18

Ze belde hem de volgende ochtend op zijn hotelkamer. Vanuit een telefooncel, met Sonia op haar arm.

‘Vijfhonderd rand,’ zo maakte ze zichzelf bekend, met een vlakke stem die moest verhullen hoe zenuwachtig ze was.

Het kostte hem slechts luttele seconden om het verband te leggen en hij zei: ‘Kun je om zes uur hier zijn?’

‘Ja.’

‘Kamer 1036, de Holiday Inn tegenover de ingang van The Waterfront.’

‘Zes uur,’ zei ze.

‘Hoe heet je?’

Het was alsof haar hart stilstond. Ze wilde haar eigen naam niet noemen, maar ze kon ook geen andere naam bedenken. Ze wilde niet te lang aarzelen, want dan zou hij weten dat het een verzinsel was – ze zei het eerste wat in haar op kwam.

‘Bibi.’

Later zou ze zich afvragen: waarom juist die naam? Betekende het iets, was er een of andere psychologische connotatie mee verbonden, een leidraad om zichzelf beter te begrijpen? Van Christine naar Bibi. Een sprong, een nieuwe identiteit, een nieuwe creatie. Het was een geboorte, in zekere zin. Het was ook een muur. Eerst dun, als papier, doorzichtig, breekbaar. Eerst.

 

‘Ik heb het me al vaak afgevraagd,’ zegt ze, want ze wil het verhaal deze keer goed vertellen.

‘Het geld was belangrijk. Zoals wanneer je meedoet met de lotto en je gaat bedenken wat je allemaal met de jackpot gaat doen. Je geeft het uit aan jezelf, aan je kind en jezelf. Verstandige aankopen, je smijt het niet over de balk. Jij wordt geen slechte rijke. Daarom ga je winnen. Want ze zijn het aan je verschuldigd. Je verdient het.

Maar het geld was niet het belangrijkste. Er was iets anders, iets wat al sinds mijn schooltijd meespeelde. Toen ik naar bed ging met die vriend van mijn vader. En die leraar. Hoe ik me toen voelde. Ik had ze in mijn macht, maar ik had mezelf niet in mijn macht. Ik weet niet hoe ik het zeggen moet. Ik was niet ín mezelf. En toch ook weer wel.’

Dit zijn niet de goede woorden, denkt ze, en ze maakt met haar handen een gebaar van frustratie. De dominee reageert niet, blijft afwachtend zitten, misschien vastgenageld.

Ze sluit haar ogen in concentratie en zegt: ‘Het makkelijke is de macht. Op een middag, toen ik naar huis liep, kreeg ik van oom Sarel, een vriend van mijn vader, een lift aangeboden. Toen ik het portier van zijn auto dichttrok en naar hem keek, toen zag ik al dat hij me wilde hebben. En toen vroeg ik me af wat hij zou zeggen, wat hij zou doen? Hij hield het stuur met beide handen stijf vast, want hij zat te trillen en hij wilde niet dat ik het doorhad. Toen voelde ik hoe sterk ik was. En ik speelde met hem. Hij zei dat hij met me wilde praten, even maar, konden we een stukje rijden? Hij was te bang om me aan te kijken, ik zag dat hij doodsbenauwd was en ik voelde me onwijs cool en ik zei: “Hè ja, leuk.” Ik acteerde, ik speelde dat ik onschuldig was, dat is wat hij wilde. En hij praatte maar, een hoop onzin, hij bleef maar praten en hij stopte bij de rivier en ik ging door met mijn act en hij vertelde me dat ik hem allang was opgevallen en dat hij me sexy vond, maar hij respecteerde me en toen legde ik mijn hand op zijn pik en ik keek naar zijn gezicht en zijn ogen en zijn mond begonnen zo vreemd te doen en dáárvan werd ik... opgewonden.

