5 Een overeenkomst

 

Het Carlsburg Hotel aan de Avenue de l'Opéra is een onopvallend hotel, dat hoofdzakelijk Engelse gasten heeft, en wel uit alle regionen van de bevolking.

Sir George liep te ijsberen in de zitkamer die hij besproken had, terwijl hij wachtte op de komst van zijn twee vrienden. Uit 'voorzorg hadden ze verschillende hotels genomen, en ze waren zelfs met verschillende treinen in Parijs aangekomen. Tenslotte kwamen Wilton en Bud Kitson vrijwel op hetzelfde ogenblik, sir George sloot de deur achter ze.

'Nu,' zei hij scherp en zonder inleiding, 'laten we dadelijk ter zake komen. Wie heeft het spul?'

'Weet ik niet,' zei Kitson.

Hij keek peinzend de rook van zijn sigaret na en staarde de baronet met een raadselachtige blik aan.

'Wou je me soms vertellen dat jij het niet hebt?' vroeg sir George ongelovig.

'Dat ik wat niet heb?' vroeg de man.

'De portefeuille?'

'Ik heb niets,' zei Kitson beslist, 'u zult hem zelf wel hebben.'

De baronet kneep zijn ogen half dicht. 'Ik heb het hele ding niet gezien,' antwoordde hij kortaf. 'Nu geen kletspraatjes; we hebben te veel waagstukken aan de hand om elkaar voor de gek te houden. Wat weet jij hiervan, Wilton?'

'Ik?' vroeg de man verontwaardigd. 'Wat een vraag. Dacht u dat ik als een ordinaire dief zou optreden? Mijn beste man, hoe kunt u dat nu denken. Trouwens,' ging hij voorzichtig verder, 'dat belachelijke idee van u heb ik steeds voor een grap gehouden. Ik heb geen ogenblik gedacht dat u werkelijk van plan was het geld van deze man te stelen.'

Sir George lachte en zijn lach klonk bepaald niet plezierig. 'Ik geloof dat jij een beetje al te zoetsappig bent,' zei hij. 'Begrijp me goed, Toady Wilton, dergelijke onzin verdraag ik niet van je. Je weet dat we achter dat spul aanzitten; je zou haast denken dat je nog nooit in een oneerlijke zaak betrokken bent geweest, maar ik betwijfel of je wel ooit iets eerlijks hebt gedaan. Jij bent hier net zo goed bij betrokken als Kitson en ik en je gaat me niet ineens op zondagschool manieren trakteren, begrijp dat eens voor al. Heb jij de buit?' vroeg hij grof.

'Nee,' zei Wilton, nijdig fronsend, 'die heb ik niet.'

Een ogenblik stonden ze elkaar zwijgend aan te kijken.

Ieder van de drie mannen dacht dat de twee anderen tegen hem samenspanden.

'Iemand heeft het,' zei de baronet tenslotte met een nijdig gezicht.

'Dat geloof ik direct,' zei Bud Kitson veelbetekenend, en de oudere man keerde zich met een ruk om.

'Verdomd zeg, je verdenkt mij toch niet?' brulde hij.

'Ik heb heel wat gehoord over wat er allemaal voor wonderlijke dingen gebeuren in dit oude werelddeel,' zei de Amerikaan kalm, 'en het zou mij geen hartkloppingen bezorgen als ik ontdekte dat u het spul had gegapt.'

De situatie was zeer gespannen, maar sir George was wel zo wijs ervoor te zorgen dat het niet uit de hand liep. Hij was afhankelijk van de hulp van deze twee mannen en hij wist dat als geen van hen het geld had, hij alleen nog een kans had als de vriendschap bewaard bleef. 'Misschien heeft hij het tenslotte niet eens verloren,' opperde hij hoopvol.

'Hij heeft het wel degelijk verloren,' zei Kitson met een boze grijns, 'maak u geen zorgen, de dief heeft wat u hebben wil; ik zag de portefeuille. Hij hield hem onder zijn arm en liet hem per ongeluk vallen, een dame in de volgende coupé raapte hem op en gaf hem aan de man terug.'

