14 Een ongewenste gast
Sir George stond met een woedend gezicht aan de ene kant van de eettafel. Soltykoff zat in een stoel met een hoge rugleuning met zijn handen in zijn zakken, duidelijk geamuseerd door de situatie, maar het was de derde persoon van het gezelschap die verantwoordelijk was dat Toady's gezicht verbleekte.
Het was inspecteur Grayson, een politieman van wie Toady wist dat hij belast was met de afhandeling van de moeilijkste zaken.
'Heb je het nieuws gehoord?' vroeg sir George boos. 'Nee,' stamelde de ander.
'Kitson zit in de Portland-gevangenis,' onthulde de baronet.
'In de gevangenis?' hijgde Toady, nog bleker. 'Maar hoe? Waarom?'
'Vertelt u het hem, inspecteur,' zei sir George, die begon te ijsberen.
'Het is een wonderlijk verhaal.' zei de inspecteur met een kalme glimlach. 'Uw vriend, tenminste hij zegt dat hij uw vriend is, en sir George vertelt me dat u hem inderdaad kent, werd drie dagen geleden 's nachts in Londen gevonden en gearresteerd. Zoals u misschien weet, is er enkele weken geleden een man uit de Portland-gevangenis ontsnapt, van wie de politie tot op heden nog geen spoor heeft kunnen ontdekken. Men meende dat hij naar Londen was gegaan en zijn signalement was aan alle politiebureaus doorgegeven. Afgelopen dinsdag om half twee vond een agent op zijn ronde in Chiswick Mali een bewusteloze gedaante die half achterover lag in een poort. Hij probeerde hem wakker te maken, omdat hij dacht dat de man dronken was of sliep, maar zonder resultaat; daarom haalde hij assistentie en de man werd overgebracht naar het politiebureau. Toen ontdekte men dat de slaper onder zijn overjas een compleet stel gevangeniskleren droeg, zelfs het nummer van de gezochte. Men hield de man vast en nam contact op met de gevangenis. De volgende morgen werd hij wakker en ontkende dat hij de gezochte man was en hij vertelde een verward verhaal dat hij zwaar verdoofd was. Hij werd evenwel geïdentificeerd en naar de gevangenis terug gebracht. Daar bleek bij een nauwkeurig onderzoek dat er een vergissing was gemaakt. Hij gaf me de naam van sir Frodmere op en daarom ben ik uit Londen overgekomen om te vragen of sir Frodmere en u met me naar de Portland-gevangenis willen gaan om deze man die zich Kitson noemt te identificeren.'
'Ik denk niet dat er enige twijfel mogelijk is,' zei sir George. 'Ik heb de foto van de gezochte man gezien en de gelijkenis is zo sprekend dat ik me afvraag of ik moet komen.'
'Ja, het spijt me, maar u moet komen,' zei inspecteur Grayson.
'Is het nodig dat we beiden gaan?' vroeg sir George, 'Ik bedoel niet mijn vriend, mr. Soltykoff, die straks met de trein vertrekt, maar mr. Wilton hier.'
'Dat zal wel het beste zijn,' zei de inspecteur. 'Het is verschrikkelijk vervelend,' zei sir George, na een tijdje. 'Ik verwacht een bezoeker, dat was nogal belangrijk voor mij. Maar dat moet dan maar wachten. We moeten eerst die arme man uit zijn narigheid halen. Hoe lang is het rijden naar de gevangenis?'
'Ik kan wel voor een auto zorgen,' zei de inspecteur voorkomend.
'Welnee, dat is niet nodig,' zei sir George autoritair. 'Vooruit Toady, ga jij je jas maar halen, dan zal ik er voor zorgen dat Jackson de wagen voorrijdt. We zullen Soltykoff bij het station afzetten. Rijdt u met ons mee, inspecteur?'
De politieman knikte.
'Als het mogelijk is,' zei hij. 'Anders kan ik ook de trein nemen, maar dan is er kans dat ik er later aankom dan u, zodat u moet wachten.'
Het was ontzettend vervelend voor sir George. Sinds Portonius er getraind werd, had hij zijn landgoed niet verlaten. Maar er was niets aan te doen. Hij kon Kitson daar niet laten, want in een ogenblik van wanhoop kon de man wel eens iets zeggen dat de baronet minder goed uitkwam. 'Ik verwacht een heer uit Londen, Gillespie,' zei hij tegen de butler. 'Ontvang hem beleefd, en laat hem zijn gang maar gaan in het huis. Ik ben op zijn laatst vanavond laat weer terug.'
'Uitstekend, sir George,' zei de man. 'Maar hoe staat het met Portonius?'
