9

Puente de Tablate, toegangsbrug tot de Alpujarras.
Maandag 10 januari 1569

Imagee voet, zonder muilezels, als een van de meer dan vijfendertighonderd morisken die het christelijke leger van de markies van Mondéjar tegemoet gingen, legde Hernando de afstand af die Pampaneira scheidde van de brug bij Tablate. Aben Humeya was op de hoogte gesteld van de manoeuvres van de markies door middel van vuren die zijn spionnen op de hoogste toppen ontstaken, en had bevel gegeven te voorkomen dat de markies de toegangsbrug tot de Alpujarras overstak.

Alvorens te vertrekken controleerde el Gironcillo de zijden hechtingen waarmee de jongen de wond van de vos had dichtgenaaid, waarop hij tevreden knikte en moeizaam op de rug van het kleine paard klom.

‘Jij loopt naast me,’ commandeerde hij, ‘voor het geval dat het paard verzorgd moet worden.’ En daar ging Hernando, zijn blik strak gericht op de flank van de vos, luisterend naar de gesprekken tussen el Gironcillo en de andere bendeleiders.

‘Ze zeggen dat hij niet meer dan tweeduizend infanteristen heeft,’ zei er een.

‘En honderd ridders!’ voegde een ander toe.

‘Wij zijn met veel meer.’

‘Maar we hebben niet dezelfde wapens.’

‘Wij hebben Allah,’ riep el Gironcillo opeens fel uit.

Hernando kromp ineen bij de klap op het zadel waarmee de monfí zijn uitroep kracht bijzette. De vos hield stand, de hechtingen ook. Tussen de weinige paarden van de morisken zocht hij de andere drie dieren die hij had kunnen oplappen, maar hij zag ze nergens; pas toen zag hij dat zijn kleren vol opgedroogd, geronnen bloed zaten.

Zodra Brahim en de monfís uit het zicht waren verdwenen, had Hernando besloten een eind te maken aan het lijden van de stervende dieren. Met het mes in de hand was hij zelfverzekerd op het eerste dier afgestapt, het paard met de steekwond in zijn buik.

Hij was nu een man, herhaalde hij voortdurend in gedachten. Veel morisken van zijn leeftijd waren getrouwd en hadden kinderen. Hij moest in staat zijn om het dier af te maken. Het dier lag roerloos, de poten gevouwen onder de borst, met de buik op de beijzelde aarde, opdat het ijs de pijn zou verlichten van die diepe wond die zijn huid had opengescheurd. In het dorp had hij vaak gezien hoe de slachters runderen de keel doorsneden. De christenen deden het in het openbaar, en wel zo dat het strottenhoofd aan de luchtpijp bleef vastzitten; de moslims moesten hun verboden rituele slachting buiten het dorp verrichten, in het geheim, verscholen achter kreupelhout, waar het dier in de richting van de kibla werd gekeerd en het op zo’n manier de keel werd doorgesneden dat het strottenhoofd aan de kop bleef zitten.

Hernando was achter het paard gaan staan en had met zijn linkerhand het hoofd van het dier bij de manen vastgepakt. Zijn rechterhand sloeg hij om de hals van het paard. Hij twijfelde. Boven of onder het strottenhoofd? De morisken mochten geen paardenvlees eten, dus wat deed het er dan toe hoe hij het dier doodde? Zijn blik kruiste die van Ubaid, die hem van een afstand met samengeknepen ogen gadesloeg. Hij moest het doen. Hij moest de muilezeldrijver laten zien… Met gesloten ogen haalde hij het mes krachtig over de keel. Zodra het dier de snee van het mes voelde, trok het zijn hoofd achteruit, sloeg ermee tegen Hernando’s gezicht en stond luid gillend op, want het was niet vastgebonden. In doodsangst galoppeerde het door het veld, terwijl het bloed zijn halsslagader uit gutste en de darmen uit zijn buik hingen. Het duurde een tijd voor het ver van alles en iedereen zijn strijd had gestreden en eindelijk doodgebloed was neergevallen. De jongen, die was verbleekt bij de aanblik van dat lijden, proefde gal in zijn mond en toch… Hij draaide zich om naar Ubaid. Waar de natuur nog toe in staat was, zelfs bij een dodelijk gewond dier, als het vocht voor een laatste sprankje leven! Hij moest het zekere voor het onzekere nemen, besloot hij toen; Ubaid miste maar één hand.

