Omdat Karena vlak achter Kevin zit en als een bezetene over de brug over de rivier rijdt, is ze bij hem als hij over het pad naar zijn huis loopt. Karena springt haar auto uit en rent achter hem aan. ‘Wacht,’ roept ze. ‘Kevin! Alsjeblieft!’
Maar als Kevin zich omdraait en haar een blik toewerpt, blijft Karena staan waar ze staat. De uitdrukking op zijn gezicht is precies zoals ze gevreesd heeft: uitgestreken, gesloten. Zijn mond en ogen zijn smalle strepen. Het zou net zo goed een bord kunnen zijn waarop iemand gelaatstrekken heeft geschilderd. ‘Wat is er,’ zegt hij.
Karena buigt zich voorover en probeert op adem te komen. Ze staat te hijgen alsof ze de stad door heeft gerend in plaats van gereden. ‘Het spijt me,’ zegt ze happend naar lucht. ‘Het spijt me, Kevin. Het spijt me zo…’
‘Geweldig,’ zegt Kevin, ‘láter.’ Hij stopt zijn sleutel in het slot.
‘Nee!’ zegt Karena. ‘Eén minuutje, geef me één minuutje om uit te leggen…’
Kevin slaat als een vijandige uitsmijter zijn armen over elkaar. Hij kijkt op zijn horloge. ‘Eén minuut,’ zegt hij. ‘Begin.’
‘Oké,’ zegt Karena. ‘Bedankt, Kevin.’ Dan verspilt ze kostbare seconden door te stotteren: ‘Ten eerste,’ zegt ze, ‘spijt het me ontzettend…’
‘Dat heb je al gezegd,’ zegt Kevin. ‘Nog veertig seconden.’
‘Maar het is zo,’ zegt Karena. Ze loopt naar voren om zijn arm aan te raken. ‘Je zult nooit weten…’
Kevin kijkt omlaag naar haar hand alsof het een naaktslak is. ‘Doe dat NIET,’ zegt hij. Karena trekt haar hand met een ruk terug. Kevin kijkt weer op zijn horloge. ‘Nog vijftien seconden,’ zegt hij.
‘O!’ roept Karena. ‘Kevin. Charles is gestoord. Dat weet je! Je weet hoe hij zich gedraagt als hij manisch is, hij is slecht, rancuneus, gaat als een dolle tekeer…’
‘De tijd is om,’ zegt Kevin. ‘Goedenavond.’
‘Alsjeblieft,’ zegt Karena. ‘Nog een minuutje alsjeblieft…’
‘Waarom?’ vraagt Kevin. ‘Waarom, Karena? Wat maakt het uit? We kunnen hier wel de hele nacht blijven staan, maar ik betwijfel of jij in staat bent die hele ongelooflijk kloterige situatie uit te leggen. Ik vraag je één ding. Is het waar? Van die man op die motor?’
Karena kijkt de andere kant op, naar de straatlantaarn, ze concentreert zich op het kille schijnsel daarvan om te voorkomen dat ze gaat huilen. Toch voelt ze haar kin trillen, haar ogen nat en haar gezicht vlekkerig worden. Ze weet dat haar haar in de war zit, omdat ze zo gehaast hiernaartoe is gekomen. Ze is lelijk, zó lelijk dat ze er niet tegen kan dat Kevin naar haar kijkt, te lelijk om tot het menselijk ras te behoren.
‘Meer hoef ik niet te weten,’ zegt Kevin. ‘Bedankt.’ Hij duwt zijn voordeur open en Karena reageert alsof ze met een zweep wordt geslagen. ‘Het was een ongeluk,’ gilt ze. ‘Het was gewoon een stom, afschuwelijk ongeluk! We waren kinderen, Kevin. Achttien. Het was nota bene op onze achttiende verjáárdag. Charles was compleet manisch, hij was totaal de weg kwijt, hij had onze moeder mishandeld. Ik ben met hem mee op jacht gegaan om te proberen hem tegen te houden, en toen is hij dat noodweer in gereden, en we dachten… we dachten dat het misschien wel een hert was… O shit,’ zegt ze snikkend, ‘wat een fucking soap is dit.’
‘Dat is een zeer interessant en afschuwelijk verhaal, Karena,’ zegt Kevin vanaf de bovenste tree. Als Karena omhoogkijkt, ziet ze dat hij op haar neerkijkt alsof ze een nieuw soort insect is. ‘Ik had het alleen fijn gevonden als je het me eerder had verteld.’
‘Dat heb ik geprobeerd,’ zegt Karena. ‘Ik bedoel, eerlijk gezegd, nee, dat heb ik niet gedaan, maar ik wilde het wel, Kevin! O mijn god, als je eens wist hoe graag ik het wilde! Ik vond het zo erg om het voor jou verborgen te houden…’
‘O ja?’ zegt Kevin. ‘Agossie, arm kind. Maar even tussendoor hè, wat is het enige waarop ik vanaf het begin heb gestaan, Karena? Dat je mij… de fucking… WAARHEID vertelde!’
