XII

Aanvankelijk dienden volgens het bevel van de Reichsführer-SS alle door de afdeling Eichmann naar Auschwitz getransporteerde Joden zonder uitzondering te worden vernietigd. Dat gebeurde ook bij de Joden uit het gebied Opper-Silezië, maar al bij de eerste transporten van Duitse Joden kwam het bevel dat alle Joden die nog konden werken, zowel mannen als vrouwen, moesten worden geselecteerd en in het kamp tewerkgesteld bij de wapenproductie. Dat gebeurde nog voor het opzetten van het vrouwenkamp, want de noodzaak om in Auschwitz een vrouwenkamp op te zetten, ontstond pas door dat bevel.

De selectie van de Joden die konden werken, diende te worden verricht door SS-artsen. Zelf was ik van mening dat alleen echt gezonde en sterke Joden met dat doel mochten worden geselecteerd. De selectie ging als volgt: de wagons werden een voor een gelost. Nadat ze hun bagage hadden neergelegd, moesten de Joden achter elkaar langs een SS-arts lopen, die in het voorbijgaan besliste wie er geschikt was. Wie nog kon werken, werd in kleine groepen onmiddellijk naar het kamp overgebracht. Gerekend over alle transporten betrof dat een percentage van vijfentwintig tot dertig procent, maar dat wisselde sterk. Joodse artsen en verplegend personeel werden zonder uitzondering naar het kamp overgebracht.

Al bij de eerste verbrandingen in de openlucht bleek dat dit op den duur niet vol te houden zou zijn. Bij slecht weer of harde wind was de geur van de verbranding tot vele kilometers in de omtrek waar te nemen, met als gevolg dat de hele bevolking van de omgeving over de Jodenverbrandingen praatte. Bovendien maakte de luchtafweer bezwaar tegen de vanuit de lucht van verre zichtbare nachtelijke vuren. Maar er moest ook ’s nachts worden verbrand om de aankomende transporten niet tegen te hoeven houden. Bovengenoemde redenen leidden ertoe dat er koortsachtig en met alle middelen werd gewerkt aan de bouw van de beide grote crematoria, waarna in 1943 nog twee kleinere installaties volgden.

De twee grote crematoria i en ii werden in de winter van 1942/43 gebouwd en in het voorjaar van 1943 in gebruik genomen. Allebei hadden ze vijf driekamerovens en konden binnen vierentwintig uur circa tweeduizend lijken verbranden. Het was verbrandingstechnisch niet mogelijk de capaciteit op te voeren. De beide crematoria i en ii hadden onderaards gelegen uitkleed- en vergassingsruimtes, die geventileerd konden worden. De lijken werden met een lift naar de boven die ruimtes gelegen ovens gebracht. De vergassingsruimtes hadden elk een capaciteit van drieduizend mensen. Die aantallen werden echter nooit gehaald, omdat immers de afzonderlijke transporten nooit zo omvangrijk waren.

De twee kleinere crematoria iii en iv moesten volgens de berekening van het aannemersbedrijf Topf in Erfurt elk binnen vierentwintig uur vijftienhonderd mensen kunnen verbranden. Weldra bleek echter dat de lichtere bouwwijze van de ovens, ieder bestaande uit twee vierkamerovens, daar niet op berekend was. Crematorium iii viel na korte tijd helemaal uit en is later nooit meer gebruikt. iv moest verscheidene keren worden stilgelegd omdat na een korte verbrandingsduur van vier tot zes weken de ovens of de schoorsteen uitgebrand waren.

De provisorische installatie i werd in het begin van bouwfase iii van kamp Birkenau afgebroken. Installatie ii, later aangeduid als ‘buiteninstallatie’ of bunker v, was tot op het laatst in gebruik, en wel als reserve bij storingen in de crematoria i tot en met iv. Kwamen de treinen te snel achter elkaar binnen, dan werden de vergassingen overdag in v uitgevoerd, de ’s nachts aankomende transporten in i tot en met iv. Toen er nog dag en nacht verbrand kon worden was de verbrandingsmogelijkheid bij v praktisch vrijwel onbeperkt. Door de vijandelijke luchtactiviteiten vanaf 1944 mocht er ’s nachts niet meer gebrand worden. Het totale aantal vergassingen en verbrandingen in vierentwintig uur lag op alle locaties iets boven de negenduizend behalve bij iii in de zomer van 1944 tijdens de Hongarije-actie, toen er vanwege treinvertragingen in plaats van de geraamde drie treinen binnen vierentwintig uur vijf treinen binnenkwamen, die bovendien nog voller waren.

Het aantal in Auschwitz ter vernietiging aangevoerde Joden heb ik in vroegere verhoren aangegeven met tweeënhalf miljoen. Dat aantal is afkomstig van Eichmann. Zelf heb ik het totale aantal nooit geweten, en ik heb ook geen aanknopingspunten om het te kunnen weergeven. Ik acht het aantal van tweeënhalf miljoen veel te hoog. Ook in Auschwitz was er een grens aan de mogelijkheden tot vernietiging. De aantallen van voormalige gevangenen berusten op fantasie en missen elke grondslag.