En het was lekker om te weten dat ze me wilden hebben, het was lekker om te zien hoe graag hij me wilde, het geeft je het gevoel dat je gewénst bent, je vader denkt dat je niets bent, maar zij denken daar anders over. Grote mensen die denken dat jij fantastisch bent.

Maar toen hij met me vree, toen was het alsof ik niet in mijn lichaam was. Het is iemand anders, ik sta ernaast, ik kan alles voelen, ik kan zijn pik voelen en zijn lijf en alles, maar ik sta erbuiten. En ik kijk naar die man en dat meisje en ik denk: wat doet ze – ze zal pijn gaan voelen. Maar ook dat is oké.

Dat was het vreemdste van alles, dat pijn voelen oké is.’

 

Ze had iemand gevonden om haar die avond bij Trawlers te vervangen. Ze bracht de dag met Sonia door, fietste langs de zee naar het zwembad in Seepunt, en langzaam terug. Ze dacht na over wat ze zou aantrekken en er was iets van afwachting in haar en dat oude gevoel buiten zichzelf te staan, het vage bewustzijn van pijn voelen en de eigenaardige bevrediging daarin.

Ze bracht haar dochter tegen vier uur naar de oppas. Ze bleef lang in bad liggen, waste en föhnde haar haar, trok een string, het gebloemde coltruitje, een spijkerbroek en sandalen aan en nam tegen halfzes haar fiets, zodat ze rustig kon rijden, want ze wilde niet natgezweet en buiten adem bij het hotel aankomen. Het lijkt wel een afspraakje, dacht ze. En terwijl ze tussen het spitsverkeer in de Kloofstraat door slalomde, zag ze hoe de mannen in hun auto’s hun hoofden omdraaiden. Ze glimlachte bij zichzelf, want niet een van hen wist wat ze was en waar ze heen ging. Hier komt de hoer op de fiets.

Het was niet zo erg.

Hij was een gewone kerel. Hij had geen vreemde verzoeken. Hij ontving haar met bijna overdreven hoffelijkheid en praatte met haar op fluistertoon. Hij wilde dat ze hem streelde, hem aanraakte en bij hem kwam liggen. Maar eerst moest ze zich uitkleden en hij had gesidderd en gezegd: ‘God, wat een lichaam heb jij,’ en hij had zijn vingerpunten langzaam over haar kuiten, haar dijen en haar buik laten gaan. Hij had haar borsten gezoend en aan haar tepels gesabbeld. En toen de seks. Hij had zijn orgasme snel en kreunend en met dichtgeknepen ogen bereikt, hij was boven op haar blijven liggen en had gevraagd: ‘Hoe was het voor jou?’ Ze had gezegd dat het fantastisch was, want dat was wat hij wilde horen.

En toen ze om 19.20 uur met haar fiets de lange hellingen weer op reed, bedacht ze met een zekere deernis dat wat hij eigenlijk wilde, was met haar praten. Over zijn werk, zijn huwelijk, over zijn kinderen. Wat hij eigenlijk wilde, was de eenzaamheid van die vier hotelkamermuren verdrijven. Wat hij eigenlijk wilde, was een luisterend oor.

Later, toen het haar beroep was geworden, zou ze zich realiseren dat de meesten van hen zo waren. Ze betaalden om een uur lang weer iemand te zijn.

Maar die avond kon ze er alleen maar aan denken dat ze geluk had gehad, want hij had ook een hufter kunnen zijn. En in haar appartement, toen Sonia sliep, had ze de vijf nieuwe briefjes van honderd rand uit haar portemonnee gehaald en voor zich uitgespreid. Bijna een week werk bij Trawlers. Als ze er één per dag kon doen, niet meer dan vijf dagen per week. Tienduizend rand per maand. Als ze alle rekeningen betaald had, zou er zevenduizend overblijven om uit te geven. Zevenduizend rand.

