EEN BOSBRAND

Frank bond een natte zakdoek voor zijn gezicht en rende de achterdeur, waar de hitte en de rook iets minder hevig leken, uit. Toen hij eenmaal op de begane grond was, zag hij met één blik dat de situatie op het eerste gezicht hopeloos was.
De lucht was bezwangerd met rondvliegende vonken en het loeien van de vlammen dreunde als het rommelen van de donder. De paarden, die bij de hut waren vastgemaakt, hinnikten meelijwekkend.
Plotseling hoorde hij een wilde kreet en tot zijn verbazing kwam recht tegenover hem, een paard met zijn berijder door het gordijn van vlammen aanstormen. Voor hij zijn ogen kon geloven, rende sergeant Johnson op de hut toe.
'Kom mee!' riep de politieman boven het brullen van de vlammen uit tegen Frank. 'We hebben nog ongeveer vijf minuten de tijd, voor we zijn ingesloten!'
'We zijn met z'n drieën, sergeant!' schreeuwde Frank de politieman in het oor. 'We hebben nadat u weg was vader in de hut gevonden!'
Johnson keek verbaasd op.
'Prima! We krijgen hem er wel uit als twee van jullie op één paard rijden. Maar we zullen op moeten schieten!'
Met Frank voorop holden zij de hut weer in, net op het moment dat Joe naar buiten kwam rennen om te zien met wie Frank stond te praten.
'Sergeant Johnson! Hoe bent u in 's hemelsnaam...'
'Vertel ik je later wel,' viel de sergeant hem in de rede. 'Hier jongens, bindt deze — hé, je vader heeft het bewustzijn verloren!'
De opwinding was te veel geweest voor de door ontberingen uitgeputte detective. Joe holde weg om wat water te halen en een ogenblik later was meneer Hardy weer bij kennis.
'We zullen hem op een paard moeten vastbinden, jongens. Het zal geen gemakkelijk karweitje zijn, maar het is onze enige kans om door de vlammen te komen. Kom mee!'
De jongens volgden direct de bevelen op en met behulp van de sergeant droegen zij hun vader weg. De politieagent bond meneer Hardy op de rug van Joe's merrie.
'Frank, jij en Joe nemen mijn hengst. Hij zal jullie wel door de plek brengen die ik jullie zal aanwijzen! Ik neem het paard van Frank en leid het paard van je vader.'
Er was geen seconde te verliezen. De hitte was nu zo hevig dat hun ogen staken en hun gezichten pijn deden.
Johnson haalde snel een klein pakje uit zijn zadeltas. Er zaten een aantal natte doeken in, die zij over de neuzen van de paarden en over hun eigen gezicht bonden.
'Daar gaan we!' riep Johnson. Hij wond de teugels van Joe's paard, waarop hun vader lag, om zijn pols en gaf zijn eigen paard de sporen. 'Blijven schreeuwen, jongens, anders gaan de paarden er niet door!'
Frank en Joe hadden geen aansporing nodig. Zij begonnen te schreeuwen. Toen Frank de sporen gebruikte sprong hun paard op en holde weg. Een seconde later daverde Johnson langs hen heen.
'Volg mij!' riep hij boven het geraas van de steeds dichterbij loeiende vlammen uit.
Het hart klopte de jongens in de keel toen zij zagen hoe de politieman en hun vader door de dichte rook werden verzwolgen. Vijf seconden later stonden zij ook op het punt op dezelfde plek door de vlammen te dringen.
'Klaar, Joe! Hou je vast!' schreeuwde Frank zijn broer in het oor. Hij groef zijn sporen in de flanken van zijn paard. Het dier vlóóg werkelijk door de lucht.
Instinctief bogen de jongens hun hoofd en knepen hun ogen dicht. Een ontzettende hitte sloeg hen tegemoet.
En toen, terwijl ze het zich nog niet goed realiseerden, voelden zij koele lucht op hun gezicht en handen. Frank deed voorzichtig een oog open en zag dat zij buiten het bereik van de vlammen en de rook waren. Het paard holde voort.
De felle gloed werd langzaam minder. Toen hoorden zij een kreet.
'Stoppen, jongens!'
Vaag zagen zij een groepje figuren.
Toen Frank er eindelijk in slaagde het hijgende dier tot stilstand te brengen, kwam Johnson op hen toe gereden. Hij hield nog steeds de teugels van Joe's paard met zijn stille last stevig beet.
'Is vader in orde?' hijgde Frank, die deze vraag nauwelijks durfde te stellen.
De sergeant knikte en wreef de as en het roet uit zijn ogen.
'Op het ogenblik gaat het wel met hem, jongens. Hoe is het met jullie?'
'Zover we kunnen nagaan zijn we nog heel!' glimlachte Joe flauwtjes. 'Waar gaan. we nu naartoe, sergeant?'
