DE GEHEIMZINNIGE KREET

'Zeg, wat is er aan de hand, Frank?' riep Joe Hardy uit, toen zijn oudere broer plotseling bleef staan en ijverig in zijn zakken begon te zoeken.

'Ik heb... ik heb mijn portemonnee verloren.'

De lange jongen met het donkere haar keek verschrikt. 'Ik weet zeker dat ik hem nog had toen we naar de wedstrijd keken!'

'Tjonge, denk je dat iemand je zakken heeft gerold?' barstte Chet Morton, hun weldoorvoed uitziende vriend, uit. De jongens keken vol spanning toe, terwijl Frank zijn kleren doorzocht.

'Nou, meer zakken heb ik niet, dus ook geen portemonnee,' kondigde Frank ten slotte aan, toen zijn haastig gezoek zonder resultaat bleef. 'Ik kan me niet voorstellen...'

'Die komt nog wel ergens tevoorschijn,' viel de blonde Hardy, die twee jaar jonger was dan zijn broer, hem in de rede. Hij dacht meestal nogal optimistisch over zulke ongelukjes. 'Het zou me niets verwonderen als je hem thuis ergens had laten liggen.' 

Frank glimlachte flauwtjes.

'Ik hoop dat je gelijk hebt, maar ik betwijfel het. Laten we in ieder geval maar eens gaan kijken of het zo is.'

Terwijl de jongens in de richting van het huis van de Hardy's liepen, dat op de volgende straathoek stond, nam Chet afscheid. De dikke jongen woonde aan de andere kant van Bayport.

'Tot ziens, jongens,' riep hij. 'Ik hoop maar dat je je geld terugvindt, Frank!'

Toen Chet was vertrokken keek Joe zijn broer plagend aan. 'Ik heb je over het verlies van een portemonnee nog nooit zo in de war gezien, Frank. Je zou bijna geloven dat het de eerste keer is. Hoe komt dat, zat er misschien een miljoen in?'

'Dat is het hem nou juist, Joe, dat zat er inderdaad in. In ieder geval wel voor een miljoen aan gegevens.'

De jongste Hardy keek zijn broer vragend aan. 'Wat bedoel je daarmee, Frank?'

'Herinner je je die geheime code nog, die vader ons laatst heeft gegeven, om in geval van nood te gebruiken? Die heb ik opgeschreven, en het papiertje heb ik in mijn portemonnee gestopt. Stom eigenlijk!'

Joe floot tussen zijn tanden.

'Dat verandert de zaak. Kom mee, dan gaan we zoeken!'

De jongens renden de straat door en stormden de stoep van hun huis op, waar ze echter door een schelle stem in de hall tot staan werden gebracht.

'Nou, het werd zo langzamerhand tijd, jonge bandieten, dat jullie terugkwamen! Joe! Frank! Kom onmiddellijk hier!' Voor zij nog een voet konden verzetten klonk reeds het tik-tik-tik van voetstappen. Hun tante kwam met een gezicht als een donderbui uit de voorkamer tevoorschijn.

'Jullie vader heeft de hele middag naar jullie gezocht! Waar heb je in 's hemelsnaam gezeten?'

'Het spijt me, tante Gertrude, we wisten niet dat vader ons nodig had,' antwoordde Joe. 'Is hij thuis?'

'Ja, en het werd de hoogste tijd dat jullie ook eens thuiskwamen! Goeie help nog aan toe, denken jullie misschien dat ik voor politiebescherming betaal, terwijl hier twee flinke jongens wonen die me kunnen beschermen?'

'Politiebescherming? Waarvoor?' vroeg Frank verwonderd.

'Ja, waarvoor?' riep de oude dame uit. 'Allerlei verschrikkelijk uitziende mannen, die op ieder moment van de dag aanbellen en op de deur kloppen! Het huis is omsingeld door... door...

'Door vertegenwoordigers,' maakte Frank de zin af. 'Het zijn waarschijnlijk niets anders dan heel gewone, ongevaarlijke vertegenwoordigers. Is het niet zo, tante Gertrude?'

