaten van de plek van het ongeluk wordt uw rijbewijs voor dezelfde periode in beslag genomen.
En u, meneer Hallingdahl,’ ging hij verder, ‘u moet meer te weten komen over uw stoornis en leren hoe u daar beter mee kunt omgaan. Ik zie dat u momenteel ook woonachtig bent in Minneapolis. In het medisch centrum van Hennepin County hebben ze een uitstekend programma voor externe patiënten. Dat gaat u een jaar volgen.’ Uiteraard had Charles daartegen geprotesteerd, hij had gevraagd om een zwaardere straf; in ieder geval een straf die net zo zwaar was als die van Karena. Maar de rechter had hem te kennen gegeven dat hij moest ophouden met het verspillen van de tijd van het hof en had de zitting gesloten.
Misschien wel het makkelijkste waar Karena aan heeft moeten wennen, de situatie die het meest natuurlijk aanvoelde, was het feit dat Charles in de buurt was, aan de andere kant van de stad, in de studentenwijk die, heel toepasselijk, bekendstond als De Wig. Zo dichtbij en toch op een passende afstand. Het zal haar veel, heel veel meer tijd kosten om te accepteren dat hij weer weggaat, dit keer naar Arizona om een tweejarige studie natuurgeneeswijzen en gezondheidszorg te volgen. Maar het zal anders zijn dan vroeger, zegt Karena geruststellend tegen zichzelf. Ze zal weten waar Charles is. Hij zal een mobiel hebben, e-mail, een vast adres. Ze zullen regelmatig contact hebben. In de vakanties komt hij over. Maar toch, in het meest belangrijke opzicht zal het precies zo zijn als vroeger, omdat Karena opnieuw moet gaan zitten wachten op het telefoontje, wachten tot de telefoon gaat rinkelen met het nieuws dat er iets ergs is gebeurd met Charles. Dat hij zichzelf iets heeft aangedaan. Deze angst mag dan vertrouwd zijn, ze mag er dan de afgelopen twintig jaar mee geleefd hebben, maar ze zal er nooit aan wennen. Nooit.
Alsof ze in opstand komt tegen de zorgen van haar moeder, tegen de manier waarop Karena’s hart samentrekt, draait de baby zich om – voor zover ze dat kan in die beperkte ruimte. Die beweging doet Karena altijd denken aan jonge walvissen die naast hun moeders zwemmen. Ze hapt naar lucht. ‘Oefff,’ zegt ze, en ze worstelt zich omhoog. ‘Oké, oké.’ Ze bindt haar nieuwe, schouderlange haar in een elastiekje – ze heeft het nu altijd snikheet – en wrijft over haar gezicht. Ze kan niet helemaal geloven dat de baby ooit zal komen, maar ze is meer dan bereid dit kind in haar armen te sluiten. Ze heeft ruimschoots de tijd gehad om zich te verwonderen over deze verbijsterende buik en nu is ze het zat.
Ze probeert zich van de bank te hijsen als Kevin en Charles naar binnen komen lopen. Als ze haar zien, haasten ze zich naar haar toe. ‘Ik kan het best zelf,’ zegt Karena kribbig als ze elk een arm vastpakken. Ze voelt dat Charles staat te schudden van het lachen. Maar ze zijn of allebei spontaan doof geworden of ze negeren haar volkomen.
‘Heb je haar daar goed vast, Wieb?’ vraagt Charles.
‘Ik hoop het, Hallingdahl. Huppetee dan maar.’
Onder luid gekreun en gegrom hijsen ze Karena van de kussens en zetten haar overeind. ‘Hartstikke bedankt,’ zegt ze. ‘Zó zwaar ben ik nou ook weer niet.’
‘Nou, eigenlijk wel, K,’ zegt Charles met een van pijn vertrokken gezicht. ‘Volgens mij heb ik iets in mijn rug verrekt.’
‘Daar vind je ongetwijfeld wel een holistisch kompres voor,’ zegt Karena als ze naar de veranda aan de voorkant lopen.
Kevin wrijft over haar stuitje. ‘Gaat het een beetje, mama?’ vraagt hij. Ze slaat haar ogen ten hemel en geeft hem dan een zoen.
