1
ii Juni, Barat, Turkije
‘Kom naar buiten, Sarah,’ schreeuwde Boyd, die voor het huis stond. ‘Die muur staat op instorten.’
‘Monty heeft iets gevonden.’ Sarah liep heel voorzichtig naar de berg puin waarbij de golden retriever stil was blijven staan. ‘Rustig aan, kerel. Heel rustig.’
Kind?
‘Hoe weet ik dat nou?’ Monty hoopte altijd dat het een kind zou zijn. Hij was dol op kinderen en al die verdwenen en gewonde zieltjes werden hem af en toe bijna te veel. Dat gold trouwens ook voor haar, dacht Sarah vermoeid. Het was altijd het naarst om kinderen en oude mensen te vinden. Zij overleefden dit soort rampen bijna nooit. De aarde beefde, muren stortten in en levens werden weggevaagd alsof ze nooit hadden bestaan.
Weg.
‘Weet je dat zeker?’
Weg.
‘Oké.’ Ze klopte Monty even afwezig op de kop terwijl ze naar het puin staarde. De tweede verdieping van het huisje was omlaag gekomen en de kans dat er onder al die troep nog iemand zou leven, was vrijwel minimaal. Ze hoorde niemand kreunen of huilen. Het zou onverantwoordelijk zijn om nog iemand anders van de reddingsploeg naar binnen te roepen. Eigenlijk moest ze zelf ook naar buiten.
Kind?
Ach, verrek, wat maakte het uit? Dit was pure tijdverspilling. Ze wist dat ze toch niet weg zou gaan voor ze alles grondig had doorzocht. Ze pakte een krukje op en gooide het aan de kant. ‘Ga naar Boyd toe, Monty.’
De retriever ging zitten en keek haar aan.
‘Ik probeer je constant aan je verstand te brengen dat je een beroepskracht bent. Dat betekent verdomme ook dat je bevelen moet opvolgen.’
Wachten.
Ze smeet een kussen opzij en trok aan de fauteuil. Jezus, wat een zwaar kreng. ‘Je kunt me nu niet helpen.’
Wachten.
‘Kom naar buiten, Sarah,’ schreeuwde Boyd opnieuw. ‘Dat is een bevel. Het is al vier dagen geleden gebeurd. Je weet best dat je daar waarschijnlijk toch geen overlevenden meer vindt.’
‘Na twaalf dagen leefde die man die we in Tegucigalpa hebben gevonden ook nog. Roep Monty alsjeblieft, Boyd.’
‘Monty!’
Monty verroerde zich niet. Ze had niet anders verwacht, maar ze moest het toch proberen. ‘Stomme hond.’
Wachten.
‘Als je daar blijft, kom ik naar binnen om je te helpen,’ zei Boyd. ‘Nee. Ik kom er zo aan.’ Sarah wierp een argwanende blik op de zuidmuur en bleef vervolgens net zolang aan het matras rukken tot het opzij schoof. ‘Ik kijk alleen nog even rond.’
‘Ik geef je nog drie minuten.’
Drie minuten.
Ze begon driftig aan het met houtsnijwerk versierde hoofdeinde van het bed te trekken.
Monty jankte.
‘Ssst.’ Ze slaagde er eindelijk in het opzij te duwen.
En toen zag ze de hand.
Zo’n tenger handje dat een rozenkrans vastklemde…
‘Een overlevende?’ vroeg Boyd toen Sarah het huis uit kwam. ‘Moeten we een ploeg naar binnen sturen?’
Ze schudde dof haar hoofd. ‘Dood. Een tienermeisje. Een dag of twee, denk ik. Daar hoeft niemand zijn nek voor te riskeren. Markeer alleen de plek maar.’ Ze haakte Monty’s lijn aan zijn halsband. ‘Ik ga terug naar de caravan. Ik moet Monty hier weg zien te krijgen. Je weet hoe overstuur hij hiervan raakt. Ik kom over een paar uur wel weer terug.’
‘Ja, het is ook echt alleen je hond die overstuur raakt.’ Boyds stem droop van sarcasme. ‘Daarom sta jij hier ook zo te trillen.’
‘Ik voel me prima.’
‘Ik wil niet dat je voor morgenochtend een stap buiten die caravan zet. Je hebt al zesendertig uur niet meer geslapen. Je weet best dat oververmoeide reddingswerkers niet alleen zichzelf maar ook de mensen die ze proberen te helpen in gevaar brengen. Het was echt ongelooflijk stom van je om dat risico te nemen. Meestal ben je verstandiger.’
‘Monty wist zeker dat er iemand…’ Waarom ging ze met hem in discussie? Hij had gelijk. Er was maar één manier om dit soort situaties het hoofd te bieden: door je aan de regels te houden en niet impulsief te reageren. Ze was buiten haar boekje gegaan. ‘Het spijt me, Boyd.’
‘Dat zou ik ook denken.’ Hij keek haar nijdig aan. ‘Je bent een van mijn beste mensen en ik wil niet dat je op non-actief wordt gezet omdat je naar je hart luistert in plaats van je gezonde verstand te gebruiken. Je hebt niet alleen jezelf in gevaar gebracht, maar ook je hond. Wat had je moeten beginnen als die muur was ingestort en Monty had gedood?’
‘Dat zou Monty niet gedood hebben. In dat geval had ik me boven op Monty laten vallen en dan hadden jullie die muur van mijn rug kunnen plukken.’ Ze glimlachte even. ‘Ik weet best wie de belangrijkste van ons tweeën is.’
