12

Imagee Puerto de la Ragua lag op meer dan zesduizend voet hoogte en over deze bergpas kon de Sierra Nevada in de richting van Granada worden doorkruist zonder om de hele bergketen heen te hoeven trekken. Hernando kende de pas. Daar lagen vlakke gronden, goede voorjaarsweiden waar, zo dacht de jongen, de gevluchte morisken wellicht een heenkomen hadden gezocht; er waren weinig andere plekken waar ze zich konden verbergen en hergroeperen. Aan de noordkant van de pas, die aan de kant van Granada, rees het indrukwekkende kasteel van La Calahorra op, maar de kant van de Alpujarras bood geen enkele bescherming.

Ook kende hij alle bijzonderheden van de kloof onder de bijna zevenduizend voet hoge rots die als oriëntatiepunt diende: hij kwam daar vaak om kruiden te plukken voor de middeltjes waarmee hij de dieren behandelde. Aan het eind van de zomer was de bedding van de kloof bedekt met grote blauwe bloemen die even mooi als gevaarlijk waren: de bloemen van de monnikskap. Alles aan de plant, van de bloembladen tot de wortels, was giftig. Een medicinale toepassing van de plant was uiterst riskant. Al sinds mensenheugenis doopten de moslims hun pijlpunten in het sap van de monnikskap, en degene die door de pijl werd getroffen stierf stuiptrekkend en schuimbekkend, tenzij hij werd behandeld met kweepeersap. Omdat die zomer echter niemand had voorzien dat ze de christenen de oorlog zouden verklaren, kwamen ze in de winter voor het feit te staan dat ze te weinig monnikskapsap in voorraad hadden. Toen ze in opstand kwamen was dit daarom het eerste uit zijn kruidenverzameling waarom Brahim hem had gevraagd.

Hernando probeerde zich die schitterende blauwe deken te herinneren, maar de storm maakte het hem onmogelijk. Hij liep nog steeds voorop, dicht tegen de flank van het Oudje om niet mis te stappen, haar nadrukkelijk aansporend verder te klimmen en onder de sneeuw naar de vaste grond te zoeken. Ondertussen keek hij voortdurend om, zijn haar en wenkbrauwen vol ijzel, om in de sneeuwjacht een glimp van de kudde lastdieren op te vangen. Hij gebood zijn moeder en Fatima de staart van een dier vast te houden en hun ogen gericht te houden op het snel vervagende spoor van de hoefindrukken. Musa, zijn jongste halfbroer, liep naast Aisha; Aquil liep alleen. De rest van de muilezels leek te begrijpen dat ze het Oudje moesten volgen en de hele rij bewoog zich behoedzaam voort. De zon begon echter onder te gaan en in de duisternis zou zelfs het Oudje niet verder kunnen komen, zodat ze een schuilplaats moesten zoeken.

Vanaf Paterna del Río waren ze oostwaarts gelopen om de plaatsen te vermijden waar zich naar alle waarschijnlijkheid christenen ophielden. Nu moesten ze het pad vinden dat vanaf Bayárcal naar de Puerto de la Ragua omhoogliep, maar het werd al snel duidelijk dat ze dat voor zonsondergang niet zouden halen. Hernando dacht in de sneeuwstorm een rotsformatie te zien en leidde het Oudje daarheen.

Het was niet eens een grot, maar, zo schatte de jongen in, ze konden onder de overhangende rotsen schuilen voor de storm. De anderen kwamen met de kudde lastdieren mee, sjokkend, gebogen, met paarse lippen, hun handen krampachtig om de staarten geklemd. Fatima gebruikte maar één hand en hield met de andere een bundeltje onder haar kleren vast.

Hernando zette de muilezels zo neer dat ze de wind tegenhielden. Vervolgens onderwierp hij de plek aan een snelle inspectie: aan de vuursteen en het vuurslag die hij altijd bij zich droeg zou hij weinig hebben. In de sneeuw kon je onmogelijk vuur maken en er lagen ook nergens droge takjes of bladeren. Alleen stenen en sneeuw! Waren ze niet beter af geweest als de christenen hen gevangen hadden genomen, vroeg hij zich af toen het bleke zonlicht dat hen tot op dat moment in de storm had vergezeld, begon te tanen.