'Wie was die vrouw?' vroeg sir George plotseling.

De Amerikaan schudde zijn hoofd.

'Weet ik dat,' zei hij laconiek. 'Ik leg geen lijst aan van alle jonge vrouwen die ik tegenkom.'

'Het is miss President,' zei Toady Wilson, 'de kleindochter van de oude President.'

Sir George trok zijn wenkbrauwen op.

Toch niet de eigenaar van de renpaarden?'

'Dat is 'm,' antwoordde de ander.

Sir George had geen tijd om na te denken over die samenloop van omstandigheden; hij had afgesproken Soltykoff die morgen te ontmoeten. Daarom was hij ook zo ongeduldig geweest toen zijn twee metgezellen maar niet kwamen. Hij legde hun uit wat voor bezoek hij verwachtte. 'Ik veronderstel dat hij nu wel zal terugkrabbelen,' klaagde Toady Wilton.

'Hij niet,' zei sir George met overtuiging. 'Hij kan zich veroorloven tien keer zoveel te verliezen zonder er iets van te merken. Jullie hebben er geen idee van hoe rijk sommige van die Russische zakenlui zijn. Je zult zien dat hij meer dan ooit erop gebrand is om geld te maken.'

'Waarom vertrouwt hij u eigenlijk?' vroeg Wilton, terwijl hij naar de schoorsteenmantel liep en een sigaar uitzocht. 'Hij had daar een goede reden voor,' zei sir George met een glimlachje. 'Verleden jaar heb ik hem door het Londense gezelschapsleven geloodst en daarbij voorkwam ik dat hem twaalfduizend pond afhandig werd gemaakt.'

Wilton keek om zich heen met een ongelovige glimlach op zijn gezicht.

'Ik dacht wel dat het jullie zou verbazen,' zei sir George koel. 'Het gebeurde door toedoen van die kerel van Millington - die vent die dat speelhol had in Pimlico. Millington had hem in zijn klauwen gekregen en in die tijd speelden ze behoorlijk hoog. Je zou niet denken dat een zwendelaar als Soltykoff geflest zou kunnen worden, maar het is altijd de gewiekste vent die in deze zaken genomen wordt. Ik liep wat rond en zag Millington,' zei hij eraan terugdenkend, 'en vroeg voor hoeveel ik goed was en Millington, de ezel, lachte me in mijn gezicht uit.'

'En daarom nam u Soltykoff toen mee?' Wilton knikte goedkeurend.

'Precies,' zei sir George.

'Maar hoe berekent u dat u hem twaalfduizend pond bespaart hebt?' vroeg de ander.

'Dat was het bedrag dat hij bij zich had,' antwoordde sir George, 'en als ik die troep van Millington ken, zouden ze het allemaal afgenomen hebben.'

Op dat moment werd er op de deur geklopt, en de bediende kondigde de heer Soltykoff aan. Hij zag er bleek en vermoeid uit en was zowaar nuchter. Niettemin was hij niet bijzonder neerslachtig over zijn verlies.

In veel opzichten was hij een bewonderenswaardig mannetje en al was het waar dat hij een groot aantal onwettige plannen financierde, die door de avonturiers van heel Europa waren uitgedacht, - van het smokkelen van geweren in de Filippijnen tot het smokkelen van zout in China -, het was ook waar dat hij een ruime en royale geest had, en de avonturiers die voor hem werkten merkten dat ze het goed met hem getroffen hadden.

Hij zei maar enkele woorden over zijn verlies.

'Het is erg ongelukkig,' zei hij, 'maar ik heb zo'n grote beloning uitgeloofd dat ik denk dat mijn eigendom wel teruggebracht zal worden.'

'Was het veel geld?'

