WAT DE HUT VERBORG

'We kunnen nu ieder ogenblik het signaal van je broer krijgen!' fluisterde sergeant Johnson tegen Frank, terwijl zij op het fluitteken stonden te wachten.
'Ja, hij is bijna tien minuten weg,' antwoordde de oudste Hardy. Met iedere minuut die verstreek werd hij ongeruster.
Veronderstel dat Joe door de wolfshond werd aangevallen! Veronderstel dat Hoskin en Slim hem zouden betrappen!
'Luister eens! Hoor je iets?' fluisterde Johnson.
Frank spitste zijn oren. Er klonk een kletterend geluid in de verte.
'Paarden!' riep de sergeant met ingehouden adem uit. 'Ik geloof dat die kerels waar jullie het over hadden terugkomen!'
'Dan moesten we Joe...
Voor Frank de zin kon afmaken klonk plotseling een hevig geritsel in de struiken. Een seconde later hoorden ze een afschuwelijk gegrom en een enorme gedaante kwam op hen afstormen.
'Gooi je ijzers!' schreeuwde de sergeant.
Frank, die geïnstrueerd was hoe hij, als de nood aan de man kwam, met het net moest handelen, gooide de verzwaarde rand van het geval recht over de aanstormende massa heen. Een ogenblik later wendde het enorme, magere dier verwoede pogingen aan zich uit de wirwar van touwen los te maken. Met een snelle beweging liet Johnson de kolf van zijn dienstrevolver met een daverende klap op de schedel van het beest neerkomen.
'Goed werk, Frank!' hijgde hij bewonderend. 'Als je hem niet zo mooi op tijd dat net op zijn huid had gegooid, waren wij door die wolfshond aan stukken gescheurd.'
Voor Frank zelfs maar een blik op het dode dier kon werpen had Johnson hem bij een arm gegrepen.
'Kom mee!' fluisterde hij hees. 'Die ruiters zijn net bij het pad!'
Snel drongen de sergeant en Frank door het bos en een ogenblik later stonden zij aan de rand van de open plek.
Twee paarden waren aan een paal bij de deur van de hut vastgebonden, maar de berijders waren nergens te zien. Ze zagen Joe ook nergens.
'Laten we naar binnen gaan, sergeant!' drong Frank fluisterend aan en hij liep naar de hut toe.
De politieman trok hem terug.
'Wacht even. We moeten er zeker van zijn dat ze binnen zijn. We zullen het wel gauw zien.'
Een ogenblik later kronkelde een rookpluimpje uit de schoorsteen.
'Zo, Frank,' zei de sergeant. 'Laten we nu eens een kijkje nemen. Ik geloof dat ze niets van de herrie die we maakten toen we hun wolf neerlegden hebben gehoord.'
Zonder het minste geluid te maken liepen zij in de schaduw van de bomen aan de rand van de open plek langzaam in de richting van het raam in de hut. Frank dacht dat hij vanuit zijn ooghoek iemand zag bewegen.
Op hetzelfde moment klonk een zacht fluitje, onmiddellijk gevolgd door een tweede. Frank gaf een zelfde signaal als antwoord en zijn hart bonsde van opluchting toen Joe naar hen kwam toe geslopen.
'Ik dacht dat jullie daarginds moeilijkheden hadden. Ik had al bijna besloten die kerels intussen op mijn eentje aan te pakken,' zei hij.
'Het is maar goed dat je hebt gewacht, Joe!' antwoordde de sergeant. 'Luister, dit is mijn plan. Als Frank op de achterdeur bonst, gaan jij en ik door de voordeur naar binnen, Joe. Dan weten ze binnen niet precies waar ze aan toe zijn en is het voor ons gemakkelijker hen te overmeesteren.'
De Hardy's kropen naar het zijraam en keken naar binnen. Jim Hoskin lag languit op een bed. Slim zat in een stoel vlak bij hem naar iets wat op een enveloppe leek te kijken.
'Herken je hen?' fluisterde de sergeant. De Hardy's knikten hevig. Frank holde naar de achterzijde van de hut. Een ogenblik later klonk een luid gebonk door het bouwsel. Hoskin en zijn handlanger sprongen op alsof zij door een wesp waren gestoken. Jim holde van het raam vandaan.
'Kom op, Joe! Laten we ze hun vet geven!' riep Johnson. De stevig gebouwde politieman nam een aanloop en wierp de deur open. Joe, die vlak achter hem rende, zag Slim naar een smalle trap vluchten. Hij sprong op de boef toe, greep hem om zijn knieën beet en het tweetal sloeg tegen de grond, met de jongste Hardy bovenop. Hij drukte zijn tegenstander tegen de ruwe planken vloer. Johnson was intussen verdwenen.
Net toen Joe om hulp wilde roepen, om de pezige, worstelende zeeman op de grond te houden, kwam de politieman grinnikend terug.