Het is een rustige, bewolkte dag. Af en toe vallen er regendruppels, schijnbaar uit het niets. De gele Volvo staat bij de stoep met een spiksplinternieuw kentekenbewijs op de voorruit. Wie had dat kunnen denken, denkt Karena verwonderd, Charles met een verzekeringsbewijs. De wagen zit tot aan de nok toe vol met zijn spullen, alles wat hij het afgelopen jaar in zijn studio heeft vergaard. De wielen van Charles’ fiets, op het rek achter op de auto, draaien nu en dan in de wind.
‘Kun je wel wat zien door het achteruitkijkspiegeltje, Hallingdahl?’ vraagt Kevin weifelend, terwijl hij rond de Volvo loopt om Charles’ inpakverrichtingen te inspecteren.
‘Achteruitkijkspiegeltje, welk achteruitkijkspiegeltje?’ zegt Charles, terwijl hij zijn nieuwe, langere haar met een leren veter in zijn nek bindt. ‘Wij hebben geen rottige achteruitkijkspiegeltjes nodig, Wieb.’
De twee mannen omhelzen elkaar even en slaan elkaar op de rug.
‘Hallingdahl,’ zegt Kevin.
‘Wieb,’ zegt Charles.
Nu het afscheid achter de rug is, loopt Kevin het tuinpad weer op en gaat naar binnen. In het voorbijgaan werpt hij Karena een handkus toe.
‘Charles,’ zegt Karena, en Charles zegt: ‘Huh?’ Dan zegt hij: ‘O, sorry, sorry, K,’ en springt de trap op om haar naar beneden te helpen. ‘Bedankt,’ zegt Karena, als ze bij de auto staan.
‘Nee, jij bedankt, K,’ zegt Charles. ‘Bedankt voor het servies. En de lakens en de handdoeken. En omdat je niet gezeurd hebt. Ik weet dat je liever had gehad dat ik iets anders ging doen. Maar ik waardeer het zeer dat je mijn keuze respecteert.’
Karena knikt en probeert te glimlachen. Ze kunnen nog altijd met een medicijn komen dat Charles wel kan verdragen. Hij zou nog van gedachten kunnen veranderen. Ze kan altijd blijven hopen. Bij het rechtervoorportier kijken ze elkaar aan. Karena plant haar voeten stevig in de strook gras.
‘Nou, zussie,’ zegt Charles. Dan springen hem de tranen in de ogen.
‘O nee hoor,’ zegt Karena, terwijl ze hem een mep geeft. ‘Niet doen. Als je dat doet, begin ik ook, alleen kan ík er niet meer mee ophouden.’
‘Weet ik,’ zegt Charles sniffend. ‘Sorry.’
‘Ach, weet je, laten we maar zo denken, we zien elkaar weer met Thanksgiving.’
Charles dept zijn ogen met de mouw van zijn Cubaanse shirt. ‘Ik kan gewoon niet geloven dat ik er niet ben als zij wordt geboren,’ zegt hij.
‘Jij bent de eerste die het hoort,’ zegt Karena. Inwendig huivert ze bij de gedachte aan Charles en Kevin in één verloskamer. ‘Dat beloof ik.’
‘Vertel haar maar dat ik erbij wilde zijn, maar dat haar gemene papa dat niet goed vond,’ zegt Charles. ‘Zeg maar dat oom Charles van haar houdt.’ Hij buigt zich naar Karena’s buik. ‘Ja,’ kirt hij. ‘Oom Charles houdt van je, ja hoor, echt waar. Dat weet je toch, hè, Broodje van me?’
De baby begint enthousiast te schoppen. ‘Au,’ zegt Karena, naar adem happend. ‘Noem haar niet zo, Charles. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen? Ze heet…’ Ze noemt de naam van het stadje waar, voor zover Kevin en zij weten, de baby is verwekt. Sowieso ergens tijdens hun nieuwjaarstripje; ze hadden net gedaan of dat een realityprogramma met de titel Verzoeningsvakantie was.
‘Dat is een stomme naam,’ zegt Charles. ‘Die vindt ze niet leuk, hè meisje? Neeeee, ze vindt Broodje leuk. Toch, Broodje?’ De baby schopt weer. ‘Zie je nou wel?’ zegt Charles knikkend. ‘Oom Charles weet dat gewoon.’
‘Oom Charles kan er maar beter vandoor gaan,’ zegt Karena, ‘voordat hij vroegtijdig de weeën opwekt.’
Charles slaakt een enorme zucht en kijkt de straat uit. ‘Je hebt gelijk,’ zegt hij. ‘Kom hier, zussie.’ Hij steekt zijn armen uit en ze omhelzen elkaar zo goed en zo kwaad als dat gaat met Karena’s buik. Als ze elkaar loslaten, zijn Karena’s ogen nat en die van Charles droog.
