36

‘We gaan.’

      Het was al laat; de klokken hadden al tot het avondgebed opgeroepen. Milagros sprong op en draaide zich om naar haar echtgenoot, die plotseling in de deuropening was verschenen. Zodra Bartola, die lui en log in een stoel zittend de tijd doodde, de stem van de zigeuner hoorde, vluchtte ze snel naar de kamer waar het kind sliep.

      ‘Waar wil je op dit uur nog naartoe?’ vroeg Milagros.

      ‘We hebben een afspraak.’

      ‘Met wie?’

      ‘Een soiree.’

      ‘Ik wist niet... wat is het voor feest?’

      ‘Niets vragen en gewoon meegaan.’

      Buiten wachtte een rijtuig met twee luxueus opgetuigde muildieren ervoor. Op de deur was een goudkleurig wapen gegraveerd. De koetsier zat op de bok te wachten en ernaast stonden een paar livreiknechten met lantaarns in hun handen.

      ‘En de anderen?’ vroeg Milagros verbaasd.

      ‘Die wachten daar op ons. Stap in.’

      De zigeuner duwde haar in de rug.

      ‘Waar...?’

      ‘Instappen!’

      Milagros ging op een hard, met rode zijde bekleed bankje zitten. De muildieren begonnen te draven zodra Pedro het portier dichtgetrokken had.

      ‘Wie geeft het feest?’ herhaalde Milagros terwijl Pedro tegenover haar ging zitten.

      Hij zei niets. Ze peilde de blik die haar echtgenoot op haar richtte en voelde onder het ratelen van het rijtuig hoe een intense huivering door haar heen trok; zijn blik was leeg, uitdrukkingsloos, toonde geen haat, of wrok, of illusie, zelfs geen ambitie. Slechts een paar dagen waren verstreken sinds de ruzie over de markies van Torre Girón. Pedro was niet meer thuis komen slapen en zij fantaseerde steeds vaker over de vleiende opmerkingen van die edelman die haar tijdens de voorstelling van de poppenspelers met zoveel hoffelijkheid behandeld had. Marina spoorde haar iedere dag opnieuw aan.

      ‘Krijg ik geen antwoord?’

      Pedro reageerde niet.

      Milagros zag dat ze de plaza Mayor overstaken; daarna sloeg het rijtuig telkens opnieuw af in het stille, donkere labyrint van smalle kronkelstraatjes rond het koninklijk paleis in aanbouw. Het rijtuig stopte voor een groot huis waarvan de zijdeur door een van de bedienden verlicht werd toen ze uitstapte. Zodra ze haar blote voet op de grond zette en naar boven keek, wist ze meteen dat daar geen enkele soiree gehouden werd: het huis stond er verlaten en stil bij, de straat was donker, en achter de ramen van het huis was geen enkel licht te bespeuren.

      Paniek maakte zich van haar meester.

      ‘Wat ga je met me doen?’

      Haar vraag eindigde in een snik toen Pedro haar naar binnen duwde en haar dwong een bediende met een kandelaar te volgen, achter wie ze door lange gangen liepen, langs verschillende vertrekken, en meerdere trappen bestegen; alleen het geklikklak van de mannenschoenen en het gedempte huilen van Milagros verbraken de stilte waarin het stadspaleis was verzonken. Ten slotte hielden ze stil voor een deur. Het licht van de kaarsen liet schaduwen over het edele hout dansen.

      De bediende klopte zachtjes op de deur en opende die zonder op antwoord te wachten. Milagros zag een kostbaar ingerichte slaapkamer. Ze wachtte tot de bediende naar binnen ging, maar die stapte opzij om haar door te laten. Zij probeerde hetzelfde te doen om Pedro voor te laten gaan, maar haar man duwde haar opnieuw in de rug.

      Op dat moment kreeg de onbewogen blik van haar man die hij de hele weg had volgehouden, een huiveringwekkende betekenis. Milagros begreep welke fout ze had gemaakt door met hem mee te gaan: Pedro zou niet toestaan dat ze zich in de armen van de markies wierp. Hij dacht dat ze op een dag diens minnares zou worden, en dat ze dan zou stoppen met zingen voor andere aristocraten; dan zou hij de controle verliezen... en zijn inkomsten. Haar man zag dat aankomen en wilde dat verhinderen. Hij had haar verkocht!

