13 Op Pennwaring

 

Sir George Frodmere zat de sportberichten te lezen. Veel aandacht werd besteed aan de komende paardenrennen, waarvan de twee favorieten vrijwel onbekend waren. De krant schreef dat Portonius, het paard van sir George, het jaar tevoren op de eerste dag van het seizoen gelopen had, en dat er nu hoge sommen op werden gezet. Het andere paard was het eigendom van mr. John President, die een goede naam had bij het publiek. De verrichtingen van het paard gedurende de training waren dagelijks door het publiek te volgen, het paard scheen in bijzondere vorm te zijn! Sir George las dit alles met een nijdige frons, hij onderkende in deze berichtgeving een aantijging tegen zijn eigen, duistere methoden.

'Wat verdomme, denkt zo'n idioot daarmee te bereiken,' gromde hij. Hij keek woedend over de ontbijttafel naar de onschuldige Toady.

'Hoe moet ik dat weten?' vroeg de ander, met een beledigd gezicht. 'Werkelijk, sir George, u valt me aan alsof ik het heb geschreven.'

'Ik zou wel eens willen weten wat hij bedoelt - praten de mensen over Portonius?'

De ander schudde zijn hoofd.

'Helemaal niet,' zei hij, 'behalve wat geklets - waarom u hem hier traint, en waarom u Buncher als trainer heeft aangesteld - dat was te verwachten; u weet wat voor reputatie Buncher heeft.'

'Ik weet meer van Bunchers gebreken dan iemand anders,' zei sir George. 'Hij zou de beste trainer van Engeland kunnen zijn als hij niet aan de drank was geraakt. Toevallig kwam ik met hem in aanraking nadat ik hem in geen jaren had gezien. De politie zat achter hem aan omdat hij vals geld in omloop had gebracht. Het was een keer laat in de avond dat hij bij me kwam - hij had vroeger een paar kleine karweitjes voor me gedaan - buiten zichzelf van angst en ik kon hem matsen. Ik verklaarde onder ede dat hij bij mij was op het moment dat hij - zoals de aanklacht luidde - geld had uitgegeven.'

'Dan heeft hij nogal wat aan u te danken,' zei Toady Wilton.

'Ik laat nooit een kameraad in de steek,' zei sir George zelfvoldaan. 'Of hij nu stalknecht is of minister - vooral als er kans is dat hij me nog eens van dienst zal kunnen zijn,'

voegde hij toe, en alleen dat laatste was niet bezijden de waarheid.

Hij pakte de krant weer op en las het bewuste stuk nog eens over met een knorrend geluid.

'Die krantenlui hoeven niet te denken dat ik ze hier laat komen om ze net zo veel te laten weten als ik zelf weet!' zei hij ruw en smeet de krant op de grond.

'Nu,' hij wijdde zijn aandacht aan Toady Wilton, 'laat me jouw nieuws eens horen.'

Toady was de vorige avond uit de stad aangekomen. 'Ik heb weddenschappen afgesloten op Portonius,' zei hij.

'Hoe staat het met het paard van onze vriend President?' vroeg sir George.

Het gezicht van Toady Wilton sprak boekdelen.

'Die vervloekte oude ellendeling,' gromde hij. 'Ik zal het hem betaald zetten.'

'Je hebt het helemaal aan jezelf te wijten, Toady,' zei sir George en keek hem zo giftig aan dat een zeker soort reptiel er een engel bij lijkt. 'Een man van jouw leeftijd en dan ook nog zo bijzonder onaantrekkelijk moet geen aardige jonge meisjes het hof maken. Je hebt een goede vriend verloren in Stanton - en bovendien een aardig figuur geslagen!'

'Praat liever over wat anders,' vroeg Wilton kortaf. 'Wilt u voor alle zekerheid ook op Donovan wedden?'

Sir George lachte minachtend. 'Doe niet zo stom. Hoe zou het paard van President het mijne kunnen verslaan?'

'Zoiets weet je nooit,' zei de ander voorzichtig. 'Het is raar wat er bij de rennen kan gebeuren.'

'Het is raar wat er voor onzin over de rennen wordt gezegd,' zei de baronet ad rem.