Drie dagen later kocht ze een mobiele telefoon en zette ze een advertentie in de Snuffelgids van Die Burger. Ze had de andere onder het kopje Volwasse Dienste eerst zorgvuldig bestudeerd voor ze haar eigen bewoording had gekozen: ‘Bibi. Nieuw en fris. 22-jarige blondine met een droomlijf. Genot gewaarborgd, alleen voor top-zakenmannen.’ En het nummer.

Hij was op een maandag voor het eerst verschenen. Haar telefoon was net na negen uur overgegaan. Ze had hem doelbewust niet onmiddellijk opgenomen. En toen, met een rustige stem: ‘Hallo.’

Hij had geen hotelkamer. Hij wilde naar haar toe komen. Ze zei nee, ze deed alleen escort. Hij klonk teleurgesteld. En voor de telefoon weer luidde, dacht ze: waarom niet? Maar er waren te veel redenen. Dit was het huis van haar en Sonia – waar zij, Christine, veilig was. Veilig, het adres dat alleen zij kende. Zo zou ze het houden.

Er ontwikkelde zich een patroon. Als ze ’s ochtends belden, waren het mannen uit de omgeving die bij haar langs wilden komen. ’s Middags en ’s avonds was het hotelwerk. De eerste week verdiende ze tweeduizend, want ze nam maar één telefoontje per avond aan en zette de telefoon dan uit – en donderdagavond was Sonia niet lekker geweest en had ze besloten om niet te werken. In de tweede week besloot ze er twee per dag te doen, één ’s middags, één ’s avonds. Zo erg zou dat niet zijn, het gaf haar tijd om flink in bad te gaan, weer parfum op te doen... Het kon haar inkomsten verdubbelen, het kon compenseren voor de avonden dat er geen klanten waren.

Klanten. Dat was niet haar woord. Ze had op een middag een telefoontje gehad, een vrouwenstem. Vanessa. ‘We zitten in hetzelfde vak. Ik heb je advertentie gezien. Heb je zin om koffie te gaan drinken?’

Dat was haar inlijving in wat Vanessa, echte naam Truida, de vdkh noemde: de Vereniging van Dure Kaapse Hoeren. ‘Net zoiets als de Bond van Plattelandsvrouwen, we openen alleen niet met schriftlezing en gebed.’ Vanessa was die ene achter ‘Jonge roodharige studente, noordelijke voorsteden. Leer me hoe. Upmarket en exclusief.’

In een koffiebar in het voetgangersdeel van de Kerkstraat vertelde ze haar levensverhaal, een vrouw met een scherp gezicht en een gave huid, een litteken op haar kin en rode haren uit een dure fles. Ze kwam uit Ermelo. Ze wilde graag aan de benauwenis van haar geboortedorp en het burgerlijke leven van haar ouders ontsnappen. Ze had een jaar lang een secretaresse-opleiding gevolgd bij een Technikon in Johannesburg en ze had een baan gevonden bij een onderhoudsbedrijf voor luchtcompressors in Midrand. Ze raakte verliefd op een jonge Zweed die ze in een discotheek in Sandton had ontmoet. Karl. De man met het onbegrensde libido. Ze hadden soms hele weekeinden in bed doorgebracht. Ze was verslaafd aan hem geraakt, aan de orgasmen, intens en veelvuldig, aan de constante prikkeling, de geweldige energie. Ze wilde hem, tegen elke prijs, blijven bevredigen, al vergde dat elke week een beetje meer, een stapje verder het onbekende in. Zoals de kikker die zich levend laat koken als de temperatuur van het water maar langzaam genoeg wordt opgevoerd. Ze was gehypnotiseerd door zijn lichaam, zijn penis, zijn wereldwijsheid. Drank, speelgoed, ecstasy, rollenspel. Toen belde hij op een zaterdagavond een prostituee zodat ze met z’n drieën konden zijn. En een maand later nam hij haar voor het eerst mee naar een bordeel, een groot, mooi huis op een landgoed in Bryanston. Ze besefte slechts vaag dat hij hier geen onbekende was. De eerste week moest ze toekijken hoe hij twee van hen neukte, de tweede week moest ze meedoen – vier lijven die friemelden als ­slangen – en ten slotte wilde hij toekijken terwijl zij met twee mannelijke klanten seks had in een grote slaapkamer met een hemelbed.