      ‘Nee...’ smeekte ze terwijl ze achteruitdeinsde.

      Pedro duwde haar met geweld naar binnen en sloot de deur achter haar.

      ‘Wees niet bang.’

      Milagros’ blik ging van het enorme hemelbed naar de verste hoek van de kamer getrokken, waar in een fauteuil naast een sierlijk gevormde schouw van roze marmer, een grote man met een parelmoerachtig gezicht en strokleurig haar zat, gekleed in een eenvoudig wit hemd, kniebroek en kousen. Ze kende hem van een paar feesten. Hoe zou ze zich die glanzende wangen niet herinneren? Het was baron San Glorio. De man legde een snufje rapé op de rug van zijn hand, snoof het op, nieste, snoot zijn neus in een zakdoek en nodigde haar met een simpel handgebaar uit om in de stoel tegenover hem plaats te nemen.

      Milagros bleef roerloos staan. Ze trilde en keek om naar de deur.

      ‘Je kunt niets beginnen,’ waarschuwde de edelman met een kalmte die haar nog meer angst aanjoeg. ‘Je man is veel te hebzuchtig... en verkwistend. Een slechte combinatie.’

      Op het moment dat de baron dit zei, rende Milagros naar een raam en schoof het zware gordijn opzij.

      ‘Het zijn drie verdiepingen,’ waarschuwde hij. ‘Wil je een wees van je dochtertje maken? Kom eens bij me,’ vervolgde hij.

      Milagros, in het nauw gedreven, keek de enorme slaapkamer rond.

      ‘Kom,’ drong hij aan, ‘laten we wat praten.’

      De zigeunerin richtte haar aandacht opnieuw op de deur.

      De baron zuchtte geërgerd, stond op, liep naar de deur en trok die wijd open: erachter stonden een paar bedienden opgesteld.

      ‘Zullen we gaan zitten?’ stelde hij voor. ‘Ik zou graag...’

      ‘Pedro, omwille van je dochter!’ riep Milagros snikkend uit.

      ‘Je echtgenoot staat zijn goud te kussen,’ beet de ander haar toe terwijl hij de deur weer sloot. ‘Dat is het enige wat hem interesseert en dat weet je. Heeft hij je soms niet hiernaartoe gebracht?’

      Bij die harde woorden vervloog de weinige hoop die Milagros met betrekking tot Pedro nog gekoesterd had. Geld! Ze wist het. Maar het uit de mond van de aristocraat te horen, voelde als een messteek.

      ‘Ongeschoeide,’ onderbrak de baron haar gedachten, ‘mijn bedienden zouden zich als bronstige dieren op je storten, en je man is niet meer dan een ordinaire pooier die jou verkoopt alsof je een publieke vrouw bent. In dit huis ben ik de enige man die aardig voor je zal zijn.’ Hij zweeg even. ‘Ga zitten, laten we wat drinken en praten voordat...’

      De fluim van Milagros kwam op een van zijn benen terecht. De baron bekeek zijn kous; toen hij zijn hoofd ophief, waren zijn parelmoerachtige wangen rood van woede. Pas toen ze hem zo voor zich zag, rood aangelopen, snuivend, zag de zigeunerin hoe corpulent hij eigenlijk was: hij was ruim een hoofd groter dan zij maar woog waarschijnlijk wel twee keer zoveel.

      De baron sloeg haar in het gezicht.

      ‘Vuile schoft, klootzak, gemene hufter!’ gilde Milagros terwijl ze hem met haar vuisten en voeten probeerde te bewerken.

      De baron lachte hard en sloeg haar nogmaals ongenadig hard in haar gezicht. Milagros wankelde en dacht even dat ze het bewustzijn zou verliezen. Op het moment dat ze haar evenwicht hervond, scheurde de man haar bloes van haar lijf.

      ‘Je kiest ervoor om je als hoer te gedragen?’ schreeuwde hij. ‘Het zij zo! Ik heb een fortuin voor deze nacht betaald!’

      Hij sloeg haar opnieuw. Al haar schreeuwen en worstelen waarmee ze, inmiddels op de grond liggend, probeerde te verhinderen dat hij haar kleren uittrok, was tevergeefs. Ze beet hem. Ze proefde de smaak van zijn bloed; hij, volkomen verblind, leek de beten niet te voelen. Ontdaan van haar in flarden gescheurde kleren werd ze door de man naar het bed gesleurd en erop gegooid. Toen kleedde hij zich tergend kalm uit, waarbij hij tussen het bed en de ramen ging staan, voor het geval de jonge vrouw in staat zou zijn om naar beneden te springen. Dat idee was inderdaad even bij haar opgekomen, maar uiteindelijk drukte ze haar hoofd in de donzige bedsprei en barstte in huilen uit.

