DE VERMISTE CODE
'Goeie genade, wat is dat!' riep de oude loodgieter uit en hij
sprong overeind.
Snel holde Joe in de richting van de keuken, aarzelend gevolgd
door meneer Callahan. 'Help! Moord! Help!'
Het gegil klonk kennelijk uit de mond van tante Gertrude. Voor
Joe bij de oude dame kwam, was zij op de vloer flauwgevallen.
'Vlug. Wat water!' riep hij uit, maar voor de trage loodgieter
kon reageren, had Joe al een kopjevol in het gezicht van zijn
familielid gegooid.
'O!' hijgde ze. Ze deed haar ogen open en keek wat vreemd om
zich heen. 'Haal direct de politie! Er is hier een overval
gepleegd! Het huis is vol dieven! Daar is er weer een!'
Zij liet een afgrijselijke gil horen, toen zij Callahan zag,
die naar haar stond te kijken.
'Nou, nou, tante Gertrude, alstublieft!' probeerde Joe de oude
dame te kalmeren. 'Het huis wordt helemaal niet overvallen en
meneer Callahan is onze loodgieter.'
'Hij is het niet!' jammerde tante Gertrude. 'Ik heb net een
andere gezien. Hij deed de achterdeur open en kwam direct naar
binnen! Hij is in de kelder. O, haal toch vlug de politie!'
Een ogenblik stond Joe in twijfel. Misschien was er werkelijk
iemand binnengekomen. De keukendeur stond op een kier. Zijn
gedachten werden onderbroken door het geluid van de dichtslaande
voordeur. Een ogenblik later keek Frank verbaasd de keuken
in.
'Tante Gertrude zegt dat ze net een man heeft gezien, die het
huis binnenliep en naar de kelder ging,' legde Joe uit. 'Frank, als
jij en meneer Callahan de deuren eens bewaakten, terwijl ik een
kijkje ga nemen?'
Voorzichtig ging de jongste Hardy de trap af, terwijl zijn
broer in de keuken de wacht hield en Callahan de voordeur bewaakte.
Toen Joe bij het vertrek met de verwarmingsketel kwam, bleef hij
staan en keek in het schemerige licht om zich heen. Plotseling
hoorde hij een zwak geritsel. Toen klonk een gedempte kreet en een
enorme gedaante sprong uit de schaduw op hem toe.
Joe was niet helemaal verrast door deze aanval, want hij zowel
als Frank, kenden als rechtgeaarde zonen van hun beroemde vader de
waarde van het voorbereid zijn op dergelijke plotselinge
gebeurtenissen.
De jongens hadden zich de kunst van het speurderswerk zo snel
eigen gemaakt, dat Fenton Hardy dikwijls van hun diensten gebruik
maakte. Ze hadden zelfs in verscheidene gevallen geheel zelfstandig
zaken opgelost. Hun eerste succes behaalden ze toen zij een
waardevolle buit, die volgens de bekentenis van een stervende
misdadiger 'in de toren' verstopt was, hadden opgespoord. En nog
onlangs waren zij diepzeeduikers geworden bij een succesvolle
poging, de plannen van een gevaarlijke misdadiger in de war te
sturen.
'Frank!'
Joe liet deze waarschuwende kreet horen op het moment dat de
aanstormende figuur tegen hem opbotste. Tegelijkertijd zwaaide hij
met zijn vuist in een wanhopige poging de vluchteling tegen te
houden, maar de man was al een flink eind op weg naar het
kelderraam. Er klonk gerinkel van versplinterend glas en de
gedaante was verdwenen. Op dat moment kwam Frank de keldertrap
afgehold. 'Joe! Wat is er gebeurd?'
'Hij was al bij het raam voor ik hem kon tegenhouden!' hijgde
de jongste Hardy, die de geheimzinnige kerel achternagehold was,
maar wegens de glasscherven in de sponning niet verder kon. Tegen
de tijd dat de jongens via de kelderuitgang buiten waren gekomen,
was er niemand meer te zien.
Samen keerden zij naar huis terug, radend naar de mogelijke
identiteit van de vreemde bezoeker.
'Ik ben er zeker van, wie het ook is, dat hij iets met die
smokkelzaak van vader te maken heeft,' was de conclusie van
Joe.
'Het is waarschijnlijk de kerel die zich aan de overkant van
de straat verborgen hield,' veronderstelde Frank. 'In ieder geval
moeten we van nu af aan goed uitkijken.'
Ofschoon de jongens zichzelf volkomen in staat achtten het
hoofd te bieden aan welke moeilijkheden dan ook, beweerde tante
Gertrude bij hoog en laag dat Mary, de wasvrouw, direct naar hun
huis moest komen en daar voorlopig moest blijven. Korte tijd later
arriveerde de vrouw.
Tegen tien uur was het huisgezin van plan naar bed te
gaan.
'Ik zou beter kunnen slapen als ik wist waar mijn portemonnee
met die code van vader was,' zuchtte Frank in het donker.