De oude dame dacht een ogenblik diep over deze mogelijkheid na. 'Nou ja, dat is misschien wel zo,' gaf ze toe. 'Ze zéggen tenminste dat ze iets verkopen. Maar ik geloof dat ze maar doen alsof!' voegde ze er koppig aan toe. 'Het zijn waarschijnlijk dieven en gevangenisboeven, die proberen erachter te komen hoe ze hier binnen kunnen komen! Mijn schuld is het niet als...'

'Onzin, Gertrude!' baste een joviale stem, en een grote man kwam de kamer binnen. 'Wat is dat allemaal voor gepraat over dieven?'

'Ha, vader!' riep Frank. 'U bent net op tijd om het nieuwste mysterie op te lossen!'

'Ja, ik hoorde zoiets tegen wil en dank!' lachte Fenton Hardy.

'Ik zei net, Fenton,' begon tante Gertrude, maar meneer Hardy stak zijn hand op. 'Laat maar, daar spreken we later nog wel eens over. Op het ogenblik heb ik iets belangrijks met mijn jongens te bespreken.'

Hevig uit haar humeur omdat niemand naar haar wilde luisteren, scharrelde de oude dame, in zichzelf mompelend, weg. Frank en Joe keken hun vader in spanning aan, want zij wilden niets liever dan hem behulpzaam zijn bij een van de zaken die hij behandelde.

'Jongens, ik moet ditmaal een zeer moeilijk probleem oplossen,' begon de detective, terwijl hij door de kamer naar zijn bureau liep en er wat papieren afnam.

'Wat is er aan de hand, vader?' vroeg Joe vol spanning

'Er opereert in dit deel van het land een handige troep smokkelaars en uit hetgeen ik al te weten ben gekomen is het een van de gevaarlijkste benden die op het ogenblik in actie zijn. Onze regering moet dergelijke activiteiten natuurlijk de kop indrukken.' Meneer Hardy zweeg even en keek zijn zonen aandachtig aan. 'Ik denk dat ik, vóór ik deze zaak heb opgelost, jullie hulp wel eens nodig zou kunnen hebben,' voegde hij er met veel nadruk aan toe.

'We zullen alles doen wat u ons opdraagt, vader!' beloofde Frank enthousiast. 'U geeft maar een seintje.'

'Daar wilde ik het net over hebben,' zei de detective ernstig. 'Ik wil beslist dat jullie die geheime berichtencode door en door kennen.'

Joe keek zijn broer plotseling aan, maar Frank zei niets over de verloren portemonnee. De oudste Hardy wilde zijn vader met het nieuws over het verloren papier liever niet ongerust maken, maar er liever zo snel mogelijk naar gaan zoeken.

'We begrijpen het, vader!' riep Joe uit. 'Wat moeten we doen?'

'Op het ogenblik niets. Wacht maar tot je iets van me hoort. Dat kan morgen zijn, maar ook volgende maand. Wat er ook gebeurt, denk aan de code en sta gereed om welke opdracht dan ook uit te voeren, zodra je een bericht van me krijgt.'

Joe keek erg teleurgesteld.

'Verdraaid, vader, dat kan iedereen, op een stoel zitten en op een bericht wachten. Waarom kunt u ons niet echt iets te doen geven om u te helpen?'

Fenton Hardy lachte.

'Er is eens een tijd geweest dat ik dacht, dat jullie goede detectives zouden worden,' grapte hij, 'maar ik ben bang dat jullie allebei zijn mislukt.'

'Zeg, vader!' riep Frank geschrokken uit. 'Wat bedoelt u daarmee?'

'Herinneren jullie je nog dat ik een maand of zes geleden heb gevraagd een bepaald oud boek op het gebied van criminologie voor me op te sporen?' vroeg de detective.

Joe riep opgelucht uit:

'Oh, dat is alleen maar een boek over de bestudering van boeven. Dat kan iedereen opsnorren.'

Fenton Hardy grinnikte.

'Aha, dat is nou juist de moeilijkheid, dat kan niet iedereen. Het is een zeer zeldzaam werk en al sinds jaren niet herdrukt. Als jullie werkelijk goede detectives zijn, moeten jullie het toch in een of andere boekenwinkel op kunnen scharrelen.'