 

‘Sodemieter nu maar op!’

      De schreeuw kwam van het bed, van waaraf de aristocraat had toegekeken hoe ze pogingen deed zich met haar gescheurde, door de kamer verspreid liggende kleren te bedekken. Heb je liever dat mijn bedienden je komen aankleden? had hij spottend gevraagd toen hij haar het bed uit duwde omdat ze, net als nu bij de deur van de slaapkamer, niet wist wat ze moest doen. Ze huilde. Pedro zou daarbuiten staan wachten, en ze wist niet hoe ze hem na wat er gebeurd was onder ogen moest komen. Ze werd overvallen door tegenstrijdige gevoelens: schuld, haat, walging...

      Het geschreeuw van de edelman overstemde haar twijfels:

      ‘Heb je me niet gehoord? Eruit!’

      De man, nog naakt, maakte aanstalten om op te staan. Milagros deed de deur open. Haar man duwde de twee bedienden opzij, stoof op haar af en gaf haar een klap in haar gezicht die haar deed duizelen.

      ‘Waarom?’ was alles wat ze kon uitbrengen.

      De camee! Pedro hield het juweel dat de markies van Torre Girón haar had gegeven voor haar omhoog.

      ‘Nee...’ probeerde ze uit te leggen.

      ‘Je bent gewoon een hoer,’ onderbrak hij haar. ‘En zo zul je van nu af aan ook leven.’

      Die nacht sloeg Pedro haar opnieuw. En hij schold haar uit, noemde haar hoer op duizend-en-een verschillende manieren, alsof hij zichzelf ervan wilde overtuigen dat ze dat was. Milagros onderwierp zich aan de straf: het geweld dat haar man tegen haar gebruikte deed haar vergeten; de pijn vervaagde de herinnering aan de handen van de baron die haar lichaam betastten, aan zijn kussen en zuchten, zijn hijgen terwijl hij haar als een door lust verblind beest penetreerde.

      ‘Toe maar! Sla me maar dood!’

      Ze was zo van de kaart dat ze het huilen van haar dochtertje in de kamer ernaast niet hoorde, en ook het geschreeuw van de buren niet, die tegen de muren bonkten en dreigden de gerechtsdienaren te roepen. Pedro hoorde het wel. Hij hief nog eenmaal zijn hand op om haar in het gezicht te slaan, maar hield zich toen in. Hij moest haar gezicht sparen, dat was wat het publiek adoreerde.

      ‘Slet,’ gromde hij voordat hij naar de deur liep, ‘ik denk er niet over je af te maken. Dat geluk zul je niet hebben,’ vervolgde hij zonder haar aan te kijken. ‘Ik zweer je dat je levend zult sterven!’

      De volgende dag zong en danste Milagros in het Príncipe in een gemoedstoestand die niets van doen had met de emoties die ze gewoonlijk voelde als ze op het toneel stond. Met haar ogen zocht ze de markies van Torre Girón in zijn loge; hij was er niet, hoewel er wel bloemen werden bezorgd, waar ze verdrietig aan rook.

      Helaas voor haar duurde het niet lang voordat baron San Glorio over zijn verovering begon op te scheppen, waarbij hij verzweeg wat hem die gekost had. Milagros merkte het een paar dagen later, toen ze hoorde dat de markies in het theater was. Hij zou haar kunnen helpen! Ze had het in haar lange slapeloze nachten bedacht. Ze moest met haar kind ontsnappen, Pedro verlaten, van die García’s wegkomen. Wat zouden ze haar anders de volgende keer aandoen?

      ‘Zijne Genade laat zeggen,’ was de boodschap van don José, die ze had verzocht de markies te laten weten dat ze hem dringend moest spreken, ‘dat alleen de koning boven hem staat.’

      Milagros schudde haar hoofd, ze begreep dat antwoord niet.

      ‘Meisje, je hebt je vergist,’ legde de directeur van het gezelschap uit toen hij haar verwarring zag. ‘De Spaanse grandes accepteren geen tweedehandsjes, en dat is wat jij bent geworden toen je erin toestemde met de baron te slapen.’