'Ik moet zeggen dat jullie goed je vuisten weten te gebruiken!' riep hij goedkeurend uit. 'Je broer heeft die andere kerel op de achtertrap gedeponeerd. Hij ziet eruit of hij nooit meer zal opstaan!'
Slim vloekte intussen woedend.
'Daar zal je voor boeten, jij — jij jonge idioot!' schreeuwde hij Joe vlak in zijn gezicht. 'Je denkt zeker dat je handig bent, hè? Nou, we krijgen je wel!'
De sergeant haalde een stuk stevig touw tevoorschijn.
'Hou op met die herrie!' snauwde hij tegen de scheldende boef. Hij liet het touw om de armen en benen van de man glijden en knoopte het handig vast.
'Zo, Joe, nou zal hij wel blijven liggen, denk ik.'
'Ik zal eens rondkijken, sergeant, terwijl u Frank's slachtoffer onder handen neemt,' stelde de jongste Hardy voor.
Johnson ging naar de achterkant van de hut, terwijl Joe voorzichtig de smalle trap beklom.
Toen hij op de bovenste trede stond hoorde hij vlak bij zich een zacht gesteun. Hij knipte zijn lantaarn aan en zag voor zich een grote, muffe kamer met als enig meubilair een oude stoel. Hij liep de kamer door en bekeek de balken van het plafond en de muren aandachtig.
Weer hoorde hij kreunen. Het scheen uit de kamer te komen, ondanks het feit dat hij bij het licht van zijn lantaarn niets kon ontdekken. De Hardy wist niet wat hij ervan moest denken en bleef, aandachtig luisterend, doodstil op zijn plaats staan. Toen viel het licht van zijn lantaarn op een paneel zo groot als een deur, dat zich in de muur aan de andere kant van de kamer bevond. Joe hield het paneel achterdochtig in het oog, liep voorzichtig de kamer door en tikte ertegen. Er klonk een hol geluid.
Lag aan de andere kant misschien een geheime kamer? Joe drukte met bonzend hart tegen het paneel, dat een beetje meegaf. Op hetzelfde moment klonk, duidelijk hoorbaar van de andere kant, een gesmoorde kreet.
Joe wierp zich nu met zijn volle gewicht tegen de verborgen deur en vergezeld van een oorverdovend gekraak tuimelde hij hals over kop in een kleine kamer, die nauwelijks groter was dan een diepe kast. In een oogwenk was hij weer op de been en richtte zijn lantaarn recht voor zich uit. En daar, op een hoop dekens, lag Fenfon Hardy, met zijn ogen tegen het plotselinge licht knipperend.
'Vader!' riep Joe uit, terwijl hij naar hem toe sprong.
De detective deed zwakjes een poging om overeind te gaan zitten, maar het lukte hem niet.
'Ik ben in een seconde terug, vader!'
Joe stormde de kamer uit en holde de trap af.
'Frank! Sergeant Johnson! Verdraaid, waar zitten jullie?'
'Hier, Joe!' riep zijn broer en hij dook op aan de voordeur. 'Ik was net — hé Joe! Wat is er aan de hand?'
'Vader is boven! In een geheime kamer! Frank, hij is er verschrikkelijk aan toe. Hij is zelfs te zwak om te praten!'
'Die boeven hebben hem vast laten verhongeren!' riep zijn broer uit.
'Waar zijn sergeant Johnson en de gevangenen?'
'Johnson is met die mannen vertrokken. Hij zei dat hij nog een lange rit voor de boeg had en dat hij meteen op weg wilde gaan. Ik heb hem gezegd dat wij hier de zaak in de gaten houden tot hij terugkomt.'
Frank stormde de trap op om naar zijn vader te gaan kijken, terwijl Joe een opwekkend middel klaarmaakte.
'Het doet me goed jullie weer te zien, jongens,' hijgde Fenton Hardy, toen de warme drank begon te werken. 'Ik ben in een minuutje wel weer in orde. Wat is dat voor rook die ik ruik?'
'Het is waarschijnlijk de stookplaats beneden, vader,' zei Frank. 'Ik zal even gaan kijken.'
Hij ontdekte dat het vuur flink brandde en maar weinig rookte, ofschoon de kamer blauw stond. Hij stond op het punt weer naar boven te gaan, toen Joe de trap afkwam.
'Vader is al een stuk beter, Frank. Heb je al ontdekt waar die rook vandaan komt?'
'Joe, ik heb een nieuwtje voor je,' zei zijn broer, die niet op de vraag reageerde.
'Ja? Wat is er dan?'
'Toen ik sergeant Johnson hielp Hoskin en Slim op hun paarden te binden, ontdekte ik toevallig iets. Die kerels hebben allebei de afdruk van een verwrongen klauw op de top van hun wijsvinger ingebrand!'
'Goeie genade, Frank!' riep de jongste Hardy uit. 'Een klauw — ingebrand —? Dan was Chet...'
'Toch nog niet zo stom!' maakte Frank de zin af.