Hij zocht een touw alvorens naar het tweede paard toe te gaan, en bond daarmee zijn voor- en achterbenen vast, wat het in doodsstrijd verkerende dier zonder meer toeliet. Daarna herhaalde hij zijn handeling en sneed hem met alle kracht de keel door. Hij ontweek de klap van het hoofd en bleef het mes in de hals drijven tot hij haast doorweekt was van het warme bloed. Het paard stierf snel, op de plek waar het lag.

Met de zoetige lucht van het bloed van dat tweede paard nog in zijn neus, luisterde Hernando weer naar het gesprek tussen de monfís.

‘De markies heeft niet kunnen wachten tot er meer versterking kwam,’ zei een van hen. ‘Ik weet dat de christenen van Órgiva zich al langer dan twee weken in de kerktoren verschansen en de belegering van de moriskenbevolking weerstaan. Hij moet hoe dan ook de Alpujarras in trekken om ze te hulp te komen.’

‘Dan moeten we de christenen van Órgiva straks nog dankbaar zijn,’ lachte een monfí die zich later bij de groep moest hebben gevoegd en op een paard zat dat Hernando wel had kunnen oplappen.

Ze brachten de nacht door op de berg die boven de brug van Tablate oprees. Onder de brug opende zich een peilloos diepe kloof, en aan de overkant lag de Valle de Lecrín. El Gironcillo beloonde hem met een grijns en een hartelijke klap op zijn rug toen hij afsteeg en zag dat de zijden hechtingen de zware tocht hadden doorstaan. ’s Nachts moest Hernando de paarden opnieuw behandelen en verzorgen.

In de vroege ochtend vernamen ze van de spionnen dat het christelijke leger in aantocht was, waarop Aben Humeya bevel gaf de brug te vernietigen. Hernando keek toe hoe een groep morisken afdaalde om het houten skelet tot op de ribben af te breken, met uitzondering van een paar losse planken die ze gebruikten om naar het leger te kunnen terugkeren. Drie mannen vielen tijdens die terugtocht naar beneden, en hij hoorde hun kreten wegsterven terwijl de lichamen diep in de peilloze afgrond verdwenen.

‘Kom,’ zei el Gironcillo, waarmee hij hem dwong zijn ogen af te wenden van de diepte waarin de laatste gevallen morisk was verdwenen. ‘Laten we onze posities innemen om die verachtelijke christenen de warme ontvangst te bereiden die ze verdienen.’

‘Maar…’ Hernando wees op de paarden.

‘Die worden wel door de jongens verzorgd. Je stiefvader heeft gelijk; je bent oud genoeg om te vechten en ik wil dat je bij mij blijft. Ik geloof dat je me geluk brengt.’

Achter el Gironcillo aan daalde hij te midden van een menigte andere morisken af naar de brug. In korte tijd vulde de berghelling zich met meer dan drieduizend mannen die euforisch en vol vertrouwen de komst van het leger van de markies afwachtten. Onder hen gaapte de Kloof van het Bloed, en tegenover hen lag de berghelling waarop ze de christenen zouden moeten zien aankomen.

Iemand zette een lied in en meteen daarna klonk het geluid van een trom. Een andere morisk ging op de helling staan en liet een grote witte vlag wapperen. Verderop verscheen een rode, en nog een. En nog wel honderd andere! Hernando voelde een rilling over zijn rug lopen toen de drieduizend morisken tegelijk begonnen te zingen; bij het gedreun van de trommen kleurden de honderden wapperende vlaggen de helling rood en wit.