      Toestemde! Milagros liet haar tranen de vrije loop in het bijzijn van de komediespelers die in de kleedkamers rondliepen en naar haar keken, sommige zijdelings, andere, onder wie Celeste, openlijk. Toestemde?

      ‘Dat is niet waar,’ snikte ze. ‘Ik moet de markies vertellen...’

      ‘Vergeet het,’ viel don José haar in de rede. ‘De markies zal je hoe dan ook niet willen zien. Hij is je niets verschuldigd, of wel soms?’

      Celeste, die voor de kleedkamers bleef treuzelen, wachtte op een antwoord dat Milagros hem niet wilde geven.

      Net als jaren geleden in Sevilla, toen ze naar het paleis van de graaf en de gravin van Fuentevieja ging om hun om de vrijlating van haar ouders te smeken. Edelen, ze waren allemaal hetzelfde...

      Met de weigering van de markies vervloog haar hoop. Ze dacht aan haar grootvader, haar moeder, de oude María... Zij zouden hebben geweten wat ze moest doen. Hoewel haar echtgenoot dat ook scheen te weten. Nog diezelfde avond verscheen hij in de calle del Amor de Dios.

      ‘Hoe is het met die markies van je?’ spotte hij bij wijze van groet. ‘Heeft hij met een andere edelman om je gevochten?’

      De cynische glimlach van haar man deed haar in woede ontsteken.

      ‘Ik zal je aanklagen.’

      Hij lachte met een triomfantelijke schittering in zijn ogen, alsof hij dat dreigement had verwacht, het opzettelijk had uitgelokt, Milagros kende zijn antwoord nog voor hij het in haar gezicht slingerde. Ze had het zelf al bedacht.

      ‘En wat ga je dan zeggen? Dat een aristocraat heeft betaald om jou te bezitten? Denk je dat ook maar één rechter zo’n beschuldiging zal geloven? De baron kan elke vrouw krijgen die hij wil.’

      ‘Mij nooit!’

      ‘Een zigeunerin?’ Pedro lachte smakelijk. ‘Een komediespeelster? Jullie zigeunerinnen zijn slecht en oneerlijk, losbandig en overspelig. Dat zegt de koning, en zo staat het in zijn wetten. En of dat niet genoeg is, ben je ook nog komediespeelster. Iedereen weet hoe schaamteloos de komediespeelsters zijn, hun liefdesaffaires gaan bij alle Madrilenen over de tong, net als die van jou met de markies...’

      ‘Die is niet waar!’

      ‘Wat doet dat ertoe? Weet je wat ze over die markies en jou in de herbergen van Madrid vertellen? Wil je dat ik je dat vertel? Ze hebben zelfs een vers op jullie gemaakt.’ Hij pauzeerde even en vervolgde toen op ijskoude toon: ‘Klaag me maar aan. Doe het maar. Ze zullen je meteen wegens overspel veroordelen. De baron zal er wel voor zorgen dat het levenslang wordt... en ik zal hem steunen.’

      Milagros bleef dus naar de soirees gaan en overdag in het Príncipe zingen en dansen, slechtgehumeurd, kwaad op zichzelf, hoewel het publiek haar tot haar verbazing beloonde met applaus en gejuich, dat ze lusteloos in ontvangst nam. Daarna keerde ze naar huis terug, waar Bartola haar in de gaten hield; zelfs in de slaapkamer liet ze haar niet alleen. ‘Opdracht van je echtgenoot,’ reageerde het oude mens chagrijnig op haar beledigingen. ‘Zeg het maar tegen hem.’ En als ze naar buiten ging, vergezelde ze haar met de kleine María. Het weinige geld waarover ze kon beschikken verdween, en net als Reyes in Triana had gedaan, mengde Bartola zich in haar gesprekken op de markt, op straat of in de banketbakkerij van de calle del León waar ze graag een of andere zoetigheid kocht, en kapte die resoluut af.

      ‘Je ziet er slecht uit, Milagros,’ zei de banketbakkersvrouw een keer terwijl ze haar een paar kattentongen uit de oven gaf. ‘Is er iets met je?’

      Het gestamel waarmee ze op die woorden reageerde, werd door Bartola onderbroken.

      ‘Steek je neus in je eigen zaken, bemoeial,’ riep ze.