‘Hoe gaat het met je baby?’ vroeg hij aan Fatima. Het meisje gaf geen antwoord. Met haar beide handen over haar kleren heen wreef ze het kindje warm. ‘Beweegt hij nog?’ wilde hij weten. ‘Leeft hij nog?’ De vraag bleef in zijn keel steken.

Fatima knikte zonder op te houden met wrijven, en met een blik op de storm en de invallende nacht liet ze een bange zucht aan haar lippen ontsnappen.

Waarom waren ze op de vlucht geslagen? Hernando draaide zich om naar zijn moeder die om elk van zijn halfbroers een arm had geslagen. Aquil beefde en klappertandde aan één stuk door. De nog maar vierjarige Musa was stil en leek helemaal verkleumd. Waarom moest hij hen ook in dat avontuur meeslepen? Het waren vrouwen en kinderen.

Inmiddels was het echt donker. Hij pakte een paar handen sneeuw en bracht die naar zijn gezicht, naar zijn haar en nek, waarna hij ook zijn handen waste. Toen knielde hij neer op die vochtige witte deken en bad hardop, bijna schreeuwend, om de Barmhartige voor wie ze streden en hun leven in de waagschaal stelden te smeken hen… Hij was nog niet klaar met bidden, toen hij plotseling opsprong. Het goud! De buit bevatte stapels kerkgewaden. Tientallen met goud en zilver geborduurde kazuifels en miskleden. Wat zou het volk eraan hebben als zij daar stierven? Hij doorzocht de vracht van de muilezels en al snel kon hij de vrouwen en kinderen in de kostbare gewaden hullen. Daarna ontdeed hij de muilezels van hun teugels. De zadeltassen zouden ook van pas komen, sommige waren van leer… en ook het tuig! Op de gouden munten na, die hij in een van de zadeltassen van espartogras liet zitten, laadde hij de rest van de buit af en legde de zadeltassen en het tuig bij wijze van ondergrond op de sneeuw bij de rotswand.

‘Dicht tegen de rotsen aan,’ zei hij. ‘Laat je niet in de sneeuw zakken. Tegen de rotsen aan zullen jullie de nacht wel doorkomen.’

Ook hij bedekte zich, maar alleen met het hoognodige: hij moest meer bewegingsvrijheid hebben dan de anderen. Hij moest opletten ten dat er niemand viel en de kleren niet nat werden! Ten slotte zette hij de muilezels dicht tegen de vrouwen en kinderen aan. Hij bond ze kort aan elkaar, zodat ze zich niet konden bewegen, en duwde ze van buitenaf naar elkaar toe. Vervolgens wierp hij de leiriem van de laatste muilezel naar de rotswand en kroop tussen de poten van de dieren door naar de schuilplaats. Overeind komen was moeilijk, maar Fatima en Aisha hielpen hem. Het Oudje, dat heel dicht bij de vrouwen en kinderen was blijven staan, keek onverstoorbaar toe.

‘Oudje,’ zei hij toen hij ging zitten, ‘morgen zul je ook nog hard moeten werken. Ga daar maar van uit.’ Hij trok de leiriem die hij over de dieren heen had gegooid naar zich toe en hield hem stevig vast: ze moesten allemaal stil blijven staan. ‘Allahoe akbar!’ verzuchtte hij toen hij de warmte van de kleren en de dieren voelde.

De storm wakkerde ’s nachts verder aan, maar Hernando liet zich wegzakken in een hazenslaapje zodra hij voldaan had geconstateerd dat er niemand kon vallen, zo ingeklemd als ze zaten tussen rotsen en muilezels, beschut tegen de wind, de kou en de sneeuw.

Zonnig en stil brak de nieuwe dag aan. De schittering van de zon op de sneeuw deed pijn aan hun ogen.

‘Moeder?’ vroeg hij.

Aisha kwam tevoorschijn tussen de gewaden die haar bedekten. Toen Hernando naar Fatima keek, liet ook zij haar gezicht zien. Ze glimlachte.

‘En je kindje?’ vroeg hij belangstellend.

‘Dat heb ik net gevoed.’

Toen was het zijn beurt om breeduit te lachen.

‘En mijn broertjes?’

Hij had gemerkt dat zijn moeder het prettig vond als hij hen zo noemde.

‘Maak je geen zorgen. Het gaat goed met ze,’ antwoordde ze.