Hij moest wel veel macht hebben over Toady Wilton om hem zo te kunnen behandelen. Wat zijn gebreken en ongunstige eigenschappen ook waren, toch was hij iemand met een zekere positie aan de zelfkant van de grote wereld. Toady, met zijn grove lichaam en zijn boosaardig lelijke gezicht, was een lafaard, en daarom onderwierp hij zich zo volkomen aan de overheersing door de sterkere man, een niet onbelangrijke factor was ook het feit dat sir George op de hoogte was van een geheim in Toady's leven, dat ook maar beter geheim kon blijven. De mens wordt vaak getekend door het vele dat zijn leven passeert. De diepe rimpels, een pokdalige vale huid en de sombere ogen waren veelzeggende sporen van Toady's verdorven levenswandel. Niet voor niets moesten vrouwen niets van hem hebben en toonden kinderen de hun aangeboren achterdocht voor slechte mensen.

Maar als een struisvogel was hij blind voor eigen gebreken. Toady Wilton beschouwde zichzelf dan ook nog steeds als een man die succes had bij vrouwen, en had de gewoonte om in bedekte termen te praten over geheimzinnige veroveringen. In zijn cynische ogenblikken moedigde sir George deze fantasieën aan, een gril die de baronet duur te staan zou komen. Deze avond was hij in een zo kwaadaardig mogelijke stemming.

'Van wie was die brief?' vroeg hij, doelend op de ene brief waaruit Toady's post had bestaan. Toady glimlachte veelbetekenend.

'Van een dame,' zei hij als een aanmoediging voor verdere vragen.

'Wat, alweer!' Sir George speelde zijn eerbiedige bewondering met uitstekend resultaat en Toady grijnsde zelfvoldaan. 'Van mrs. Bud Kitson,' zei hij achteloos.

'En wat heeft mrs. Bud Kitson dan wel te vertellen?' vroeg sir George belangstellend.

'Eigenlijk sloot ze alleen maar een brief voor haar man in,' gaf Wilton toe en van de romantiek van zijn correspondentie was nu niet veel meer over.

Vol verwarring streek sir George langs zijn snor.

'Maar Bud is in Londen - ik had gedacht dat ik gisteren al van hem zou horen. Miss President is toch naar haar grootvader gegaan in Sussex?'

'Gisteren was ze echter in Sandown,' zei Toady; 'misschien wist Bud dat ze daar zou zijn en wachtte hij tot ze weg was.'

Sir George schudde zijn hoofd.

'Waarom schrijft ze hierheen?' vroeg hij. 'Als hij in Londen was zou ze het weten. Ik begrijp er niets van. Wilton,' vroeg hij plotseling, 'wie van ons drieën heeft de formule en het geld als het niet in het bezit is van President?'

Toady Wilton protesteerde zwakjes.

'Ik wou dat u niet . . .' begon hij.

'Jij, of ik, of Bud,' zei de andere man peinzend en strekte zijn lange magere benen onder de tafel uit. 'En ik ben het niet.'

'Ik zweer dat ik het niet ben,' schreeuwde Toady.

'En dat zou Bud natuurlijk ook zweren. Soltykoff heeft die Milton Sands aangenomen om een onderzoek in te stellen,' glimlachte hij. 'Ik kan me Sands voorstellen in bijna elke hoedanigheid behalve die van privé-detective.'

De Derby naderde en overal hoorde men de vraag: 'Wie wordt Derby-winnaar?' Voor diegenen die rechtstreeks bij de rennen betrokken waren en weddenschappen hadden afgesloten, zat er meer aan deze vraag vast dan wat gevoelsoverwegingen. Er waren zoveel onzekere factoren en bovendien veranderde de stand van de weddenschappen telkens weer. Een van de favorieten was de schimmel Portonius. Sir George Frodmere had verscheidene tussenpersonen aan het werk gezet, die geld op hem moesten zetten. Een gevaarlijke concurrent voor hem was Donovan. Maar of een paard werkelijk favoriet is, wordt in hoge mate bepaald door het geld dat erop gezet wordt, en op dit punt was Portonius in het voordeel. Hoezeer hij ook van het kunnen van zijn eigen paard overtuigd was, John President was een te voorzichtig man om vroegtijdig weddenschappen af te sluiten. Maar de prestaties van het paard waren zo goed, dat hij er nu geld in begon te steken, en Donovan zakte bij de bookmakers in drie dagen van honderd tegen zes tot tien tegen één.

Eric Stanton was belast met deze transacties.