‘Leuk hoor.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar ik vrees dat het geen grapje was.’
‘Nee.’ Ze wreef in haar ogen. ‘Ze had een rozenkrans in haar hand, Boyd. Die heeft ze vast gepakt toen de aardbeving begon. Maar dat heeft haar niet veel geholpen, hè?’
‘Ik denk het niet.’
‘Ze leek niet veel ouder dan zestien jaar en ze was zwanger.’
‘Shit.’
‘Ja.’ Ze gaf een rukje aan Monty’s lijn. ‘Over een poosje zijn we weer terug.’
‘Je hebt niet goed geluisterd. Ik heb de leiding over deze zoekactie, Sarah. En ik wil dat je rust neemt. Waarschijnlijk hebben we alle overlevenden inmiddels wel gevonden. Ik verwacht dat we morgen het bevel zullen krijgen om onze werkzaamheden te staken. Laat de Russische ploeg de doden maar bergen.’
‘Dat is dan een extra reden om nog harder door te werken. Bij die Russische honden is er niet één met zo’n neus als Monty. Je weet best dat hij tot ongelooflijke dingen in staat is.’
‘Je doet het zelf ook niet zo slecht. Weet je dat de andere leden van de ploeg bijna durven te wedden dat jij de gedachten van die hond kunt lezen?’
‘Wat stom. Ze hebben allemaal een nauwe band met hun hond. Ze weten toch dat je dat automatisch krijgt als je altijd samen bent met een dier?’
‘Maar bij jou is het toch anders.’
‘Waar hebben we het eigenlijk over? Het enige dat telt, is dat Monty uniek is. Hij heeft vaker overlevenden gevonden als iedereen de moed al had opgegeven. Misschien vindt hij er vandaag nog meer.’
‘Dat lijkt me heel onwaarschijnlijk.’
Ze liep weg.
‘Ik meen het, Sarah.’
Ze keek even achterom. ‘En wanneer heb jijzelf voor het laatst geslapen, Boyd?’
‘Dat gaat je geen donder aan.’
‘Dus de regels die voor mij gelden, gelden niet voor jou? Ik zie je over een paar uurtjes wel weer.’ Achter haar hoorde ze hem vloeken terwijl ze tussen het puin door voorzichtig op weg ging naar de rij caravans onder aan de heuvel. Boyd Medford was een beste vent, een prima ploegleider, en alles wat hij had gezegd was volkomen redelijk geweest. Maar soms was ze niet in staat om haar gezonde verstand te gebruiken. Te veel doden. Te weinig overlevenden. O god, al die lijken…
Die rozenkrans…
Had dat arme meisje nog tijd gehad om voor haar eigen leven en dat van haar kind te bidden voordat ze verpletterd werd? Waarschijnlijk niet. Aardbevingen konden alles in een mum van tijd met de grond gelijkmaken. Misschien kon ze maar beter hopen dat het een snelle dood was geweest en dat het meisje niet had geleden.
Monty drukte zich tegen haar been aan. Verdrietig.
‘Ik ook.’ Ze deed de deur van de caravan voor Monty open. ‘Maar dat soort dingen gebeurt. Misschien gaat het de volgende keer anders.’
Verdrietig.
Ze vulde Monty’s drinkbak. ‘Ga maar even drinken, kerel.’
Verdrietig. Hij ging voor de metalen bak liggen.
Hij zou zo wel gaan drinken, maar ze zou nog een uur of twee wachten voor ze hem iets te eten gaf. Hij was veel te overstuur om te eten. Hij zou er nooit aan wennen om doden op te sporen.
En dat gold ook voor haar.
Ze ging naast Monty op de grond zitten en sloeg haar armen om hem heen. ‘Alles komt best weer in orde,’ fluisterde ze. ‘Misschien vinden we straks wel weer een levend jongetje, net als gisteren.’ Was dat gisteren geweest? Als ze bezig waren met een zoekactie kostte het haar moeite om de dagen van elkaar te onderscheiden. ‘Je herinnert je dat kindje toch nog wel, Monty?’
Kind.
‘Hij dankt het aan jou dat hij nog in leven is. Daarom moeten we ermee doorgaan. Ook al doet het ons nog zoveel verdriet.’ En jezus, dat was ook zo. Het deed haar verdriet dat Monty nu zo overstuur was, bijna evenveel verdriet als de herinnering aan dat meisje met die rozenkrans. Net als de wetenschap dat er waarschijnlijk geen andere overlevenden meer zouden worden gevonden.
Maar waarschijnlijk wilde nog niet zeggen dat het al vaststond. Zolang je het bleef proberen, was er altijd een sprankje hoop. Ze sloot haar ogen. Ze was moe en ze had overal spierpijn. Nou en? Later zou ze tijd genoeg hebben om lekker uit te rusten. Nu moest ze gewoon een paar uurtjes gaan slapen, dan zou ze wel weer verder kunnen. ‘Kom op, laten we maar even een dutje gaan doen.’ Ze ging languit naast de retriever liggen. ‘Daarna gaan we weer kijken of er ergens in deze ellendige puinhoop nog iemand in leven is.’
Monty jankte zacht toen hij zijn kop op zijn voorpoten legde. ‘Ssst.’ Ze drukte haar gezicht in zijn vacht. ‘Alles is goed.’ Dat was helemaal niet waar. De dood was nooit goed. ‘We zijn bij elkaar. We doen ons werk. We moeten het nog een paar daagjes volhouden. Dan gaan we weer terug naar de ranch.’ Ze streelde hem over zijn kop. ‘Daar zul je wel blij om zijn, hè?’