'Ik ook,' gaf Joe toe, 'maar ik geloof dat hij wel ergens zal
opduiken.'
'Dat zal wel moeten,' antwoordde zijn broer. 'Anders staan we
er mooi op, als vader ons een boodschap in code stuurt!'
Er gebeurden die nacht geen vreemde dingen. De jongens waren
al vroeg op en kleedden zich snel aan.
'Wat zou je ervan denken als we eens wat gingen rondkijken
naar dat boek, dat vader wil hebben?' stelde Frank tijdens het
ontbijt voor.
'Goed idee,' stemde Joe toe. 'Het heeft niet de minste zin te
wachten tot die kelder-schuilvink weer terugkomt. Kom, we
gaan.'
De jongens hadden al in de betere boekwinkels gezocht. Nu
koersten zij naar de wijk langs het water. Zij liepen door de
drukke straten en vonden algauw een tweedehands-boekenzaakje.
'Hartley's Studie der Criminologie?' herhaalde de gerimpelde
en gebrilde eigenaar peinzend in antwoord op Joe's vraag. 'Hmmm. Al
jaren niet meer herdrukt, maar ik weet zeker dat we een paar
maanden geleden nog een exemplaar hadden. Laten we de stapels maar
eens nazoeken.'
Wel ruim een uur snuffelden zij tussen de stoffige oude boeken
achter in de zaak. Toen liet Joe een uitroep van verrassing horen
en kwam uit een rommelige hoek tevoorschijn. 'Hier heb ik het,
Frank! Hier is het boek!'
Frank liep vlug naar zijn broer en het tweetal bekeek
opgewonden het oude werk.
'Vader zal niet weten hoe hij het heeft, denk je ook niet?'
riep Joe uit. 'Zeg, wat is dat?' vroeg hij toen hij het boek zag,
dat Frank onder zijn arm had.
'Ik weet niet precies wat het is. Ik zag het zoéven.'
"Vijftigduizend doden.' Tjonge wat een titel!' huiverde Joe,
terwijl hij zijn blik over het van ouderdom vergeelde omslag liet
gaan. 'Door Kapitein Gronger! Zeg, Frank, dat was een
piraat!'
'Dit moet zijn levensbeschrijving zijn.' Opgewonden liet Frank
zijn vondst aan de eigenaar zien. 'O ja, ik was vergeten dat we dat
hadden,' zei de man. 'Voor vier gulden mag je het meenemen.'
De broers verkeerden in de beste stemming toen ze naar huis
teruggingen. Dat kwam zowel door de ontdekking van het vreemde oude
zeeroversboek, als door het vinden van het boek dat hun vader nodig
had.
Net toen zij er die avond eens voor gingen zitten om hun eigen
boek in te kijken, ging de telefoon.
'Wie was het, Frank?' vroeg Joe, toen zijn broer de hoorn weer
op de haak legde.
'Een man, die zijn naam niet wilde zeggen, beweert dat vader
direct zijn aktetas nodig heeft!' vertelde Frank. 'Hij zegt dat ze
in Riley's café moet worden afgegeven.'
'Klinkt me nogal verdacht,' was het commentaar van Joe. 'Vader
zei dat hij de code zou gebruiken als hij ons nodig had.'
'Weet je wat we doen?' stelde Frank voor. 'We geven de tas wel
af, maar we halen de papieren eruit.'
'En in plaats daarvan doen we er een briefje in, waarin we
vader vragen de code te gebruiken!' besloot zijn broer. 'Prima,
laten we gaan!'
Frank holde naar boven om de tas op te zoeken en de inhoud
eruit te halen, terwijl Joe haastig op een briefje krabbelde:
'Vader, als u de papieren wilt hebben gebruik dan de
Hardy-methode.' Dit berichtje deden de jongens in de tas.
Toen het donker werd gingen ze op weg naar Riley's café. 'Weet
jij waar dat ding is, Frank?'
'Ergens bij de haven. Ik herinner me dat ik het eens heb
gezien, toen we met de Sleuth wat aan het rondvaren waren.' Frank
bedoelde hun motorboot, die een van de meest waardevolle
bezittingen van de jongens was.
Na een half uur flink doortippelen kwamen zij bij een wijk die
uit rommelige en vervallen huisjes bestond, die zich om de werven
langs de Barmet-baai verdrongen.
'Kijk eens, is het daar?'
Frank stootte zijn broer aan en wees naar een vervallen houten
gebouw bij de waterkant. 'Wat een krot!'
Toen zij dichterbij kwamen vermengden zich het geluid van
muziek en het stampen van dansende voeten met het schreeuwen en
lachen van fuivende havenarbeiders en zeelieden.
'Nou, laten we maar naar binnen gaan en kijken hoe het
afloopt,' stelde Frank weifelend voor.
De jongens waren nauwelijks het bedompte zaaltje van het café
binnengestapt, of een donkerharige man met een haviksneus kwam op
hen af.
