IN DE CEL!

Hijgend van ontzetting keek Joe vanaf zijn wankele houvast halverwege de ankerketting naar beneden.
'Frank! Frank! Waar ben je?' riep hij, hevig geschrokken. Hij hoorde geplons en een donkere gedaante verscheen aan de oppervlakte van het water.
'H-h-hier!' klonk het gorgelend.
Op hetzelfde moment klonken zware voetstappen op het dek, gevolgd door geroep.
'Wat is hier aan de hand?'
Het schijnsel van een sterke lantaarn viel op Joe, juist op het moment dat hij losliet en naast zijn rondspartelende broer in het water dook. Frank was kennelijk versuft en stond op het punt te zinken.
'Laat een boot neer!' klonk een bevel op het dek.
Joe pakte zijn broer in een reddingsgreep beet en hield zijn hoofd boven water. Een ogenblik later kwam een reddingsboot naar hen toe.
'Goed zo, mannen, trek ze maar binnen boord!' blafte iemand. Joe herkende de stem van Benson.
In een oogwenk waren de jongens aan boord getrokken. Even later werd de sloep aan dek gehesen.
'Verdraaid, het is toch geen geest!' knipperde een van de matrozen met zijn ogen. 'Het is die jongen in hoogsteigen persoon!'
'En die ander is ook geen geest!' voegde een tweede, die al even verbaasd was, er aan toe.
'Ik was er zeker van dat ze niet levend terug zouden komen, met al die vraatzuchtige vissen in de buurt.'
Benson, de stuurman, die er kennelijk van overtuigd was dat Frank weer helemaal in orde was, fronste plotseling zijn wenkbrauwen.
'Zijn jullie aan land geweest?' vroeg hij streng.
Joe begreep dat ze zich in een moeilijk parket bevonden.
'Het was zo warm, dat we besloten wat te gaan zwemmen, meneer. Kapitein Mundy heeft toch niet gezegd dat we niet mochten zwemmen, is het wel?'
'O, dus dat is het? En jullie hebben zeker de hele avond gezwommen?'
Met een gevoel van opluchting begreep Joe dat de stuurman hen tot een paar uur geleden niet had gemist.
'Dat waren we ook helemaal niet van plan, meneer Benson, maar u weet dat er barracuda's in de buurt zijn en het heeft ons niet bepaald meegezeten.'
De officier keek hen achterdochtig aan.
'Klinkt me niet erg geloofwaardig. In de eerste plaats zijn er niet veel mensen die het er in een gevecht met barracuda's levend afbrengen.'
Matroos Guus nam plotseling het woord.
'De jongens spreken de waarheid, meneer Benson, daar sta ik voor in, want ik heb ze nog een paar messen meegegeven. Ik heb ze gewaarschuwd dat ze beter niet konden gaan zwemmen, maar ze zijn toch gegaan — voor de grap, zeiden ze. Is het niet zo, mannen?' 
Een koor van bevestigende kreten klonk uit de groep matrozen op.
'Nou, goed dan,' zei Benson ten slotte. 'Maar denk eraan, jullie blijven op het schip, en geen middernachtelijke zwempartijen meer.'
Hij stapte autoritair weg en de jongens gingen naar het vooronder.
De volgende ochtend vroeg duwde een matroos zijn hoofd vlak bij het gezicht van Frank. 'De marconist wil je direct spreken!' zei hij.
De jongen haastte zich naar de radiohut, die op het dek, vlak bij de stuurhut, stond.
'Ha, die Frank!' groette een lange, slanke kerel, die de bijnaam Vonk had. 'Er is iets met de radio aan de hand en ik kan de storing niet ontdekken. Ik dacht, misschien wil jij eens even kijken. Joe zegt dat je reuze handig bent met radio's.'
De Hardy was al kort na het begin van de reis met de marconist bevriend geraakt en hij wilde maar al te graag helpen. Hij had bovendien steeds gehoopt dat hij een kans zou krijgen verbinding met de autoriteiten in Amerika te zoeken. Dat kon alleen als de man, die tot nu toe zijn hut zorgvuldig had bewaakt, lang genoeg zou wegblijven.
'Ik geloof dat de moeilijkheid in deze spoel zit,' zei Frank na enige minuten knutselen. 'Heb je een andere?'
'Jammer genoeg niet. En geen kans dat we er aan land een krijgen. Ik heb begrepen dat ze daar geen radio's hebben.'
Frank kon zich nauwelijks inhouden om zijn vriend van zijn belevenissen te vertellen, maar hij hield zijn gezicht in de plooi.