Zo verwelkomden ze het leger dat onder bevel stond van de markies van Mondéjar, kapitein-generaal van Granada. Hernando liet zich meeslepen door het enthousiasme van de menigte morisken en zong naast de reusachtige el Gironcillo uit volle borst mee, als een openlijke uitdaging aan de christelijke troepen.

De in een blinkend harnas gestoken markies stelde zich op in de voorhoede, bepaalde dat de cavalerie in de achterhoede moest blijven, stuurde de infanterie naar de tegenoverliggende helling en gaf de haakschutters bevel hun wapens te laden. Intussen namen de morisken hun respectievelijke posities in.

Hoog boven de nauwe kloof beantwoordden de morisken de vijandige aanval met de weinige haakbussen en kruisbogen die ze bezaten, maar vooral door met hun slingers een dichte stenenregen op de christenen te laten neerkomen. Hernando rook de kruitlucht uit de haakbus van el Gironcillo. Aangezien hij geen slinger had om stenen mee te werpen deed hij het opgewonden schreeuwend met de hand. Hij kon goed mikken want hij had vaak stenen naar dieren gegooid en in zijn vrije tijd veel buiten geoefend. Hij raakte een infanterist, waardoor hij werd aangemoedigd om met elke steenworp meer risico te nemen en zich in zijn blinde enthousiasme aan vijandelijk vuur bloot te stellen.

‘Zoek dekking.’ De monfí pakte hem bij zijn arm en trok hem ruw omlaag, waarna hij met een stokje de loop van zijn haakbus begon leeg te halen. Hernando wilde opnieuw een steen gooien, maar el Gironcillo hield hem tegen. ‘Tussen al deze duizenden morisken ben ik hun doelwit. Mijn haakbus is voor hen een uitdaging om op mij te schieten.’ Hij stopte een loden kogel in de loop en duwde die met hetzelfde stokje krachtig aan. ‘Ik wil niet dat jij door mijn schuld wordt gedood. Gooi maar vanuit dekking!’

Het heen-en-weergeschiet en gegooi met stenen was echter van korte duur; de morisken waren niet in staat weerstand te bieden tegen de overmacht aan wapens bij de christenen, die achterelkaar laadden en afvuurden en talloze verliezen veroorzaakten. El Gironcillo beval de morisken zich terug te trekken naar hogere posities, naar waar de loden kogels van de christenen ze niet konden bereiken.

‘De brug zullen ze niet kunnen oversteken,’ zeiden de rebellen terwijl ze zich terugtrokken.

De markies gaf bevel tot een staakt-het-vuren toen het schieten geen doel meer trof. De morisken begonnen opnieuw te zingen en te schreeuwen. Veel van hen deden nog pogingen om met de slingers verder te komen dan met de haakbussen; sommige slaagden daarin, zij het met weinig resultaat, door de stenen in een boog de lucht in te slingeren waardoor ze veel verder kwamen. Hernando keek toe hoe de markies, met de helm in de hand, samen met zijn geüniformeerde kapiteins de brug inspecteerde. Daar kon onmogelijk een leger overheen.

Er heerste een doodse stilte in de gelederen van beide kampen totdat ze allemaal de markies zijn hoofd zagen schudden. Opnieuw barstten de morisken los in gejuich en weer zwaaiden ze met hun vlaggen. Hernando schreeuwde ook, en stak zijn vuist in de lucht. De kapitein-generaal van de christenen maakte aanstalten om zich verslagen terug te trekken, toen uit de gelederen van de infanteristen een franciscaner monnik naar voren kwam die in een bruine pij met een touw om zijn middel, zonder de markies zelfs maar aan te kijken, met een opgeheven kruis in de rechterhand de gevaarlijke brug op wandelde. Het geschreeuw verstomde. De markies greep in en gaf bevel de monnik zo veel mogelijk vuurdekking te geven. Een korte tijd keek iedereen met ingehouden adem toe hoe die monnik voorzichtig de ene voet voor de andere zette en daarbij trots het kruis voor de moslims omhooghield.

