22

Die avond voegen ze zich in de Taco Hut in Pierre weer bij de Whirlwind-mensen. Daar is Dan Mitchell zich een slag in de rondte aan het bellen om te proberen een overnachtingsplek te vinden in een stad die barst van de jagers, media en hulpverleners. De toeristen zitten het fastfood in de kartonnen doosjes over hun plastic dienbladen te schuiven. Ze zijn ingetogen, zeggen niet veel. Nadat Karena iedereen heeft omhelsd, gaat ze met haar laptop en haar mobiel in een hoek zitten. Ze belt de ziekenhuizen om naar Charles te informeren en maakt een verslag over de verwoesting van Oweeo voor de Ledger:

… Om 10.30 uur plaatselijke tijd zijn er officieel veertien doden en zevenenveertig gewonden, van wie er elf in levensgevaar verkeren. Maar het had nog veel erger kunnen zijn, aldus stadsbestuurder Chris Sides. ‘De stad is compleet verwoest,’ zei hij. ‘Er is niets meer. Maar de sirenes zijn wel gegaan en de NWS heeft een waarschuwing uitgevaardigd. We hadden zeventien minuten de tijd om ons voor te bereiden. Als dat niet was gebeurd, zou het aantal slachtoffers onvoorstelbaar hoog zijn geweest.’

Maar toen de Nationale Garde was opgeroepen en die Oweeo voor iedereen behalve hulpverleners had afgesloten, kwam er een andere supercell aan die de hulpverlening in gevaar bracht. ‘Ik durf er niet eens naar te kijken,’ zei Marla Johannssen, een vijftigjarige verpleegkundige uit Iowa, die in de nabijheid was met Whirlwind Tours, een professioneel tornadojagersbedrijf. ‘De manier waarop de bomen afknapten,’ zei Johannssen, ‘de tornado sleep ze als potloden. En dan zie je ze weer naar een andere bui buigen, in dat groene licht, alsof ze onder water staan – dat is iets wat bijna niemand ooit ziet, een unieke versie van de hel.’

Bijdragen voor de slachtoffers van de tornado’s lopen via het Rode Kruis.

Karena leest het verslag nog een keer over, brengt het terug tot honderdvijftig woorden en stuurt het op als attachment. Meteen gaat haar telefoon: de redactie van de Ledger om de feiten te verifiëren. Als ze daarmee klaar is, belt ze opnieuw naar St. Mary’s, het Gettysburg Med Center en de Holy Infant. In de ziekenhuizen is niemand die voldoet aan Charles’ beschrijving. Ook niet in de mortuaria. Dat is goed, zegt Karena tegen zichzelf… Toch? Empirisch gezien is het goed. Charles is niet dood. Hij is niet levensgevaarlijk gewond. Maar dat zou ook kunnen betekenen dat hij nog steeds ergens daarbuiten is, gewond. Misschien zit hij vast in zijn gele wagen, vastgeklemd onder een tientonner of een koelkast. Misschien ligt hij bloedend op de grond in de regen, terwijl er nog meer noodweer oprukt.

Karena wrijft in haar ogen en kijkt weer op haar telefoon. Alweer vier nieuwe berichten van de redactie. Dan voelt ze een hand op haar schouder en kijkt ze op. Kevin. ‘Hai,’ zegt ze. Kevin oogt vermoeid, onder zijn ogen zitten broze paarse vlekken.

‘Hai,’ zegt hij. ‘Hoe gaat het?’

Karena knikt, schudt haar hoofd en haalt vervolgens haar schouders op. ‘Het gaat.’

‘Geen nieuws?’

‘Niet over Charles.’

‘Mooi,’ zegt Kevin. ‘Ik weet zeker dat hij oké is. We zullen hem vinden.’ Hij legt een hand op de stoel naast haar en Karena wacht tot hij gaat zitten, maar hij blijft staan. ‘Luister,’ zegt hij, ‘ik wil je niet storen, maar heb je heel even? Ik moet iets met je bespreken.’

‘Natuurlijk,’ zegt Karena. ‘Momentje,’ en ze sms’t snel een correctie naar de redactie. Dan kijkt ze Kevin vragend aan.

‘Karena,’ zegt hij, en nu gaat hij wel zitten. ‘De groep vertrekt.’

‘Oké,’ zegt Karena. ‘Waar gaan ze heen? We kunnen ze wel inhalen.’

‘Nee,’ zegt Kevin. ‘Je begrijpt het niet. Ik vind het vervelend om je dit te vertellen, vooral nu, maar ze gaan weg.’

