27

In het laatste daglicht stonden we in een kringetje – Miranda, Art, Jim O’Conner, Waylon en ik – naar twee lijkenzakken te kijken die op de grond naast mijn pick-up lagen. Daarop, in anatomische volgorde, lagen de skeletten van twee blanke mannen.

Iets aan het eerste skelet – dat waarvan ik overtuigd was dat het schoon, droog bot was geweest, zelfs voor de brand – kwam mij vreemd bekend voor. Ik bekeek het van boven naar beneden en toen weer terug, tot mijn blik ter hoogte van de borst weer op de rechterkant van de ribbenkast viel. ‘De gore klootzak,’ zei ik zachtjes. ‘Miranda, kijk eens goed naar die ribben rechts.’

Ze keek en sperde haar ogen wijd open. ‘De klootzak,’ echode ze. ‘Ik had nooit gedacht dat ik Billy Ray Ledbetter terug zou zien.’

‘Wie is Billy Ray Ledbetter?’ vroeg de sheriff, ‘en waarom denk je dat dit ’m is?’

‘Billy Ray was een jongen wiens autopsie Garland Hamilton in het honderd heeft gestuurd,’ zei ik. ‘Hij werd neergeslagen bij een gevecht in een café en stierf een paar weken later aan een interne bloeding – geperforeerde long. Zijn gekneusde ribben waren gedeeltelijk genezen toen hij stierf.’

‘En hieraan,’ zei Miranda, die de zevende rib van de schikking oppakte, ‘ontbrak een stukje van zo’n tweeënhalve centimeter, ongeveer hier.’ Met de punt van haar troffel ging zij langs een lange buts in het bot.

‘Hoe ter wereld,’ hield O’Conner vol, ‘kwam Billy Ray hier uiteindelijk terecht? Gevechten in cafés en brandende kelders – je zou zeggen dat hij een slecht karma had.’

‘Alle wegen leiden naar Cooke County,’ zei ik. ‘Weet je nog dat het skelet van Leena werd gestolen?’

Hij knikte en keek hopeloos verward.

‘Er werd in diezelfde tijd nog een tweede skelet verduisterd, en dat is dit. Garland Hamilton heeft ze gestolen. Dat van Leena heeft hij waarschijnlijk gewoon meegenomen om zijn sporen uit te wissen, maar dit wilde hij dolgraag hebben, want dit was de zaak die hij zo vreselijk verknoeid had.’

Het eerste skelet dat we hadden gevonden, dat van Ledbetter, intrigeerde me, maar het tweede boeide me pas echt. In tegenstelling tot dat van Ledbetter, leken deze botten afkomstig van een man die nog springlevend was tot het moment dat hij dat niet meer was – het moment waarop hij in de fik vloog en daarna totaal verbrandde. Net als het eerste skelet was dit geroost, dus ik betwijfelde of er nog dna in de botten zou zitten. Maar de breuken hadden dat versplinterde, spiraalvormige uiterlijk dat zo karakteristiek is voor groen bot dat blootgesteld wordt aan intense hitte. Vermengd met de beenderen van de voeten en de enkels lagen er twee dozijn oogjes van een paar laarzen en op elk oogje stond Herman Survivors . Verspreid tussen de botten van het bekken lagen gesmolten klinknagels en een verkoolde rits van een Levi’s, samen met munten, sleutels, de gesp en de metalen punt van een militaire canvas singelband, zij het nu zonder het canvas. ‘Hier is een geschiedkundige voetnoot op zijn plaats die jullie volgens mij niet allemaal kennen,’ zei ik terwijl ik de metalen ceintuurknoop ophield waarop de bedrijfsnaam van de spijkerbroek stond gestanst. ‘Levi’s gebruikte de eerste zestig tot tachtig jaar ook klinknagels in het kruis. Maar ergens in de jaren veertig zat de baas van het bedrijf een keer te dicht bij een kampvuur en vloog zijn kruis in de fik door de klinknagels.’

