3

De volgende dag zit Karena tegen elven in de ontvangstruimte van de psychiatrische kliniek van het WMC te wachten op Charles’ arts. Er is veel veranderd sinds de laatste keer dat Karena haar broer op een psychiatrische afdeling heeft bezocht. Deze is chic en beige, met comfortabele banken en een frisdrankautomaat; heel wat anders dan de gebarsten groene muren en tralieramen van het krankzinnigengesticht Black Wing waar hij vroeger zat. Hier staat zelfs een flatscreentelevisie. Wat niet veranderd is, althans niet voor Karena, is haar bijna pijnlijke alertheid, alsof ze probeert alles hier in zich op te nemen, een plek waar ze niets van weet, maar die alle geheimen bevat om haar broer te helpen. Ze gaat kaarsrecht overeind zitten en spert haar neusgaten open als ze de geur van ontsmettingsmiddel ruikt. Het geheugen is een valstrik.

Karena probeert haar e-mail te checken tijdens het wachten, maar ze blijft maar blikken werpen op de deur naar de afdeling. De dokter kan daar nu elk moment doorheen komen om Karena naar Charles te brengen en wat dan? Wat zeg je tegen iemand die je twintig jaar niet gezien hebt? Karena heeft talloze keren geprobeerd het zich voor de geest te halen, maar het enige wat ze ziet is een donkere vlek, als de kern van een eclips. Hoe ziet Charles er nu eigenlijk uit? Tijdens hun adolescentie was hij beeldschoon met zijn gouden lokken, grote bruine ogen en honingkleurige huid – rum-rozijnen en vanille, noemde hun oom Carroll hen altijd. ‘Die heeft een beetje Sioux-bloed in zich,’ zei oma Hallingdahl altijd grimmig over Charles.

Maar twintig jaar is een lange tijd. Charles’ golvende filmsterrenhaar kan dunner geworden zijn en zijn middel dikker. Misschien heeft hij wel helemaal geen haar meer. Voor hetzelfde geld heeft hij misschien wel een krulsnor, tatoeages, littekens, een mank been; weet zij veel. Om de paar minuten laat Karena haar enige foto van Charles uit het plastic hoesje van haar portemonnee glijden. Een kiekje dat gemaakt is in hun voortuin in New Heidelburg op de avond van het schoolbal. Charles had Marie Hauser daarmee naartoe genomen, het sloomste meisje van hun klas, omdat hij wist dat niemand anders haar zou vragen. De enige dans die Marie kende was de polka, en Karena ziet nog steeds helder voor zich hoe haar broer ernstig met zijn date in het rond hopte op het themanummer van dat jaar, ‘Glory of Love’ van Peter Cetera. Op de foto staat Charles naast de Austin Healey van hun vader, die hij een maand later in de prak zou rijden. Hij grijnst zijdelings naar het gras – die brede witte glimlach is het enige wat de tweeling deelt – en draagt een lichtblauwe smoking met een overhemd met roesjes eronder. Zijn haar is kort aan de zijkant en lang aan de achterkant; aan de voorkant is het zo hoog getoupeerd, dat de zon er in banen doorheen schijnt. Hij zal in ieder geval die apenlook niet meer hebben – hoopt Karena.

Ze zit hierover te glimlachen als de afdelingsdeur opengaat en een kleine vrouw verschijnt – de dokter, neemt Karena aan, want ze draagt een witte jas en heeft een klembord in haar hand. Met uitgestoken hand haast ze zich de wachtruimte door. Haar gympen piepen op de vloer. ‘Ik ben dokter Brewster,’ zegt ze, ‘sorry dat ik u heb laten wachten. U moet de zus van Charles Hallingdahl zijn. Ik zie de gelijkenis.’

Karena bergt vlug de foto op, klapt haar laptop dicht en staat op. ‘Karena Jorge,’ zegt ze, terwijl ze de hand van de dokter schudt. ‘Ik ben Charles’ tweelingzus. Knap van u. De meeste mensen zien het niet meteen.’