'Het was wel een groot bedrag,' antwoordde de ander onverschillig, 'vijfenveertigduizend pond in uw geldeenheid. Gelukkig had ik een deel van mijn geld in mijn valies geborgen. Maar het verlies van geld is niet wat me zo zeer me; zorg vervult als het verlies van de formule. Het is een van de belangrijkste uitvindingen ter wereld, en die is tijdelijk verdwenen.'

Het was opvallend dat hij, als hij geheel nuchter was, zonder enig spoor van buitenlands accent sprak, zonder ook maar iets van de zonderlinge zinsconstructies die zijn meer opgewonden momenten kenmerkten. 'U heeft de formule gelezen; kunt u zich die niet herinneren?

vroeg Sir George.

Soltykoff schudde glimlachend zijn hoofd. 'Ik was mezelf niet die avond,' bekende hij openhartig, 'en het gebeurt me zo vaak dat ik me niets kan herinneren van de vorige avond, dat ik mijn geheugen nu niet te hulp kan roepen. Als ik me alle "vorige avonden" van mijn leven had herinnerd,' voegde hij er wijsgerig aan toe, 'zou ik al vele jaren geleden van schaamte zijn gestorven.'

'Heeft u bekend gemaakt dat u een beloning uitlooft?'

De ander knikte.

'In zekere zin, ja,' zei hij. 'Om precies te zijn heb ik geadverteerd zonder het duidelijk te omschrijven. Het is niet langer in de envelop; om de een of andere reden - ik weet zelf niet meer waarom - heb ik de envelop eraf gescheurd, maar ik herinner me het opschrift op de envelop - hoewel dat wel niet zal helpen. Er stond:

-

HET VERVAARDIGEN VAN BUIGBAAR GLAS

EIGENDOM VAN JOHN PRESIDENT

-

'John President,' hijgde sir George met een nieuw licht in zijn ogen. 'Goede hemel. Dan denk ik dat ik weet waar uw envelop is'

De ander keerde zijn verraste gezicht naar de baronet.

'U weet het?' vroeg hij ongelovig.

'Ik ben er zeker van,' zei sir George langzaam. 'Hoe groot is de beloning die u heeft uitgeloofd?'

Een kleine glimlach verlichtte het ronde gezicht van de Rus en hij wuifde met zijn vinger speels naar de ander. 'Mijn vriend,' zei hij bewonderend, 'u bent een opportunist. De beloning,' vervolge hij ernstig, 'is een bedrag van veertigduizend pond, dat is precies tweemaal zoveel als de formule mij oorspronkelijk heeft gekost, en die was dat ten volle waard.'

'Veertigduizend pond,' zei sir George half tot zichzelf. 'Weet u wie er in de coupé naast de uwe was?'

'Daar heb ik niet naar geïnformeerd,' antwoordde de Rus sarcastisch. Ik geef zelf ook niet mijn visitekaartje af bij mijn buren in de wagonlit.'

'Het was de kleindochter van John President,' zei sir George, langzaam en indrukwekkend, 'en als u het van hem gekocht heeft -'

'Dat heb ik niet,' zei de Rus hoofdschuddend, maar zijn voorhoofd was gefronst, en hij dacht diep na. 'Ik heb het gekocht van een man die het naar mijn overtuiging had gestolen van de oorspronkelijke eigenaar. De kleindochter van John President?' herhaalde hij, terwijl hij trachtte de gebeurtenissen van die avond in zijn herinnering terug te roepen. 'Ik vraag me af -'

'Ja, ja,' zei hij, terwijl hij zich in zijn opwinding voor het hoofd sloeg, 'ik herinner me dat ik mijn portefeuille liet vallen en de brief viel er uit en die had zij in haar hand. Zij was het.' Hij liep opgewonden in de kamer heen en weer. 'Waar is ze nu?' vroeg hij snel, 'is ze in Parijs of is ze naar Londen?'

'Ze kwam met dezelfde trein aan als ik,' zei sir George. 'Ik heb haar gezien, een knappe vrouw, nogal donker en een slank, goed figuur, het type vrouw dat ik wel mag.' In gedachten streek hij langs zijn snor.