Verdrietig.
Hij had verdriet, maar het was niet zo erg als gewoonlijk. Incidentele gevallen kon hij soms veel moeilijker verwerken. Niet dat de overstelpende hoeveelheid doden waarmee hij bij een grote ramp werd geconfronteerd hem ongevoelig maakte. Omdat ze dan onafgebroken door moesten werken kwam de reactie pas later. Over een paar uur zou hij wel weer verder kunnen.
Maar gold dat ook voor haar?
Ze voelde zich prima. Precies zoals ze tegen Boyd had gezegd. De laatste dagen waren altijd het naarst. Als het laatste sprankje hoop verdween, de wanhoop steeds groter werd en je hele hoofd en hart zo vol verdriet raakten, dat je het bijna niet meer uithield.
Maar ze hield altijd vol. Dat moest wel, want er was altijd nog een kans dat er ergens iemand op je lag te wachten. Iemand die verloren zou zijn als Monty en zij haar niet zouden vinden.
Monty draaide zich om en ging op zijn zij liggen. Slapen.
‘Ja, dat moeten we inderdaad.’ Slaap maar lekker, vriend, dat ga ik ook doen.
Om de herinnering aan de rozenkrans en het ongeboren kind van zich af te zetten.
Om niet langer aan de dood te denken. Om weer wat hoop te krijgen. ‘Alleen maar even een dutje…’
12 juni, Santo Camaro, Colombia
‘Hoeveel doden?’ vroeg Logan.
‘Vier.’ Castleton kneep zijn lippen grimmig op elkaar. ‘En twee mannen in het plaatselijke ziekenhuis die er ernstig aan toe zijn. Kunnen we nu weg? Er hangt hier zo’n stank dat ik de neiging krijg om te gaan kotsen. Ik voel me hartstikke schuldig. Ik ben degene die Bassett voor dit karwei heeft aangenomen. Ik vond hem aardig.’
‘Zo meteen.’ Logans blik dwaalde over de uitgebrande puinhopen van wat ooit een hypermodern laboratorium was geweest. Het was nog maar drie dagen geleden gebeurd, maar de jungle begon alweer op te dringen. Er schoten grassprietjes op tussen de ingestorte balken en vanaf de bomen eromheen kwamen slingerplanten aangekropen om de plek in een lugubere omhelzing te sluiten. ‘Heb je nog iets van Bassetts werk kunnen redden?’
‘Nee.’
Logan keek neer op de donkerrode kornalijnen scarabee die hij in zijn hand had. ‘En Rudzak heeft dit vanmorgen voor me achtergelaten?’
‘Ik denk tenminste dat het Rudzak is geweest. Het lag voor mijn deur met jouw naam erop.’
‘Dan is het van Rudzak.’
Castleton wendde zijn ogen af van de scarabee en keek Logan aan. ‘Bassett heeft een vrouw en een kind. Wat ga je tegen hen zeggen?’
‘Niets.’
‘Hoe bedoel je, niets? Je moet ze toch vertellen wat er met Bassett is gebeurd.’
‘En wat moet ik ze dan precies vertellen? We weten niet wat er met hem is gebeurd. Nog niet.’ Hij keerde zich om en liep terug naar de jeep.
‘Rudzak zal hem vermoorden,’ zei Castleton terwijl hij achter Logan aan liep.
‘Dat zou kunnen.’
‘Dat weet je best.’
‘Ik denk dat hij eerst zal proberen om een deal te sluiten.’
‘Losgeld?’
‘Dat kan. Hij wil iets, anders had hij niet de moeite genomen om Bassett gevangen te nemen.’
‘En ben je dan van plan om met die smeerlap te gaan onderhandelen? Na alles wat hij jouw mensen heeft aangedaan?’
‘Ik zou nog met de duivel in eigen persoon onderhandelen als ik op die manier krijg wat ik wil.’
Castleton had geen ander antwoord verwacht. John Logan was niet een van de belangrijkste zakenlieden ter wereld geworden door problemen uit de weg te gaan. Hij had met zijn computerfirma en met andere ondernemingen al voor zijn veertigste miljarden verdiend.
En hij had het leven van een aantal wetenschappers in de waagschaal gesteld om de enorme revenuen te innen die dit project zou opleveren. Er waren mensen die beweerden dat alleen iemand die volkomen gewetenloos was dit lab zou hebben laten bouwen terwijl hij heel goed wist welke consequenties dat zou… ‘Zeg het maar.’ Logan keek hem strak aan. ‘Gooi het er maar uit.’
‘Je had het nooit mogen doen.’
‘Iedereen die hier werkte, heeft daar zelf voor gekozen. Ik heb ze nooit een rad voor de ogen gedraaid over wat hun hier te wachten stond. Zij vonden het een aanvaardbaar risico.’
‘Ik vraag me af wat ze dachten toen ze door die kogels geraakt werden. Denk je dat ze het toen nog steeds een aanvaardbaar risico vonden?’
Logan vertrok geen spier. ‘Ach verrek, wie weet nu wat belangrijk genoeg is om voor te sterven? Wil je ermee kappen, Castleton?’
Ja, hij wilde ermee kappen. De toestand werd levensgevaarlijk en veel te ingewikkeld. Daar kon hij niet goed tegen en hij vervloekte de dag dat hij zich ermee had ingelaten. ‘Stuur je me de laan uit?’