 

Anderhalve maand was verstreken sinds die nacht dat ze door de baron was verkracht, toen Pedro haar bij haar haren greep en haar praktisch de slaapkamer uitsleepte. Beneden wachtten twee chispero’s uit de Barquillo-wijk, gitaarspelers die hen gewoonlijk naar de soirees vergezelden, en een paar onbekende vrouwen die haar onverschillig ontvingen. Milagros kende ze niet, het waren niet de danseressen die altijd meegingen naar de soirees. Pedro had het over een ander feest gehad voordat hij haar de trappen afduwde. Wie waren die vrouwen?

      Dat ontdekte ze toen ze een tijdje had gezongen en gedanst voor een klein groepje van vijf aristocraten in weer een ander groot herenhuis met zijn overdaad aan meubels, tapijten en allerlei siervoorwerpen. Op een gegeven moment onderbraken ze het optreden met een vurig applaus vanuit hun fauteuils. De dans is nog niet afgelopen, verwonderde Milagros zich. Waarom applaudisseren ze? Ze draaide zich om naar de onbekende vrouwen die achter haar dansten: een van hen had haar borsten ontbloot. Het koude zweet liep over Milagros’ lichaam. Ze hapte naar adem en stopte met zingen en dansen. Maar de andere vrouwen dansten door op het ritme van de gitaar en het handgeklap van de chispero’s. Ook de tweede vrouw opende nu haar bloes en toonde haar grote, heen en weer schommelende borsten. Milagros liep weg, op zoek naar een plek waar ze zich kon afzonderen.

      ‘Wat kan het je nog schelen, hoer?’ zei Pedro, die haar tegenhield en terug naar het midden duwde.

      Een paar van de edelen begroetten zijn handeling met gejuich en schaterlachen.

      ‘Nu jij, Ongeschoeide!’ schreeuwde een van hem.

      Milagros bleef onbeweeglijk voor hen staan, het koortsachtige tokkelen van de gitaar en het handgeklap van de chispero’s dreunden in haar oren. Ze probeerde na te denken, maar die herrie bracht haar in verwarring.

      ‘Kleed je uit, zigeunerin!’

      ‘Dans!’

      ‘Zing!’

      De andere twee vrouwen deden dat ongegeneerd, beiden hadden zich inmiddels van al hun kleren ontdaan. Ze dansten om Milagros heen, streelden haar, spoorden haar aan mee te gaan in hun schaamteloosheid. Ze probeerde zich te bevrijden van dat weerzinwekkende gestreel en sloeg een hand weg die zich tussen haar benen waagde. Andere handen grepen naar haar borsten en billen, trokken aan haar bloes en rok terwijl ze tot groot plezier van het adellijke gezelschap om haar heen bleven draaien. Iemand achter haar pakte haar bij de ellebogen om haar vast te houden. Milagros zag dat het een van de chispero’s was. Pedro, naast hem, scheurde met één haal van zijn mes de bloes van zijn vrouw kapot en trok aan het kledingstuk, dat zich op het ritme van zijn spottende opmerkingen langzaam van haar lichaam losmaakte. Milagros verzette zich en hapte tevergeefs naar de armen die haar gevangen hielden, maar daarmee wond ze de edelen alleen maar op, die Pedro kwamen helpen toen deze net zo lang aan haar rok en de rest van haar kleren rukte tot ze ten slotte volledig naakt voor hen stond. Met een in tranen badend gezicht probeerde ze zich met haar handen en armen te bedekken. Ze lieten het niet toe: ze duwden en sloegen haar terwijl de twee andere vrouwen in een duizelingwekkende dans om haar heen bleven draaien, de armen boven hun hoofd om hun borsten beter te laten uitkomen, zwaaiend met hun heupen om hun schaamdelen goed te laten zien. De donkere huid van de zigeunerin stak af bij de bleke van de andere vrouwen, wekte de wellust van de edelen, die houterig mee begonnen te dansen. Vervolgens omhelsden ze de vrouwen, betastten en kusten ze, met Milagros als favoriete prooi.

      Daar op de tapijten namen de adellijke heren de twee vrouwen en daarna, een, twee, drie keer... verkrachtten ze Milagros, wier smeekbeden en kreten van pijn tussen het geroffel van de gitaren en het handgeklap en de aanmoedigingen van Pedro en zijn chispero’s verloren gingen.