'Ik betwijfel,' zei hij, 'of ze nu in Parijs is; waarschijnlijk is ze in Londen, maar daar kan ik gauw genoeg achter komen. Ik kan mijn bediende opbellen en hem opdracht geven informaties in te winnen.'

'Ik zal haar laten arresteren,' zei de kleine Rus vol energie; 'ik zal de politie op de hoogte brengen.'

'Als u dat doet, bent u niet goed wijs,' onderbrak sir George hem. 'Wat vind jij ervan, Toady?'

Maar Toady voelde zich niet thuis in dit soort zaken; zijn specialiteit was zwendel met renpaarden.

Bud Kitson, die zich zoals gewoonlijk stilhield, vond het nu een geschikt ogenblik om zich in het gesprek te mengen.

'Wat is er tegen om die vrouw het spul afhandig te maken?' vroeg hij. 'De politie hebben we niet nodig.'

'Verdraaid, dat is een idee,' zei sir George.

Hij keek de ander onderzoekend aan.

'Dat is helemaal geen gek idee,' zei hij nog eens. 'Denk je dat je het kunt klaarspelen?'

'Als zij het heeft - vast en zeker' antwoordde de gedienstige Bud.

'Wat denkt u ervan, Soltykoff?'

Soltykoff keek twijfelend naar Bud en besloot toen:

'Het kan me niet schelen hoe ik het krijg,' zei hij, 'als ik het maar krijg. Ik ben bereid een hoge prijs te betalen, begrijpt u. Het geld dat gestolen was mag u als uw beloning houden.'

De ogen van Bud Kitson begonnen begerig te glanzen. 'Natuurlijk,' preciseerde sir George haastig, 'zal de beloning als ons plan succes heeft, in de juiste verhouding onder ons worden verdeeld.'

Een langzame glimlach verscheen op de vierkante kaken van Kitson.

'Het zal zeker in de juiste verhoudingen verdeeld worden.' zei hij vol vertrouwen, maar de toon waarop hij dat zei gaf te denken dat zijn idee van een verdeling wel eens niet overeen kon komen met dat van de baronet. 'Laten we het nu over de andere zaak hebben,' zei sir George en enkele ogenblikken later zaten ze om de tafel over iets dat de coup van de eeuw moest worden.

-

Milton Sands, die alle verdachte personen kende, gaf een korte beschrijving van Soltykoff in de Pullmantrein tussen Dover en Charing Cross en Eric Stanton luisterde aandachtig en geamuseerd.

'Tussen twee haakjes,' zei hij, terwijl de trein door Tonbridge daverde, 'ik heb je nog niet geholpen bij het kiezen van een beroep.'

'Ik heb zo'n idee dat ik zonder hulp al een beslissing genomen heb,' zei hij. 'Die treindiefstal heeft me op een goede gedachte gebracht. Ik word detective,' zei hij beslist.

Eric Stanton keek verrast op.

'Detective,' herhaalde hij.

'Dat is het juiste beroep voor mij,' zei Milton Sands vol zelfvertrouwen, 'een aardige, gemakkelijke, eerlijke, ongunstig bekend staande manier om mijn brood te verdienen. Ik geloof dat ik geknipt ben voor detective,' zei hij bescheiden. 'En na die diefstal is die gedachte sterker dan ooit geworden. Het is een beroep dat jonge, avontuurlijke mensen gelegenheid geeft hun krachten te ontplooien. De oude Soltykoff looft een beloning uit van veertigduizend pond, stel je voor. Is dat niet voldoende om een man zonder beroep enthousiast te maken? En dat niet alleen, maar om hem een besluit te doen nemen op een kritiek ogenblik, waar straatveger en zakkenroller de enige mogelijkheden schenen te zijn. Veertigduizend! Zo'n beloning is de moeite waard. Doordat ik niet lijd aan een overdaad aan scrupules zal ik een schitterend figuur slaan.'

'Heb je dergelijk werk ooit eerder gedaan?' vroeg Eric geamuseerd.

