HET WAARDEVOLLE BOEK
Voor Frank en Joe klaar waren om te vertrekken, riep hun vader
hen bij zich. Hij was zo opgeknapt dat hij hen met zijn oude
enthousiasme begroette.
'Jongens, nu die opwinding over de brand voorbij is, heb ik
wat voor jullie te doen. Onze vriend, sergeant Johnson, heeft
zojuist een boodschapper van het hoofdkwartier met een bericht
gestuurd.'
'Een bericht? Waarover?' vroeg Frank.
'Het schijnt dat Johnson heeft gehoord dat Hoskin en Slim iets
zeiden over een schip dat de Zwarte Papegaai heet.'
'De Zwarte Papegaai!' riepen de broers tegelijkertijd
uit.
'Het schip moet aanleggen in een plaats die Little Cove heet.
Hij hoorde hen zeggen dat het in de loop van deze week zou
aankomen.'
'En u wilt dus dat we erheen gaan, vader?' vroeg Joe
opgewonden.
Meneer Hardy's gezicht stond zeer ernstig.
'Ik wil zelfs dat jullie nog meer doen. Ik wil dat jullie aan
boord gaan om de terugreis naar Bayport mee te maken, als je daar
tenminste kans toe ziet! Uit alles wat jullie me over je
belevenissen met die kerel Pierre en enkele anderen die in
verbinding staan met de Zwarte Papegaai, hebben verteld, maak ik op
dat jullie misschien die hele zaak kunt oplossen als je een poosje
aan boord van dat schip zou kunnen zijn.'
'Dan doen we dat, vader!' riep Frank enthousiast. 'Het zal ons
op een of andere manier wel lukken!'
'Het is een zeer gevaarlijke opdracht voor jullie, jongens,'
waarschuwde hun vader, 'dus denk eraan dat je voorzichtig bent. Als
ik kon ging ikzelf.'
'Maak u geen zorgen,' zei Joe. 'Blijf maar hier en sterk maar
lekker aan. We zullen zoveel mogelijk inlichtingen inwinnen en u
verslag uitbrengen.'
Toen het avond begon te worden namen zij afscheid van hun
vader en de dokter, gaven hun paarden de sporen en vertrokken in de
richting van Woodsville.
'Ik ben benieuwd of er nog iets van het plaatsje over is,'
dacht Frank hardop, terwijl zij over het donkere pad galoppeerden.
'Daar kunnen we niet achter komen voor we er zijn. Zullen we
vannacht nog ergens slapen, of zullen we doorrijden?'
'We zijn net wakker!' lachte zijn broer. 'Ik ben niet moe. Jij
wel?'
'Helemaal niet!'
Toen zij in de omgeving van Woodsville arriveerden kwam hen de
stank van verbrand hout en rook al tegemoet.
'Denk je dat we nog eens door het vuur moeten rennen? Ik vind
dat we dat al genoeg gedaan hebben!'
'Ik ook!' gaf Frank met een zucht toe.
Terwijl zij verder reden merkten zij tot hun voldoening dat de
rook niet erger werd.
'Misschien is het vuur wel langs één kant van het dorp
gegaan,' veronderstelde Joe, 'en is het plaatsje helemaal niet
verbrand.'
Frank hoopte van ganser harte dat Joe gelijk had, want hij
wilde maar al te graag zijn piratenboek terug hebben om naar
verdere aanwijzingen te kunnen zoeken.
Even later riep zijn broer: 'Daar ligt Woodsville! Zie je het
licht?'
In het hotel kwam meneer Hendrick de jongens met een glimlach
vol verbazing tegemoet.
'Dus jullie zijn teruggekomen, net als de verloren zoon, niet?
Gaan jullie weer weg?'
De jongens legden vlug uit dat zij, zodra zij hun bezittingen
hadden gepakt, naar Little Cove wilden vertrekken. Terwijl Joe
informeerde waar de haven precies lag, stormde Frank naar boven. Na
zich ervan te hebben overtuigd dat het piratenboek nog steeds in
zijn koffer zat, bracht hij hun bagage naar beneden.
'We hebben geluk,' legde zijn broer uit. 'Meneer Hendrick zegt
dat er over een uur een trein vertrekt. Die gaat nog meer mannen
halen om de bosbrand te bestrijden!'
'Prima! Joe, wat zullen we met Hoskin en Slim doen? Ik zou ze
graag eens willen spreken, om erachter te komen wat die brandmerken
van die klauw op hun vingers te betekenen hebben.'
'Als we daar achter zouden komen, hadden we een belangrijke
aanwijzing waarop we verder konden werken. Als we tenminste aan
boord van de Zwarte Papegaai kunnen komen,' zei zijn broer.
Er werd besloten dat Joe zo mogelijk de auto van meneer
Hendrick zou lenen en daarmee naar het hoofdbureau van politie in
Williamsburg zou rijden, waar de mannen werden vastgehouden. Hij
zou dan proberen wat gegevens van hen te krijgen.
De hoteleigenaar, die de Hardy's wel mocht, was graag bereid
hen zijn wagen weer te lenen.
Het begon al dag te worden, toen Joe naast een groot, stevig,
houten gebouw stopte en op de deur klopte. Tot zijn verrassing werd
hij door sergeant Johnson binnengelaten.
'Hallo, Joe! Kom binnen!' baste de man van de bereden politie
hartelijk. 'Ik dacht al dat je zou komen opdagen, dus ik ben uit
ons eigen hoofdkwartier hierheen gekomen. Je wilt de gevangenen
spreken, vermoed ik?'