Toen ze bij die plek in Bryanston voor het eerst hoorde wat de meisjes verdienden, lachte ze vol ongeloof. Zes weken nadat Karl haar in de steek gelaten had, reed ze erheen en zei dat ze werk zocht. Omdat ze hoopte dat ze hem daar zou zien, omdat ze het geld wilde, omdat ze zo verloren was. Maar niet verloren genoeg om blind te zijn voor hoe het er daarbinnen aan toe ging. Te veel van de meisjes onderhielden mannen, mannen die ze sloegen, die elke zondag hun geld afpakten om er drank of drugs mee te kopen. Te veel waren er zelf afhankelijk van het bijkomende voordeel van cocaïne, soms heroïne, die volop beschikbaar was. En de club hield de helft van alle inkomsten in. Toen ze Karl uit haar hoofd had gezet, was ze naar de Kaap gekomen, alleen, ervaren en doelgericht.

‘De kunst is om te sparen, want je wilt niet over tien jaar net als die vijftigrandhoeren op straat staan en hopen dat iemand snel gepijpt wil worden. Blijf van de drugs af en spaar. Ga met pensioen als je dertig bent.’

En: ‘Weet je dat je zijn naam moet vragen?’

‘Nee.’

‘Als ze bellen, vraag dan met wie je spreekt. Vraag een naam.’

‘Wat maakt dat uit? De meesten liegen.’

‘Als ze liegen, is dat goed nieuws. Alleen getrouwde mannen liegen. En ik heb nog nooit problemen met een getrouwde vent gehad. Het zijn die kerels die geen vrouw kunnen krijgen voor wie je moet oppassen. De grote truc is om de naam die hij noemt, te gebruiken terwijl je met hem praat. Keer op keer. Zo verkoop je jezelf via de telefoon. Denk eraan, hij is nog bezig de markt te verkennen, want er zijn heel wat advertenties en heel wat mogelijkheden en hij kan die vijfhonderd rand niet van zijn ziekenfonds terugvragen. Noem zijn naam, ook al is het een valse. Daarmee zeg je dat je hem gelooft, hem vertrouwt. Dat hij voor jou belangrijk is. Het streelt zijn ego, het geeft hem het gevoel dat hij bijzonder is. En dat is de reden dat hij belt. Zodat iemand hem bijzonder kan laten voelen.’

‘Waarom geef je mij al die tips?’

‘Waarom niet?’

‘Zijn we niet een soort concurrenten van elkaar?’

‘Lieve schat, het draait allemaal om vraag en aanbod. De vraag van behoeftige mannen is onbeperkt in deze stad, maar het aanbod van hoeren die echt vijfhonderd rand waard zijn... Bah, je zou sommigen eens moeten zien. En die kerels merken dat heus wel.’

En: ‘Zoek een aparte plek om te werken. Je wil geen klanten die jou thuis komen lastigvallen. Dat doen ze, ze komen stomdronken op een zaterdagavond zonder afspraak aan je deur en huilen: “I love you, I love you.”’

En: ‘Ik heb al eens een maand van vijfenvijftigduizend gehad, shit, ik kreeg mijn benen geen moment bij elkaar, het was een beetje erg. Maar als je continu drie kerels per dag kunt doen, verdien je in een goeie maand makkelijk dertigduizend, belastingvrij. Je moet zeilen als de wind waait, want sommige maanden zijn stil. December is fantastisch. Adverteer ook in de ­Argus, dan weten de toeristen je te vinden. En bij Sextrader op internet. En als de beller praat met een accent, vraag je zeshonderd.’