‘Ik zei toch al dat ik dat wilde!’ schreeuwt Karena terug. ‘Maar hoe moest dat dan? Verplaats je eens in mijn positie. Het is nou niet bepaald iets wat je er dagelijks uit kunt gooien, zo van: toen ik achttien was hebben mijn broer en ik iemand aangereden…’
Er beweegt iets achter het raam beneden, achter de takken van de spar, en de stroken van de luxaflex worden uit elkaar getrokken. Mevrouw Axlerod. Karena ziet het punthoofdige silhouet van de vrouw.
‘Kevin,’ zegt ze op een veel zachtere toon, ‘ik kan dit gesprek niet op straat voeren, oké? Kunnen we alsjeblieft even naar binnen gaan?’
Kevin schudt zijn hoofd. ‘Ik dacht het niet,’ zegt hij.
Als ze stilstaat bij het feit dat ze het mannenhol misschien nooit meer zal zien, de zwarte leren bank en de stenen met de geoden en Het wolkenboek van de weerwizard op de badkamer en de wolkenmobile die zachtjes ronddraait boven het bed, begint Karena te hyperventileren. Ze buigt zich weer voorover en stopt haar hoofd tussen haar knieën.
‘O fuck,’ hoort ze Kevin zeggen.
Even later komt hij de trap af. Zijn voetbalschoenen blijven op een stoeptegel dertig centimeter van Karena’s hoofd staan. Ze concentreert zich daarop totdat ze weer kan ademen, komt dan voorzichtig overeind en knippert de sterretjes voor haar ogen weg.
Ze glimlacht aarzelend, maar Kevins kille uitdrukking verandert niet. ‘Weet je,’ zegt hij, als duidelijk wordt dat Karena niet flauw gaat vallen in zijn voortuin, ‘ik moet zeggen dat het nou niet bepaald ideaal is om een vriendin te hebben die schuldig is aan een aanrijding met dodelijke afloop. Sterker nog, het staat nogal fucking onderaan op mijn verlanglijstje. Maar als je me erover verteld had, Karena, hadden we er misschien wel wat op gevonden. We hadden de koppen bij elkaar kunnen steken en een manier kunnen bedenken om ermee om te gaan.’
Karena wil hem opnieuw gaan vertellen waarom ze dat niet heeft kunnen doen, maar Kevin steekt een vinger op. ‘Val me alsjeblieft niet in de rede,’ zegt hij, ‘ik ben nog niet uitgesproken. Wat ik wílde zeggen was: goh, wat ben ik een lul. Ik moet wel een ontzettende stommeling zijn, hè, Karena? Want het stomme is, ik begon jou net te vertrouwen. En ik begon te geloven dat jíj míj vertrouwde. O, ik heb altijd geweten dat ik me op glad ijs begaf. Ik wist dat je iets achterhield, dat je op de een of andere manier beschadigd was. Kijk maar eens naar hoe lang het geduurd heeft voor je me vertelde waarom je werkelijk mee was met Whirlwind. Maar toen ik eenmaal wist hoe de vork in de steel zat en wist dat jij Chucks zus was, dacht ik: jézus, man, geef haar een beetje ruimte. Geen wonder dat ze zo schichtig is. En bovendien loop ik niet elke dag tegen een vrouw aan die knap en slim en grappig is en tijdreizen maakt in bed, dus ik dacht: oké, als het alleen maar om Chuck gaat, kan ik het wel aan. Hij is een voldongen feit en er mankeert aan iedereen wel iets.’
‘O!’ zegt Karena. Ze heeft de hele tijd staan knikken om te laten zien dat ze luistert, maar dit floepte er gewoon uit, omdat Kevin herhaalt wat zij dacht op de weg die dag in Cherry County. ‘Ja,’ zegt ze, ‘precies, iedereen heeft wel iets, en nu we weten wat mijn “iets” is, kunnen we er…’
‘MAAR,’ zegt Kevin, ‘en nogmaals, ik moet je vragen mij niet te onderbreken, MAAR zo werkt het niet, Karena. Dit is niet zomaar een last die je met je meedraagt. Dit is niet zoiets als: ooo, je hebt een gemene ex-man of vier kinderen of zelfs problemen met intimiteit. Jij en je broer hebben een man vermoord. Laten we dat niet vergeten, oké? Want ik denk dat het nogal belangrijk is. Maar wat me dus echt de das om doet, Karena, wat dus echt fucking killing is, is dat jij Chuck na al die tijd nog steeds meer vertrouwt dan mij, dat je alles wat het tegendeel bewijst negeert. Jouw dwaaaaaaaze broer.’ Kevin wriemelt zijn vingers voor zijn gezicht. ‘Jij. Vertrouwt hem. Meer dan mij. Heb je enig idee hoe dat voor mij voelt?’