‘Geen denken aan. Ik heb je nodig. Jij weet hoe de zaken hier aangepakt moeten worden. Daarom heb ik je ook in eerste instantie in dienst genomen. Maar ik zou het best begrijpen als je ermee wilt kappen. Dan betaal ik je gewoon en laat je gaan.’
‘Dan laat je me gaan?’
‘Ik zou ook een manier kunnen verzinnen om je aan het werk te houden,’ zei Logan vermoeid. ‘Als je iets echt wilt, lukt dat altijd. Je hoeft alleen maar te beslissen hoe ver je daarvoor wilt gaan. Maar je hebt goed werk voor me verricht en ik heb geen zin je te dwingen om door te gaan. Ik probeer wel iemand anders te vinden.’
‘Niemand kan me dwingen iets te doen wat ik niet wil.’
‘Doe wat je niet laten kunt.’ Logan stapte in de jeep. ‘Breng me maar terug naar het vliegveld. Ik moet aan de slag. Denk je dat ik problemen krijg met de plaatselijke politie?’
‘Je weet wel beter. Deze heuvels liggen midden in het drugsgebied. Het is niet veilig om allerlei vragen te stellen. De politie kijkt gewoon de andere kant op.’ Hij glimlachte bitter terwijl hij de jeep startte. ‘Daarom heb je dat lab toch juist hier laten bouwen?’
‘Ja.’
‘En ze zullen je ook niet helpen om Bassett weer uit handen van Rudzak te krijgen. Hij is zo goed als dood.’
‘Als hij nog niet dood is, haal ik hem weer terug.’
‘Hoe? Met geld?’
‘Ik ben tot alles bereid.’
‘Je hebt geen schijn van kans. Ook al betaal je losgeld, dan kan Rudzak hem nog best vermoorden. Je mag niet verwachten dat…’
‘Ik haal hem weer terug.’ Logans stem trilde plotseling van woede. ‘Luister goed naar me, Castleton. Jij mag dan denken dat ik een klootzak ben, maar ik schuif m’n verantwoordelijkheden niet af. Het waren mijn werknemers die hier zijn gestorven en ik wil de mensen die dat op hun geweten hebben in handen krijgen. En als je denkt dat ik zal toestaan dat ze Bassett vermoorden of misbruiken om mij een hak te zetten, vergis je je. Ik zal hem vinden.’
‘Midden in de jungle?’
‘Al was het midden in de hel.’ Logans stem klonk vlijmscherp. ‘Jij blijft maar zeuren dat je het zo erg vindt en dat ik me schuldig zou moeten voelen. Nou, ik heb geen tijd voor schuldgevoelens. Ik weet uit ervaring dat die je alleen in de weg zitten. Jij doet maar wat je niet laten kunt, maar vertel me niet dat iets onmogelijk is tot je een vergeefse poging hebt gedaan en het daarna nog een keer hebt geprobeerd. Ik weiger om me erbij neer te leggen.’
‘Je hoeft je er ook niet bij neer te leggen. Ik vraag je niet om…’ Hij keek Logan plotseling strak aan. ‘Je probeert me in een hoek te drijven.’
‘O ja?’
‘Dat weet je donders goed.’
‘Heel slim van je. Maar dat had je kunnen verwachten. Ik ben net zo meedogenloos als je denkt en ik heb al gezegd dat ik je nodig heb.’
Castleton zweeg even. ‘Denk je echt dat je een kans hebt om Bassett te redden?’
‘Als hij nog in leven is, haal ik hem terug. Wil je me helpen?’
‘Wat wil je dat ik doe?’
‘Wat je constant hebt gedaan. Mensen omkopen en voor mijn personeel zorgen. Tussen twee haakjes, ik wil dat ze zo gauw mogelijk uit dat ziekenhuis worden weggehaald en naar huis worden gestuurd. Ze zijn daar veel te kwetsbaar.’
‘Ik was toch al van plan om dat te regelen.’
‘En hou je oren open en je mond dicht. Als ik niet in de buurt ben, zal Rudzak waarschijnlijk proberen eerst met jou contact op te nemen.’ Hij glimlachte vals. ‘Maak je geen zorgen, ik vraag je niet om je nek te riskeren. Je bent in andere opzichten veel te waardevol voor me.’
‘Ik ben geen lafaard, Logan.’
‘Nee, maar dit gaat je boven je macht. Ik zorg altijd voor de juiste man op de juiste plaats. Ik verzeker je dat ik geen moment zou aarzelen om je erbij te betrekken als dat volgens mij nodig was.’
Castleton geloofde hem onmiddellijk. Hij had Logan nog nooit zo meegemaakt. Meestal verborg hij die keiharde meedogenloosheid onder een laagje charme. Plotseling herinnerde hij zich allerlei verhalen over de duistere praktijken uit Logans beginjaren die hij in Azië had doorgebracht. Als hij nu naar Logan keek, kon hij zich heel goed voorstellen dat die wilde verhalen over smokkelpraktijken en de gewelddadige machtsstrijd met plaatselijke bendes die hem tegen betaling in ‘bescherming’ hadden willen nemen meer waarheid dan verzinsels bevatten.
‘En?’
‘Goed.’ Castleton liet zijn tong langs zijn lippen glijden. ‘Ik blijf wel.’
‘Mooi zo.’
‘Maar niet vanwege dat hele verhaal van jou. Ik voel me alleen zo schuldig als de pest omdat ik in de stad was toen het gebeurde en niet hier. Misschien had ik iets kunnen doen om te voorkomen…’
‘Stel je niet aan. Dan zou jij ook dood zijn geweest. Maar goed, ken jij misschien een of andere contactpersoon van Rudzak die we aan de tand zouden kunnen voelen?’