Karena schudt haar hoofd, niet ontkennend, maar omdat deze informatie niet tot haar doordringt. Ze kan het niet verwerken. Haar hersenen nemen het niet op. ‘Gaan ze weg uit Pierre?’ vraagt ze.

‘Ja,’ antwoord Kevin, ‘ze gaan weg uit Pierre, maar ook uit dit gebied. Ze gaan helemaal naar het zuiden. Dan kon geen kamers vinden voor zo’n grote groep, alles zit vol, maar we hadden vanavond sowieso een heel eind moeten rijden.’

‘Hè?’ zegt Karena. ‘Hoezo?’ Ze staart Kevin wazig aan. ‘Wat bedoel je? Om het noodweer te ontwijken?’

‘Om terug te gaan naar Oklahoma City,’ zegt Kevin. ‘Luister, de trip duurt maar een week. En de gasten moeten overmorgen in Oklahoma City zijn om hun vlucht naar huis te kunnen halen. Dus morgen zou sowieso een rijdag geweest zijn, maar nu zitten we heel ver in het noorden. Veel verder dan zou moeten. Dus heeft Dan besloten om nu alvast te gaan.’

‘Okééééé,’ zegt Karena. ‘Dus… waar gaan ze heen?’

‘Terug naar Nebraska,’ zegt Kevin. ‘Dan heeft helemaal in North Platte kamers geboekt, wat ik persoonlijk waanzin vind, maar het is niet anders.’

Karena zit daar maar en probeert het allemaal te bevatten. Dat lukt niet echt. Ze is moe, zó moe dat ze niet kan nadenken. Het slechte eten, de late avonden, de gigantische wig, de gewonden van Oweeo, Charles. Ze trilt een beetje: een raket die zichzelf uit elkaar schudt als hij de onderste laag van de atmosfeer bereikt.

‘Laredo?’ zegt Kevin. ‘Ben je er nog?’

‘Ja hoor,’ zegt Karena. ‘Dus… wat gebeurt er nu? Ik vermoed dat we wel om en om kunnen rijden, als we veel koffie drinken…’ Ze kijkt naar haar laptop, naar haar telefoon. ‘Ach nee, wat zeg ik nou, ik kan helemaal niet weg. Het verhaal is op een oor na gevild, maar ik moet hier blijven voor het geval er nog meer gebeurt. En Charles…’

‘Weet ik,’ zegt Kevin. ‘Je moet blijven en proberen hem te vinden. Natuurlijk moet je dat doen.’ Hij legt zijn ellebogen op zijn knieën en buigt voorover. ‘Karena,’ zegt hij. ‘Ik blijf bij je als je dat wilt.’

‘O,’ zegt Karena. ‘Echt?’ Ze kijkt hem aan. Hij bloost een beetje. ‘Dat is lief van je, Kevin, maar dat kan ik niet van je vragen.’

‘Het is helemaal niet lief, het is eigenbelang. Ik ben hier stukken dichter bij huis dan in Oklahoma City. Ik woon in St. Paul, weet je nog? Waarom zou ik helemaal naar het zuiden gaan om vervolgens weer als een jojo omhoog te rijden? Trouwens,’ voegt Kevin eraan toe, ‘neem me niet kwalijk, hoor, Laredo, maar jij ziet er belabberd uit. Volgens mij kun je wel wat hulp gebruiken.’

Karena gooit haar haar naar achteren en zucht. ‘Dat is waar,’ geeft ze toe. ‘Waarschijnlijk wel.’ Ze voelt dat haar lichaam zich afsluit, alsof iemand vanbinnen een rondje loopt en alle overbodige apparaten uitzet om energie te sparen. ‘Zou je dat echt willen doen?’ vraagt ze.

‘Dat zou ik echt doen,’ zegt Kevin.

‘Oké dan,’ zegt Karena. ‘Graag. Blijf. Bij mij.’ Ze kijkt omlaag naar haar schoot, is opeens verlegen. ‘Bedankt,’ zegt ze. ‘Dank je.’

‘Graag gedaan,’ zegt Kevin en hij staat op. Dan Mitchell gebaart dat hij moet komen. ‘Hupsakee dan, Laredo,’ zegt Kevin. ‘Laten we gedag gaan zeggen.’ Hij steekt een hand uit om Karena overeind te helpen en ze laat zich omhoog trekken. Dan werpt ze een blik op haar laptop. Maar die is hier wel veilig. Er is niemand anders in de Taco Hut. Karena stopt haar mobiel in haar zak en loopt achter Kevin aan naar buiten.