'In zekere zin wel,' zei de ander ernstig. 'Ik ben namelijk in Australië bij de politie geweest. Ik heb er wel niet veel gelegenheid gehad om dit werk te doen, maar ik heb er wel geleerd mijn hersens en mijn ogen te gebruiken.'

Ze spraken niet meer totdat de trein de buitenwijken van Londen bereikt had; toen vroeg Eric Stanton rustig: 'Meen je het serieus dat je privédetective wilt worden?'

De ander keek hem enigszins verrast aan. 'Ja,' zei hij, 'waarom niet?'

'Er is geen enkele reden waarom je het niet zou doen,' zei Stanton, 'maar het idee kwam bij me op dat we, als je dit werk serieus ter hand neemt, elkaar van dienst zouden kunnen zijn. Kijk, Sands, ik mag jou wel, hoewel ik je slechte eigenschappen ook zie, als ik ze zo mag noemen.'

'Ja, graag zelfs,' zei Milton; 'dat versterkt mijn overtuiging dat je me een beetje kent.'

'Die zie ik allemaal,' ging Eric verder, 'maar ik zie nog iets, iets wat je zelf misschien niet zou willen toegeven; namelijk dat je in je diepste wezen eerlijk en betrouwbaar bent zoals je het tegenwoordig maar zelden tegenkomt. Met andere woorden, ik ben van mening dat ik je geheel en al kan vertrouwen, Milton Sands.'

De lange man, zichtbaar verlegen keek de ander onzeker aan.

'Dat is een van de aardigste dingen die ooit tegen me gezegd zijn,' zei hij rustig, 'en geloof maar dat ik dat waardeer. Ja, je kunt op me aan zover als het betrouwbaarheid ten opzichte van mijn vrienden betreft.'

Eric Stanton knikte.

'Dat weet ik, en ik wil je je eerste onderzoek opdragen. Ik weet niet waarom je het besluit genomen hebt om privédetective te worden, maar van één ding ben ik volkomen zeker - dat jij precies de man bent om het werk te doen dat ik gedaan wil hebben.'

'Wacht even,' zei de ander en hief zijn hand op. 'Luister even naar me voor je verder gaat. Ik ben niet van plan een gewone detective te worden, ik wil me specialiseren op zaken die met de wedrennen te maken hebben. Ik ben net zo verzot op paardenrennen als jij. In dit land gaat het er vrij behoorlijk toe, maar er is wel plaats voor een man die zich erop toelegt belangrijker dingen te ontdekken dan wie de winners zullen zijn. Ik ben bereid ook ander werk aan te nemen, maar in hoofdzaak wil ik die zaken aanpakken, dat idee bevalt me.'

'Het kan me niet schelen hoe je je noemt,' glimlachte Eric 'of wat je doet, maar het werk dat ik je wil laten doen heeft niets met de rennen te maken. Ik zou je wel willen vragen morgen bij me te komen,' zei hij, 'maar misschien moet ik de stad uit. Ik denk dat ik nu wel tijd genoeg heb om je te vertellen wat ik je wil laten doen, en laat ik je meteen vertellen dat ik bereid ben je heel behoorlijk te betalen en dat ik je gedurende het onderzoek een ruime onkostenvergoeding zal geven.'

'Dat,' zei Milton, 'trekt me geweldig aan. Steek maar van wal.'

Hij nam de sigaar aan die Eric hem aanbood en leunde mei zijn ellebogen op het tafeltje terwijl de ander, na enig aarzelen begon:

'Mijn moeder heeft mijn vader na een verschrikkelijke ruzie verlaten, ik was nog een jongen. Ik heb nooit kunnen achterhalen wat de oorzaak van die ruzie geweest is; alleen heeft mijn vader in zijn drift een verschrikkelijke beschuldiging tegen haar geuit en dat heeft hij tot zijn laatste dag betreurd.'

Weer aarzelde hij.

'Ik vertrouw erop,' zei hij, 'dat we niet alleen als mannen van de wereld kunnen praten, maar ook als vrienden.' Sands knikte.