Miranda begon te lachen. ‘Tweedegraads hotpants – dat vind ik leuk.’ Waylons borstelige wenkbrauwen rezen omhoog bij haar commentaar, maar hij was gis genoeg om zijn mond te houden.

Enkele tientallen centimeters van de verbrijzelde tweede schedel hadden we een brilmontuur gevonden. Dat was geblutst en de glazen waren eruit, maar die bril leek als twee druppels water op de bril die we naast de eerste schedel hadden gevonden. Hij leek ook precies op de bril die ik Garland Hamilton op zijn neus had zien zetten om steekwonden te inspecteren en autopsie-aantekeningen door te nemen. Het moment dat ik had beseft dat het eerste stel beenderen met geen mogelijkheid dat van Garland Hamilton kon zijn, had ik mijn bloeddruk omhoog voelen schieten, maar toen het tweede skelet met de daarbij behorende artefacten aan het licht kwam, was mijn pols weer vertraagd en mijn bloeddruk weer tot nagenoeg normale proporties teruggebracht.

Wij vonden ook de verbogen resten van een Colemanbenzinelamp en een jerrycan van twintig liter, wat een verklaring vormde voor de intense hitte van het vuur. Zo te zien althans, leek het tweede stel resten van Hamilton. De positie van de botten en het letsel dat ze vertoonden, duidden op wat er kon zijn gebeurd in die vurige explosie. Het skelet lag ruggelings, met het gezicht naar boven, alsof het lichaam achterover was gevallen. De botten van het gezicht waren voor het grootste deel weg, evenals beide handen. Een paar dunne draden lagen onder de rest afval, vanaf de buurt waar het lichaam had gelegen tot een klomp gesmolten lood enkele tientallen centimeters verderop. Deze draden, waarvan de isolatie was verbrand maar het koper nog intact, hadden direct op de vloer van de kelder gelegen, waar de temperatuur iets onder het smeltpunt van het metaal was gebleven.

‘Ik denk dat het volgende gebeurd is,’ zei ik tot de groep. ‘Garland Hamilton besluit zijn dood te simuleren met gebruikmaking van dit skelet, maar als medisch expert wist hij dat hij zijn sporen vrij grondig moest uitwissen. Hij besloot dus dynamiet te gebruiken om meer letsel aan de botten te kunnen toebrengen; mogelijk ook om de tanden te vernietigen, zodat we die niet zouden kunnen afzetten tegen gebitsgegevens. Maar ergens, op de een of andere manier, verknoeit hij de zaak als hij de ontstekingskoppen aanbrengt en die accu daar’ – ik wees op de klont lood – ‘heeft de zaak doen afgaan terwijl hij dynamiet in zijn handen had.’

‘En kaboem?’ vroeg Art.

‘Kaboem,’ zei ik, glimlachend om de verwijzing. Ofwel besefte verder niemand dat Art hier Barney Fife citeerde, of de anderen vonden de beuzelende gabber van Andy Griffith geen van allen zo grappig als Art en ik.

‘Het klinkt logisch,’ zei Miranda. ‘Ik zie Garland helemaal voor me, zo glad en slim als hij lijkt, met een staaf dynamiet in de handen, terwijl hij zich voorstelt hoe hij iedereen te slim af gaat zijn. Net voordat hij kortsluiting veroorzaakt met de draden.’

‘En kaboem,’ zei Art weer met een stalen gezicht.

‘Momenteel is dit niet meer dan theorie,’ zei ik. ‘Wij moeten een positieve identificatie zien te krijgen voordat we zekerheid hebben.’

‘En hoe ga je dat dan doen? vroeg Waylon. ‘Die oetlul is compleet verbrand en in de lucht gevlogen.’

O’Conner begon te lachen. ‘Waylon heeft gelijk. Kun je daar nog dna uithalen?’

