21 Een nachtelijk huwelijk

 

Ten oosten van Reading is een oninteressant stuk rivier en dat de verwaarloosde oude woonboot daar nooit was weggehaald was waarschijnlijk omdat een poging tot verplaatsing een schipbreuk ten gevolge zou hebben.

De boot was oorspronkelijk van twee ongetrouwde dames geweest en toen die kort na elkaar waren gestorven had sir George de boot en het aangrenzende stuk land uit speculatief oogpunt gekocht. Maar vier dagen voor de Derby was er een meubelwagen uit Londen gekomen en had een groepje mannen koortsachtig gewerkt om de boot zo bewoonbaar mogelijk te maken. De laatste hand was er aan gelegd door een man met een sterk Amerikaans accent en een vrouw met scherpe trekken.

Toen Janet Symonds over het hobbelige voetpad naar de boot werd gereden, voelde ze haar angst heviger worden. Ze koesterde geen illusies over de toestand waar ze zich in bevond. Ze werd vastgehouden; Bud Kitson had haar dat duidelijk gemaakt toen hij had gestopt om te tanken. 'Denk erom dat u zich rustig houdt en dat u geen opschudding veroorzaakt,' zei hij dreigend. 'Ik heb opdracht om u naar mr. Milton Sands te brengen. Als u het niet gelooft, dan gelooft u het maar niet, maar ik ben niet van plan om moeilijkheden met u te beleven.'

Aan het eind van de rit, toen hij haar ruw uit de auto trok, deed ze een stap achteruit toen haar oog op de onaantrekkelijke woonboot viel, maar Bud Kitson was in de buurt en ook de niet minder van overredingskracht voorziene mrs. Kitson, die weinig geduld had en een scherpe tong. Janet werd naar de salon van de woonboot gebracht.

'Waar is mr. Sands?' vroeg ze.

Ze vroeg het tegen beter weten in, trillend van angst.

'U zult een poosje moeten wachten voordat u hem ziet,' antwoordde de man ruw. 'Ik heb zo'n idee dat hier meer mensen zijn die mr. Milton Sands willen zien. Ik bijvoorbeeld.' Hij klopte zich op de borst en leunde over de tafel, met zijn grote onderkaak dreigend naar voren. 'Hij heeft mij in de nor laten stoppen en daar ben ik drie dagen geweest voordat ze er achterkwamen wat een vuile streek hij me geleverd had. Ik wil mr. Sands heel graag zien, maar ik denk dat u zult moeten wachten.'

'Wie heeft me hierheen gebracht,' vroeg ze, 'en waarom? 'U bent hier voor een goede reden en als u zich netjes gedraagt gaat u hier net zo vandaan als u gekomen bent,' viel de vrouw haar in de rede. 'Er is een heer die erg verliefd op u is, hoewel ik niet begrijp waarom hij zich dik maakt over een armzalige typiste als u,' voegde ze er minachtend aan toe. 'U moest nu uw kamer maar zien,' ging ze verder en bracht haar door een nauwe gang naar een kleine hut. Toen ze de hut inging werd de deur achter haar gesloten en ze hoorde dat de sleutel werd omgedraaid.

Het enige raam in de hut zag uit op de oever. Tussen haar en de vrijheid was een stuk donker water. Als er al mensen zouden passeren zou ze misschien hun aandacht kunnen trekken, maar ze begreep instinctief dat dat gevaarlijk zou zijn. Ze kon niets anders doen dan geduldig de gang van zaken afwachten en zien hoe groot het gevaar was waarin ze zich bevond. Het was bijna middernacht toen ze een auto hoorde naderen over de hobbelige weg en ze hoorde zachte mannenstemmen. Ze zag de donkere gestalte van een man over de loopplank aan boord komen en vrijwel onmiddellijk daarna werd er aan haar deur geklopt en de stem van een vrouw vroeg of ze wakker was. Ze was niet alleen wakker, maar nog gekleed ook en na een ogenblik van aarzeling verliet ze het vertrek en volgde haar bewaakster - want dat was ze immers - door de gang naar de salon.

Ze herkende de man die aan het eind van de lange tafel stond direct, hoewel ze hem nog maar één keer eerder had gezien. Maar er was geen twijfel mogelijk, dit was sir George Frodmere met zijn zorgvuldig geborstelde hangsnor. Hij maakte een ernstige buiging toen ze binnenkwam en op een knikje van hem verlieten de twee anderen bescheiden het vertrek.

Waarom ben ik hierheen gebracht?'