En: ‘Het is de schuld van hun vrouwen. Ze zeggen allemaal hetzelfde. Mammie wil niet meer vrijen. Mammie wil me niet pijpen, wil geen nieuwe standjes proberen. Wij zijn therapeuten, echt waar, ik zie toch hoe ze binnenkomen en hoe ze weggaan.’

Vanessa vertelde haar over de andere leden van de vdkh – Afrikaans en Engels, blank, bruin, zwart, een klein, teer vrouwtje uit Thailand. Christine had er hooguit drie of vier ontmoet, met een paar andere via de telefoon gesproken, want ze had niet veel zin om betrokken te raken – ze wilde haar afstand, haar anonimiteit behouden. Maar sommige adviezen volgde ze op. Ze huurde een kamer bij het Garden Centre en stelde haar doelstellingen bij. Het geld stroomde binnen.

Haar dagen en weken begonnen structuur te krijgen. De ochtenden waren voor Sonia, net als de weekeinden, behalve die paar keer dat ze was geboekt voor een weekeinde op een jacht, maar dan was het geld de moeite waard. Ze werkte van twaalf uur ’s middags tot negen uur ’s avonds en haalde dan haar dochter op bij de oppasmoeder die dacht dat ze verpleegster was.

En elke derde maand belde ze haar moeder.

Ze had een auto gekocht, contant, een blauwe Volkswagen Citi Golf uit 1998. Ze waren verhuisd naar een groter appartement, een ruime tweekamerflat in hetzelfde gebouw. Ze had hem stukje bij beetje gemeubileerd, als een legpuzzel. Ook sateliettelevisie, een automatische wasmachine en een magnetron. Een mountainbike van zesduizend rand omdat de verkoper haar van top tot teen had opgenomen en haar toen de modellen van zevenhonderdnegenennegentig rand had laten zien.

Een jaar nadat ze de eerste advertentie had geplaatst ging ze met Sonia twee weken op vakantie in Knysna. Op de terugweg stopte ze bij een verkeerslicht in het dorp en keek naar het bord dat aangaf dat links Kaapstad lag en rechts Port Elizabeth. Op dat moment wilde ze rechts afslaan, ze wilde ergens anders heen, een nieuwe stad, een nieuw leven.

Een gewoon leven.

Haar vaste klanten hadden haar gemist. Er stonden heel wat berichten op haar voicemail toen ze haar mobiel voor het eerst weer aanzette.

Ze was bijna twee jaar in de Kaap toen ze op een dag weer eens naar huis belde. Haar moeder huilde toen ze haar dochters stem hoorde. ‘Je vader is al drie weken dood.’

Het huilen, kon ze horen, was niet alleen om het verlies. Er klonk ook verwijt in door. Verwijt dat zei dat Christine de schuld was van zijn hartaanval. Verwijt dat haar moeder dit alles alleen moest doormaken. Dat ze niemand had gehad om op te steunen. Desondanks was de emotie die ze voelde, verrassend scherp en diep, zodat ze reageerde met een uitroep vol pijn.

‘Waarom dat geluid?’ vroeg haar moeder.

Ze wist het zelf niet. Ze voelde verlies en schuld en zelfmedelijden en berouw, maar het was het verlies dat haar verstomde. Omdat ze hem zo had gehaat. Ze begon te huilen en ze zou pas later alle redenen daarvoor uitpluizen: over haar afwezigheid, over haar schuld. Over haar moeders alleen-zijn en haar plotselinge vrijheid. Over het definitieve verlies van haar vaders goedkeuring. Over het eerste besef dat de dood ook op háár wachtte.

Maar ze kon niet begrijpen waarom het eerste wat ze zei, over Sonia ging. ‘Ik heb een kind, mama.’

Het was er zomaar uit gekomen, als een dier dat eindeloos op de loer heeft gelegen voor de deur van zijn hok.