Behalve de baronet en zijn naaste vrienden hadden niet veel mensen Portonius als winnaar getipt. Het publiek wachtte af en met reden. Niemand wist iets van het paard, behalve de rooskleurige berichten die sir George zelf verspreidde . .. Soltykoff, die zat te kniezen over zijn formule en intussen een tiental mensen door heel Europa aan het werk had gezet om ze op te sporen, zocht afleiding van zijn zorgen door een plan te beramen dat hem in elk geval een gedeelte van zijn verlies zou vergoeden. Want Soltykoff, al was hij in vele opzichten een dwaas, had ook zijn weddenschappen. Toen plotseling de koers van Portonius zakte van tien tot zes, was sir George begrijpelijkerwijs totaal uit het lood geslagen. Hij begreep niets van die ommezwaai, en helemaal niet dat Soltykoff er de hand in had gehad.

'Ik begrijp niet waarom je dat gedaan hebt, Soltykoff,' zei sir George geërgerd. 'Je hebt gewoon de markt geruïneerd.'

'Ja maar, amice,' zei de kleine Rus vleiend, 'voor iemand die zo'n groot verlies heeft geleden als ik, is de verleiding te groot om het niet op zo'n plezierige manier te verdienen.' Hij had die morgen achter de fles gezeten en was bijzonder opgewekt.

'Heeft u nieuws voor mij?' vroeg hij nieuwsgierig.

'Ik wou dat ik het had,' zei de baronet met een bezorgde frons. 'Ik kan absoluut niet begrijpen wat er met Kitson is gebeurd. Gisterenavond belde ik zijn vrouw op, en die vertelde me dat hij twee dagen geleden laat is uitgegaan en niet is teruggekomen en dat ze sindsdien niets meer van hem heeft gehoord.'

'Denkt u dat hij de formule heeft gevonden, en er in zijn eentje een slag mee wil slaan?' vroeg de Rus angstig. Sir George schudde zijn hoofd en zijn ogen schitterden kwaadaardig toen hij zei: 'Als mijn vrienden zoiets zouden doen, zouden ze daarna geen prettig leven hebben.' De verdenking was wel degelijk bij hemzelf opgekomen maar hij had die van zich afgezet toen hij de zaak van alle kanten bekeken had. Bud zou zoiets niet proberen; bovendien was hij niet de man die voor de formule een betere prijs zou kunnen maken dan de prijs die Soltykoff had uitgeloofd.

Toady Wilton die niet erg op Soltykoff gesteld was en zeker niet als deze te diep in het glaasje had gekeken, verzon een excuus om naar zijn vertrekken te gaan. Toady had zich nu definitief op het landgoed gevestigd. Het hoofdkwartier van de baronet was nu ook zijn tehuis. Drie kamers in een van de vleugels van het onregelmatig gebouwde huis waren al maanden geleden door sir George tot zijn beschikking gesteld, en hoewel hij eerst niet al te dikwijls was gekomen uit angst dat Eric Stanton bezwaar zou hebben tegen een dergelijke vriendschap, was hij nu een permanente gast van de baronet. De grote kamers waren goed gemeubileerd want Toady hield van comfort. Hij had alles van zijn huurkamers in Londen meegenomen, zelfs de stalen kistjes uit de banksafe en hij had het behaaglijke gevoel dat hij nu veilig was. In Londen was het gevaarlijk voor deze man die zich vele bittere vijanden had gemaakt, en die zich nu nog bovendien de haat op de hals had gehaald van een rijke invloedrijke man die hem tot nog toe vriendschappelijk behandeld had, maar die nu ongetwijfeld geen steen op de andere zou laten om Toady's ondergang te bewerkstelligen. Hij zou al zijn papieren op zijn gemak gaan doorkijken, dacht hij, en alles vernietigen wat bezwarend voor hemzelf was. Hij had die papieren al lang in zijn bezit en met een zucht van verlichting had hij gezien dat de kisten in de hoek van zijn kamer werden neergezet met het rode zegel erop. Dit was het geschikte ogenblik om zijn papieren aan een kritische beschouwing te onderwerpen, maar net toen hij het eerste koord had doorgesneden en zijn sleutels te voorschijn had gehaald om de eerste kist te openen, werd hij naar beneden in de eetkamer geroepen.

Daar trof hij een opmerkelijk gezelschap.