'O, hij mag Portonius best zien!' zei sir George zorgeloos. 'Ik wil graag dat hij zich hier helemaal thuis voelt. Hij is niet helemaal' - hij aarzelde - 'wat je noemt een heer, maar je stelt hem een beetje op zijn gemak, begrepen Gillespie.'
'Zeker sir George,' antwoordde de butler, 'Hij is vrij om te gaan en te staan waar hij wil.'
'Precies.'
Een ogenblik later reed de grote blauwe wagen van sir George de oprijlaan uit en ging in oostelijke richting de straatweg op om Bud Kitson uit zijn benarde positie te verlossen.
Nog geen half uur later reed een andere auto het hek bij de portierswoning door en reed langzaam de oprijlaan af tot de brede treden die naar de ingang van het landhuis voerden.
De butler kwam haastig de treden af om de bezoeker te verwelkomen.
'Het spijt sir George zeer,' zei hij, 'maar hij is onverwacht voor zaken weggeroepen. Hij heeft mij opgedragen ervoor te zorgen dat het u aan niets zal ontbreken totdat hij terugkomt.'
De lange man die uit de auto stapte knikte en zei, toen hij zag dat de butler zoekend rondkeek naar zijn bagage, op vlotte toon: 'Mijn bagage is er nog niet. Eigenlijk was ik niet van plan om lang te blijven. Wanneer verwacht u sir George terug?'
'Vanavond laat,' zei de man. 'Het is erg onwaarschijnlijk dat hij eerder terugkomt.'
Weer knikte de lange man.
'Ik zal vandaag blijven, in de hoop dat hij terugkomt.' Met een knikje stuurde hij zijn chauffeur weg en aangezien deze uitgebreide instructies had ontvangen, had hij niet meer dan een knikje nodig. Hij keerde de wagen en reed terug naar de weg waar hij vandaan was gekomen. De bezoeker besteedde de af te wachten tijd goed. Tot verbazing van de butler was de indruk die de bezoeker maakte geheel in tegenstelling tot wat sir George hem had gezegd en Gillespie vroeg zich af wat sir George eigenlijk bedoelde als hij iemand een heer noemde. Zeker was dat het een nieuwsgierige heer was deze lange man met het gebruinde gezicht. Hij wilde het hele huis bezichtigen, met inbegrip van Toady Wiltons vertrekken. Hij had zelf een kamer die grensde aan die van Toady, en toen hij na de lunch aankondigde dat hij van plan was een middagdutje te doen, was de uitgeputte bediende meer dan dankbaar.
'U wilt zeker het paard niet zien?' vroeg hij. Als de bezoeker die invitatie aannam, kon hij hem overdragen aan Buncher en zichzelf verder moeite besparen.
'Als u mij om drie uur wilt roepen,' knikte de gast, 'zal ik het graag zien. Ik heb zoveel goeds over Portonius gehoord, dat ik hem dolgraag eens nader wil bekijken.'
Om half twee ging hij naar zijn kamer.
Zijn gedrag was wat ongewoon voor een gast.
Hij deed zijn deur op slot en zonder omslag probeerde hij de sleutels die hij bij zich had op de tussendeur die naar Toady Wiltons kamers leidde. Twee minuten later, terwijl Gillespie aan het personeel vertelde hoe hij over de bezoeker dacht, was de 'rusteloze' gast van sir George begonnen aan een inspectie van Wiltons eigendommen. Het kostte wel enige tijd, daar hij systematisch te werk ging maar om drie uur, toen de butler hem volgens zijn opdracht kwam roepen, verklaarde hij de vermoeidheid die hem tijdens de lunch had overvallen weer geheel te boven te zijn. Mr. Buncher vond hem een man die buitengewoon veel verstand van paarden bleek te bezitten, gezien de vele vakkundige vragen die hem werden gesteld. En daar hij van nature een achterdochtig man was, vervloekte hij de stommiteit van sir George Frodmere, dat hij deze man de toegang tot de stallen had toegestaan. Hij liet de vreemdeling niet in de box, zodat hij er tevreden mee moest zijn, het paard slechts over de onderdeur van de box te bekijken. 'Een mooi paard,' zei hij. Hij floot zachtjes en het paard keerde zich onmiddellijk om en kwam naar hem toe; de man had klaarblijkelijk slag om met paarden om te gaan. Hij stak zijn hand uit en de schimmel wreef zijn zachte snuit tegen zijn uitgestrekte palm. 'Wat doet u daar?' vroeg Buncher achterdochtig. De vreemdeling wendde zich met een blik vol gespeelde verbazing om. 'Ik begrijp u niet helemaal,' zei hij. 'U keek naar zijn tanden.'