‘Die lach,’ zegt de dokter, ‘en iets in de ogen.’ Met haar kastanjebruine bobkapsel, helderblauwe blik en een aangenaam hese stem is ze een opvallende verschijning. Toch heeft ze een professionele waakzaamheid over zich, een mentholkoele kalmte als een krachtenveld. Karena lacht naar dokter Brewster met het automatische respect dat ze heeft voor elke beoefenaar van de medische professie, vergezeld van een meer persoonlijke belangstelling. De dokter is ongeveer van Karena’s leeftijd en ooit, voordat Charles’ ziekte en andere factoren haar ervan weerhouden hadden, had Karena overwogen om zelf arts te worden.

‘Zullen we hier praten?’ vraagt de dokter. ‘Of gaat u liever naar mijn kamer?’

Karena kijkt opnieuw naar de deur van de afdeling. ‘Neem me niet kwalijk,’ zegt ze. ‘Ik snap het niet helemaal. Gaan we niet eerst naar Charles?’

‘Hebben ze het u niet verteld?’ vraagt dokter Brewster. Ze werpt een blik over haar schouder, op de verpleegkundige achter de balie, en zegt dan: ‘Uw broer is vanmorgen vroeg ontslagen.’

‘Wat?’ roept Karena uit.

‘Ja, om…’ Dokter Brewster kijkt op haar klembord. ‘Half negen. Ik heb hem zelf ontslagen.’

‘O, nee,’ zegt Karena, ‘niet te geloven.’ En tot haar grote schaamte begint ze te huilen.

Dokter Brewster overhandigt haar een zompig pakje papieren zakdoekjes uit de zak van haar jas en loodst Karena naar een van de banken. ‘Ik denk dat we beter even kunnen gaan zitten,’ zegt ze. Ze laten zich op de bank zakken en de dokter wacht tot Karena klaar is met het deppen van haar ogen en het zo zacht mogelijk snuiten van haar neus.

‘Het spijt me,’ zegt Karena. ‘Ik was niet van plan een scène te maken.’

Dokter Brewster trekt haar wenkbrauwen op alsof ze denkt: we zijn hier op de afdeling psychiatrie. ‘Ik heb het wel erger meegemaakt,’ zegt ze ietwat spottend.

‘Ik ben gewoon ontzettend teleurgesteld,’ zegt Karena. ‘Ik zoek Charles al twintig jaar en nu dit… Zo dichtbij en toch zo ver weg.’ Ze kijkt op haar horloge. Hoe ver kan Charles gekomen zijn in ongeveer drie uur? Best ver. Karena slaakt een diepe zucht en kijkt dan op. ‘Kunt u me alstublieft vertellen waarom hij is ontslagen?’ vraagt ze. ‘Ik dacht dat hij suïcidaal was, of in ieder geval een psychose had…’

Dokter Brewster verroert zich niet, maar haar blik verscherpt. ‘Het is niet gebruikelijk om mensen met een paniekaanval vast te houden,’ zegt ze. ‘Wat brengt u ertoe suïcidaal te zeggen?’

‘Paniekaanval?’ vraagt Karena.

‘Daar hebben we Charles voor behandeld,’ zegt dokter Brewster. ‘Maar blijkbaar mis ik iets.’

Karena schudt haar hoofd. ‘Hij heeft het u niet verteld,’ zegt ze.

‘Wat?’ vraagt de dokter.

‘Mijn broer heeft een bipolaire stoornis,’ zegt Karena. Ze zucht en somt op: ‘Een bipolaire-1-stoornis, maar met rapid cycling, dus snelle en wisselende op elkaar volgende vormen van stemmingen, en de incidentele psychotische episode. Echt een mengelmoesje. In 1984 heeft dokter Amit Hazan van de Mayo Clinic de diagnose gesteld. Later is hij langere tijd opgenomen in de Black Wing, van 1988 tot… Sorry, dat weet ik niet precies. Eind jaren negentig is daar brand geweest en ze zijn hun hele archief kwijtgeraakt. Maar ik weet bijna zeker dat de Mayo zijn gegevens nog wel zal hebben.’

Dokter Brewster maakt snelle aantekeningen op haar klembord. Karena hoort het getik van haar ballpoint. ‘Waarom werd Charles opgenomen?’ vraagt ze.

‘Dat was die zelfmoordpoging,’ zegt Karena.