Haar stem was kalm en trilde niet en verraadde niets van haar angst.

Hij keek haar nadenkend aan. Ze was veel mooier dan hij gedacht had. 'Mijn lieve miss Symonds,' begon hij met beschaafde stem, 'ik betreur het dat het nodig was om u hierheen te brengen, maar u bent jong' - hij glimlachte - 'en misschien romantisch, en u zult de ietwat bijzondere situatie begrijpen als ik u alle feiten vertel; en ik hoop dat u ze niet alleen zult begrijpen en met me meevoelen, maar dat u me ook zult willen helpen.'

Ze bleef stil; ze zou er niets bij winnen als ze zijn verhaal onderbrak en het leek haar beter te wachten tot ze wist waar hij op aan stuurde. Daarom -'Wilt u niet gaan zitten?' nodigde hij uit.

'Ik blijf liever staan.'

'Dat betekent dat ik ook moet blijven staan,' glimlachte hij op zijn gemak. 'Maar dat geeft niet; ik heb een hele tijd gezeten. U kent me misschien.'

'U bent sir George Frodmere,' zei ze en hij knikte.

'Ja. Misschien weet u iets van mijn familiegeschiedenis?' Hij keek haar scherp aan, maar zij schudde haar hoofd. 'Ik weet niets omtrent u, sir George,' antwoordde ze.

Ze probeerde tijd te winnen, om zoveel mogelijk voordeel te trekken uit dit gesprek. Ze was verschrikkelijk bang en had geen idee wat ze met haar van plan waren.

'U zult wel niet weten,' zei sir George, 'dat ik de erfgenaam ben van een groot vermogen, een halfmiljoen om precies te zijn,' ging hij onverschillig voort, 'maar aan mijn erfenis is de bepaling gebonden dat ik op een bepaalde leeftijd getrouwd moet zijn. Tot nu toe' - hij haalde zijn schouders op - 'heb ik er geen behoefte aan gehad mij aan een vrouw te binden.'

Ze knikte. Ze wist genoeg van de reputatie van sir George om te beseffen hoe een vrouw een sta in de weg voor hem zou zijn geweest.

'Overmorgen,' ging sir George verder, 'word ik achtendertig en dan moet ik getrouwd zijn. Eerlijk gezegd was ik zo in beslag genomen door de Derby dat ik mij niet gerealiseerd heb hoe gauw dat was. Pas gisteren herinnerde mijn advocaat mij aan de absolute noodzaak van een spoedig huwelijk. En dus,' hij sprak langzaam en weloverwogen, 'met het oog op de toekomst moet ik een haastige keus maken, maar naar ik geloof, is het een gelukkige keus, want u valt die eer te beurt.'

'Ik?' hijgde ze in opperste verbazing.

'U,' herhaalde hij ernstig en knikte met zijn hoofd. 'U, omdat ik iets had gehoord over de moeilijke tijd die u heeft doorgemaakt en omdat u alle eigenschappen bezit die mij bijzonder aantrekken.'

Ze lachte, de situatie was te dol.

'Maar dit is belachelijk, sir George,' zei ze - 'Ik zou met geen mogelijkheid met u kunnen trouwen in wat voor omstandigheden ook.'

'Ik denk dat u die mogelijkheden onderschat,' antwoordde hij luchtig. 'Eerlijk gezegd wil ik een vrouw die ik na haar jawoord alweer kan verlaten.'

Hij keek haar onderzoekend aan in de hoop een teken van twijfel of aarzeling te ontdekken, maar haar afwijzend gelaat was niet bemoedigend.

'Een vrouw die ik na haar jawoord kan verlaten,' zei hij nog eens nadrukkelijk. 'Aan die vrouw zal ik als bruidsschat honderdduizend pond geven.'

'Maar,' zei de jonge vrouw, verbaasd haar voorhoofd fronsend, 'er zijn honderden die dolgraag op uw aanbod zouden ingaan, sir George - honderden die niet -'

Hij zag de blos op haar gezicht komen en weer wegtrekken en begreep dat ze haastig de bekentenis van haar liefde voor Milton Sands had ingehouden.

'Er zijn honderden meisjes,' herhaalde hij, 'maar die vind ik niet geschikt; die anderen zou ik niet kunnen vertrouwen. In u heb ik iemand gevonden die alle eigenschappen bezit die ik verlang en' - hij haalde zijn schouders op - 'ik herhaal, u zou de vrijheid hebben om na uw jawoord te verdwijnen met een cheque van honderdduizend pond.'