Nadat ze elkaar in het kort hun jongste belevenissen hadden
verteld, bracht Johnson de jongste Hardy naar een stevig getraliede
cel aan de achterkant van het gebouw, waar twee totaal verslagen
figuren ineengedoken op hun kribben zaten.
'Wakker worden, jullie tweeën!' beval de sergeant streng.
'Hier is een jongeman die jullie een paar vragen gaat
stellen.'
Hij deed de cel open en Joe liep naar binnen. De twee boeven
keken hem woedend aan.
'Wat moet jij hier?' mompelde Slim met een vertrokken gezicht.
De zeeman, die zich al geruime tijd niet meer had geschoren en
wiens kleren in rafels om zijn lichaam hingen, zag er nog
afstotender uit dan anders.
Hoskin keek Joe met een blik vol haat aan, maar zei
niets.
'Laat me je handen eens zien,' beval Joe, terwijl Johnson naar
de andere kamer terugging.
'Wil je een dreun op je neus hebben?' gromde Hoskin.
Joe zette zich schrap, klaar om de slag van de ander op te
vangen. De zware onverlaat scheen echter een laffe inborst te
hebben, want hij zweeg verder.
'Kom op, steek je handen vooruit!' commandeerde Joe weer
scherp.
De mannen gehoorzaamden met tegenzin. Joe bekeek vlug hun
wijsvingers en zag vaag de tekens van de klauw, die kennelijk waren
ingebrand.
'Welke verklaring hebben jullie hiervoor?' vroeg de Hardy.
'Wat heeft dat te betekenen?'
'Vertel het hem maar, Jim, dan gaat hij misschien weg!'
mompelde Slim, terwijl hij Joe nijdig aankeek. Hoskin deed moeite
om te lachen.
'O, dat! Dat heeft niets te betekenen. Slim en ik waren op
school lid van dezelfde geheime club.'
Joe kon bij het horen van Hoskin's ontwijkende antwoord
nauwelijks een glimlach onderdrukken. Hij begreep dat verdere
vragen geen nut zouden hebben en besloot te vertrekken.
'Maak je maar niet ongerust, Joe, ze zullen hier een poosje
moeten blijven en later willen ze misschien wel praten,' stelde
sergeant Johnson hem gerust, toen hij afscheid nam van de
politieman. 'Ontvoering is een ernstige misdaad.'
Tevreden gesteld dat Hoskin en Slim veilig in handen van de
autoriteiten waren, tot het tijdstip waarop zijn vermoeden dat zij
in verbinding stonden met de smokkelaarsbende bevestigd zou zijn,
reed Joe snel naar Woodsville terug.
Daar hoorde hij van Frank dat zij de trein hadden
gemist.
'Maar meneer Hendrick zal ons naar Little Cove rijden!' voegde
Frank er aan toe.
'Werkelijk? Dat is nog eens boffen!'
De hoteldirecteur gaf de leiding van het hotel tijdelijk over
aan een vriend en het drietal vertrok.
Tegen middernacht kwamen ze aan de rand van het bos en al
spoedig zagen zij de lichtjes van Little Cove in de verte voor
zich. Meneer Hendrick, die in het dorpje bekend was, reed hen naar
een vervallen gebouw aan de waterkant.
'Dat is het enige hotel hier, maar mijn vriend Henri is de
eigenaar. Tot ziens. Ik ga nu terug!'
Zij waren de volgende ochtend vroeg op. Ofschoon zij de hele
stad afliepen om inlichtingen in te winnen omtrent de Zwarte
Papegaai, kon niemand hun iets van het schip vertellen.
Laat in de middag stelde Frank voor, naar het hotel terug te
gaan.
'Ik wil je iets laten zien, Joe. Je kunt het zelf
lezen.'
Toen ze in hun kamer waren bracht Frank Hardy het oude,
vergeelde piratenboek, waarin hij een hoofdstuk had aangeschrapt,
tevoorschijn. Gedurende meer dan een uur zat Joe gespannen te
lezen.
'Verdraaid nog aan toe, ik kan het nauwelijks geloven!' riep
hij plotseling uit, terwijl hij overeind sprong. 'Dat is het meest
fantastische dat ik ooit heb gehoord!'
'Ik ben er zeker van,' zei Frank, 'dat die smokkelaars op de
een of andere manier een exemplaar van dat boek in handen hebben
gekregen, en de ideeën uit dit hoofdstuk hebben overgenomen!'
'Het is haast niet te geloven, maar toch heb ik zo'n idee dat
je gelijk hebt,' stemde Joe in. 'Tjonge, denk je dat eens in! Een
piratenkapitein die het plan opvat een hele vloot te bouwen en dan
over de hele wereld een smokkelbende te beginnen!'
Hij bladerde nog wat in het boek en las hier en daar een
passage hardop. 'Heb je dat gelezen van die klauw?'
'En of! Hier staat het. Ieder lid van de bende zou het
brandmerk van een verwrongen klauw krijgen en doodgemarteld worden
als hij niet trouw aan de bende zou zijn.'
'Ik ben het met je eens, Joe, dat het haast niet te geloven
is. Maar we hebben twee mannen met die vreemde brandmerken op hun
vingers gezien en Chet zegt dat er behalve de Zwarte Papegaai nog
een groot aantal schepen is met het woord papegaai in de
naam!'
'Wat zou je ervan zeggen, Frank, als we vanavond eens naar de
bios gingen?'
Frank voelde daar direct alles voor en kort na het avondmaal
namen de jongens plaats in een bedompt klein bioscoopzaaltje.
Ineens hield Joe zijn adem in toen een lange, magere figuur
over het middenpad langs hen liep.
'Frank! Is dat — is dat Pierre niet?' fluisterde de jongste
Hardy opgewonden.