Ik schudde weifelend mijn hoofd. ‘Weet ik niet. We gaan het natuurlijk proberen, maar de hitte zou het vernietigd kunnen hebben. Ik hoop dat we de gebitsgegevens nog kunnen vergelijken.’ Ik pakte de overblijfselen van het kaakbeen en bestudeerde het van nabij. De onderkaak was door de klap aan splinters gevlogen en de meeste tanden ontbraken. De bovenkaak was in net zo’n slechte staat, en dat was niet zo vreemd omdat het gezicht – de jukbeenderen, het neusbeen, de broze botjes van de oogkassen – vrijwel door de explosie waren vernietigd. Al met al bevatten de overgebleven resten van de boven- en onderkaak nog net vijf tanden. Maar daarvan waren er wel twee gevuld, dus ik had goede hoop dat ik genoeg had om te kunnen vergelijken met de gebitsgegevens van Hamilton.

‘Doc?’ O’Conner keek nadenkend. ‘Dit is misschien een domme vraag, maar ik ga hem toch stellen.’

‘Er bestaan geen domme vragen, Jim. Dat houd ik mijn studenten op vrijwel elk college voor.’

‘Oké. Laten we ervan uitgaan dat je gelijk hebt,’ zei hij, ‘en dat Hamilton een skelet heeft gebruikt ter vervanging van zichzelf.’ Ik knikte.

‘Hoe komt het dan dat die botten in een gevechtshouding lagen? Als er geen spieren aan zitten dan is er toch niks om de armen en benen te buigen, wel?’

Ik overwoog O’Conners vraag eventjes en besefte dat hij mij aan het twijfelen bracht. Niet door de vraag op zich maar door het besef dat ik mezelf diezelfde vraag uren geleden ook al had gesteld en beantwoord, zonder dat ook maar bewust te merken. ‘God is zichtbaar in details,’ zei ik, meer tegen mezelf dan tegen O’Conner. ‘Of de duivel. Hij moet geweten hebben dat hij ze zo moest neerleggen.’

‘Hoe kun je daar zo zeker van zijn?’ vroeg O’Conner.

Miranda sprak voordat ik de kans kreeg. ‘Ik weet het! Ik weet het!’ riep ze, waardoor ze meer leek op een middelbare schoolmeisje dan op een studente. ‘Omdat hij en doctor B. hebben samengewerkt bij die brandzaak, die waarin die vent in zijn bed werd verbrand met zijn handen achter zijn rug gebonden.’

‘Dat is het,’ zei ik, ‘hij moet geweten hebben dat ik dat wist, maar hij herinnerde zich niet hoe ik het wist.’

Art stak zijn handen op bij wijze van gespeelde overgave. ‘Oké, ik geef het op,’ zei hij, ‘jullie zijn net tweelingen, met een of andere geheimtaal die alleen jullie kennen. Ik weet dat ik dat had moeten begrijpen, maar ik was vergeten het me te herinneren.’

‘Nee, ik begrijp het,’ zei de sheriff lachend. ‘Als hij slim genoeg is om botten aan te kleden en die Colemanlamp en die jerrycan te gebruiken, is hij ook slim genoeg om ervoor te zorgen dat het lijkt alsof die armen en benen gebogen zijn.’

Het laatste halfuur daglicht gebruikten wij om de botten en de artefacten in zakken te stoppen, lang nadat het overvalsteam en de spuitgasten weg waren. De botten waren snel gedroogd in de hitte van de dag, toen we ze eenmaal uit de natte as hadden gevist, schoongeborsteld en op de zeven gelegd. De natte as die de vloer van de kelder bedekte begon nu ook droog te bakken, en vormde een korst die bijna net zo hard was als beton, dus ik was blij dat we vroeg begonnen waren om het skeletmateriaal eruit te halen voordat alles eromheen gestold was. We borstelden de botten nog eens lichtjes af met zachte borstels en deden ze toen voorzichtig in bruinpapieren bewijszakken. Eén stel zakken bevatte het droog bottenskelet waarvan ik wist dat het een lokeend was. In het andere zat het groen bottenskelet waarvan ik vurig hoopte dat het van Garland Hamilton was.