Het is een benauwde avond, het is ontzettend vochtig. Bliksemflitsen verlichten de zich torenhoog opstapelende cu in de verte. Donder rommelt. De toeristen hebben zich al in regenjassen en sweatshirts bij het zijportier van de Walvis verzameld. Ze schuifelen wat heen en weer; niemand wil als eerste afscheid nemen. Dan buigt Melody zich uit de bus, waar ze met Alistair zit, naar buiten. ‘Dit was het dan,’ zegt ze. ‘Leuk jullie te ontmoeten. Doe voorzichtig.’

‘Jij ook,’ zegt Karena, en ze zwaait naar Alistair die ingespannen aan een spelletje op zijn gameboy bezig is. ‘Dag, Alistair,’ zegt ze, en Alistair schommelt met zijn hoofd.

Dan doet Scout een stap naar voren. ‘Kom hier,’ zegt ze, en ze trekt Karena in een verpletterende omhelzing. ‘Het ga je goed, moppie,’ mompelt ze. ‘Hou die gids vast. Hij is een blijvertje.’

Ze stapt glimlachend achteruit en dan komt Pete. Vlug omarmt hij Karena en wuift dan naar zijn vrouw. ‘Kom op, Marl,’ zegt hij.

Marla schudt haar hoofd. Haar gezicht onder de vlammenpet is rood en gezwollen van alle tranen die ze eerder in Oweeo heeft ingehouden, toen ze infusen aanlegde en verminkte en bloedende mensen op stretchers tilde. Ze komt naar voren, omsluit Karena in een vochtige omhelzing, begint iets te zeggen, stokt dan en vlucht de bus in. Pete zwaait nog even verontschuldigend en gaat dan naast zijn vrouw zitten. In het flauwe binnenlicht van de Walvis kan Karena hem met Marla, die haar hoofd gebogen heeft, zien praten.

Alicia is de volgende. Ze kust Kevin en dan Karena. ‘God zegene je,’ zegt ze tegen Karena. ‘En je broer ook. Ik zal voor jullie allebei bidden.’

‘Dank je, lieverd,’ zegt Karena, ‘dat kunnen we wel gebruiken.’ Dan stapt Alicia de bus in. En dan is er nog maar één toerist over.

‘Kom hier,’ zegt Karena, en ze spreidt haar armen uit naar Fern, die er in haar enorme vest met capuchon erg klein uitziet. Fern trapt haar sigaret uit en komt langzaam aanlopen. Als ze elkaar omhelzen, ruikt Karena rook en taco’s in Ferns paarszwarte haar. ‘Volgens mij ga ik jou het meest missen,’ zegt ze in Ferns oor. Ze moeten allebei ietwat snotterend lachen. ‘Succes met het bestrijden van de koorts.’

‘Gezondheid,’ zegt Fern. ‘En laat jij je maar eens flink nemen. Hou contact, oké?’

‘Doe ik,’ zegt Karena, en ze meent het.

Fern maakt zich los en schuifelt weg. Er komt een hand naar buiten om haar de Walvis in te trekken en de deur knalt achter haar dicht. Dennis buigt zich voorover om Karena’s wang te kussen – meer een veeg met zijn baard –, maar hij kijkt haar niet echt aan. Hij knijpt in Kevins schouder en klimt achter het stuur. Dan Mitchell opent zijn eigen portier en toont een stukje van zijn tanden. Dat zou wel eens een glimlach kunnen zijn, denkt Karena. ‘Leuk dat je mee was,’ zegt hij. ‘Ik hoop dat je je broer vindt.’

Karena legt een hand tegen haar keel. Ze kan niets zeggen.

Vervolgens stapt Dan ook in en zet Dennis de Walvis in zijn achteruit. De grote bus rijdt via de drive-through achter de Taco Hut langs en verschijnt weer aan de andere kant. Karena en Kevin zien de Walvis links afslaan op de stille, natte straat. Karena vangt een glimp van Dennis’ profiel op; hij zegt iets. Dan buigt in de richting van een oplichtend scherm. De radar. De Walvis schuift voorbij en hoewel Karena de toeristen niet kan zien achter het getinte glas, zwaait ze toch. Kevin doet dat ook. Ze staan naast elkaar als de Walvis gas geeft, bij een knipperend geel verkeerslicht afremt, en dan sneller gaat rijden. Dan verdwijnt hij met een laatste knipoog van zijn achterlichten onder de onheilspellend donkere hemel.