Het duurde lang voor haar moeder antwoord gaf, lang genoeg om haar te laten wensen dat ze het nooit gezegd had. Maar haar moeders reactie was anders dan ze verwacht had: ‘Wat is zijn naam?’

‘Háár naam, mam. Haar naam is Sonia.’

‘Is ze twee jaar oud?’ Want haar moeder was niet op haar achterhoofd gevallen.

‘Ja.’

‘Mijn arme, arme kind.’ En toen huilden ze samen, om alles. Maar toen haar moeder later vroeg: ‘Wanneer kan ik mijn kleinkind zien? Met Kerstmis?’ was ze ontwijkend. ‘Ik werk met Kerstmis, mam. Misschien in het nieuwe jaar.’

‘Ik kan langskomen. Ik kan oppassen terwijl jij werkt.’ Ze hoorde de wanhoop in haar moeders stem, een vrouw die iets goeds en moois in haar leven nodig had na zó veel jaren vol problemen. En ze wilde het haar moeder geven, op dat moment. Ze wilde zo graag haar schuld vereffenen, maar er was nog altijd een geheim dat ze niet kon delen.

‘We komen langs, mam. In januari, dat beloof ik je.’

Die dag werkte ze niet.

Die avond, nadat Sonia in slaap was gevallen, sneed ze zichzelf voor het eerst. Ze wist niet waarom ze het deed. Misschien om haar vader. Ze zocht in de badkamer, maar kon niets vinden. Toen ging ze naar de keuken. In een la zag ze het mes liggen dat ze gebruikte om groente schoon te maken. Ze pakte het en ging in de kleine woonkamer zitten, ze liet haar ogen over haar lichaam glijden en wist dat ze niet kon snijden waar het te zien zou zijn – niet in háár beroep. Toen koos ze haar voet. De onderkant, het stuk tussen de bal van haar voet en haar hiel. Ze stak het mes erin en trok het terug. Toen het bloed begon te vloeien, schrok ze, ze hinkte naar de badkamer en hield de voet boven het bad. Voelde de pijn. Keek naar de druppels die langs de rand van het bad naar beneden liepen.

Later boende ze het bloedspoor weg. Voelde de pijn onder haar voet. Weigerde om erover na te denken. Wist dat ze het opnieuw zou doen.

Ook de volgende dag werkte ze niet. Het was begin december, bonusmaand. Ze wilde niet meer. Ze wilde een leven waarin ze tegen haar dochter kon zeggen: ‘Oma Martie komt logeren.’ Ze had genoeg van de leugens, tegen de oppasmoeders, of tegen andere moeders bij de crèche. Ze had genoeg van haar klanten en hun zielige behoeften, hun afhankelijkheid. Ze wilde ‘ja’ kunnen zeggen als er bij de McDonald’s weer eens een hoffelijke, aantrekkelijke man bij hun tafeltje kwam staan die vroeg of hij voor Sonia en haar een ijsje mocht kopen. Al was het maar één keer.

Maar het was vakantiemaand, de maand van het grote geld.

Ze had een schikking met zichzelf getroffen. Ze zou in december werken, zoveel ze kon. Zodat ze het zich kon permitteren om in januari bij haar moeder in Upington te gaan logeren. En als ze terugkwamen, zou ze ander werk zoeken.

Ze kwam al haar beloftes na. Martie van Rooyen ging tijdens die twee weken in Upington op in haar kleindochter. En ze voelde iets van haar dochters bestaan aan. ‘Je bent anders, Christine. Hard.’

Ze loog tegen haar moeder over haar werk, zei dat ze van alles en nog wat deed, hier en daar. Ze sneed zich in haar moeders badkamer in haar andere voet. Die keer vertelde het bloed haar dat ze moest ophouden. Met alles.

De volgende dag zei ze tegen haar moeder dat ze hoopte in het nieuwe jaar een vaste baan te krijgen. En die kreeg ze ook.