‘Alsjeblieft, K,’ zegt Charles, terwijl hij de Lakota-ring van zijn middelvinger wurmt en die aan haar geeft. ‘Alvast een kraamcadeautje. Succes.’
‘Dank je, Charles,’ zegt Karena als ze de ring, die nog warm is van Charles’ hand, aanpakt. Ze klemt hem in haar vuist als hij om de Volvo heen loopt.
‘Ik hou van je, zussie,’ zegt hij als hij instapt.
‘Ik hou van jou, Charles,’ zegt ze. Ze zwaait als de gele Volvo wegrijdt bij de stoep en naar het eind van de straat zoeft. Hij blijft staan bij het stoplicht daar. Het linkerachterlicht knippert geduldig. Dan springt het licht op groen en is de auto verdwenen. Toch blijft Karena staan en kijkt naar de lege weg. In gedachten volgt ze Charles’ route: via Fiftieth Street naar Lyndale Avenue naar de 62-oost naar de 35-zuid naar de I -90-west… Verder durft ze niet te denken. Ze beseft dat ze nog steeds Charles’ ring vasthoudt en wil die om haar linkerduim schuiven. Maar dan verplaatst ze die naar haar rechterduim, weg van de smalle gouden trouwring met de inscriptie KB1 SLM & Laredo, 2009. Ze kan die ringen beter uit elkaar houden.
‘Hé,’ zegt Kevin van achter de hordeur op de veranda. ‘Blijf je daar de rest van de dag staan, vrouw? We krijgen gasten, hoor.’
‘Het zijn ook jouw gasten,’ zegt Karena. En dat is zo: Fern en haar verloofde Ben Hendrickson, een nieuwe Whirlwind-gids die Kevin aan haar voor heeft gesteld. Ik weet dat het misschien een beetje hypocriet overkomt, had Fern eerder die zomer geschreven toen ze het nieuws bekendmaakte, maar híj aanbidt me dus wel en nu kan ik naar de States verhuizen. Wat wil een mens nog meer, toch?
‘Sterker nog, volgens mij heb jíj hen uitgenodigd,’ zegt Karena, hoewel ze dat in feite samen hebben gedaan. ‘Jij zou ook best eens wat kunnen doen hier, hoor.’
‘Echt hoor, Laredo, jij bent de meest luie zwangere vrouw van de hele buurt,’ zegt Kevin. ‘Ga gewoon wat koken, je hebt toch niets beters te doen!’
‘O, ik zal jou eens laten zien wat ik voor beters te doen heb! Wacht maar af, meneertje.’
Ze werpt nog een laatste blik in de verlaten straat en begint dan vastberaden het tuinpad op te waggelen. Dit is nu haar leven: dit huis en deze man en hun dochter. Het zal een gezapig leventje zijn, misschien niet zoals Karena het zich als kind had voorgesteld… Maar ja, hoe had ze het zich toen eigenlijk precies voorgesteld? Nu ze erbij stilstaat: ze heeft nooit echt een plan voor de toekomst gehad… In ieder geval geen plan waar Charles niet bij betrokken was. En ze heeft het altijd veel te druk gehad met het wegwerken van dingen, met het beperken van de schade. Maar áls ze ergens van gedroomd heeft, dan had het er waarschijnlijk zo uitgezien. Voorspelbaarheid. Acceptatie. Rust. De wetenschap dat als je jezelf in het diepe werpt, je ook weer boven komt drijven.
Kevin komt vochtig en kruidig ruikend van de douche de veranda op. ‘Heb je hulp nodig, Laredo?’ vraagt hij.
‘Nee, dank je,’ zegt Karena, ‘we redden het wel.’ Maar toch pakt ze de hand die Kevin naar haar uitsteekt en laat hem haar ophijsen. Haar schouder raakt de bronzen windklok die Charles hun als huwelijksgeschenk heeft gegeven, waardoor die begint te tingelen. Als een soort antwoord komt er een windvlaag van het meer. Maar voor de komende week wordt geen slecht weer verwacht, weet Karena. Het seizoen is bijna voorbij. Dit is gewoon een lokaal frontje dat passeert. En dat is ook weer zoiets verbazingwekkends, denkt Karena als ze het huis binnengaan: hoe warm het kan zijn als je de wind in de rug hebt.