'Je kunt me vertrouwen,' zei hij. 'Wat het resultaat van dit; gesprek ook zal zijn, ik zal tegen niemand herhalen wat je me vertelt.'

Eric glimlachte enigszins droevig.

'Jammer genoeg,' zei hij, 'is het niet nodig je dat op het hart te drukken, want het verhaal is overal bekend, alleen ikzelf heb het nog nooit eerder verteld. De beschuldiging van mijn vader tegen mijn moeder was grof; hij insinueerde dat mijn zusje niet zijn kind was. Mijn moeder deed dan ook het enige wat een vrouw in die omstandigheden kan doen: ze verliet hem onmiddellijk en nam het kind mee en sinds die dag heeft niemand haar meer gezien.' Zijn stem trilde enigszins.

'Alles wat we weten,' vervolgde hij, 'is dat ze enige jaren geleden gestorven is, lang nadat mijn vader gestorven was.! Mijn zuster leeft nog, maar waarschijnlijk heeft mijn moeder haar op het hart gedrukt nooit te reageren op advertenties, zo ook niet op de onze die we regelmatig in de kranten hebben geplaatst. Ik zou graag hebben dat jij haar voor me vindt.'

Heeft je vader ooit zekerheid gekregen omtrent zijn verdenkingen?'

'Ja,' zei de jonge man met zachte stem, 'hij ontdekte dat hij het slachtoffer was geweest van een bijzonder lage grap. De man die hij verdacht was lord Chanderson; je kent zijn naam waarschijnlijk, een van de meest bekende mannen bij je wedrennen, bestuurslid van de Jockey Club en een heer van onberispelijke reputatie. Hij en mijn moeder waren goede vrienden. Het bewijs waarop mijn vader zijn afschuwelijke vergissing baseerde, was het gastenboek van een hotel in Parijs, waarin de namen van mijn moeder en van lord Chanderson voorkwamen. In werkelijkheid logeerde mijn moeder wel in het hotel, maar lord Chanderson was op dat moment in Rusland; hij was aan onze ambassade verbonden als kanselier of iets dergelijks. Iemand had de naam van Chanderson ten onrechte gebruikt en als zodanig in het gastenboek van dat hotel ingeschreven. Dat is het hele verhaal, dat voor mij zeer pijnlijk is, zoals je je wel zult kunnen voorstellen.'

'Wat voor gegevens heb je om vanuit te gaan?'

'Helemaal niets,' antwoordde Eric, 'Ik weet niet hoeveel mensen ik wel in dienst heb gehad om te trachten mijn zusters verblijfplaats te ontdekken. De krant waarin het overlijden van mijn moeder werd vermeld, kon me niets anders mededelen dan dat ze een brief hadden ontvangen die het nieuws bevatte en waarbij een cheque was ingesloten. Uit het feit dat de cheque bijna twee jaar voor mijn moeders dood was gedateerd en dus niet meer geldig, maakten we op dat ze de bekendmaking van haar dood zelf had opgesteld om de wereld te laten weten dat ze zich had teruggetrokken uit een leven- dat gevuld was geweest met bittere herinneringen. Het is niet aan mij om mijn vader te veroordelen,' vervolgde hij. 'Ik zou hem geen bitterder verwijten kunnen maken, dan hij zichzelf al deed. Het is een verschrikkelijke tragedie en ik kan het ook nooit vergeten.'

'Er is inderdaad erg weinig houvast,' zei Sands nadenkend, 'maar ik zal de zaak eens goed overdenken en zo gauw je weer in de stad bent zal ik je komen opzoeken zodat we alle eventuele vragen kunnen doornemen. We kunnen dan tegelijk de zakelijke kant van onze afspraak regelen.' Met een handdruk namen ze afscheid. De auto van Eric Stanton was aan het station, maar de ander wees het aanbod van een lift af. Na zijn bagage te hebben gepakt riep hij een taxi aan en liet zich in westelijke richting rijden.