‘Heeft hij dat daarna nog wel eens geprobeerd?’

‘Niet dat ik weet,’ zegt Karena. Ze huivert en wrijft over het kippenvel op haar armen. De airco staat hier erg hoog. ‘Ik mag graag denken dat ik het wel voel mocht er iets mis zijn, aangezien we een tweeling zijn, maar… ik weet het gewoon niet.’

De dokter kijkt op. ‘U had het over psychoses,’ zegt ze. ‘Charles ziet en hoort dingen die er niet zijn?’

‘Ja,’ zegt Karena. ‘Soms. Heeft hij daar iets over gezegd toen hij binnenkwam? Een bepaalde hallucinatie? Iets over tornadojagen?’

De dokter bladert door haar aantekeningen en schudt haar hoofd. Karena zakt in elkaar op de bank en dwingt zichzelf vervolgens weer rechtop te gaan zitten.

‘Wat is het verband met die tornado’s?’ vraagt de dokter.

‘Dat is wat Charles doet,’ zegt Karena. ‘En hij gaat er het liefst achteraan als hij manisch is. Tenminste, dat was zo. U kunt zich voorstellen dat dat nogal een heidense combinatie is.’

‘Interessant,’ zegt de dokter, bijna binnensmonds. ‘Oké, nog één vraag: kunt u een reden bedenken waarom Charles hier niets over verteld heeft?’

‘Ik weet bijna zeker dat Charles niet vindt dat hij bipolair is,’ zegt Karena. ‘Hij heeft die diagnose nooit geaccepteerd. Hij zei altijd dat hij gewoon slimmer was dan iedereen.’

‘Natuurlijk,’ zegt dokter Brewster, ‘dat klinkt als een manie.’ Ze legt het klembord op haar schoot. ‘Tja, juffrouw Jorge, ik zal u onze kant van het verhaal vertellen,’ zegt ze. ‘Charles heeft helemaal niets van dit alles aan ons verteld. Toen hij bij de Eerste Hulp kwam, dacht hij dat hij een beroerte had.’

‘Ach jee,’ mompelt Karena. ‘O, wilt u alstublieft even wachten?’ Ze haalt haar notitieblokje en pen tevoorschijn en glimlacht naar de dokter. ‘Vindt u het erg als ik aantekeningen maak?’ vraagt ze. ‘Ik kan niets onthouden als ik het niet opschrijf. Beroepsdeformatie.’

‘Nee hoor, geen probleem,’ zegt dokter Brewster, hoewel ze enigszins bedachtzaam naar het notitieblikje kijkt. ‘Ze hebben hem onderzocht, de gebruikelijke testjes gedaan – bloed, giftige stoffen, hersenscan – en toen alles in orde bleek, hebben ze hem aan ons overgedragen in de veronderstelling dat het een paniekaanval was. En Charles had last van kortademigheid, hartkloppingen, duizeligheid enzovoort. Maar uw broer verkeert in een goede fysieke conditie, juffrouw Jorge,’ voegt ze eraan toe, ‘het kostte ons alleen wat tijd om hem ervan te overtuigen dat een gezonde jonge man niet zomaar ineens iets aan zijn hersens kan krijgen. Charles was ervan overtuigd dat hij ging sterven – hij maakte er feitelijk nogal een drama van.’

‘O, vast,’ zegt Karena, terwijl ze dacht: o, Charles. ‘En wat hebt u toen gedaan?’

‘We hebben hem in een plastic zakje laten ademen,’ zegt de dokter met een klein glimlachje. ‘En hem voorgesteld een nachtje ter observatie te blijven. Toen ik hem vanmorgen weer zag, was hij honderdtachtig graden omgeslagen en eiste hij ontslagen te worden. Op dat soort momenten kan ik besluiten iemand nog tweeënzeventig uur vast te houden, wat gebeurt als ik het gevoel heb dat iemand een gevaar voor zichzelf of voor anderen kan zijn. Maar er was absoluut niets wat mij deed vermoeden dat Charles tot die categorie behoorde – sterker nog, dat hij iets anders was dan een jonge man met een milde angststoornis. Ik heb een tijdje met hem gepraat over mogelijke oorzaken en hoe hij ermee om kon gaan, en toen heb ik een recept voor hem geschreven en hem laten gaan.’