'Jullie zijn de jongens Hardy?' vroeg hij hees.
'Ja,' antwoordde Frank met een vreemd gevoel in zijn
maagstreek.
'Bent u de man die ons heeft opgebeld?'
De vreemde vertrok geen spier van zijn gezicht.
'De tas, geef hem aan Pierre. Het is mij die voor uw papa
werkt.'
Frank aarzelde een ogenblik, toen overhandigde hij zonder een
woord te zeggen de tas. Een flauwe glimlach speelde om de dunne
lippen van de man.
'Dank u. Tot ziens.'
Met grote stappen verdween hij tussen de dansende menigte.
Toen ze weer buiten waren zei Joe tegen zijn broer: 'Laten we eens
door dat raam naar binnen kijken. Misschien ontdekken we wel
iets!'
Door een vuile ruit aan de schaduwzijde van het gebouw zagen
zij hoe de vreemdeling die zich Pierre noemde, zich over de drukke
dansvloer met zijn ellebogen een weg baande naar een aangrenzend
vertrek.
'Kom mee naar het volgende raam!' fluisterde Frank en de twee
jongens gleden langs de wand van het oude gebouw naar de volgende
lichtplek.
'Net wat ik dacht!' riep de oudste Hardy met een onderdrukte
stem toen hij en Joe naar binnen keken.
'Je hebt gelijk! Kijk, hij maakt de tas open. Nou moet je eens
opletten als hij de verrassing vindt die we er ingestopt
hebben!'
De man met de haviksneus stond in een kaal, slecht verlicht
vertrek en morrelde aan de sluiting van de tas. Toen de klep
openging stak hij haastig zijn hand erin.
Plotseling haalde hij met een verbaasde trek op zijn gezicht
zijn hand met een ruk uit de tas en bracht één enkel, klein
velletje papier tevoorschijn.
'Ons briefje, Frank!' fluisterde Joe opgewonden. Terwijl
Pierre zijn ogen over het papier liet glijden vertrok zijn gezicht
tot een afschuwelijke grimas. Brullend van woede gooide hij de tas
op de grond en stormde de kamer uit.
'We kunnen hem beter een poosje in de gaten houden, Frank.
Vader kon wel eens in moeilijkheden verkeren!'
'Je hebt gelijk. Maar we moeten toch ook thuis een oogje in
het zeil houden. Misschien — zeg, kijk daar eens, daar, onder die
lantaarn!'
'Chet!' gilde Joe, hun beste vriend ontdekkend, die aarzelend
door de steeg liep. In een tel hadden de jongens hem
ingehaald.
'O — o, hallo!' riep de dikkerd met een opgelucht gezicht uit.
'Wat ben ik blij dat ik hier iemand ontmoet die ik ken! Wat een
omgeving!'
'Hoe ben je in vredesnaam op het idee gekomen hier te gaan
wandelen?' vroeg Frank verbaasd. Hij wist dat hun vriend in het
donker niet een van de moedigsten was.
'Wees maar niet ongerust, die vergissing maak ik geen tweede
keer!' verklaarde Chet met nadruk. 'Ik had trek in wat kreeft, dus
ik dacht dat ik hier wel goedkoop...'
'Joe, ik heb een idee!' viel Frank hem in de rede. 'We laten
Chet die Pierre volgen en wij gaan naar huis om te zien of daar
alles nog in orde is. We kunnen...'
'Zeg, wat is dat? Wie moet ik volgen?' De dikkerd knipperde
met zijn ogen. 'Jullie worden bedankt!'
Vlug vertelde Frank aan Chet wat er met Pierre en de tas was
gebeurd. Ten slotte stemde de dikke jongen onder protest toe de man
te volgen. 'Maar waaraan kan ik die kerel herkennen?' sputterde hij
nog even tegen.
Zijn woorden waren nog niet koud of de verzakte voordeur van
Riley's café ging open en een lange, magere gedaante glipte naar
buiten. 'Daar is hij, Chet!' fluisterde Frank hees. 'Schiet op en
volg hem, maar zorg dat hij je niet ziet.'
'Maak je daar maar geen zorgen over, dat zal hij heus niet!'
verklaarde de dikkerd met klem en hij trok zich in de schaduw
terug. 'Tot kijk!'
De jongens sloegen onmiddellijk de weg naar huis in en waren
ervan overtuigd dat Chet snel verslag zou uitbrengen over de
bewegingen van de vreemdeling, die zich als een van de agenten van
hun vader had voorgedaan.
Toen Frank een klein half uur later de deur van hun huis
opendeed volgde een nieuwe verrassing.
'Wat zou dat zijn, Joe?' vroeg hij, terwijl hij een klein
pakje omhoog hield, dat aan hem was geadresseerd en per expresse
was verzonden. Hij scheurde het vlug open en haalde er de verloren
portemonnee uit.
'Denk je dat de geheime code er nog inzit?' riep hij
opgewonden uit.