11 Graaf Collinni

 

Zoals motten door het licht worden aangetrokken, zo wordt sir George Frodmere in al zijn doen en laten beïnvloed door geld. Grote sommen, bij voorkeur in gemakkelijk verkrijgbare vorm, interesseerden hem in de eerste plaats en onmiddellijk daarop volgde een intense belangstelling voor de bezitters van dat geld. Aan bepaald geld was gemakkelijk te komen, aan ander geld moeilijk. Hij interesseerde zich niet voor geld dat werd bewaakt door dikke, achterdochtige bankdirecteuren. Er waren nog genoeg andere mogelijkheden. Jongemannen met erfenissen; oudere mannen die plotseling rijk waren geworden door een lacune op de beurs; al dat gemakkelijke geld dat voor het oprapen lag en dat door een geslepen vakman ingepikt kon worden zonder dat de eigenaar het door had, dat was het soort rijkdom dat hij graag onder zijn vrienden aantrof. Sir George Frodmere bezat een landgoed in Cornwall. Een groot tuis, waar het personeel onder leiding stond van een uitstekende butler, Gillespie, een eerlijke maar zure man, die al in de dienst was van de vader van sir George. Maar daarnaast had hij bijna geen geld. De pachters brachten iets op, maar veel te weinig om te voldoen aan de eisen van de baronet. Hij had nooit geld gehad; zijn vader had in dezelfde omstandigheden verkeerd, deze man leidde een eenvoudig en zuinig leven. Daardoor had de oude sir James, met een klein jaargeld van een oudtante, de eindjes aan elkaar kunnen knopen, en als dat eens niet helemaal lukte had hij het tekort aangevuld door een verstandige verkoop van bomen.

Sir George, zijn zoon, verlangde echter naar een luxer leven en was niet zuinig. Wat hij in Oxford geleerd had, kwam hem goed van pas bij zijn baronet image, maar verder had hij de verkwistende smaak van een rijk geworden snob en de eerzucht van een jockey - hij wilde geld maken in grote hoeveelheden zonder zich de kritiek van de autoriteiten op de hals te halen. Zo legde sir George zijn leven langs vele hobbelige zijwegen af, met de ogen wijd open voor elke kans. En nooit had zich een betere en aanlokkelijker kans voorgedaan dan toen graaf Collinni binnen zijn gezichtskring kwam.

Een tussenpersoon van sir George schreef de baronet: 'Ik heb juist aan Collinni een introductiebrief voor u gegeven. Hij noemt zichzelf een buitenlandse graaf, maar naar zijn spraak te oordelen is hij een Cockney van laag allooi -of, wat ik eigenlijk vermoed, een sujet uit Australië. Hoe dan ook, een maand geleden liet hij de bank in Monte Carlo springen, en dat niet alleen, maar hij heeft ook nog een berg geld gewonnen met baccarat in een nachtclub. Ik heb hem wat afgezet, maar niet veel; hij is verduiveld wantrouwig. U zult misschien meer succes hebben, want hij wil in Londen de grote heer uithangen. Stuur me maar een kleinigheid als u hem te pakken kunt nemen. Tussen twee haakjes, hij praat voortdurend over John President en ondanks al zijn opschepperij schijnt hij toch wel bang voor de oude man te zijn. Misschien kunt u hier uw voordeel mee doen.'

-

Sir George had niet veel zin Pennwaring te verlaten voordat hij de resultaten had vernomen van bepaalde experimenten waar Bud Kitson mee bezig was, maar toen, ongeveer gelijktijdig met de brief van zijn tussenpersoon er ook een slecht geschreven epistel vol spelfouten kwam van de rijke graaf Collinni, verzonden uit het meest exclusieve hotel van Londen, aarzelde de baronet niet.

Hij reisde snel naar Londen en trof de graaf aan in hemdsmouwen en op zijn sokken, terwijl hij bezig was nieuwe veters te rijgen in een paar wandelschoenen.