Ze werd aangenomen als vertegenwoordigster bij een klein bedrijfje dat uit zeewierextract medicinale gezichtscrèmes vervaardigde. Ze moest apotheken in de binnenstad en in de zuidelijke voorsteden bezoeken. Ze hield het twee maanden vol. De eerste terugslag kwam toen ze bij een Link-apotheek in Noordhoek binnenstapte en in de apotheker één van haar voormalige klanten herkende. De tweede was toen haar nieuwe baas zijn hand op haar been legde toen ze met zijn auto onderweg waren. Wat de doorslag gaf, was haar salarisstrookje aan het einde van de maand. Bruto inkomen: negenduizend en nog wat. Netto inkomen: zesduizendvierhonderd rand, inclusief commissie, na aftrek van belasting en werkloosheidsverzekering en wie weet wat nog meer.

Toen begon ze opnieuw na te denken. Ze was eenentwintig jaar oud. Ze had als escort gemiddeld meer dan dertigduizend rand per maand verdiend, waarvan ze elke maand twintigduizend had gespaard. Nadat ze de auto had gekocht en andere grotere uitgaven had gedaan had ze nog steeds bijna tweehonderdduizend op de bank. Als ze nog vier jaar werkte... tot Sonia naar school ging. Maar vier jaar. Twee-, tweehonderdvijftig mille per jaar sparen, misschien meer. Dan kon ze zich een gewone baan permitteren. Maar vier jaar.

Het was bíjna gelukt. Maar toen pakte ze op een dag haar mobiel op en Carlos Sangrenegra zei: ‘Conchita?’

Duivelspiek
x9789044965339.html1.xhtml
x9789044965339.html2.xhtml
x9789044965339.html3.xhtml
x9789044965339.html4.xhtml
x9789044965339.html5.xhtml
x9789044965339.html6.xhtml
x9789044965339.html7.xhtml
x9789044965339.html8.xhtml
x9789044965339.html9.xhtml
x9789044965339.html10.xhtml
x9789044965339.html11.xhtml
x9789044965339.html12.xhtml
x9789044965339.html13.xhtml
x9789044965339.html14.xhtml
x9789044965339.html15.xhtml
x9789044965339.html16.xhtml
x9789044965339.html17.xhtml
x9789044965339.html18.xhtml
x9789044965339.html19.xhtml
x9789044965339.html20.xhtml
x9789044965339.html21.xhtml
x9789044965339.html22.xhtml
x9789044965339.html23.xhtml
x9789044965339.html24.xhtml
x9789044965339.html25.xhtml
x9789044965339.html26.xhtml
x9789044965339.html27.xhtml
x9789044965339.html28.xhtml
x9789044965339.html29.xhtml
x9789044965339.html30.xhtml
x9789044965339.html31.xhtml
x9789044965339.html32.xhtml
x9789044965339.html33.xhtml
x9789044965339.html34.xhtml
x9789044965339.html35.xhtml
x9789044965339.html36.xhtml
x9789044965339.html37.xhtml
x9789044965339.html38.xhtml
x9789044965339.html39.xhtml
x9789044965339.html40.xhtml
x9789044965339.html41.xhtml
x9789044965339.html42.xhtml
x9789044965339.html43.xhtml
x9789044965339.html44.xhtml
x9789044965339.html45.xhtml
x9789044965339.html46.xhtml
x9789044965339.html47.xhtml
x9789044965339.html48.xhtml
x9789044965339.html49.xhtml
x9789044965339.html50.xhtml
x9789044965339.html51.xhtml
x9789044965339.html52.xhtml
x9789044965339.html53.xhtml
x9789044965339.html54.xhtml
x9789044965339.html55.xhtml
x9789044965339.html56.xhtml
x9789044965339.html57.xhtml
x9789044965339.html58.xhtml
x9789044965339.html59.xhtml
x9789044965339.html60.xhtml
x9789044965339.html61.xhtml