'Natuurlijk, Joe!' zei Frank. 'Wat zijn we een stelletje nietsnutten.' De jongens hielden wel van wat gezellig redetwisten met hun vader. Tot besluit beloofden zij hem dat ze zo spoedig mogelijk opnieuw op zoek naar het boek zouden gaan.

'Het wordt tijd dat ik ga pakken,' zei de detective en hij stond uit zijn stoel op.

'Neemt u nog vermommingen mee, vader?' vroeg Joe. Hij doelde op meneer Hardy's grote verzameling kleding, maskers, pruiken en dergelijke, die hij gebruikte om iedere gewenste figuur uit te beelden. Voor zijn vader antwoord kon geven, uitte Frank, die uit het raam had staan kijken, een zachte kreet.

'Vader, Joe, kijk daar eens aan de overkant van de straat! Zit daar achter die grote struik niet iemand die ons huis in de gaten houdt?'

Joe sprong naar het raam, op de hielen gevolgd door zijn vader. 'Je hebt gelijk!' fluisterde de jongste Hardy. 'Wie denk je dat het kan zijn?'

'Ik zal op moeten passen bij het weggaan,' zei meneer Hardy, terwijl hij naar iets tuurde, wat onmiskenbaar de gedaante van een man was, die zich tussen de struiken verborgen hield.

'Denkt u dat het een spion voor de smokkelbende is, vader?' veronderstelde Joe.

'Dat zou me niets verwonderen,' antwoordde zijn vader grimmig. 'Ik heb in ieder geval een idee. Frank, bel jij meneer Callahan, de loodgieter eens op en vraag hem of hij direct met zijn vrachtwagen hierheen komt. Joe, jij en ik gaan boven wat in orde maken.' De jongens sprongen onmiddellijk op om de opdrachten uit te voeren, ofschoon zij er op dat moment geen flauw idee van hadden wat hun vader van plan was.

Enkele ogenblikken later ging de bel van de achterdeur. Frank liet een grote, magere man binnen. Hij was gekleed in een vettige overal en droeg een bril met een zwaar hoornen montuur. 'Kom binnen, meneer Callahan. Vader is zo...'

Voor Frank de zin kon afmaken, klonk plotseling een gil. Tante Gertrude zakte in de hall op een stoel, die gelukkig vlakbij stond, neer. 'O, o!' kermde ze, heen en weer wiegend, en ze wees naar de verbaasde loodgieter. 'Weer een gangster en nog wel in huis ook! Waarom doet nou niemand iets!'

De oude dame liet weer een gil horen. Ditmaal wees ze naar de trap. Op de laagste trede stond een volmaakte dubbelganger van meneer Callahan, compleet met vettige overal en bril.

'Prachtig, vader!' riep Frank uit. 'Meneer Callahan zou zelf het verschil niet eens zien!'

'Ik twijfel er zeker aan of ik dat zou kunnen!' mompelde de loodgieter verbaasd. 'Hij lijkt meer op mij dan ikzelf!'

Vlug legde Fenton Hardy zijn plan uit.

'Kunt u uw vrachtwagen tien minuten missen, meneer Callahan?' De loodgieter, een oude en vertrouwde vriend van de familie, gaf direct zijn toestemming.

'Prima,' antwoordde meneer Hardy. 'Frank, jij rijdt me naar het station. Over twaalf minuten gaat er een trein. Wie onze vriend daar buiten ook is,' en hij wees naar het raam, waardoor zij konden zien dat de zich half schuil houdende vreemdeling het huis nog steeds in het oog hield, 'wie hij ook is, hij zal nooit kunnen denken dat ik in die vrachtwagen wegrijd, in plaats van meneer Callahan!'

'En wat zal die spion raar opkijken, als hij ziet dat Frank de vrachtwagen terugbrengt en dat er nog een meneer Callahan instapt!' lachte Joe.

Na een haastig afscheid reden Fenton Hardy en Frank snel weg.

Plotseling klonk ergens achter in het huis een kreet om hulp!