Ze keek hem strak aan.

'U schijnt te vergeten, sir George,' zei ze rustig, 'dat ik al enige maanden op het kantoor van mr. Sands werk.'

'Ik zie niet wat dat hiermee te maken heeft,' zei sir George.

'Dat heeft er in zoverre mee te maken,' antwoordde ze op dezelfde kalme toon, 'dat mr. Sands me tijdens de werkzaamheden zo het een en ander heeft verteld over de wereld van de misdaad. Ik vind niet dat uw verhaal erg afwijkt van de voorbeelden die hij me gegeven heeft.'

Een dof rood steeg de baronet naar de wangen. De woorden waren als een zweepslag aangekomen.

'U gelooft me niet, miss Symonds?'

'Eerlijk gezegd, nee,' antwoordde zij.

'Dan moet u dit maar aannemen,' zei hij met harde stem, 'dat u binnen twee dagen met me trouwt, de speciale vergunning daarvoor is reeds in mijn bezit!'

'Ik vind dat werkelijk erg ongeloofwaardig,' zei ze, terwijl haar adem sneller werd.

'U vertrouwt op Milton Sands om u te redden van deze noodzaak,' ging hij voort met een klein glimlachje. 'Ik geloof niet dat u al te zeer op hem moet vertrouwen. U kunt intussen veel voor uzelf doen, voor mij en voor uw vrienden. Ik kan u verzekeren dat uw huwelijk met mij een geweldig financieel voordeel voor mr. Sands zal opleveren.'

'Ik wil er verder niet over praten,' zei het meisje met rustige waardigheid. 'U kunt niet met een vrouw trouwen tegen haar wil.'

Daarop keerde ze zich om en liep terug naar het haar toegewezen vertrek en sir George deed verder geen poging om met haar te praten. Een uur later tikte mrs. Kitson aan de deur en kwam binnen met een blad met een heerlijk avondmaal.

'U kunt dit gerust eten,' zei ze.

Het meisje had elk aanbod van voedsel of drank geweigerd sinds ze was aangekomen. Ze was uitgehongerd en het eten rook inderdaad verrukkelijk. Behalve een uitstekend souper, smakelijk opgediend, was er een kleine porseleinen kan met chocola - heel geschikt om er een verdovingsmiddel . . .

Het scheen haar toe dat ze in een zware droomloze slaap was gezonken, waarin soms gebeurtenissen tot haar doordrongen, maar elke keer zakte ze weer weg, totdat eindelijk een helder licht tot haar ogen doordrong. Ze legde haar hand over haar ogen om de hinderlijke glans af te schermen en merkte dat er iets aan haar vinger zat dat er niet eerder was. Ze werd klaar wakker en keek verbaasd naar de glanzende gouden ring aan haar ringvinger. Ze keek rond, niet begrijpend en geschokt. Ze was in de salon, het middelpunt van een stel zwijgende mensen. De baronet was er, hij keek haar vreemd aan; Kitson en zijn vrouw waren onbewogen toeschouwers; maar het was de vierde man wiens aanwezigheid haar overeind deed vliegen, haar handen grepen naar haar keel, haar ogen waren wijd open gesperd. Een man van middelmatige lengte, mager van gestalte en met wit haar; maar zijn kleding was de oorzaak van een misselijkmakend gevoel van angst. Het was een geestelijke.

'Wat - wat -' hijgde ze.

'Voelt u zich niet goed, lady Frodmere?' vroeg de man. 'Lady Frodmere,' herhaalde ze dof.

'Ja, Lady Frodmere,' zei sir George, 'je bent nu mijn vrouw.'

'Maar ik ben niet met u getrouwd.'

De geestelijke glimlachte.

'Ik ben bang, mevrouw, dat u een beetje van streek bent,' zei hij. 'Ik heb u met uw volle toestemming in de echt verbonden met sir George Frodmere.'

'Dat is onmogelijk, onmogelijk,' riep ze uit. 'Dat hebt u niet kunnen doen. Ik heb niet geantwoord, ik wilde niet -' De geestelijke schudde zijn hoofd.

'U heeft iedere vraag die ik u stelde, beantwoord, mevrouw," zei hij. 'Als regel sluit ik geen huwelijken buiten de kerk en op een dergelijk tijdstip, maar onder deze bijzondere omstandigheden . . ., ik kan u verzekeren dat u lady Frodmere bent.'