Met de muilezels was dat niet het geval. Hernando kroop tussen de poten van de dieren door naar buiten en ontdekte dat de twee buitenste, die de wind hadden opgevangen, verstijfd en bevroren waren en met een laag ijzel waren bedekt. Het waren een paar van de nieuwe ezels die Brahim uit Cádiar had meegebracht, maar dan nog… Hij herinnerde zich de klap met de steen die hij een van de twee had moeten geven en gaf haar een klopje op de hals. De ijzel liet los en viel in duizend glinsterende kristallen omlaag.

‘Het zal even duren voor ik jullie eruit kan halen,’ riep hij.

Dat bleek mee te vallen. Nadat hij de kudde had losgemaakt, hoefde hij alleen die twee ijzige standbeelden maar om te duwen, waardoor ze langs de helling omlaag rolden en onder aan de berg die hen als schuilplaats had gediend een kleine lawine veroorzaakten. Hij tuigde de overige verkleumde dieren op, spoorde ze heel rustig aan en wachtte geduldig tot ze eerst de ene poot naar voren zetten… en daarna de andere. Toen het de beurt van het Oudje was, wreef hij haar eerst een poos over de rug alvorens haar opzij te duwen, zodat de vrouwen uit hun schuilplaats konden komen. De avond daarvoor had hij geen maatregelen genomen om het meegebrachte voedsel veilig weg te bergen waardoor hij het zelfs niet kon terugvinden: het lag begraven onder de sneeuw, net zoals veel andere voorwerpen die hij op de grond had gegooid toen hij de muilezels van hun tuig en zadeltassen ontdeed.

‘Het ziet ernaar uit dat alleen het kind te eten krijgt,’ zei hij.

‘Als de moeder niet eet,’ waarschuwde Aisha, ‘krijgt het kind ook niets.’

Hernando keek hen allemaal aan: ook zij waren verkleumd en bewogen zich langzaam en stram. Hij keek naar de lucht.

‘Vandaag komt er geen storm,’ verzekerde hij. Over een halve dag zullen we de pas en de vlakte bereiken. Daar zijn onze mensen en zullen we te eten krijgen.

Het Oudje speelde het klaar om de weg naar de Puerto de la Ragua te vinden. In hun glinsterende gouden jassen liepen ze gestaag door. Hernando had, voor ze vertrokken, vol overgave gebeden, met de nachtelijke wind nog naloeiend in zijn oren en in zijn herinnering het onuitwisbare beeld van Fatima die, toen ze ophield haar kind te wrijven, haar grote amandelvormige ogen naar de nachtelijke hemel had opgeslagen, angstig, als een weerloos slachtoffer naar een moordenaar. Duizendmaal dankte hij Allah dat hij hen voor de dood had bewaard. Hij herinnerde zich Hamid… wat een gelijk hij had gehad met zijn gebeden! Wat zou er van Ubaid geworden zijn, dacht hij meteen daarop. Had hij niet een paar mannen aan de christenen zien ontsnappen? Hij schudde zijn hoofd en dwong zichzelf hem uit zijn gedachten te zetten. Later, toen hij het tuig en de zadeltassen van de muilezels in orde aan het maken was, had hij zijn halfbroers erop uitgestuurd om in de sneeuw naar de buit te zoeken die er waarschijnlijk onder begraven lag; alleen het goud en het gemunte zilver waren veilig. Musa en Aquil zagen hun taak als een spelletje en ondanks hun honger en vermoeidheid vermaakten ze zich met het zoeken in de sneeuw. Bij het horen van hun gelach ontmoetten de blikken van Fatima en Hernando elkaar. Ze keken elkaar alleen maar aan, zonder een woord te zeggen, zonder te glimlachen, zonder een gebaar te maken, en over de rug van de jongen liep een aangename rilling.

Zodra ze de weg naar Puerto de la Ragua op gingen, kwamen ze morisken tegen. Veel van hen waren ontmoedigd vertrokken en keken niet eens om toen het schilderachtige groepje met de in rijk geborduurde gewaden gestoken Hernando, vrouwen en kinderen voorbijkwam. Maar niet iedereen was op de vlucht: sommige morisken liepen met wat proviand omhoog en andere zwierven wat rond op de hellingen. Veel van hen kwamen naar hen toe.

‘Het is de buit van de koning,’ vertelde de jongen dan uiteindelijk.