‘Het gerucht gaat dat er een dealer in Bogota is, een zekere Ricardo Sanchez, die als bemiddelaar fungeerde tussen Rudzak en het Mendez-kartel.’
‘Zorg dat je die vent vindt. Doe er alles aan. Ik wil weten waar het kamp van Rudzak zich bevindt.’
‘Ik ben geen boef, Logan.’
‘Zou het dan tegen je tere gevoel van fatsoen indruisen om een zware jongen in de arm te nemen?’
‘Je hoeft niet sarcastisch te worden.’
‘Nee, dat is inderdaad niet nodig,’ zei hij vermoeid. ‘Als ik niet zo in tijdnood zat, zou ik zelf wel naar Bogota gaan om Sanchez onder druk te zetten. Maar dat maakt niet uit, ik heb wel iemand die precies kan uitzoeken wat ik wil weten.’
‘Ik hoop dat je slaagt.’
‘Ik ook. Maar zelfs als blijkt dat Sanchez ons niet kan helpen, zal ik Bassett toch wel vinden.’
Castleton schudde zijn hoofd. ‘Je vindt hier in de buurt niemand die bereid is je te vertellen waar hij is, of die in de jungle naar hem op zoek zal willen gaan.’
‘Dan vind ik hem zelf wel.’
‘Hoe dan?’
‘Ik ken iemand die me waarschijnlijk wel zal kunnen helpen,’ zei Logan grimmig.
‘De juiste persoon voor het juiste werk?’
‘Precies.’
‘Dan mag onze lieve heer hem wel een handje helpen.’
‘Het is geen man.’ Logan keek nog één keer om naar de ruïne achter hem. ‘Het is een vrouw.’
Op hetzelfde moment dat zijn zakenjet opsteeg van het vliegveld van Santo Camaro, belde Logan zijn persoonlijke assistente, Margaret Wilson. ‘Haal de gegevens van Sarah Patrick te voorschijn.’
‘Patrick?’ Logan zag in gedachten hoe Margaret het archief dat ze in haar hoofd had, doorbladerde. ‘O, die hondenjuffrouw. Een maand of zes geleden heb ik haar antecedenten toch al nagetrokken? Ik dacht dat ze toen had gedaan wat je van haar wilde.’
‘Dat is ook zo. Maar nu heb ik haar weer voor iets anders nodig.’
‘En je kunt niet weer met dezelfde argumenten aankomen?’
‘Dat zou best kunnen. Maar deze toestand is nogal gecompliceerd. Ik wil alle gegevens nog eens nalezen, omdat ik waarschijnlijk alles wat we van haar weten nodig zal hebben. Niet alleen hoe ik haar naar mijn pijpen kan laten dansen.’
‘Volgens mij krijgt niemand Sarah Patrick zo ver dat ze naar zijn pijpen danst,’ zei Margaret koel. ‘En ik zou graag meemaken dat je het deksel op de neus krijgt, John. Ik heb zo’n idee dat je de vorige keer gewoon geluk hebt gehad. Het zou je verdiende loon zijn als je…’
‘Hou op met dat gekat, Margaret,’ zei hij zuchtend. ‘Ik heb nu geen zin om me te verdedigen.’
‘Waarom niet?’ Ze was even stil. ‘Is Bassett dood?’
‘Nee, dat geloof ik niet. Hij leefde nog toen ze hem gevangennamen.’
‘Shit.’
‘Ik heb die gegevens nodig, Margaret.’
‘Over vijf minuten. Wil je een fax of zal ik je alles telefonisch doorgeven?’
‘Bel maar terug.’ Logan verbrak de verbinding, leunde achterover in zijn stoel en sloot zijn ogen.
Sarah Patrick.
In gedachten zag hij haar voor zich: kort donker haar dat glansde in de zon, hoge jukbeenderen, een olijfkleurige huid en een slank, atletisch lichaam. Een gezicht dat eerder interessant dan knap was en een verstand dat even scherp was als haar tong. Aan die scherpte had hij zich meer dan eens geërgerd tijdens die periode in Phoenix. Sarah was niet iemand om te vergeven en te vergeten. Maar ze was alleen tegenover hem zo scherp geweest. Nadat Logan Sarah had gedwongen om met Eve Duncan samen te werken, was ze goede maatjes geworden met Eve en met Joe Quinn. En volgens Eve was het drietal nog steeds goede vrienden. Ze had hem vorige maand opgebeld en hem verteld dat Sarah bij hen in Atlanta op bezoek was geweest en dat…
Zijn telefoon ging over.
‘Sarah Elizabeth Patrick,’ zei Margaret. ‘Achtentwintig. Half Apache-indiaans, half Iers. Opgegroeid in Chicago, met uitzondering van de zomers die ze samen met haar vader in het reservaat doorbracht. Haar ouders zijn allebei overleden. Sarah was nog een kind toen haar vader stierf, haar moeder is vijf jaar geleden doodgegaan. Hoog IQ. Ze heeft diergeneeskunde gestudeerd aan de staatsuniversiteit van Arizona. Ongeveer in dezelfde periode dat haar moeder stierf, erfde ze een kleine ranch van haar grootvader aan de voet van de bergen in de buurt van Phoenix. Daar woont ze nog steeds. O, dat weet je. Je bent bij haar op de ranch geweest. Ze is nogal eenkennig, maar ze kon goed opschieten met haar medestudenten en met de professoren. Na haar studietijd ging ze werken bij de k9-opleidingseenheid van het ATF. Ze krijgt alles van dieren gedaan. Ze onderhoudt betrekkingen met een groep vrijwillige reddingswerkers die in Tucson is gevestigd, en kennelijk heeft ze toestemming van het ATF om met hen samen te werken bij zowel natuurrampen als bij door mensen veroorzaakte catastrofes. Zij en haar hond Monty worden ook uitgeleend aan verschillende politiekorpsen om lijken te zoeken en explosieven op te sporen. Monty is een soort wonderhond.’