De vrouw liet zich terugvallen in de stoel, trillend over haar hele lichaam. Het was verschrikkelijk. Wat hadden ze met

haar gedaan dat ze zo had kunnen handelen? Ze wist diep in zich dat het onmogelijk was, maar daar was de geestelijke, en daar op de tafel lag een papier, dat zoals ze zag, een huwelijksakte was. Ze sprong overeind en nam het papier in haar hand; ja, voor zover ze kon zien, was het in orde, zelfs haar eigen - zij het beverige - handtekening stond op de juiste plaats. Ze was met stomheid geslagen en verpletterd door de wetenschap. Met een kreet keerde ze zich om en vluchtte door de gang naar haar hut, sloeg de deur achter zich dicht en stapelde met radeloze angst elk meubelstuk dat ze kon tillen tegen de deur.

'Dat is dan dat,' zei sir George.

'Kan ik hier vannacht blijven?' vroeg de geestelijke.

'Je zou er verstandig aan doen om zo snel mogelijk te vertrekken, Pentridge,' zei sir George. 'Er wordt door alle mogelijke mensen naar je gezocht.' Pentridge trok zijn toga uit en rukte zijn boord af. 'Ik heb het land aan die vervloekte dingen,' zei hij. 'Ze snijden in mijn hals. Deed ik het goed?' grinnikte hij. 'Je deed het prachtig,' zei George Frodmere en klopte hem op zijn rug. 'Je hebt precies de juiste eerbiedwaardige toon. Werkelijk, er is een groot acteur aan jou verloren gegaan, Penty. Heb je het geld meegebracht?'

'Ja, ik heb het meegebracht,' zei Pentridge aarzelend. 'Tweeduizend pond is een heleboel geld om aan iemand te overhandigen, die zo blut is als u.'

'Het is maar voor een paar dagen, Pentridge,' glimlachte sir George vriendelijk, terwijl hij de bankbiljetten van de ander aannam en in zijn binnenzak stopte.

'We zullen spoedig bewijzen dat Sands een leugenaar is en dan zwem ik in het geld.'

'Dat hoop ik,' zei Pentridge. 'En zelfs als het niet zo is -'

'In dat geval heb ik daar een fortuin,' zei sir George en wees naar de gang. 'Je zult goed betaald worden voor je moeite; tussen twee haakjes, die formule van je is gevonden.'

Pentridge keek vlug op.

'Heeft hij er afstand van gedaan?' vroeg hij.

'Wie?' vroeg sir George verbaasd.

'Milton Sands, natuurlijk,' zei de ander. 'Wist u niet, dat hij hem had?'

'Milton Sands,' herhaalde sir George ongelovig.

'Ja'! Bud Kitson sloeg zijn enorme vuist met een dreun op de tafel. 'Die knaap heeft hem natuurlijk al die tijd gehad! Ja, ik zie het nu zo helder als wat. Hij was in de trein die nacht dat de formule werd gestolen; hij kwam berooid uit Monte Carlo. Toady Wilton zag hem uit het Casino komen en sprak met hem. Hij komt terug in Londen en heeft plotseling bergen geld, opent een detectivebureau in Regent Street.

'Maar waarom zou hij een detectivebureau openen in Regent Street?' viel sir George hem in de rede. 'De enig mogelijke manier om de beloning te krijgen,' zei de ander, 'zonder ieders verdenking op te wekken en in moeilijkheden te geraken. Het is nu zo klaar als een klontje!' Sir George beet op zijn nagels.

'Dus dat was het,' knikte hij. 'Er is een kans om het hem betaald te zetten, ik geloof dat me dat vanavond al aardig is gelukt,' voegde hij er met een sardonisch lachje aan toe. 'Maar ik niet,' zei Kitson woedend. 'U weet niet hoe ik me gevoeld heb die drie dagen in die vervloekte cel.'

Sir George keek hem berekenend aan. Het gezicht van de man was vertrokken van woede - hij zou hem nog van nut kunnen zijn, deze Kitson, voordat sir George zich tenslotte zou ontdoen van iemand die gemakkelijk een nachtmerrie zou kunnen worden.

'Nu, Pentridge, je kunt naar de stad vertrekken,' zei hij, 'en morgenochtend verdwijnen. Er is toch geen kans dat het meisje door het raam ontsnapt?'

'Niks hoor,' zei Bud Kitson laconiek. 'Ik heb er een paar ijzeren tralies voorgemaakt voordat ze kwam - voor alle zekerheid.'

'Goed zo,' zei sir George en knikte goedkeurend.

Hij wachtte tot Pentridge vertrokken was, voordat hij zijn plannen ontvouwde.