'We gaan zo snel mogelijk naar Scrub Oak, als het vuur tenminste intussen ook niet daarheen is overgeslagen!'
Hij keerde zijn paard en gaf de jongens een teken hem te volgen. Tot hun verbazing zagen zij dat zij op het pad waren dat zij reeds eerder hadden gevolgd. Door de toestand van hun vader waren zij verplicht langzaam te rijden en zij stopten herhaaldelijk, om sergeant Johnson gelegenheid te geven de zwakke detective versterkende middelen toe te dienen.
Na wat wel dagen schenen, maar in werkelijkheid slechts enkele uren waren, kwam het dorp Scrub Oak in zicht. Tien minuten later arriveerde, tot grote vreugde van de jongens, dokter Watkins in het hotel, net op het moment dat zij meneer Hardy naar bed brachten.
'Tjonge, wat zijn we blij dat u hier bent, dokter!' riep Joe uit.
Na een vluchtige wederzijdse begroeting nam de dokter de leiding over.
'Jullie hebben een hoop meegemaakt, jongens. Jullie kunnen je beter eerst eens gaan opknappen en flink eten!' stelde de dokter voor. 'Ik zal wel voor jullie vader zorgen.'
Opgewekt schrobden de jongens zich schoon en gingen toen naar de eetzaal, waar Johnson al op hen zat te wachten.
'Nou, jongens, jullie zijn natuurlijk benieuwd wat er met Hoskin en zijn vriend, de zeeman, is gebeurd,' zei hij.
'Dat klopt, sergeant,' antwoordde Joe nieuwsgierig. 'Hoe bent u er in vredesnaam in geslaagd hen terug te brengen?'
De politieman vertelde hen uitvoerig hoe hij met zijn gevangenen helemaal tot Scrub Oak was gekomen, toen hij een collega ontmoette, die hem vertelde dat vanaf een nabij gelegen uitkijktoren een bosbrand was ontdekt.
'Ik heb hem, met Hoskin en de zeeman op sleeptouw, teruggestuurd naar het hoofdkwartier,' ging hij verder, 'en toen ben ik zelf op de uitkijktoren gaan kijken. Ik zag rook opstijgen in de richting waar jullie waren, dus toen heb ik het hoofdkwartier opgebeld en gezegd dat ze wat blussers moesten sturen. Toen ben ik zo snel als mijn goeie ouwe Victor — dat is het paard dat jullie hebben bereden — me kon dragen, teruggereden.'
Het verhaal van de politieman werd onderbroken door de binnenkomst van een ander lid van de Koninklijke Bereden Politie.
'Sergeant Johnson,' zei de nieuw aangekomene, 'het vuur is overgeslagen naar Woodsville en omgeving. Vraag een afdeling mannen aan het hoofdkwartier en ga er onmiddellijk heen. Ik neem hier het bevel over.'
'Ja, meneer!'
Johnson salueerde, nam afscheid van de jongens en de twee mannen verdwenen.
'Frank, moesten we eigenlijk Chet niet opbellen?' stelde Joe voor. 'Misschien heeft hij wel nieuws voor ons.'
De oudste Hardy was het hiermee eens. Joe werd door oude Pappie naar de antieke telefoon van het hotel gebracht.
Twintig minuten later kwam hij met glinsterende ogen bij zijn broer terug.
'Frank, wat denk je dat er is gebeurd? Chet dacht dat hij ons maar eens moest helpen om wat meer te weten te komen van de Zwarte Papegaai. Hij zegt dat er een heel stel Papegaai-schepen zijn, zoals de Witte Papegaai, de Groene Papegaai, de Blauwe Papegaai en nog meer kleuren!'
'Tjonge, zou je denken dat ze allemaal iets met die smokkelbende te maken hebben?'
'Volgens mij wel! Er bestaat geen twijfel aan! Die bende is heel wat groter dan zelfs vader vermoedde! Wacht maar eens tot ik het hem vertel!'
'Op het ogenblik denk ik aan die bosbrand,' zei Frank. 'Weet je nog dat die politieman zei dat de brand was overgeslagen naar Woodsville? Als het hotel nu eens is afgebrand?'
'Verdraaid, ik had bijna vergeten dat we daar onze spullen voor het grootste gedeelte hebben achtergelaten.'
'Ik denk niet eens zozeer aan onze bagage, meer aan het piratenboek. Ik vermoedde dat we er misschien aanwijzingen over die smokkelaarsbende in zouden kunnen vinden.'
Joe glimlachte weifelend.
'Goeie genade, Frank, dat ding is bijna een eeuw geleden geschreven. Je denkt toch niet...'
'Dat doe ik wel! Uit wat ik in dat boek heb gelezen maak ik op, dat die kerels die we achterna zitten het ook hebben gelezen en er ideeën uit hebben geput!'