‘Dat weet ik.’
‘Dat is waar ook, hij heeft dat lijk in Phoenix gevonden.’ Ze aarzelde. ‘Weet je, John, ik geloof vast dat ik haar aardig zou vinden. Die reddingswerkers zijn echt fantastische mensen. Toen ik naar de tv-verslagen van die bomaanslag in Oklahoma City zat te kijken, had ik al die lui graag persoonlijk een medaille willen geven. Of mijn eerstgeboren kind.’
‘Je hebt helemaal geen kind.’
‘Dat doet er niet toe.’ Ze zweeg even. ‘Ze verdient het niet om betrokken te raken bij dat gedoe met Bassett.’
‘Bassett verdiende ook niet wat er met hem is gebeurd.’
‘Hij heeft er zelf voor gekozen.’
‘Ze kan altijd nee tegen me zeggen.’
‘Daar zul jij je niet bij neerleggen. Het betekent te veel voor je.’
‘Waarom doe je dan je best om me het uit m’n hoofd te praten?’
‘Dat weet ik niet. Ja, dat weet ik wel. Heb ik al gezegd dat Sarah Patrick een van de reddingswerkers in Oklahoma City was? Misschien is dit een poging om mijn eerstgeboren kind aan haar af te staan.’
‘Dat heeft ze niet nodig. Ze heeft haar hond.’
‘En jij bent toch niet van plan om naar me te luisteren.’
‘Ik luister. Ik zou niet anders durven.’
‘Gelul. Ik vraag je niet om haar een medaille te geven. Alleen om haar niet voor het blok te zetten.’
‘Waar is ze nu?’
‘Op weg naar huis vanuit Barat. Daar heeft ze vijf dagen gezeten. Een aardbeving.’
‘Ik zit niet helemaal in een ivoren toren, Margaret. Voordat ik uit Monterey vertrok, heb ik gehoord dat er daar een aardbeving was geweest.’
‘Maar daar ben je niet zo van geschrokken als van het nieuws over Bassett. En wat moet ik nu doen? Wil je dat ik haar bel? Dat ik een afspraak regel?’
‘Dan zou ze zeggen dat je het heen-en-weer kon krijgen. Aangezien ik een echte heer ben, zal ik je die vernedering besparen en het zelf doen.’
‘Je bent gewoon bang dat we het op een akkoordje gooien en tegen je gaan samenspannen.’
‘Dat heb je goed geraden.’
‘Oké, waar kan ik je dan bereiken? Vlieg je rechtstreeks naar Phoenix?’
‘Nee, ik ga naar Atlanta.’
Stilte. ‘Eve?’
‘Wie anders?’
‘O.’
‘Ik geloof dat ik je eindelijk de mond heb gesnoerd. Wat een prestatie. Maar ik zal mijn hand over mijn hart strijken. Nee, ik ga niet uit sentimentele overwegingen op bezoek bij een vroegere geliefde. Eve en ik zijn inmiddels goede vrienden.’
‘Lieve hemel, alsof iemand ook maar een moment zou durven veronderstellen dat jij sentimenteel kunt zijn. Je hoeft tegenover mij geen verantwoording af te leggen over…’
‘Nee, maar anders sterf je van nieuwsgierigheid en dan zou ik weer van voren af aan moeten beginnen met een nieuwe assistente. Veel te lastig.’
‘Ik ben niet zo’n bemoeial. Maar iedereen zou nieuwsgierig zijn,’ zei ze scherp. ‘Per slot van rekening heb je een jaar met haar samengewoond. Ik dacht dat jullie misschien…’
‘Je kunt me in Atlanta bereiken in het Ritz Carlton Buckhead.’
‘Als je niet meteen een afspraak met Sarah Patrick maakt, hou ik wel in de gaten waar ze uithangt.’
‘Dat hoeft niet. Ik zie haar wel in Atlanta.’
‘Nee, ze heeft een rechtstreekse vlucht naar Phoenix geboekt.’
‘Dat plan zal worden gewijzigd. Tussen twee haakjes, ik ben van plan om Sean Galen op te bellen zodra ik de verbinding heb verbroken. Als hij geld nodig heeft, geef hem dan…’
‘Carte blanche,’ maakte Margaret zijn zin af. ‘Zoals gewoonlijk. Ik dacht wel dat je hem bij een mogelijke reddingspoging zou betrekken. Moet hij regelrecht naar Santo Camaro?’
‘Nee, ik stuur hem naar Bogota om iets voor me uit te zoeken.’ Margaret maakte een geluid dat bijzonder sceptisch overkwam. ‘Mooipraterij. Wie moet hij in elkaar slaan?’
‘Misschien wel niemand. Hij moet alleen maar iemand voor me opzoeken en hem een paar vragen stellen.’
‘Ja, vast.’