Een enkeling wilde zich daar zelf van overtuigen en liep op de zadeltassen af, maar als Hernando dan zijn kromzwaard trok, kwam de nieuwsgierige niet verder. Nadat ze zijn verhaal hadden gehoord snelden veel van die morisken naar de koning om hem alvast op de hoogte te stellen.

Zo kwam het dat toen ze de vlakte bij de Puerto de la Ragua bereikten, waar de rest van het moriskenleger een eenvoudig kamp had kunnen opslaan, ze daar werden opgewacht door Aben Humeya en de monfíleiders, onder wie ook Brahim. Achter hen stonden soldaten, en aan weerskanten de vrouwen en kinderen die samen met hun mannen hadden kunnen ontsnappen.

‘Ik wist dat het je zou lukken, Oudje. Bedankt,’ zei Hernando tegen de muilezel toen ze nog een kleine driehonderd voet naar de vlakte moesten klimmen.

Ondanks zijn haastige vertrek had Aben Humeya het voor elkaar gekregen om zich toch nog tamelijk weelderig te kleden en hij stond nu, arrogant als hij was, aan het hoofd van zijn mannen hooghartig te kijken hoe ze naderbij kwamen. Niemand kwam Hernando tegemoet. Hij liep door met zijn kleine gevolg en toen hij dichterbij kwam, konden de in het kamp gelegerden zien dat de berichten klopten: die jongen had het goud bij zich dat de moslims hadden buitgemaakt. Toen klonk het eerste applaus. De koning klapte in zijn handen en onmiddellijk vielen alle morisken hem bij.

Hernando draaide zich om naar Aisha en Fatima, maar zij gebaarden hem dat hij hen moest voorgaan.

‘Het is jouw overwinning, zoon,’ riep zijn moeder.

Lachend trad hij het kamp binnen. Het was een zenuwachtig lachen waar hij geen controle over had. Ze juichten hem toe! Dezelfde mensen die hem Nazareeër hadden genoemd. Als Hamid hem nu zou zien… Hij streelde het kromzwaard dat aan zijn gordel hing.

De koning bracht hen onder in een van de vele schamele tenten die van takken en lappen waren gebouwd, waar ook Brahim onmiddellijk naartoe verhuisde. Uit dezelfde buit die Hernando had gered, beloonde de koning de jongen met tien dukaten in zilveren realen, die zijn stiefvader afgunstig bekeek, plus een tulband en een geelbruine mantel, geborduurd met paarse bloemen en robijnen die bij elke beweging van Hernando in de tent schitterden. Aben Humeya verwachtte hem voor het avondeten in zijn tent. Onhandig probeerde hij het kledingstuk aan te trekken vóór Fatima, die op een van de leren zadeltassen zat. Na het avondgebed, waarvoor de oproep zelfs de christenen aan de andere kant van de pas kon hebben bereikt, nam Aisha Humam op de arm en liep met haar twee zoons zonder verdere uitleg de tent uit. Hernando had niet de blikken van verstandhouding gezien die Aisha en Fatima van tevoren hadden gewisseld: die van zijn moeder aanmoedigend; die van Fatima berustend.

‘Hij is me veel te groot,’ protesteerde hij, terwijl hij aan een van de wijde mouwen van de mantel trok.

‘Hij staat je geweldig,’ loog het meisje, waarna ze opstond en de mantel over zijn schouders schikte. ‘Sta eens stil!’ maande ze hem vriendelijk. ‘Je ziet eruit als een prins.’

Zelfs dwars door de rijk met edelstenen bewerkte stof op zijn schouders voelde Hernando de handen van Fatima en bloosde. Hij rook haar geur; kon… kon haar aanraken, haar bij haar middel optillen. Maar hij deed het niet. Fatima frunnikte met neergeslagen ogen even aan de mantel en pakte toen voorzichtig de tulband die achter haar lag. Het was een hoofdtooi van goud en vuurrode zijde, versierd met veren en pluimen gestoken in een ring met een schitterende inscriptie van smaragden en kleine pareltjes.

‘Wat staat daar?’ vroeg ze.

DOOD IS LANGDURIG HOPEN,’ las hij.

Fatima ging vóór hem op haar tenen staan en zette hem de tulband op. Hij voelde de lichte druk van haar borsten tegen zijn lichaam en begon zo te beven dat hij bijna flauwviel toen Fatima haar handen om zijn nek legde en hem tegen zich aan trok.