Karena’s pen stokt. ‘Wat zei hij over de oorzaken?’ vraagt ze.

‘Dat hij zich de laatste tijd abnormaal gespannen voelde,’ zegt de dokter, ‘en dat hij zich vaak zo voelt rond zijn verjaardag. Misschien omdat jullie gescheiden zijn?’ voegt ze er vriendelijk lachend aan toe.

‘Misschien,’ zegt Karena. Er zijn andere, zeer goede redenen waarom Charles gespannen is rond hun verjaardag, maar die kan ze niet onthullen. Ze stopt haar haar achter haar oren en loopt zuchtend haar aantekeningen door.

‘Oké,’ zegt ze dan. ‘Tja, er zal wel geen enkele manier zijn om hem te achterhalen, hè? Hij is niet aan iemand overgedragen of zo?’

‘Niet na één overnachting,’ zegt dokter Brewster. ‘Niet voor angst.’

Karena wrijft over het plekje boven haar neus. ‘En toen hij binnenkwam?’ vraagt ze. ‘Moest hij een adres geven om opgenomen te worden?’

‘Dat zou u bij de administratie moeten navragen,’ zegt de dokter. Karena knikt. Dat zal ze doen, maar ze weet nu al wat Charles gedaan heeft: het adres van een motel, of een postbusnummer, of een volledig verzonnen adres opgegeven. Adres onbekend, zoals Karena’s ex-man altijd zei.

‘Juffrouw Jorge,’ zegt de dokter vriendelijk. Karena kijkt op. ‘Ik vind het vervelend om u nog meer onder druk te zetten, maar als u er ook maar enigszins kans toe ziet, is het belangrijk dat u Charles zo snel mogelijk terugbrengt. En als dat niet hier kan, dan naar een andere medische voorziening. Op grond van wat u me verteld hebt, moet hij op een totaal andere manier gediagnosticeerd worden. En hoewel ik hier waarschijnlijk voor eigen parochie preek: Charles moet medicijnen hebben en in de gaten gehouden worden.’

‘Weet ik,’ zegt Karena. ‘Ik zal mijn best doen.’

‘Bovendien,’ zegt dokter Brewster, ‘heb ik Charles paroxetine voorgeschreven, aangezien ik niet op de hoogte was van zijn stoornis. Dat is weliswaar een mild antidepressivum, maar als Charles tegen een manische periode aan zit, kan dat hem net dat laatste zetje geven.’

Lekker dan, denkt Karena, maar ze zegt: ‘Dat begrijp ik. Goed dat u het zegt.’

Dokter Brewster staat nu, dus Karena bergt haar notitieblok op, verzamelt haar spullen en komt ook overeind. ‘Dank u, dokter,’ zegt ze. ‘Fijn dat u even tijd voor me hebt vrijgemaakt.’

De dokter loopt met piepende zolen met Karena mee naar de uitgang. Bij de deur wisselen ze visitekaartjes uit. Dokter Brewster krabbelt iets op dat van haar. ‘Mijn privénummer staat op de achterkant,’ zegt ze. ‘Bel me alstublieft als u hem vindt, dag en nacht.’

Karena weet wat een concessie dit is. ‘Dank u wel,’ herhaalt ze. Ze meent het.

‘Hé,’ zegt dokter Brewster als ze de deur voor Karena opendoet, ‘is uw broer echt een tornadojager? Net als die kerels op Discovery Channel?’

‘Ja,’ zegt Karena, want dit is één ding, het enige ding, dat ze zeker weet over Charles. ‘Dat doet hij.’

Dokter Brewster lacht en schudt haar hoofd. ‘Goh,’ zegt ze. ‘Ik kan het me niet eens voorstellen. Ik kom uit Florida, en ik dacht dat het daar flink tekeerging, maar dat is niets vergeleken bij hoe het hier kan spoken. En ik ben wat dat betreft ook een ontzettende lafaard. Zodra de sirene afgaat, zit ik onder de tafel.’

‘Ik ook,’ zegt Karena, geheel naar waarheid. Ze bedankt de dokter nogmaals en loopt de hal in.