'Naar zijn tanden? Hoe komt u daar nu bij?' glimlachte hij onschuldig.
'Sir George houdt er niet van dat iemand zijn paard aanraakt,' zei de man onhebbelijk en ging hem voor naar buiten waarbij hij de staldeur achter zich sloot.
Daar de gesloten Buncher hem nu helemaal geen afdoende antwoord meer wilde geven op zijn onschuldig gestelde vragen, bleef de bezoeker niets anders over dan naar het huis terug te keren en voorbereidingen te treffen voor zijn vertrek. Deze voorbereidingen hadden niet veel om het lijf. Hij stak bepaalde papieren in de binnenzak van zijn overjas schoof het raam van zijn kamer open en blies op een schel fluitje. Mr. Gillespie hoorde het fluitje in de bediendekamer, Buncher werd er door opgeschrokken in de stal en de wachtende chauffeur op de weg ving het onmiddellijk op. Drie minuten later stond de wagen voor waar de bezoeker op de stoep stond te wachten om te vertrekken. Het speet de butler oprecht hem te zien vertrekken; de ommekeer in zijn gevoelens werd verklaard door het geldstuk dat hem in de hand gedrukt was.
'Wilt u sir George zeggen dat het me spijt dat ik niet langer kan blijven,' zei de lange man; het was niet nodig meer te zeggen, want op dat moment schoot een auto door het hek, nam de oprijlaan in vliegende vaart en kwam met een schok tot staan achter de andere wagen. Sir George sprong er niet een van woede vertrokken gezicht uit en Bud Kitson volgde.
Het was niet nodig geweest helemaal naar Portland te gaan. De autoriteiten hadden Bud laten gaan en hij was de baronet onderweg tegengekomen. 'Milton Sands, geloof ik?' zei sir George. 'Dat is mijn naam,' antwoordde Milton, terwijl hij op zijn gemak zijn handschoenen aantrok. 'Is deze man in huis geweest?'
'Ja, sir,' zei de butler geschrokken.
'Is hij in de stal geweest?'
De baronet keerde zich met een grauw naar Milton.
'Ja sir,' zei de ander.
'Dus dat was het spelletje? Dat was de truc om me van huis weg te krijgen; ik veronderstel dat Grayson er aan meedeed.'
'U kunt veronderstellen wat u wilt,' zei Milton Sands. 'Ik heb mijn plicht gedaan en dat is genoeg. Ik wens u goede dag.'
Hij daalde de treden af, maar de baronet ging snel voor hem staan.
'U vertrekt niet voordat ik weet wat u hier kwam doen of wat u hier vandaan meeneemt. Een man die zich toegang verschaft tot iemands huis onder valse voorwendsels kan verwachten dat hij gefouilleerd wordt.'
'U fouilleert me niet,' zei Milton Sands met een glimlach. De baronet strekte zijn hand uit en pakte de ander bij zijn arm. Terwijl hij dat deed sloeg Milton hem met de rug van zijn hand, en zijn harde knokkels kwamen met een klinkende klap op de wang van de ander, zodat hij de treden afrolde.
'Pak hem, Bud,' brulde sir George.
'Niet met die revolver, zou ik denken,' zei Bud langzaam.
'Hij moet maar even op zijn beurt wachten.'
De revolver was als bij toverslag in Miltons hand verschenen en maakte de weg voor hem vrij naar de auto.
'Ik heb een heleboel dingen ontdekt,' zei hij, op zijn auto leunend, op een toon alsof ze een onschuldig gesprek voerden. 'Ik zou wel een boek kunnen schrijven over wat ik ontdekt heb, sir George, niet alleen in uw stal, maar ook uit de privé-archieven van onze vriend Toady Wilton.'
Toady Wilton stond met open mond, maar slaagde er niet in een woord uit te brengen.
'Ik ben tot de conclusie gekomen, sir George,' ging Milton voort op zijn weloverwogen, half geamuseerde manier, 'dat er verschillende soorten schurken zijn in de wereld, en als men een schurk van het laagste soort leert kennen, vergroot dat het respect dat men heeft voor het betere soort. Ik moet zeggen dat ik, sinds ik op de hoogte ben van het uitgebreide assortiment laagheden dat Toady Wilton er op nahoudt, ik een zekere achting voel voor de meer beschaafde soort van schurkenstreken die u uithaalt!'
Hij knikte ten afscheid naar de baronet die kookte van woede en wendde zich toen tot zijn chauffeur. 'Naar huis, James,' zei hij bedaard.