‘Als Castleton belt, wil ik dat hij meteen contact met me opneemt. Hij heeft het nummer van mijn mobiele telefoon, maar hij is naar mijn smaak veel te voorzichtig. Waarschijnlijk zal hij alleen in geval van nood proberen om me daarop te bereiken. Maar wat mij betreft, is alles momenteel een noodgeval.’
‘Geen probleem.’
‘Mis. Ik zie niets anders dan problemen opdagen. Ik hou contact met je.’ Hij verbrak de verbinding.
Hij had kunnen weten dat Margaret het voor Sarah Patrick op zou nemen. Margaret was een vurig feministe die bewondering had voor sterke, intelligente vrouwen die zonder omhaal hun eigen leven en carrière regelden. Dat was ook de reden dat ze zo goed met Eve Duncan had kunnen opschieten. Eve was een vooraanstaand forensisch sculpteur die zowel privé als zakelijk enorme problemen had overwonnen. Een heel bijzondere vrouw…
Hij had haar al bijna een halfjaar niet meer gezien. Was het waar wat hij tegen Margaret had gezegd en had hij inderdaad de overstap gemaakt van minnaar naar goede vriend? Wie zou het zeggen? Hij had voor Eve gevoelens gekoesterd die geen enkele andere vrouw ooit bij hem opgeroepen had en de afgelopen paar maanden had hij geprobeerd die te analyseren. Respect, medelijden, hartstocht… Verrek, misschien waren al die emoties er wel aan te pas gekomen. In ieder geval had ze vanaf het moment dat hij haar leerde kennen tot zijn verbeelding gesproken.
Nee, nu was hij niet eerlijk. Hij had van Eve gehouden. Liefde was immers niets anders dan respect, medelijden, hartstocht en nog wel honderd andere emoties? Joe Quinn had gezegd dat Logan niet genoeg van haar hield en dat het zijn verdiende loon zou zijn als hij haar kwijtraakte. Nou, hij was haar kwijtgeraakt, dus misschien had die klootzak wel gelijk. Misschien zou hij zich nooit helemaal aan een vrouw kunnen binden. Totale overgave was iets voor onbezonnen jonge mensen.
Christus, dat klonk als iets uit een soap.
Oké, zet die persoonlijke problemen nou maar van je af. Eve ging met Joe Quinn trouwen, dat was iets dat hij al maanden geleden had geaccepteerd. Hij moest zich nu inzetten voor Bassett en hij zou zijn uiterste best moeten doen om hem terug te halen.
En daar had hij Sarah Patrick voor nodig.
Hij kon haar dwingen om voor hem te werken, net zoals hij de vorige keer had gedaan, maar eigenlijk deed hij dat liever niet. Was er nog iets anders in haar verleden dat hij kon gebruiken om haar naar zijn hand te zetten?
Hij had genoeg tijd om daarover na te denken. Hij had minstens een dag om te beslissen wat hij tegen haar zou zeggen. En die tijd zou hij weleens tot op de laatste minuut nodig kunnen hebben, dacht hij treurig. Sarah was een keiharde tante en het zat er dik in dat Margaret gelijk had. Als hij dit keer zou proberen om haar naar zijn pijpen te laten dansen, bestond de kans dat het hele zaakje explodeerde.
En de toestand was zonder Sarah al explosief genoeg. Vanaf het moment dat hij uit Santo Camaro was vertrokken, had hij zich niet op zijn gemak gevoeld. Hij wist instinctief dat er iets niet klopte en hij had het volste vertrouwen in zijn instinct. Wat zat hem toch in vredesnaam dwars?
Hij werd overspoeld door boosheid, verdriet en het gewone, door adrenaline opgefokte verlangen om de koe meteen bij de hoorns te vatten – gevoelens die hem eigenlijk in de weg zaten. Die kon hij dus maar beter van zich af zetten. Hij moest zijn gedachten ordenen en de openingszet van Rudzak proberen te analyseren. Waarom had Rudzak Bassett gevangengenomen? Losgeld of wraak waren de logische conclusies, maar Rudzak deed zelden dingen die voor de hand lagen.
Hij haalde de scarabee die Rudzak hem via Castleton had toegestuurd uit zijn zak. Hij wreef met zijn duim over het bewerkte oppervlak. De scarabee dateerde uit een tijd die allang achter hem lag, een tijd vol verdriet, kommer en kwel… Rudzak had hem op deze manier iets duidelijk willen maken, maar wat had Bassett met die boodschap te maken?
Hij leunde achterover in zijn stoel. Hij moest nadenken. Hij moest alles in gedachten op een rijtje zetten. Pas daarna zou hij Galen kunnen bellen.
De schrille kreet weergalmde griezelig door de nacht.
Nadat ze hard naar boven was gehold bleef Sarah hijgend op de top van de heuvel staan.
Weer zo’n kreet, nog treuriger dan de eerste.
Een wolf, dacht Sarah. Waarschijnlijk een van die Mexicaanse grijze wolven die een tijdje geleden in west-Arizona waren uitgezet. Het gerucht ging dat er een paar deze kant op waren gekomen, tot grote woede van de plaatselijke boeren. Dat gehuil had heel dichtbij geklonken. Ze tuurde naar de scherpe rotspunten van de berg achter haar.
Niets. De nacht was stil en helder en die wolf was waarschijnlijk verder weg dan het leek.
Mooi. Monty stond naar de berg te staren.
‘Je zou wel anders piepen als je een van die wolven tegenkwam, Monty. Ze gedragen zich niet bepaald fatsoenlijk. Vraag het maar aan de boeren uit de omgeving.’
Opnieuw weergalmde er zo’n kreet door de nacht.