'Ik heb zo'n idee dat we in een zaakje zijn gemengd dat groter is dan we eerst hebben gedacht,' zei Joe.
'Ik vrees dat je gelijk hebt, maar laten we eerst naar vader teruggaan Misschien kan hij ons nu vertellen wat er is gebeurd.'
Frank nam een petroleumlamp mee en de jongens knielden naast hun vader, die er nog steeds bleek en uitgeput uitzag, neer.
'We zullen een dokter voor u moeten halen, vader,' besliste Frank, terwijl hij zijn vader bezorgd aankeek.
Fenton Hardy glimlachte.
'Ik ben in een paar dagen wel weer opgeknapt, jongens en dan kunnen we het reisje naar het dichtstbijzijnde dorp wel maken. Hoskin en zijn vriend, de zeeman, hebben me laten verhongeren, om te proberen me te dwingen te vertellen wat ik van hun smokkelbende weet.'
'Dus zij behoren werkelijk tot de bende?' vroeg Joe.
'Je bedoelt behoorden!' zei Frank.
Hij vertelde vlug hun ervaringen tot op het moment dat de boeven gevangen genomen waren.
Meneer Hardy feliciteerde zijn zoons met hun succes en begon toen zijn eigen belevenissen te vertellen.
'Dicht bij St.-Johns heb ik een van hun schuilplaatsen ontdekt,' zei hij, 'maar ik vermoedde dat een lid van de bende mij had gezien. Ik heb toen je moeder opgebeld en haar de boodschap gegeven, die ze jullie op het vliegveld heeft doorgegeven.'
'Wat is er toen gebeurd, vader?'
Joe kon nauwelijks wachten tot zijn vader was uitverteld.
'Ik liep de winkel waar ik had opgebeld uit en voor ik het wist had iemand me beetgepakt en in een auto gegooid. Ze hebben me geblinddoekt en zijn met me weggereden.'
Meneer Hardy hield even op met spreken om nieuwe kracht te verzamelen om weer verder te gaan.
'Ten slotte besloot ik net te doen of ik plotseling gek was geworden,' vervolgde hij. 'Ik dacht dat ze me misschien ergens zouden achterlaten, maar het enige wat zij deden was bij verschillende plaatsen stoppen en proberen slaappillen voor me te krijgen.'
Joe en zijn broer keken elkaar aan, want ze herinnerden zich het verhaal van Lem in het hotel van Scrub Oak.
'Mijn laatste redmiddel was steeds de boodschap te herhalen, die jullie gelukkig hebt gekregen — 'Kikvorsen klommen in dubbele bomen'.'
'Wat een geluk, dat we hier in de buurt waren en toevallig te weten kwamen wat u achter in die wagen mompelde...'
Hij werd in de rede gevallen door een hevige hoestbui van zijn vader.
'Jongens, die rook!' hijgde meneer Hardy.
Joe keek verschrikt om zich heen.
Toen rende hij de kamer uit.
Een seconde later was hij terug, bleek en bevend.
'Vader! Frank! Het bos staat in brand!'
Binnen een paar minuten scheen de hut omringd te zijn door een reusachtige muur van vlammen. Wat de zaak nog erger maakte was dat een sterke wind een regen van vonken op het gebouwtje deed neerdalen.
'We hebben nog tijd om ons te redden,' zei Frank, terwijl hij uit het raam tuurde. Hij en Joe waren naar de eerste verdieping gegaan om te beraadslagen wat ze zouden doen.
'Het vuur lijkt dichterbij dan het in werkelijkheid is. Ik zou zeggen dat het nog een achthonderd meter hier vandaan is.'
Er klonken voetstappen op de trap en even later verscheen, bleek en bevend, meneer Hardy in de kamer.
Met één blik had hij de situatie overzien.
'Jongens, ik wil dat jullie zo snel mogelijk hier vandaan gaan en mij hier achterlaten. Ik ben te uitgeput om weg te kunnen komen.'
Ondanks zijn zwakte klonk Fenton Hardy's stem nu bijna normaal.
Joe keek ontzet. 'U hier achterlaten? Nooit!'
'Vader, we zouden u niet in de steek laten voor alle smokkelaars op de hele wereld!' verzekerde Frank. 'Kom mee, Joe, laten we eens vlug rondkijken. Er moet toch ergens een opening in die ring van vlammen zijn.'
Samen gingen de jongens naar boven, waar Frank met een roestige bijl, die hij in de keuken had gevonden een gat in het dak van de hut hakte. Hij hees zich door de opening en keek om zich heen. Hij huiverde bij hetgeen hij zag. Alle ontsnappingswegen waren afgesloten. De langzaam maar zeker op hen toe kruipende vlammencirkel was helemaal gesloten, het leek wel of het vuur met opzet was aangestoken.
'Joe, jij gaat naar beneden en blijft bij vader. Ik ga naar buiten om te zien of ik een of andere ontsnappingsweg kan vinden!' riep Frank.