'Je kunt die bedienden niets toevertrouwen,' zei de man met het magere gezicht. Hij zag er grauw en afgemat uit en had een hard, onaantrekkelijk gezicht. Hij liet de schoenen vallen toen sir George werd aangediend, veegde zijn handen aan zijn broek af en gaf de baronet een slappe handdruk.

'Het doet me genoegen u te ontmoeten, graaf,' zei sir George.

'Luister eens,' viel de ander hem cru in de rede, 'laten we die flauwekul maar achterwege laten. John Pentridge is mijn naam. U heeft vast wel van me gehoord.'

Sir George had inderdaad van hem gehoord, maar hij had geen verband gelegd tussen de verkoper van de kostbare formule en de man wiens succes te Monte Carlo niet alleen zijn aandacht had getrokken, maar die van elke krantenlezer in Engeland.

'Graaf was goed voor Monte Carlo,' ging de man verder, 'en ik moest wel een andere naam aannemen om in het Casino te komen, want de laatste keer dat ik er geweest was, hadden ze me eruit geschopt. Dat risico wilde ik niet opnieuw lopen en dus noemde ik mezelf Collinni, goed voor tweehonderdduizend pond.

'Zodat u waardig Collinni kunt zijn,' zei sir George hartelijk,

terwijl hij met oprechte welwillendheid aan zoveel geld dacht. 'En vertelt u me nu eens wat ik voor u kan doen.'

'Ik zou het op prijs stellen als u me in de betere kringen zou willen introduceren. Alle onkosten zijn natuurlijk voor mijn rekening,' zei de ander. 'U kunt het misschien doen voorkomen alsof ik een goede oude vriend van u ben, ingeval we ooit de oude John President tegen het lijf lopen - snapt u wat ik bedoel?'

Sir George begreep het maar al te goed.

'Breng me ergens waar ik wat kan gokken,' ging de graaf verder. 'Een aardige, beschaafde gelegenheid, waar ik niet te veel geld kan verliezen.'

'Dat,' zei de ander gretig, 'zal ik graag doen. Wilt u niet bij me komen logeren? Ik heb een groot landhuis, en ik zou het prettig vinden als u mijn vrienden leerde kennen - een van hen is op het ogenblik in de stad,' voegde hij er aan toe, terwijl hij bedacht dat Toady zich op die manier tenminste ook eens verdienstelijk zou kunnen maken.

'Ik dacht erover vandaag naar Sandown te gaan,' zei Pentridge twijfelend.

'Ik heb een vriend die u goed daarheen kan vergezellen,' zei sir George vol enthousiasme. 'Hij kent iedereen - de favorieten en bookmakers, ik zal hem eens opbellen.'

Gelukkig was Toady in zijn flat, waar hij toezicht hield op het inpakken van zijn inboedel voor zijn verhuizing naar Cornwall. Hij had de verhuizing geheim gehouden, want hij wilde vermijden dat zijn jonge begunstiger zich aan hem zou ergeren. Eric Stanton wantrouwde sir George hartgrondig, en dit wantrouwen was oorzaak van een verwijdering tussen Toady en de man die zijn jaarlijks inkomen vertegenwoordigde. Want behalve dat hij Toady geld had gegeven na de dood van zijn vader, vertrouwde Eric hem ook geregeld geld toe om in te zetten op paarden. Wilton voerde de opdrachten die hij kreeg niet altijd uit en vele malen kwam het geld dat uit gevoelsoverwegingen door Eric was bestemd om op zijn paarden te wedden, niet verder dan Toady's bankrekening.

Toady haastte zich na het telefoontje per taxi naar het Laridge Hotel. Ook bij hem was de zin voor geld sterk ontwikkeld en John Pentridge vond op slag een vriend en gids in de nieuw aangekomene.

'Houd hem in het oog,' fluisterde sir George.

'Vertrouw mij maar,' antwoordde de ander even zacht.

John Pentridge was best in staat op zich zelf te passen, maar voorlopig had hij er niets op tegen om zich niet alleen toe te vertrouwen aan zijn nieuwe mentor, maar hem ook ongevraagd zijn geheimen te vertellen. Op weg naar Sandown hoorde Toady Wilton heel wat nieuws, vooral aangaande John President.