'Nee, ik geloof ook niet dat ze daar radio's hebben,' zei hij zo onschuldig mogelijk, 'maar misschien kunnen we wel een spoel maken, als je wat oud draad hebt.'
Sparks greep met zijn hand onder de tafel en haalde draad en karton tevoorschijn. Een half uur later begon zijn luidspreker te knetteren.
'Mooi zo, Frank!' prees de man. 'Hartelijk bedankt en kom nog maar eens langs.'
Op dek liep Frank zijn broer tegen het lijf.
'Hallo! Ik heb net de radio in orde gemaakt,' fluisterde de oudste Hardy. 'Ik wou dat ik dat ding maar eens tien minuten alleen had. Ik zou die smokkelaars op het eiland over de hele wereld bekend maken.'
'Kalm aan, Frank! Je zei zelf dat die installatie een reikwijdte van niet meer dan honderd vijftig kilometer heeft!'
'Dat klopt,' gaf de ander driftig toe. 'Het heeft geen nut te proberen nu berichten door te geven. Maar als we eenmaal weer een paar dagen op zee zijn, kan ik wel contact zoeken met een schip, als Vonk me tenminste de gelegenheid geeft!'
'Hij heeft kennelijk strenge orders van iemand aan boord, Frank. Hij gaat nooit verder dan tot de deur van zijn toestel vandaan.'
De dag verstreek zonder dat de mannen die aan land waren gegaan terugkwamen. Na het invallen van de duisternis klonk geroep over het water.
'Ahoy, Zwarte Papegaai!'
'Ahoy!' klonk het antwoord van de bakboordwacht.
Benson kwam met een lantaarn aanlopen.
'Ahoy, kapitein Mundy!' riep hij en hij liet het schijnsel over de glinsterende zee spelen.
'Alle hens, maak je gereed!' blafte de stuurman en de mannen renden naar de reling.
Tien minuten later werd de druipende reddingsboot aan boord gehesen en klommen de inzittenden eruit. De kapitein en Pierre glimlachten, bij wijze van grote uitzondering.
'Haal die kist eruit, mannen, en breng hem naar mijn hut!' beval eerstgenoemde, en hij wreef zich opgewonden in de handen.
De jongens herkenden de kist met goudstukken, die door de Raad van de Koning als prijs was toegekend.
'Guus, jij en Charly dragen hem naar binnen,' beval Benson aan de twee mannen die het dichtst bij hem stonden.
'Maak alles gereed om direct het anker te hijsen, meneer Benson,' zei kapitein Mundy. Hij draaide zich op zijn hakken om en volgde Pierre de hut in.
Tegen het aanbreken van de ochtend gaf Benson bevel de zeilen te hijsen en langzaam zette de grote schoener zich in beweging. De jongens zagen hoe het eiland — dat afgelegen hoofdkwartier van de koning der smokkelaars — tot een klein stipje aan de horizon ineenkromp en ten slotte helemaal verdween.
'Laten we maar naar bed gaan, Frank,' zei Joe, terwijl hij een geeuw onderdrukte. 'We hebben de laatste dagen niet veel geslapen.'
Toen zij door de gang liepen ontmoetten zij Pierre. De man met het scherpe gezicht keek hen onderzoekend aan en liep toen verder. Toen ze beneden gekomen waren stond Frank's gezicht zeer ernstig.
'Denk je dat hij iets vermoedt, Joe?'
'Nou, hij keek ons wel aan of dat het geval is. We kunnen ons het beste op moeilijkheden voorbereid houden.'
De oudste Hardy aarzelde even toen ze bij het vooronder kwamen. 'Ik geloof dat ik nog maar even naar boven ga om de radio uit te schakelen, Joe.'
'Waarom?'
'Och, ik weet het niet, maar ik heb zo'n idee dat het voor ons beter is als Pierre zich niet met zijn vrienden op de andere schepen in verbinding kan stellen.'
'Goed. Ik ga vast naar bed en wacht wel op je.'
Frank liep naar de radiohut terug onder het voorwendsel dat hij de spoel die hij had gemaakt opnieuw wilde wikkelen.
'Ik ben bang dat zij het anders niet lang uithoudt, Vonk,' legde hij uit.
De marconist knikte.
'Ga je gang, we hoeven nu toch een tijdje niet uit te zenden. Neem de spoel maar mee en breng haar morgen terug.'
Frank stopte het voorwerp in zijn zak en haastte zich over het dek naar de trap.
Plotseling kwam een magere gedaante achter de grote mast tevoorschijn en blokkeerde de doortocht.
'Wacht eens even, Frank Hardy!' klonk het bevelend op een staalharde toon.'
Met een schok van verslagenheid herkende hij Pierre!