‘Ik heb al iemand verloren,’ fluisterde ze hem in het oor. ‘Ik hoop liever tijdens mijn leven. En jij hebt het mijne al twee keer gered.’ Fatima’s neus beroerde zijn oor. Hernando verroerde zich niet, was in verwarring. ‘Deze oorlog… misschien mag ik van God opnieuw beginnen,’ zei ze zachtjes, en ze legde haar hoofd tegen zijn borst.

Hernando waagde het haar bij haar middel te pakken, en toen kuste Fatima hem. Eerst voorzichtig, waarbij ze haar halfgeopende lippen over zijn gezicht liet glijden tot ze bij zijn mond kwamen, telkens opnieuw. Hernando sloot zijn ogen. Zijn armen klemden zich om haar middel toen hij Fatima in zijn mond proefde; en alles van haar wat zich achter die tong bevond die hem doorboorde. En hij kuste haar, hij kuste haar duizend keer, en intussen gingen haar handen over de rug van Hernando: eerst over de met edelstenen geborduurde mantel, daarna glipten haar vingers eronder, en gleden over zijn ruggengraat.

‘Ga naar de koning toe,’ zei ze plotseling, terwijl ze zich van hem losmaakte. ‘Ik zal op je wachten.’

Ik zal op je wachten. Hernando opende zijn ogen bij de klank van die belofte. Het eerste wat hij zag waren de intens zwarte ogen van Fatima die hem aankeken. Er lag geen spoor van schaamte in; hun begeerte vulde de hele tent. Hij liet zijn blik omlaag glijden, naar de borsten van het meisje onder de gouden hanger: een paar grote ronde melkvlekken op haar hemd trokken zijn aandacht naar haar opgerichte tepels waaraan het hemd was blijven plakken.

Fatima pakte Hernando’s rechterhand en legde die op een van haar borsten. ‘Ik zal op je wachten,’ beloofde ze.

De hand van Fatima
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
dedication.xhtml
frontmatter.xhtml
part01.xhtml
part01chapter01.xhtml
part01chapter02.xhtml
part01chapter03.xhtml
part01chapter04.xhtml
part01chapter05.xhtml
part01chapter06.xhtml
part01chapter07.xhtml
part01chapter08.xhtml
part01chapter09.xhtml
part01chapter10.xhtml
part01chapter11.xhtml
part01chapter12.xhtml
part01chapter13.xhtml
part01chapter14.xhtml
part01chapter15.xhtml
part01chapter16.xhtml
part01chapter17.xhtml
part01chapter18.xhtml
part01chapter19.xhtml
part01chapter20.xhtml
part01chapter21.xhtml
part01chapter22.xhtml
part01chapter23.xhtml
part02.xhtml
part02chapter24.xhtml
part02chapter25.xhtml
part02chapter26.xhtml
part02chapter27.xhtml
part02chapter28.xhtml
part02chapter29.xhtml
part02chapter30.xhtml
part02chapter31.xhtml
part02chapter32.xhtml
part02chapter33.xhtml
part02chapter34.xhtml
part02chapter35.xhtml
part02chapter36.xhtml
part02chapter37.xhtml
part02chapter38.xhtml
part02chapter39.xhtml
part02chapter40.xhtml
part02chapter41.xhtml
part02chapter42.xhtml
part02chapter43.xhtml
part03.xhtml
part03chapter44.xhtml
part03chapter45.xhtml
part03chapter46.xhtml
part03chapter47.xhtml
part03chapter48.xhtml
part03chapter49.xhtml
part03chapter50.xhtml
part03chapter51.xhtml
part03chapter52.xhtml
part03chapter53.xhtml
part03chapter54.xhtml
part03chapter55.xhtml
part03chapter56.xhtml
part03chapter57.xhtml
part04.xhtml
part04chapter58.xhtml
part04chapter59.xhtml
part04chapter60.xhtml
part04chapter61.xhtml
part04chapter62.xhtml
part04chapter63.xhtml
part04chapter64.xhtml
part04chapter65.xhtml
part04chapter66.xhtml
part04chapter67.xhtml
part04chapter68.xhtml
part04chapter69.xhtml
backmatter01.xhtml
backmatter02.xhtml