Ook twee infanteristen durfden de brug over te steken, nog voordat de monnik de andere oever had bereikt. Een van hen stapte mis en viel de diepte in, maar voordat zijn lichaam in de kloof te pletter zou vallen, klonk er een strijdkreet in de colonne christelijke infanteristen, alsof zijn dood een appel aan de moed van zijn kameraden was: ‘Santiago!’

In de troepen brak een oorlogskreet los toen een lange rij soldaten zich naar het begin van de brug begaf en aanstalten maakte om eroverheen te gaan. De monnik had de overkant bijna bereikt. De korporaals en sergeanten lieten de haakschutters snel achterelkaar laden en vuren om te voorkomen dat de morisken de hellingen afdaalden en degenen die de brug overstaken aanvielen. Een groot aantal van hen probeerde dat wel, maar het vuur van het christelijke leger, dat zich op de kop van de brug concentreerde, hield hen tegen. Niet veel later werd de brug al vanaf de kant van de Alpujarras verdedigd door een korps infanteristen, met de monnik in hun midden, die met het nog steeds opgeheven kruis gebeden riep.

Aben Humeya gaf bevel tot de aftocht. Honderdvijftig morisken verloren het leven bij Tablate.

‘Stijg op,’ zei el Gironcillo tegen Hernando zodra ze de top van de berg hadden bereikt, en hij wees hem een ander paard aan. ‘Zijn berijder is dood,’ voegde hij eraan toe toen hij de jongen zag aarzelen. ‘We laten dat paard niet achter voor de christenen. Houd je vast aan zijn hals en laat je meevoeren,’ raadde hij hem aan, waarna hij de galop inzette.

De hand van Fatima
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
dedication.xhtml
frontmatter.xhtml
part01.xhtml
part01chapter01.xhtml
part01chapter02.xhtml
part01chapter03.xhtml
part01chapter04.xhtml
part01chapter05.xhtml
part01chapter06.xhtml
part01chapter07.xhtml
part01chapter08.xhtml
part01chapter09.xhtml
part01chapter10.xhtml
part01chapter11.xhtml
part01chapter12.xhtml
part01chapter13.xhtml
part01chapter14.xhtml
part01chapter15.xhtml
part01chapter16.xhtml
part01chapter17.xhtml
part01chapter18.xhtml
part01chapter19.xhtml
part01chapter20.xhtml
part01chapter21.xhtml
part01chapter22.xhtml
part01chapter23.xhtml
part02.xhtml
part02chapter24.xhtml
part02chapter25.xhtml
part02chapter26.xhtml
part02chapter27.xhtml
part02chapter28.xhtml
part02chapter29.xhtml
part02chapter30.xhtml
part02chapter31.xhtml
part02chapter32.xhtml
part02chapter33.xhtml
part02chapter34.xhtml
part02chapter35.xhtml
part02chapter36.xhtml
part02chapter37.xhtml
part02chapter38.xhtml
part02chapter39.xhtml
part02chapter40.xhtml
part02chapter41.xhtml
part02chapter42.xhtml
part02chapter43.xhtml
part03.xhtml
part03chapter44.xhtml
part03chapter45.xhtml
part03chapter46.xhtml
part03chapter47.xhtml
part03chapter48.xhtml
part03chapter49.xhtml
part03chapter50.xhtml
part03chapter51.xhtml
part03chapter52.xhtml
part03chapter53.xhtml
part03chapter54.xhtml
part03chapter55.xhtml
part03chapter56.xhtml
part03chapter57.xhtml
part04.xhtml
part04chapter58.xhtml
part04chapter59.xhtml
part04chapter60.xhtml
part04chapter61.xhtml
part04chapter62.xhtml
part04chapter63.xhtml
part04chapter64.xhtml
part04chapter65.xhtml
part04chapter66.xhtml
part04chapter67.xhtml
part04chapter68.xhtml
part04chapter69.xhtml
backmatter01.xhtml
backmatter02.xhtml