Karena staat nog steeds te knikken, te knikken als zo’n hondje op de hoedenplank van een auto, en ze houdt oogcontact omdat ze gelezen heeft dat je dat moet doen in geval van een gijzeling, om je voor je gijzelnemer menselijk te maken. Nu voelt ze aan dat er behoefte is aan een andere reactie, dus ze fluistert: ‘Nee.’
‘Hmm,’ zegt Kevin, ‘nee, dat dacht ik al. Nou, ik zal het je vertellen, ik word er misselijk van. Ik krijg het gevoel dat ik besmet ben, nu ik jullie tweeën bezig heb gezien. Dat ik jullie slachtoffer ben. Weet je, Karena, ik was niet van plan dit te gaan zeggen, maar ik heb al die tijd gevonden dat er iets buitensporigs was aan jou en Charles. Dat er iets niet klopte. En in het begin dacht ik dat dat wellicht iets tweelingachtigs was, snap je? Dat ik er gewoon bizar allergisch op reageerde, zoals mensen soms doen.’
Karena knikt nog maar een keer, dit keer omdat ze weet waar Kevin het over heeft. Al haar hele leven zijn de meeste mensen gefascineerd door het feit dat zij en Charles een tweeling zijn, hebben ze hen altijd met belangstelling en nieuwsgierigheid benaderd. Maar er is ook altijd een handjevol bijgelovigen geweest, mensen die niet beter wisten en wantrouwend waren. Zo mompelde oma Hallingdahl soms iets over het ongeluk van de dubbele dooier. En een van Franks cliënten verbood hun op zijn zuivelboerderij te komen, omdat iedereen volgens hem wist dat je van tweelingen zure melk kreeg. In de tijd van de pioniers werden identieke tweelingen op het platteland soms rondgereden op karren, als een curiositeit. Heel even denkt Karena aan het kalf met de twee koppen in de vitrine van het Great Platte River Road Archway Monument. Het is niet voor het eerst dat ze een freak wordt genoemd.
‘Maar toen hield ik mezelf voor dat ik niet zo belachelijk moest doen,’ gaat Kevin verder, ‘dat ik gewoon jaloers was. Ik wist dat het een uitdaging zou zijn. Ik weet dat de band tussen tweelingen sterker is dan wat dan ook. En als klap op de vuurpijl bleek jouw tweelingbroer toevallig ook nog eens Chuck te zijn. Toch bleef ik mezelf voorhouden dat het gewoon een natuurlijk fenomeen was – jullie zijn gewoon eitjes, toch? Twee eitjes die tegelijkertijd zijn bevrucht, een volkomen natuurlijk proces. Ik snapte maar niet waarom ik zo overgevoelig reageerde als ik jullie tweeën samen zag en ik ging twijfelen aan mijn eigen intuïtie. Maar nu weet ik dat ik het al die tijd bij het rechte eind heb gehad. De moord, die gast die jullie om zeep hebben geholpen, dat is al erg genoeg. Maar dan is er ook nog die rare manier van doen van jullie. Anderen belachelijk maken. Denken dat jullie slimmer zijn. Denk je dat ik niet weet dat jullie tweeën mij achter mijn rug uitlachen, Karena? Denk je dat ik niet weet dat jullie waarschijnlijk een of andere stomme bijnaam voor mij hebben?’
Karena wordt rood. ‘Ik…’ begint ze, maar Kevin schudt zijn hoofd.
‘Ik wil het niet weten,’ zegt hij. ‘Ik wilde je dat vanavond gewoon vertellen. Op het moment dat Chuck besloot dat het wel grappig zou zijn om die grote onthulling te doen. Ik had het gevoel dat ik naar een peepshow zat te kijken. En zo heb ik me al die tijd gevoeld, Karena. Dat jij en je broer jullie gemene tweelingdansje doen en ik het noodzakelijke publiek ben. Jullie idiote éénpersoonspubliek. Nou, ik ben er klaar mee.’
Karena wacht en kijkt hem aan. Kevin strijkt een hand door zijn haar. ‘Nee, ik bedoel dat ik er klaar mee ben,’ zegt hij. ‘Ik ben er echt klaar mee.’
‘Oké,’ zegt Karena. Ze haalt diep adem. ‘Ten eerste, Kevin, zo was het helemaal niet. Het…’
‘Heb je me niet gehoord?’ zegt Kevin. ‘Ik ben er klaar mee. Met jou. Met ons. Het is over en uit.’
Karena schudt haar hoofd. ‘Dat meen je niet,’ zegt ze. ‘Kom op, Kevin. Na alles wat we samen meegemaakt hebben…’
‘Tja,’ zegt Kevin, ‘ook daar ben ik een soort van klaar mee.’ Hij draait zich om en begint de trap weer op te lopen.
‘Kevin, alsjeblieft,’ zegt Karena. ‘Draai je om. Kijk me aan! Is er iets wat ik kan doen?’
‘Je kunt me met rust laten,’ zegt Kevin. ‘Ga naar huis, Karena, naar je broer,’ en hij trekt de deur achter zich dicht.