Monty hief zijn kop op. Mooi. Vrij.
Er werd verondersteld dat honden van wolven afstamden, maar bij Monty had ze nooit wilde trekjes opgemerkt. Je kon je geen vriendelijker en beminnelijker dier voorstellen. Maar kwam er bij het horen van die wolf nu toch een of ander verborgen instinct in hem boven? Het was een onbehaaglijke gedachte die ze weer meteen van zich afzette. ‘Volgens mij is het hoog tijd dat we teruggaan naar de blokhut. Je wordt een beetje te sentimenteel.’ Ze begon het pad af te hollen dat naar de blokhut in de vallei beneden voerde.
Frisse wind.
Schone lucht.
Stevige grond.
Een stilte die niets van doen had met dood of ellende.
God, het was fijn om weer thuis te zijn.
Fijn.
‘Reken maar. Wie het eerst bij de hut is.’
Niet zij, natuurlijk. Monty was al door zijn hondenluik naar binnen gesprongen en stond uit zijn bak te drinken toen zij de voordeur opendeed. ‘Zeg, doe me een lol. Je zou eigenlijk doodmoe moeten zijn na die klus in Barat.’
Monty wierp haar een minachtende blik toe en liep op z’n dooie gemak naar zijn kleed dat voor de open haard lag.
‘Goed, dan doe je me die lol niet. Als je maar niet vergeet wie alle boodschappen betaalt.’
Monty gaapte en ging languit liggen.
Het vuur was behaaglijk en haar stoel zag er heel aanlokkelijk uit. Ze had zin om zelf ook onderuit te zakken.
Met tegenzin keek ze naar het knipperende rode lichtje op haar antwoordapparaat. Toen ze twee uur geleden in de blokhut was aangekomen had ze net gedaan alsof ze niets zag en ze kwam in de verleiding om dat nu ook te doen.
Moest ze haar boodschappen afluisteren of zou ze gaan douchen en zich dan lekker opkrullen in haar stoel voor de haard? Ze wist best wat ze het liefste wilde. De wereld buitensluiten en gewoon samen met Monty het leventje weer oppakken dat hen allebei in deze tussenliggende periodes weer tot rust en op krachten bracht. Zelfs de telefoon werkte al storend als ze eigenlijk alleen behoefte had aan rust en wat lichaamsbeweging, met als enige geestelijke inspanning het lezen van een goed boek. Maar dat rode lichtje bleef gewoon doorknipperen. Ze kon het beter meteen doen.
Ze liep de kamer door. Twee boodschappen.
Ze drukte op de knop.
‘Met Todd Madden. Welkom thuis, Sarah.’
Shit. Daar had ze echt geen behoefte aan.
Ze balde haar vuisten bij het horen van Maddens effen, wat spottende stem. ‘Ik heb gehoord dat je prima werk hebt geleverd. De Turkse regering was heel dankbaar en vol lof over de ploeg, om nog maar te zwijgen van die mooie reportages op CNN. Het lijkt me het beste om jou en Monty naar Washington te laten komen voor een paar interviews.’
‘Om de donder niet, klootzak,’ mompelde ze.
‘Ik kan me precies voorstellen hoe je nu kijkt. Je bent zo voorspelbaar. Helaas stond er wel in het rapport van Boyd dat je bij één gelegenheid geen gehoor hebt gegeven aan zijn bevel. Hij heeft duidelijk zijn best gedaan om je in bescherming te nemen, maar hij moest het toch melden. Begin je een beetje labiel te worden, Sarah? Dat kunnen we bij het ATF niet hebben, zoals je heel goed weet. En je weet ook wat de gevolgen zijn als je door het ATF ontslagen wordt.’ Hij zweeg even. ‘Maar je zult me er ongetwijfeld wel van kunnen overtuigen dat het om een incident ging. Kom maar naar Washington voor die interviews, dan kunnen we het meteen daarover hebben.’
De smerige slijmerd.
‘Bel me maar wanneer je thuis bent. Wel binnen twee dagen, alsjeblieft. Aan oud nieuws hebben we niets.’ Hij hing op.
Ze sloot haar ogen terwijl de woede in haar opwelde. Verdomme. Verdomme nog aan toe.
Ze haalde even diep adem en probeerde zichzelf weer in bedwang te krijgen. Madden zou genieten van de wetenschap dat hij haar overstuur had gemaakt. Hij gaf de voorkeur aan slaafse gehoorzaamheid en hij vond het maar niets als ze die niet opbracht. Hij mocht dan de overhand hebben, maar ze had hem al een paar keer laten weten hoe ze over hem dacht en daarbij had ze bepaald geen blad voor haar mond genomen.
Hij kon barsten. Het stond als een paal boven water dat ze naar Washington toe zou moeten, maar ze was niet van plan om hem terug te bellen en ze zou zeker drie dagen rust nemen voor ze de ranch weer verliet.
Ze drukte op de knop voor de tweede boodschap.
‘Met Eve, Sarah. We hebben eindelijk de uitslag. Het klopt. Maar we wachten op jou. Kom alsjeblieft meteen hiernaartoe.’ Eve verbrak de verbinding.
Die rust kon ze op haar buik schrijven, dacht ze gelaten. Ze piekerde er niet eens over om Eve op te bellen en te vragen of ze nog een dag of twee kon wachten. Eve had al veel te lang moeten wachten. ‘Het ziet ernaar uit dat we morgen alweer in een vliegtuig stappen, Monty. We moeten naar Eve in Atlanta.’